Beleidsregels Handhaving artikel 13b Opiumwet Bloemendaal 2019

1. Aanleiding

De gemeente Bloemendaal heeft zich in 2015 aangesloten bij het ‘Hennepconvenant - Gezamenlijke aanpak binnen de eenheid Noord-Holland’ (thans: Hennepconvenant Noord-Holland 2019).

 

Sinds april 2015 sluit de burgemeester van de gemeente Bloemendaal lokalen waarin een hennep-kwekerij wordt aangetroffen op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Hiertoe is besloten omdat deze kwekerijen ernstig gevaar en overlast opleveren voor omwonenden, criminaliteit aantrekken en daarmee het woon- en leefklimaat negatief beïnvloeden.

 

In de praktijk blijkt dat de georganiseerde criminaliteit vaak betrokken is bij de productie en handel in harddrugs en de teelt van en handel in hennep. Ook komen vaker kwekerijen in een woning voor. Hierbij blijkt regelmatig sprake te zijn van het illegaal aftappen van stroom en daarmee een verhoogd risico op brand door kortsluiting en lekkage. Trend in de hennepteelt is bovendien dat kwekerijen steeds vaker kleinschalig worden opgezet teneinde het risico bij ontdekking te spreiden en de ‘schade’ te beperken.

 

Gelet op de aan drugshandel gerelateerde criminaliteit, de professionalisering die de hennepteelt de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, de risico's die daarbij worden genomen en de uitstraling daarvan op de leefomgeving bestaat behoefte om het beleid ten aanzien van lokalen en woningen aan te scherpen. Hierbij is aansluiting gezocht bij beleid dat gemeenten in het hele land, waaronder buurgemeenten, de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. Daarnaast wordt met het vaststellen van beleidsregels en aanscherping van handhavend optreden op grond van artikel 13b van de Opiumwet vorm gegeven aan de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit zoals wordt opgenomen in het Ondermijningsplan van de gemeente Bloemendaal.

2. Inleiding

 

2.1 Bevoegdheid burgemeester

Artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I (verbod op aanwezigheid van harddrugs) of II (verbod op aanwezigheid van softdrugs) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Per 1 januari 2019 is aan artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet onderdeel b toegevoegd. De burgemeester kan nu ook een last onder bestuursdwang opleggen als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs.

 

Artikel 13b van de Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

2.2 Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de (georganiseerde) drugshandel en de handelaren. Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of een woning gebruikt wordt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

 

Artikel 13b Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet. Handel, gebruik en aanwezigheid van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. De toepassing is dan ook meer gericht op de locatie (lokaal of woning) en in mindere mate op de belanghebbende.

 

2.3 Definitie drugshandel

In dit beleid wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, vervaardiging, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven.

 

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRvS) om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is.

 

Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het OM. In de Aanwijzing Opiumwet wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB. Grotere hoeveelheden worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

 

Met betrekking tot hennepproducten wordt in de Aanwijzing Opiumwet onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram respectievelijk meer dan vijf hennepplanten.

 

2.4 Inkadering beleid

Dit beleid ziet alleen op toepassing van artikel 13b van de Opiumwet als het gaat om woningen en (al dan niet voor publiek toegankelijke) lokalen.

 

Als uitgangspunt geldt dat een last onder bestuursdwang ((tijdelijke) sluiting) wordt opgelegd en niet een last onder dwangsom, om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken. Voor woningen wordt de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet om een pand te sluiten in beginsel alleen ingezet bij ernstige gevallen. In dit beleid wordt nader toegelicht wanneer sprake is van een ernstig geval.

 

2.5 Doel van de maatregel

Om de aanhoudende drugshandel tegen te gaan is ter bescherming van de gezondheid, openbare orde en veiligheid een strikte handhaving bij overtredingen gewenst en noodzakelijk, zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk. Met de sluiting van een pand waarin een handelshoeveelheid hard- en/of softdrugs is aangetroffen worden illegale verkooppunten van verdovende middelen en illegale hennepteelt tegen gegaan.

 

De maatregel is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit woningen en lokalen. Doel is om onder andere:

  • te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • te bewerkstelligen dat er door de gekozen bestuursdwangmaatregel een einde komt aan de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde, het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid;

  • te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

  • kenbaar te maken aan de inwoner welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding;

  • de handhavingsactiviteiten van politie, openbaar ministerie en gemeente op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

De bevoegdheid om door middel van oplegging van een last onder bestuursdwang een woning te sluiten is - gelet op de daarmee gepaard gaande grondrechten - ingrijpend. De maatregel wordt bij woningen alleen ingezet bij een ernstige situatie in het kader van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit (lees: georganiseerde drugshandel) zoals aangegeven in dit beleid.

 

Bij een minder ernstige situatie wordt bij een eerste overtreding de woning niet gesloten, maar volgt een waarschuwing. Bij lokalen geldt een strenger handhavingsregime vanwege het ontbreken van het grondwettelijk beschermde woonrecht en wordt direct tot sluiting van het pand overgegaan.

 

2.6 Geen onderscheid tussen middelen lijst I (harddrugs) en II (softdrugs)

Voor de termijn van de sluiting is het onderscheid tussen middelen van lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) van de Opiumwet niet relevant. Dit omdat bij toepassing van de maatregel dermate ernstige situaties aan de orde zijn, dat – ook als het gaat om softdrugs – hiervan een ondermijnende werking op de samenleving uitgaat.

 

2.7 Persoonlijke verwijtbaarheid

De bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet is in beginsel gericht op het pand en is niet gericht tegen de eigenaar of bewoner. De bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet strekt er toe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het betreffende pand te beëindigen en te voorkomen. Hierbij is de persoonlijke verwijtbaarheid van een betrokkene geen bijzondere omstandigheid die er toe moet leiden dat af moet worden gezien van sluiting. Zoals uit bestendige jurisprudentie van de AbRvS1 blijkt, speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de eigenaar/ gebruiker geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand noopt.

 

Het voorgaande betekent bijvoorbeeld dat ook indien een pandeigenaar niet op de hoogte was van de drugsactiviteiten, ondanks enige vorm van toezicht op het pand, de burgemeester tot sluiting van het pand kan overgaan. Immers bij voldoende toezicht zou geen gelegenheid zijn geweest een kwekerij op te zetten. Het beëindigen van de huurovereenkomst van een pand na de geconstateerde overtreding, de verkoop van het pand, of een gewijzigd gebruik doet evenmin af aan de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van het pand over te gaan.

 

2.8 Proportionaliteit

Bij daadwerkelijke sluiting moet beoordeeld worden of volstaan kan worden met sluiting van een deel van de woning en/of het erf. Indien blijkt dat een op het erf van de woning gelegen opstal (bijv. schuur/garage e.d.) het middelpunt is van de handel en niet de woning zelf, dan ligt het in de rede om alleen de op het erf gelegen opstal te sluiten. Indien de woning zelf gebruikt wordt voor de handel, dient bezien te worden of volstaan kan worden met het sluiten van een deel van de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als het deel van de woning waarin de handel plaatsvindt fysiek afgescheiden is/kan worden van het woongedeelte (bijvoorbeeld ingeval van een aanbouw/bijbouw, verdieping met een eigen opgang, kamerverhuur e.d.).

3. Handhavingsbeleid artikel 13b van de Opiumwet

Onderstaande beleidsregels zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en/of daarbij behorende erven. Tevens ziet het beleid op sluiting van panden door de burgemeester bij aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs in een woning, lokaal of op het erf.

 

De sluiting van woningen en/of daarbij behorende erven grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

 

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b van de Opiumwet wordt daarom onderverdeeld in:

  • 3.1

    Beleidsregels woningen en/of daarbij behorende erven

  • 3.2

    Beleidsregels lokalen en/of daarbij behorende erven

3.1 Beleidsregels woningen en/of daarbij behorende erven:

Definitie woning

Een woning is een pand dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan wonen. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishouden leidt. Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. De woning of ruimte moet feitelijk voor bewoning gebruikt worden. Een tijdelijke afwezigheid van de bewoner leidt er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal. Het begrip woning omvat ook andere vormen van wonen, zoals in woonwagens, woonschepen en woonketen. Daarnaast vallen gebouwen zoals bergingen, garages, schuren en stallen, welke op hetzelfde perceel als de woning zelf staat of aan de woning toebehoort, in de matrix ook onder woning.

Overwegingen

Uitgangspunt is dat woningen bij een eerste overtreding van de Opiumwet alleen worden gesloten wanneer sprake is van een ernstige situatie. Gelet op de impact dat het sluiten van een woning heeft op de bewoner(s) en het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens), wordt rekening gehouden met de ernst van de feiten. Bij minder ernstige feiten wordt bij een eerste overtreding de woning niet gesloten, maar volgt een waarschuwing. Wordt wel besloten tot sluiting van de woning, dan wordt aan de bewoner(s) een korte termijn geboden van in beginsel één week, alvorens de woning wordt gesloten. Deze termijn kan worden aangewend om te voorzien in alternatieve verblijfsruimte voor de periode van sluiting.

Minderjarigen

Voor bewoners is sluiting van een woning een aantasting van een fundamenteel grondrecht. Anderzijds moet ook bedacht worden dat juist als het om woningen gaat, de impact van drugshandel op de omgeving/omwonenden groot is. Toepassing van de maatregel moet zorgvuldig gebeuren, zeker als sprake is van (mogelijk) verblijf van minderjarigen in de woning. Anderzijds dienen minderjarigen ook beschermd te worden tegen blootstelling aan dergelijke situaties. Indien er sprake is van minderjarige bewoners/betrokkenen wordt melding bij Bureau Jeugdzorg gedaan.

A. Sluitingstermijnen minder ernstige feiten

Met een kleine handelshoeveelheid drugs wordt, ten aanzien van woningen, bedoeld hennep (-producten) vermeld op lijst II van de Opiumwet voor zover het betreft een handelshoeveelheid van minder dan 30 gram of niet meer dan 20 hennepplanten. Het voorgaande geldt bij woningen niet ten aanzien van harddrugs. Voor middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet (harddrugs) wordt geen onderscheid gemaakt tussen een kleine of minder kleine handelshoeveelheid drugs. Wanneer sprake is van een hoeveelheid als bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet (> 0,5 gram harddrugs) wordt deze aangemerkt als een handelshoeveelheid en wordt overeenkomstig handhavend opgetreden.

 

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet en sprake is van verkoop (aflevering, verstrekking) dan wel aanwezigheid van een kleine handels-hoeveelheid drugs in een woning en/of op het daarbij behorende erf, volgt:

  • bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden;

  • bij een tweede overtreding, binnen 5 jaar na de eerste overtreding, sluiting voor een periode van 3 maanden, of 6 maanden als bij de eerste overtreding tot sluiting is overgegaan;

  • bij een derde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • bij een vierde en volgende overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 van de Woningwet).

B. Sluitingstermijnen ernstige feiten:

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet en sprake is van verkoop (aflevering, verstrekking), dan wel aanwezigheid van meer dan een kleine handelshoeveelheid drugs in een woning en/of op het bijbehorende erf, volgt:

  • bij een eerste overtreding, sluiting voor een periode van 3 maanden;

  • bij een tweede overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 6 maanden;

  • bij een derde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • bij een vierde en volgende overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 van de Woningwet).

Handhavingsmatrix woningen en/of bijbehorende erven

Constatering

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e en volgende

Aanwezigheid kleine handelshoeveelheid softdrugs (< 30 gram hennep, < 20 planten)

Waarschuwing

3/6 maanden

12 maanden

Onbepaalde tijd

Aanwezigheid meer dan kleine handelshoeveelheid softdrugs (> 30 gram hennep, > 20 planten)

3 maanden

6 maanden

12 maanden

Onbepaalde tijd

Aanwezigheid handelshoeveelheid harddrugs (> 0,5 gram)

3 maanden

6 maanden

12 maanden

Onbepaalde tijd

C. Sluitingstermijnen voorbereidingshandelingen

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet en sprake is van het in een woning en/of op het daarbij behorende erf voorhanden hebben van bepaalde voorwerpen of stoffen die vanwege de aard en hoeveelheid of gezien de onderlinge combinatie, geschikt zijn om harddrugs te vervaardigen of voor grootschalige hennepteelt, volgt:

  • bij een eerste overtreding, een schriftelijke waarschuwing tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden;

  • bij een tweede overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 6 maanden;

  • bij een derde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • bij een vierde en volgende overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 van de Woningwet).

3.2 Beleidsregels lokalen en/of daarbij behorende erven

Definitie lokaal

Onder lokaal wordt in dit verband verstaan: een pand niet zijnde een woning, al dan niet voor het publiek toegankelijk, waar geen coffeeshop is gevestigd.

Overwegingen

Lokalen, en/of het daarbij behorende erf, waar drugshandel plaatsvindt, worden zoveel mogelijk - voor zover het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat - direct gesloten door toepassing van bestuursdwang, zonder voorafgaande last (artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), voor de duur van 6 maanden. Er wordt op dit punt geen onderscheid gemaakt tussen hard- en softdrugs (middelen genoemd op lijst I en II van de Opiumwet).

 

In geval van harddrugs gerelateerde criminaliteit is sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde en kan spoedeisende bestuursdwang aan de orde zijn. Gelet op de professionalisering die de hennepteelt de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij worden genomen en de uitstraling daarvan op de leefomgeving, is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde en is ook dan directe sluiting aan de orde.

Sluitingstermijnen

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet en sprake is van verkoop (aflevering, verstrekking) dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in een (al dan niet publiek toegankelijk) lokaal en/of op het bijbehorende erf, volgt:

  • bij een eerste overtreding, sluiting voor een periode van 6 maanden;

  • bij een tweede overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • bij een derde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 24 maanden;

  • bij een vierde en volgende overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 van de Woningwet).

Handhavingsmatrix lokalen en/of bijbehorende erven

Constatering

1e constatering

2e constatering

3e constatering

4e en volgende

Aanwezigheid kleine handelshoeveelheid softdrugs (< 30 gram hennep, < 20 planten)

6 maanden

12 maanden

24 maanden

Onbepaalde tijd

Aanwezigheid meer dan kleine handelshoeveelheid softdrugs (> 30 gram hennep, > 20 planten)

6 maanden

12 maanden

24 maanden

Onbepaalde tijd

Aanwezigheid handelshoeveelheid harddrugs (> 0,5 gram)

6 maanden

12 maanden

24 maanden

Onbepaalde tijd

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet en sprake is van aanwezig zijn van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen en bereiden van drugs in een lokaal en/of daarbij behorend erf, volgt:

  • bij een eerste overtreding, sluiting voor een periode van 6 maanden;

  • bij een tweede overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • bij een derde en volgende overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 van de Woningwet).

Intrekken vergunning

Ingeval van vergunningplichtige inrichtingen, wordt naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet, bij elke constatering van een overtreding van de Opiumwet beoordeeld of er aanleiding is de vergunning in te trekken. Een drank- en horecavergunning kan bijvoorbeeld worden ingetrokken op grond van artikel 31, eerste lid, aanhef en sub c, van de Drank- en Horecawet. Betrokkenen kunnen na intrekking een nieuwe vergunning aanvragen, maar de kans dat deze wordt verleend is, gelet op de omstandigheden die tot sluiting en intrekking hebben geleid, zeer klein.

4. Omstandigheden en afwijken van het beleid

 

4.1 Verzwarende omstandigheden

Bij een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden waardoor een langere sluitingstermijn wordt gehanteerd vanwege de ernst van de situatie en de grotere schending van de openbare orde. In een dergelijke situatie is een langere sluitingsduur noodzakelijk om de hiervoor genoemde doelen als voorkoming van herhaling en de bekendheid van het pand binnen het drugscircuit te beëindigen te bereiken. De burgemeester hanteert dan een sluitingstermijn die in de handhavingsmatrix bij de eerstvolgende overtreding wordt toegepast.

 

Bijvoorbeeld: betreft het een eerste overtreding maar zijn er verzwarende omstandigheden dan wordt de overtreding behandeld als een tweede overtreding. Betreft het een tweede overtreding dan wordt de overtreding behandeld als een derde overtreding, enzovoort.

 

De belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden, zoals hiervoor bedoeld, zijn:

  • signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, weegschalen, capaciteit van de kwekerij, vermoeden van eerdere oogsten etc.;

  • er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • er is sprake van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie;

  • er is sprake van aanwezigheid van grote hoeveelheden geld;

  • er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/anderen;

  • er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) zelf antecedenten heeft of verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten ten aanzien van de Opiumwet en/of de Wet wapens en munitie en/of antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, bedreiging of diefstal en dergelijke;

  • er is sprake van recidive daaronder in ieder geval begrepen eerdere overtredingen van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen op grond van artikel 13b van de Opiumwet;

  • er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld op lijst I en II van de Opiumwet;

  • de mate van gevaarzetting en de risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving;

  • de mate van overlast;

  • de aannemelijkheid dat naast de woning en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;

  • overige feiten en/of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

Deze opsomming heeft een alternatief en geen cumulatief karakter, en is indicatief en niet restrictief.

 

4.2 Samenloop

Indien er sprake is van handel in zowel soft- als harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die geldt bij de constatering van handel in harddrugs.

 

Indien handel in softdrugs wordt geconstateerd nadat er al een sanctie is opgelegd voor de handel in harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die hoort bij de tweede of volgende constatering van handel in softdrugs.

 

4.3 Inherente afwijkingsbevoegdheid

Ingevolge de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Awb, kan van dit beleid worden afgeweken. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan, als toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In beginsel geven financiële argumenten geen aanleiding om af te wijken van het beleid. De overtreder moet aantonen dat sprake is van dusdanige schrijnende of bijzondere omstandigheden dat afwijking van het beleid noodzakelijk is. De burgemeester weegt af of in die specifieke situatie kan worden afgeweken van deze beleidsregels.

5. Effectuering bestuursdwang

 

5.1 Spoedeisende bestuursdwang

Indien bestuursdwang wordt toegepast in verband met een overtreding van de Opiumwet is spoedeisend optreden noodzakelijk omdat de openbare orde ernstig is verstoord. De burgemeester maakt dan in de regel gebruik van de spoedsluiting op basis van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb. Vanwege het spoedeisende karakter van de bevolen sluiting, is het niet mogelijk om de motivering van de sluiting onmiddellijk op schrift te stellen. De motivering van de sluiting wordt dan zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en aan belanghebbenden toegezonden.

 

5.2 Zorgvuldigheid (zienswijzen)

De burgemeester kan, in afwijking van 5.1, een last onder bestuursdwang voorbereiden door eerst een voornemen bekend te maken waartegen zienswijzen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, kunnen worden ingediend (artikel 4:8 van de Awb). De burgemeester maakt van deze reguliere Awb-procedure gebruik bij woningen vanwege de persoonlijke omstandigheden en de daarmee samenhangende grondrechten (o.a. recht op ongestoord woongenot, privéleven e.d.) die bij woningen een belangrijke rol spelen. De belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na dit zienswijzengesprek worden alle feiten en omstandigheden afgewogen ten opzichte van de wet- en regelgeving en dit beleid. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Houdt de beslissing een schriftelijke waarschuwing of een besluit tot sluiting van de woning in dan wordt de bewoners in de meeste gevallen een termijn van een week gegund voordat de woning daadwerkelijk wordt gesloten. De bewoners zijn dan in de gelegenheid om bijvoorbeeld persoonlijke spullen, huisraad, bederfelijke waar en dergelijke uit de woning te verwijderen. Bij spoedeisendheid kan direct gesloten worden.

 

Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen bezwaar worden gemaakt.

 

5.3 Objectgerichte karakter van de maatregel

Met de sluiting van een woning of lokaal is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het panden niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het pand blijft gesloten.

 

5.4 Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, of het gehele lokaal, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als sprake is van handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

 

Bij de sluiting wordt een begunstigingstermijn gegeven van meestal een week bij de woning of twee dagen bij het lokaal waarbinnen de betrokkene kan ontruimen en sluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, gaat de burgemeester over tot het sluiten van de woning of het lokaal.

 

De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen wier aanwezigheid wegens dringende reden in het pand noodzakelijk is, mogen het pand nog betreden (artikel 2:41, tweede en derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening). Voor het betreden van het pand is te allen tijde toestemming nodig van de burgemeester.

Van dringende reden is bijvoorbeeld sprake bij schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden en betreding van het pand daarvoor noodzakelijk is.

 

De sluiting houdt in dat het pand wordt verzegeld door middel van een bekendmaking op de toegang tot het pand. Dit dient ter voorkoming van het in gebruik nemen van het pand en in het kader van toezicht op de sluiting van het pand.

 

5.5 Geen verlenging van de termijn

In verband met de rechtszekerheid wordt de termijn van sluiting direct bij oplegging van de maatregel bepaald. Tussentijdse verlenging is niet aan de orde. Indien zich gedurende een sluitingstermijn nieuwe feiten of omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen, bestaat wel de mogelijkheid opnieuw een besluit tot toepassing van bestuursdwang te nemen. Ook kan na afloop van de termijn een nieuw besluit worden genomen waarbij wederom gesloten wordt indien zich opnieuw feiten en omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen.

 

5.6 Registratie op grond van de Wkpb

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’(hierna: Wkpb). Het besluit wordt dan ook opgenomen inde landelijke voorziening die op deze wet is gebaseerd. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het Wkpb-register.

 

5.7 Kosten toepassing bestuursdwang

De kosten voor toepassing van bestuursdwang worden in beginsel op betrokkene(n) verhaald.

 

5.8 Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting

Betrokkene(n) dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal. Dat betekent dat indien na verloop van de begunstigingstermijn dieren aanwezig zijn in de woning of het lokaal, bij de uitoefening van de bestuursdwang de dieren worden verwijderd en opgevangen. De kosten daarvan worden verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.

Indien betrokkene(n) acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, niet zelfredzaam zijn en geen financiële middelen hebben om ergens te overnachten, kunnen zij zich melden bij de gemeente.

 

5.9 Communicatie

De gemeente communiceert na elke sluiting van een lokaal of woning door middel van een persbericht over de situatie.

 

Verder worden omwonenden en/of omliggende bedrijven na een sluiting van een lokaal of woning geïnformeerd door middel van een informatiebrief. In de brief staat wat er in het pand is aangetroffen en welke stappen genomen zijn (bijvoorbeeld sluiting woning of lokaal, naheffing belastingdienst en energieleverancier). Ook worden de inwoners in de brief opgeroepen om signalen/vermoedens van drugshandel en hennepteelt te melden bij politie of gemeente.

 

5.10 Samenwerking met ketenpartners

Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het OM en de politie vereist. De beleidsregel is dan ook geen aangelegenheid van uitsluitend de gemeente Bloemendaal.

 

Belangrijke ketenpartners binnen deze beleidsregel zijn de politie en het OM. De politie voorziet de gemeente van de informatie en is verantwoordelijk voor de opsporing. Het OM houdt zich bezig met de strafrechtelijke vervolging en de voorwaarden waaronder het onderzoek plaatsvindt. Het Regionale Informatie en Expertise Centrum (hierna: RIEC) is eveneens een ketenpartner binnen dit beleid. Het RIEC ondersteunt en adviseert de gemeente Bloemendaal in de aanpak van georganiseerde criminaliteit.

 

Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een bestuurlijke rapportage of proces-verbaal van bevindingen waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Deze verstrekking vindt plaats na toestemming van de zaaksofficier en informatieofficier (op basis van de verplichting die uit de Wet politiegegevens voortvloeit) en voor zover het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat.

6. Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op de dag na publicatie.

7. Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als Beleidsregels Handhaving artikel 13b Opiumwet Bloemendaal 2019.

Vastgesteld door de burgemeester op 5 november 2019.

E.J. Roest

Burgemeester van Bloemendaal

Naar boven