Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland houdende regels omtrent re-integratie (Beleidsregels re-integratie Opsterland 2019)

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Opsterland;

 

gelezen de:

 

Participatiewet;

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

Algemene wet bestuursrecht;

Re-integratieverordening Opsterland 2018;

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregels re-integratie Opsterland 2019

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      doelgroep loonkostensubsidie: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, alsmede personen als bedoeld in artikel 10d, tweede lid;

    • b.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

    • c.

      niet-uitkeringsgerechtigde: niet-uitkeringsgerechtigde, persoon als bedoeld in de wet, artikel 6, lid 1 onder a.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de Participatiewet alsmede van de verordening Participatiewet 2018 zijn op deze beleidsregels van toepassing, tenzij daarvan in de begripsbepalingen uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2. Opdracht college

De verordening Participatiewet is voor dit artikel leidend. Voor de doelgroep niet-uitkeringsgerechtigden en doelgroep loonkostensubsidie gelden de volgende aanvullingen:

  • 1.

    Om voor ondersteuning in aanmerking te komen, geldt voor niet-uitkeringsgerechtigden en de doelgroep loonkostensubsidie dat:

    • a.

      zij niet of minder dan 12 uur per week werken en minimaal 12 uur per week beschikbaar zijn voor werk;

    • b.

      zij verplicht zijn te registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • c.

      zij zich melden op eigen initiatief;

    • d.

      zij zich actief inzetten voor het plan van aanpak, bij onvoldoende mee werken aan het plan van aanpak beëindigt het college de dienstverlening;

    • e.

      zij het plan van aanpak ondertekenen.

  • 2.

    Ondersteuning niet-uitkeringsgerechtigden en doelgroep loonkostensubsidie:

    • a.

      is gericht op de kortste weg naar werk.

    • b.

      is gericht op algemeen geaccepteerde arbeid.

    • c.

      niet-uitkeringsgerechtigden en doelgroep loonkostensubsidie die aanspraak maken op begeleiding in het kader van de Participatiewet ontvangen deze begeleiding in beginsel van de afdeling Werk en Inkomen tenzij blijkt dat begeleiding door een andere afdeling passender is.

  • 3.

    Voor niet-uitkeringsgerechtigden wordt de basisdienstverlening ingezet van de gemeente, bestaande uit deelname aan (groeps)bijeenkomsten op het gebied van sollicitatie en netwerkbijeenkomsten. Er wordt in principe geen individuele begeleiding en trajecten aangeboden, tenzij naar oordeel van het college inzet van een voorziening buiten de basisdienstverlening in het individuele geval noodzakelijk is om instroom binnen zes maanden in de uitkering preventief te voorkomen. Voor deze vorm van ondersteuning is ook een reiskostenvergoeding beschikbaar.

  • 4.

    Voor de doelgroep loonkostensubsidie geldt dat zij gebruik kunnen maken van alle voorzieningen beschreven in de Participatieverordening.

  • 5.

    Financiële bijdrage niet-uitkeringsgerechtigden en de doelgroep loonkostensubsidie:

    • a.

      wanneer het vermogen meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen zoals vastgesteld in artikel 34 van de wet moet de niet-uitkeringsgerechtigde de overschrijding gebruiken voor de financiering van het traject;

    • b.

      wanneer het gezinsinkomen (huishoudnorm) meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm moet de niet-uitkeringsgerechtigde 50% van de kosten van het traject zelf bekostigen;

    • c.

      wanneer het gezinsinkomen (huishoudnorm) meer bedraagt dan 140% van de toepasselijke bijstandsnorm moet de niet-uitkeringsgerechtigde 75% van de kosten van het traject zelf bekostigen;

    • d.

      wanneer het gezinsinkomen (huishoudnorm) meer bedraagt dan 160% van de toepasselijke bijstandsnorm moet de niet-uitkeringsgerechtigde de volledige kosten van het traject zelf bekostigen;

    • e.

      aan de doelgroep loonkostensubsidie wordt geen financiële bijdrage gevraagd.

Artikel 3. Ondersteuning en verplichtingen van personen

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 4. Loonkostensubsidie

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 5. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 6. Beschut Werk

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 7. De no-riskpolis

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 8. (Job)coaching en persoonlijke begeleiding

Het college kan aan een persoon die in aanmerking komt voor, of behoort tot, de doelgroep loonkostensubsidie persoonlijke begeleiding aanbieden ter ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken als hij zonder persoonlijke begeleiding niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

 

Jobcoaching met betrekking tot de doelgroep loonkostensubsidie is opgenomen in de aparte beleidsregel Beleidsregels Werknemersvoorzieningen, Jobcoach en Proefplaatsing Participatiewet 2018 Opsterland.

Artikel 9. Scholing

  • 1.

    Indien de noodzaak daarvan in de specifieke situatie van een belanghebbende vast staat, wordt een vorm van scholing aangeboden.

  • 2.

    Bij de beoordeling van de noodzaak van de scholing wordt rekening gehouden met de voor belanghebbende geldende kortste weg naar duurzame arbeid, zijn arbeids- en opleidingsverleden alsmede de duur van zijn werkloosheid.

     

    Op het moment van aanvraag heeft de persoon geen afgeronde opleiding hoger dan MBO-4 niveau.

     

    In afwijking kan worden besloten eerder scholing in te zetten, naar het oordeel van het college. Bijvoorbeeld voor de doelgroep loonkostensubsidie en alleenstaande ouders, of als er garantie is op duurzame uitstroom van minstens zes maanden.

     

    In de basis wordt ingezet op en zo kort mogelijk durende opleiding, hiervan kan worden afgeweken indien dit naar de inschatting van de professional bijdraagt aan een grotere kans op duurzame uitstroom. Bijvoorbeeld in het geval van een opleiding voor de doelgroep loonkostensubsidie bij het REA college of het leven langlerenkrediet.

  • 3.

    Voor de scholing die wordt aangeboden geldt dat de goedkoopste en de meest adequate scholingsmogelijkheid moet worden benut.

  • 4.

    Jongeren die onder de 27 jaar zijn en uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen zijn uitgesloten van scholingskosten. Deze jongeren worden wel op leerbaarheid onderzocht door het Regionaal Meldpunt Coördinatie Vroegtijdig schoolverlaten (RMC).

  • 5.

    De volgende scholing wordt als niet-noodzakelijk aangemerkt in verband met de arbeidsinschakeling:

    • a.

      een opleiding die primair gericht is op individuele zelfontplooiing en een zinvolle vrije tijdsbesteding;

    • b.

      een opleiding die primair gericht is op algemene vorming;

    • c.

      een opleiding waarvoor belanghebbende de kosten redelijkerwijs vergoed kan krijgen dan wel had kunnen krijgen op grond van een voorliggende voorziening.

 

Specifieke kosten in verband met scholing

  • 6.1

    Voor de scholing komen de volgende kostensoorten voor vergoeding of subsidie in aanmerking:

    • a.

      Opleidingskosten en cursusbijdragen;

    • b.

      Boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;

    • c.

      Examengeld;

    • d.

      Reiskosten.

  • 6.2

    Indien de persoon de scholing met goed gevolg afrondt, vindt geen terugvordering plaats.

  • 6.3

    Indien persoon de scholing niet succesvol afrondt, maar zich wel heeft ingespannen en geen bovenmatig verzuim heeft gehad, vindt geen terugvordering plaats.

  • 6.4

    Indien persoon door verwijtbare handelingen (hieronder vallen in ieder geval: bovenmatig verzuim, niet houden aan afspraken en onvoldoende inzet tonen in het algeheel), de scholing moet staken, zal het toegekende bedrag worden teruggevorderd.

Artikel 10. Detacheringsbaan

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 11. Leerwerkplek en werkervaringsplek

  • 1.

    Een werkervaringsplaats:

    • a.

      is gericht op het opdoen van werkervaring

    • b.

      is gericht op het wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid en

    • c.

      moet bijdragen aan de ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde en

    • d.

      moet passen in het traject dat tot doel heeft uitstroom naar werk.

  • 2.

    Een werkervaringsplaats is onderdeel van een traject naar werk en kan gecombineerd worden met andere re-integratie instrumenten.

  • 3.

    De werkervaringsplaats mag niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid. Gestreefd wordt om voor de klant een passende werkervaringsplaats te zoeken die aansluit op de wensen en ervaring van de klant.

  • 4.

    Een werkervaringsplaats vindt plaats gedurende maximaal 40 uur per week voor een periode van 3 maanden. De werkervaringsplaats kan eenmalig worden verlengd met een periode van maximaal 3 maanden op individuele gronden.

  • 5.

    In bijzondere situaties is het toegestaan om nogmaals aan dezelfde persoon een werkervaringsplaats aan te bieden bij een andere werkgever.

  • 6.

    In een schriftelijke overeenkomst wordt tenminste vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplaats ;

    • b.

      het aantal uren per week dat activiteiten worden verricht;

    • c.

      de duur van de werkervaringsplaats;

    • d.

      wat de inhoud van activiteiten zijn;

    • e.

      welke (bijkomende) kosten voor vergoeding in aanmerking komen;

    • f.

      de wijze waarop en door wie de begeleiding plaatsvindt.

  • 7.

    De werkervaringsplek is met behoud van uitkering.

  • 8.

    De werkgever heeft ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afgesloten voor de uren dat de uitkeringsgerechtigde aanwezig is. Als de werkgever geen een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering kan afsluiten, draagt het college zorg voor een verzekering.

  • 9.

    De werkgever dient in staat en bereid te zijn aan uitkeringsgerechtigden de noodzakelijke begeleiding te bieden.

Artikel 12. Ondersteuning bij leer-werktrajecten

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 13. Sociale activering

De Re-integratieverordening Opsterland 2018 is voor dit artikel leidend.

Artikel 14. Participatieplaats

De participatieplaats is een werkplek met behoud van uitkering en is bedoeld voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, die nu niet kunnen werken, maar in de toekomst wellicht wel. Het is gericht op arbeidsinschakeling, maar op de langere termijn (afstand minstens 2 jaar).

 

Niet de te verrichten werkzaamheden staan centraal, maar het leren werken of wennen aan werken. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking zijn zaken waaraan in een participatieplaats gewerkt kan worden. Het doel voor cliënt is maatschappelijk participatie als eerste opstap naar werk.

 

  • Gericht op personen met een bijstandsuitkering van 27 jaar of ouder;

  • Tussen de 16 en 36 uur per week;

  • De werkzaamheden zijn additioneel, er mag geen verdringing plaatsvinden;

  • Wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst;

  • Aan de deelnemer op de participatieplaats wordt een premie verstrekt, wanneer deze voldoende inzet heeft getoond.

 

Op een participatieplaats kan men maximaal twee jaar zitten. In uitzonderingsgevallen kan iemand na die twee jaar nog twee keer één jaar een participatieplaats vervullen bij twee andere organisaties.

 

Na 6 maanden kijken we hoe de ontwikkeling gaat. De persoon op de participatieplaats kan dan een premie krijgen. Elk jaar wordt gekeken of de kansen op een gewone baan groter zijn geworden.

 

De premie is € 250,- per 6 maanden als blijk van waardering voor de inzet.

 

Artikel 15. Reiskostenvergoeding

Reiskosten worden noodzakelijk geacht bij:

 

  • Trajecten in het kader van arbeidsinschakeling,

  • Trajecten in het kader van sociale activering,

  • Trajecten in het kader van een werkstage,

  • Trajecten in het kader van een participatieplaats,

  • Trajecten in het kader van scholing,

  • Trajecten in het kader van inburgering; en

  • Reiskosten tot maximaal 1 maand na de arbeidsinschakeling.

  • Reiskosten gelden niet voor afspraken op het gemeentehuis.

  • Parkeerkosten worden niet vergoed.

 

Reisafstand

  • 1.

    Voor vergoeding komen in aanmerking de reiskosten bij een enkele reisafstand van tenminste 8 kilometer.

  • 2.

    Bij een enkele reisafstand van minder dan 8 kilometer wordt het vervoer met de fiets als algemeen gebruikelijk geacht.

  • 3.

    Bij vergoeding in geval van een enkele reisafstand van tenminste 8 kilometer geldt niet dat de eerste 8 kilometer voor eigen rekening is.

 

Voorliggende voorziening

  • 4.

    Is er sprake van een vergoeding voor reiskosten bij een reisafstand van 8 kilometer of meer (enkele reisafstand) dan moet worden aangetoond dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt worden en niet anderszins worden vergoed.

  • 5.

    Een onkostenvergoeding van een derde voor reiskosten wordt gezien als een voorliggende voorziening.

 

Uitzondering

  • 6.

    Indien redelijkerwijs van de belanghebbende niet kan worden gevraagd om de afstand per fiets af te leggen, geldt de enkele reisafstand van minder dan 8 kilometer niet.

 

Tarief en wijze van vergoeden

  • 7.

    Het te vergoeden bedrag wordt bepaald op basis van het meest goedkope tarief openbaar vervoer.

  • 8.

    Indien openbaar vervoer niet mogelijk is maar gebruik wordt gemaakt van een motorvoertuig, wordt via de site van de ANWB de kortste route bepaald en de kosten vergoed gelijk aan de fiscaalvrijgelaten kilometervergoeding.

  • 9.

    De reiskosten gedurende de duur van het traject kunnen gedeclareerd worden.

Artikel 16. Tegemoetkoming kosten kinderopvang

  • 1.

    Het college verleent een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aan de ouder die recht heeft op een kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.13 van de wet en:

    • a.

      een (aanvullende) uitkering ontvangt ingevolge de PW, de IOAW, de IOAZ of de Anw, en deelneemt aan een door het college aangeboden re-integratietraject;

    • b.

      in deeltijd werkt en een aanvullende uitkering ontvangt ingevolge de PW, de IOAW, de IOAZ of Anw;

    • c.

      de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en twaalfde lid van de PW algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen;

  • 2.

    De ouder heeft uitsluitend recht op een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang die noodzakelijk zijn in verband met (deeltijd)arbeid of deelname aan studie, scholing of een re-integratietraject als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang is gelijk aan de eigen bijdrage van de kosten van kinderopvang.

  • 4.

    De vergoeding is alleen van toepassing is op de uren kinderopvang die noodzakelijk zijn voor de doeleinden zoals genoemd in lid 1. Indien de ouder besluit meer uren af te nemen dan noodzakelijk, is de hogere eigen bijdrage voor rekening van de ouder.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 18. Citeertitel en inwerkingtreding

De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels re-integratie Opsterland 2019 en treden in werking op 1 december 2019.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 12 november 2019.

De gemeentesecretaris,

Marjan van der Weij

De burgemeester,

Ellen van Selm

Toelichting

Artikel 1.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 2. Opdracht college

De gemeente is onder de Participatiewet verantwoordelijk voor de ondersteuning bij re-integratie van de zogenaamde niet-uitkeringsgerechtigden. Ze hebben geen recht op een bijstandsuitkering, maar kunnen wel een beroep doen op ondersteuning bij het vinden van een baan. Onder de groep Niet-uitkeringsgerechtigden vallen ook personen met een nabestaandenuitkering (Anw-ers). Een Niet-uitkeringsgerechtigde is iemand die niet werkt of minder dan 12 uur per week werkt en die minimaal 12 uur per week zou willen werken.

 

In het algemeen bestaat de groep voor een deel uit werkzoekenden die werk hadden, maar te weinig arbeidsverleden om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering, of ontslag hebben genomen. Daarnaast zijn er werkzoekenden die werkloos zijn en geen recht (meer) hebben op een uitkering, omdat er bijvoorbeeld sprake is van een partner die werkt.

 

Niet-uitkeringsgerechtigden die om wat voor reden dan ook een beroep op ondersteuning doen, hebben allereerst een eigen verantwoordelijkheid om terug te keren naar de arbeidsmarkt of om de arbeidsmarkt voor het eerst te betreden. Dit geldt met name voor mensen die een zodanig verdienvermogen hebben dat ze zelfstandig mee kunnen doen op de arbeidsmarkt. Bij de inzet van de voorzieningen wordt niet alleen gekeken naar de afstand tot de arbeidsmarkt, maar ook naar de mate waarin de burger zelfstandig in werk kan voorzien of de afstand tot de arbeidsmarkt kan verkleinen. Daarbij zal van hen gevraagd worden om zijn/haar eigen netwerk in te zetten.

 

Voorzieningen doelgroep loonkostensubsidie

Schoolverlaters van het Voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en het Praktijkonderwijs (PrO) vanaf 16 jaar zijn vanaf 1 januari 2015 een doelgroep van de gemeente. Deze jongeren hebben niet altijd recht op een uitkering. Om een sluitende aanpak voor deze kwetsbare jongeren te creëren en om instroom in de uitkering te voorkomen, kunnen voor deze groep de voorzieningen uit de Participatiewet en onze Re-integratieverordening Opsterland 2018 worden ingezet. Dit geldt ook voor personen met een functiebeperking van 27 jaar of ouder, die onder de doelgroep loonkostensubsidie vallen.

 

Artikel 3 t/m 7

De artikelen in de verordening Participatiewet 2018 zijn hierin leidend.

 

Artikel 8. (Job)coaching en persoonlijke begeleiding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 9. Scholing

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 10. Detacheringsbaan

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 11. Leerwerkplek en werkervaringsplek

De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. De doelgroep wordt gevormd door personen die aangewezen zijn op ondersteuning bij arbeidsinschakeling door de gemeente en zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet. Het betreft:

 

  • -

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (hierna: ANW);

  • -

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna: IOAW);

  • -

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (hierna: IOAZ);

  • -

    personen zonder uitkering; en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening.

 

Doel werkervaringsplaats

Een werkervaringsplaats is gericht op het uitbreiden van ervaring. Het opdoen van werkervaring met echt werk vergroot de kans op succesvolle door- en uitstroom. Doel van de werkervaringsplaats is (gedeeltelijke) uitstroom naar een betaalde baan, eventueel in combinatie met loonkostensubsidie.

 

Een werkervaringsplaats kan zowel worden ingezet voor bijstandsgerechtigden met een korte als lange afstand tot de arbeidsmarkt. Wanneer een uitkeringsgerechtigde al beschikt over basis werknemersvaardigheden kan hij op een werkervaringsplaats zijn beroepsvaardigheden verder ontwikkelen. De klant leert productieve werkzaamheden aan. De klant leert om deze uit te voeren bij een werkgever en heeft daarbij begeleiding nodig. Eventueel kan het werktraject samen gaan met een scholingscomponent.

 

Voor uitkeringsgerechtigden die nog basis werknemersvaardigheden moeten ontwikkelen kunnen plekken binnen de gemeente of bij andere organisaties, bedrijven of instellingen worden gecreëerd waar veel begeleiding aanwezig is. Op deze werkervaringsplekken staat het aanleren van basale vaardigheden als ‘op tijd komen’, ‘collegiaal gedrag’, ‘afspraken nakomen’, etc. voorop.

 

Voorwaarden

De activiteiten die in het kader van een werkervaringsplaats worden verricht, mogen niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid. Van verdringing is sprake op het moment dat de concurrentie om een baan op een oneerlijke manier plaatsvindt en leidt tot baanverlies van de een ten gunste van de ander. Het moet gaan om additionele werkzaamheden. Dit houdt in dat het een speciaal gecreëerde functie betreft of een reeds bestaande functie die een uitkeringsgerechtigde alleen met speciale begeleiding kan verrichten. Hij zal minder productief zijn dan zijn collega’s op een reguliere arbeidsplaats. Naarmate een bijstandsgerechtigde langer een werkervaringsplaats bezet, is de kans groter dat er geen sprake meer is van additionele werkzaamheden, maar wel van verdringing. De werkervaringsplaats kent daarom een beperkte periode. In het tweede lid wordt geregeld dat een werkervaringsplaats een maximum termijn van drie maanden kent. In bijzondere gevallen kan deze termijn met onderbouwing worden verlengd met 3 maanden.

 

Verplichtingen werkgever

De werkgever is in eerste instantie verantwoordelijk voor het afsluiten van een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde. Indien de werkgever geen verzekering kan afsluiten, dan draagt de gemeente zorg voor verzekering.

 

Artikel 12. Ondersteuning bij leer-werktrajecten

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13. Sociale activering

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14. Participatieplaats

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 15. Reiskostenvergoeding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 16. Tegemoetkoming kosten kinderopvang

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 17. Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 18. Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

 

 

Naar boven