Gemeenteblad van Oisterwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oisterwijk | Gemeenteblad 2019, 273137 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oisterwijk | Gemeenteblad 2019, 273137 | Beleidsregels |
Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet Gemeente Oisterwijk
De Burgemeester van Oisterwijk, gelet op het bepaalde in de Opiumwet
1. Het “Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Oisterwijk” inclusief de daarbij
opgenomen toelichting vast te stellen en het huidige “Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet”
2. De beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.
3. De beleidsregel wordt aangehaald als “Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente
Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon-en leefklimaat en de volksgezondheid treedt de gemeente Oisterwijk streng op tegen verkoop, aflevering, verstrekking dan wel aanwezig zijn van drugs.
In het Integraal Veiligheidsplan Oisterwijk 2019-2022 wordt de eerder ingezette aanpak van ondermijnende criminaliteit gecontinueerd.
Het handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet is bedoeld voor de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang (lees sluiting) bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven. In het kader van handhaving vormt de aanpak van hennepteelt en hennephandel een van de belangrijkste regionale en nationale speerpunten. Zo wordt bijvoorbeeld in het Regionaal Beleidsplan Zeeland-West-Brabant 2019-2022 en de landelijke Veiligheidsagenda 2019-2022 de komende jaren de focus gelegd op de belangrijkste verdienmodellen van de georganiseerde criminaliteit, zoals hennepteelt en synthetische drugs. In deze beleidsregel wordt aangegeven hoe de burgermeester omgaat met de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Deze beleidsregels hebben tot doel:
Met de uitoefening van de bevoegdheid om op grond van artikel 13b Opiumwet op te treden wordt beoogd, de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven.
Artikel 13b Opiumwet stelt de burgemeester in de mogelijkheid om bestuurlijk te handhaven tegen verkooppunten van drugs vanuit woningen of lokalen dan wel in, bij of op woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I (verbod op aanwezigheid van harddrugs, artikel 2 Opiumwet) of lijst II (verbod op aanwezigheid van softdrugs, artikel 3 Opiumwet) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is en artikel 10a (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs) en artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs).
Artikel 13b van de Opiumwet luidt als volgt:
De Aanwijzing Opiumwet en de Richtlijnen Strafvordering Opiumwet, harddrugs en softdrugs van het College van Procureurs-Generaal van het Openbaar Ministerie zijn relevant voor de onderhavige beleidsregels.
Deze beleidsregels worden in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik (softdrugs ≤5 gram, harddrugs≤ 0,5 gram).
Binnen de gemeente Oisterwijk zijn geen coffeeshops en eventuele aanvragen van een exploitatievergunning voor een coffeeshop worden geweigerd (nul-optiebeleid).
4. Toepassing artikel 13b Opiumwet
In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet dat wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Met de wijziging van artikel 13b van de Opiumwet per 1 januari 2019 is de bevoegdheid voor het opleggen van een last onder bestuursdwang verruimd met voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerst lid, onder 3, en/of 11a van de Opiumwet. Hiervan is sprake als er voorwerpen of stoffen voorhanden zijn die bestemd zijn voor onder meer de productie van en/of handel in soft- en/of harddrugs.
In deze beleidsregels wordt onder voorbereidingshandelingen verstaan: het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a Opiumwet. Waar het gaat om hard-/softdrugs of lijst I/II Opiumwet wordt daaronder mede verstaan: een middel dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aanwees op grond van artikel 3a, lid 5, Opiumwet. Al naar gelang de aanwijzing wordt het betreffende middel beschouwd als hard- (lijst I) dan wel softdrugs (lijst II).
Artikel 11a van de Opiumwet stelt alleen de voorbereiding strafbaar van teelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet) dan wel de voorbereiding van teelt van een grote hoeveelheid (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet). Bij de vaststelling van hetgeen wat beroeps-of bedrijfsmatige (hierna: professionele) teelt is, spelen de volgende factoren een rol: de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit, de hoeveelheid aangetroffen middelen en het doel van de teelt (zie de toelichting behorende bij deze beleidsregels).
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede “daartoe aanwezig is” in artikel 13b, lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt.
Met betrekking tot hennep wordt in de Aanwijzing Opiumwet onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram. Bij hoeveelheden tussen de 5 en 30 gram wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken. Bij een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj is er sprake van een handelshoeveelheid drugs.
In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepplanten/ stekken of meer dan 30 gram wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps-en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is in dat geval geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik.
Natte hennep moet voorafgaande aan consumptie worden gedroogd, bijvoorbeeld in een hennepdrogerij. Aangenomen wordt wel dat van natte hennep uiteindelijk 20% droge hennep overblijft (zie HR 24 november 2015, ECLI:NL:2015:3364). Voor zover natte hennep niet tot een aantal planten wordt herleid, wordt het gewicht waarmee in deze beleidsregels wordt gerekend, daarom met 80%verminderd. Dit behoudens concrete contra-indicaties dat het percentage hoger of lager moet zijn.
Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte “paddo’s” (paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). In geval van paddo’s dient bij het bepalen of sprake is van een handelshoeveelheid een onderscheid te worden gemaakt in verse/niet gedroogde paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een handelshoeveelheid wordt doorgaans verstaan meer dan 0,5 gram gedroogde paddo’s en meer dan 5 gram verse/niet gedroogde paddo’s.
In geval van Qat wordt uitgegaan van het gezamenlijk gewicht van de stengel en blaadjes, omdat beiden kunnen worden gekauwd. Onder een handelshoeveelheid wordt doorgaans verstaan meer dan 1 bundel (200 gram) qat.
Verder vallen onder softdrugs ook pillen die middelen bevatten uit lijst II van de Opiumwet. Hierbij wordt vanuit gegaan dat een hoeveelheid van meer dan 30 pillen niet voor eigen gebruik is, tenzij door de gebruiker een geldige arts voorschrift of recept kan worden aangetoond.
In geval van harddrugs wordt 1 tablet c.q. 1 pil c.q. 1 ampul c.q. 1 gemiddelde consumptie-eenheid gelijkgesteld met 0,5 gram.
Voor GHB geldt 5 ml als gemiddelde consumptie-eenheid. Een hoeveelheid van> 0,5 gram harddrugs/ > 5 ml GHB brengt het risico van overdraagbaarheid met zich mee.
De voornoemde hoeveelheden worden in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid drugs, bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet.
De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet.
Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b, eerste lid, onderdeel b, Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het voorhanden zijn van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a Opiumwet. Te weten: voorwerpen of stoffen waarvan degene die ze voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij zijn bestemd voor harddrugsimport of -export of teelt, bereiding, bewerking, verwerking, verkoop, aflevering, verstrekking, vervoer of vervaardiging van harddrugs (artikel 10a, eerste lid, onder 3º Opiumwet). Dan wel dat zij zijn bestemd voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige teelt, bereiding, bewerking, verwerking, verkoop, aflevering, verstrekking of vervoer van softdrugs (artikel 11a Opiumwet). De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dit kan worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden, zoals de feiten die de politie op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd maakten om het pand te betreden, de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en hoeveelheid van een stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
De bevoegdheid van de burgemeester tot het toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het volgen van het beleid onredelijke gevolgen heeft. In die gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afzien van het toepassen van bestuursdwang.
Het opleggen van een last onder bestuursdwang op basis van artikel 13b Opiumwet is nader uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 5:21 juncto artikel 5:32 en is een herstelsanctie. Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding.
Een feitelijke sluiting wordt gezien als het meest geëigende middel om de beleidsdoelen te bereiken. Een zichtbare sluiting beoogt drughandel tegen te gaan, verdere overtredingen in het pand te voorkomen (preventieve werking) en een signaal te geven aan drugscriminelen en gebruikers van panden in de directe omgeving dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit wat de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat.
Om betrokkenen niet in verleiding te brengen hiervoor een financiële belangenafweging te maken en de productie van en/of handel in soft- en/of harddrugs niet eindigt wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het opleggen van een last onder dwangsom. Dit geldt ook voor drugsvoorbereiding.
Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang
Al naar gelang de omstandigheden van het geval, kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.
Het feitelijk uitvoeren van de last onder bestuursdwang in geval van een ontruiming tast de sluitingsbevoegdheid niet. De sluiting is feitelijk van aard, en brengt met zich mee dat de woning of lokaal door niemand mag worden betreden.
Na afloop van de sluitingstermijn vindt in overleg met de eigenaar en bewoners een overdracht van de woning of het lokaal plaats. Bestaat ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde, dan komt het betreffende pand in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord. Bij ernstige gevallen is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor regelt het na traject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet.
Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperkingen betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.
Bij de toepassing van de bevoegdheid uit artikel 13b van de Opiumwet ten aanzien van woningen, lokalen en bijbehorende erven, legt de burgemeester de bestuurlijke sanctie op zoals weergegeven in de onderstaande handhavingsmatrix.
De burgemeester verstaat in deze beleidsregels onder een maand: een periode van 30x24 uur. Het gaat dus om volle dagen. Het hangt bovendien niet af van de kalendermaand of de sluiting feitelijk 28,29, 30 of 31 dagen telt.
8.1 Woningen en of daarbij behorende erven: drugshandel/voorbereidingshandelingen
Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer. De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van onderhavige beleidsregels onder woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt.
Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie. In dit geval kan een woning worden aangemerkt als een niet voor publiek toegankelijk lokaal en wordt de sancties behorend bij een lokaal toegepast.
Harddrugs of voorbereidingshandelingen daartoe
Indien in woningen of bijbehorende erven drugshandel of de voorbereidingshandelingen daartoe plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van meer dan 0,5 gram (voor GHB geldt een hoeveelheid van 5 ml en voor XTC pillen geldt een hoeveelheid van meer dan 1 pil), dan volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 3 maanden. Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste constatering, vindt een sluiting plaats voor een periode van 6 maanden. Bij een 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt sluiting plaats voor 12 maanden. Bij een 4de constatering binnen twee jaar na de derde constatering, vindt sluiting voor onbepaalde tijd plaats met een minimum van 12 maanden.
De woningen worden gesloten in de volgende gevallen:
Bij constatering van een grootschalige handelshoeveelheid harddrugs van > 1000 gram en/of 2000 pillen en/of 1000 ml GHB kan een stap in de handhavingsmatrix worden overgeslagen.
Softdrugs/ voorbereidingshandeling in woningen en of/bij woningen behorende erven
Indien in woningen of bij woningen behorende erven een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelshoeveelheid van 5 planten/stekken en/of niet meer dan 30 gram, volgt bij de eerste constatering een bestuurlijke waarschuwing. Deze waarschuwing geldt voor een termijn van 2 jaar.
Bij het aantreffen in woningen van meer dan 5 planten maar minder dan 20 planten en /of meer dan 30 gram en minder dan 50 gram dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe dan volgt bij een eerste constatering een sluiting van één maand. Bij een 2de constatering van een overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de eerste overtreding vindt een sluiting van 3 maanden plaats. Bij een 3de constatering binnen twee jaar na de tweede constatering vindt een sluiting plaats gedurende 6 maanden en bij een 4de constatering binnen twee jaar na de derde constatering, een sluiting van 12 maanden en bij een 5de constatering binnen twee jaar na de vierde constatering, een sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum van 12 maanden.
In gevallen waarin de hoeveelheid softdrugs 50 gram en of meer dan 20 planten bedraagt dan vindt bij de eerste constatering van een overtreding van de Opiumwet dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe een sluitingsplaats van 1 maand. Bij een 2de constatering binnen twee jaar na de eerste overtreding vindt een sluiting plaats van 3 maanden. Bij een 3de constatering van een overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering vindt een sluiting plaats gedurende 6 maanden en bij een 4de constatering binnen twee jaar na de derde constatering, vindt een sluiting van 12 maanden plaats. Bij een 5de constatering vindt een sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum van 12 maanden.
Lokalen en of daarbij behorende erven: drugshandel/ voorbereidingshandelingen
Hieronder vallen de voor publiek toegankelijk lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en niet voor publiek toegankelijk lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten).
Drugshandel/voorbereidingshandelingen in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Drugshandel in lokalen vormt bovendien een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leidt vaak tot verloedering van het straatbeeld.
Bij een eerste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen-niet zijnde feitelijke bewoonde woningen- en daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van >0,5 gram, en/of (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, lid 1, onder 3 van de Opiumwet voorhanden is/zijn, volgt bij een eerste overtreding een sluiting van 12 maanden. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een lokaal en/of bij lokalen behorende erven binnen twee jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 24 maanden. Bij een 3de constatering van een overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats met een minimum van 24 maanden.
Indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en de daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelsvoorraad van <5 planten/stekken en/ of< 30 gram, en/of (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is/zijn, volgt bij een eerste constatering een bestuurlijke waarschuwing.
Indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en de daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van> 5 planten*/stekken en/of 30 gram en/of > 30 pillen/tabletten, vindt bij een eerste constatering een sluiting plaats voor 6 maanden. Bij een 2de constatering van een overtreding van de Opiumwet in een lokaal en/of bij lokalen behorende erven binnen twee jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 12 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van 24 maanden plaats. Bij een 4de overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting voor onbepaalde tijd plaats met een minimum van 24 maanden.
* 5 planten voor zover duidelijk is dat het bestemd is voor eigen gebruik. Dus het mag niet
gaan om hele grote planten en ook geen spraak zijn van professionele kweken.
Bij cumulatie van op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing. Indien sprake is van handel in zowel soft-als harddrugs, en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) ex artikel 10a, eerste lid onder 3, en/of 11a van de Opiumwet, is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid.
Indien handel in softdrugs wordt geconstateerd nadat er al een sanctie is opgelegd voor handel in harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die hoort bij de tweede of volgende constatering van handel in softdrugs.
Indien handel in harddrugs wordt geconstateerd nadat er al een sanctie is opgelegd voor handel in softdrugs, wordt de sanctie opgelegd die hoort bij de tweede of volgende constatering van handel in harddrugs.
Bij de sluiting wordt een begunstigingstermijn gegeven van 4 weken voor een woning en 2 weken voor een lokaal waarbinnen de betrokkene de woning of lokaal kan ontruimen en sluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot het sluiten van de woning of lokaal.
In beginsel wordt overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten. De burgemeester kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in het onderhavige beleid (artikel 4:84 Awb, de zgn. inherente afwijkingsbevoegdheid).
Als er verzwarende feiten en omstandigheden zijn, kan dat ook betekenen dat bijvoorbeeld een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten. Bij het bepalen van de sanctie wordt rekening gehouden met de feiten en omstandigheden van de situatie. De onderstaande lijst van indicatoren is daarvoor een hulpmiddel.
De belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden, staan in onderstaande indicatorenlijst vermeld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van één of enkele indícatoren kan worden aangenomen dat er verzwarende omstandigheden zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Deze opsomming is niet limitatief. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.
Antecedenten bij eigenaren of gebruikers (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet, of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);
De invoering van de onderhavige beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het digitaal gemeente blad.
Een eerdere overtreding wordt meegenomen bij het bepalen van de sanctie, ook als ten tijde van die overtreding dit beleid nog niet gold.
Indien na inwerkingtreding van dit beleid op een locatie opnieuw een overtreding wordt geconstateerd, geldt dit dus als een volgende constatering. De daarbij behorende sanctie volgens dit beleid is dan van toepassing.
Toelichting behorende bij “Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Oisterwijk ”
Onderscheid lokalen en woningen
Doordat de sluiting bij woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer. Het recht op ongestoord woongenot (artikel 8 van het EVRM) rechtvaardigt een minder vergaande aanpak ten aanzien van woningen.
Lokalen zijn alle niet voor woning bestemde gebouwen en ruimten, een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning, zowel voor publiek toegankelijke lokalen en niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven.
Bij lokalen waar drugs zijn gevonden, wordt na de eerste overtreding direct overgegaan tot het toepassen van een last onder bestuursdwang.
De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van onderhavige beleidsregels onder woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt.
Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner.
Als sprake is van een woning waar kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.
Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) zal indien tot een sluiting wordt besloten, tevens aandacht dienen te zijn voor de vraag of voor de bewoner (huurder) vervangende woonruimte aangeboden dient te worden. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien kinderen bij de situatie betrokken zijn.
Indien sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet rapporteert de politie schriftelijk aan de burgemeester ten behoeve van de bestuurlijke handhaving. Op grond van de Wet Politiegegevens worden politiegegevens aan de burgemeester verstrekt voor zover deze gegevens nodig zijn in het kader van de handhaving van de openbare orde. Op basis van deze informatie worden de betrokken belangen tegen elkaar afgewogen en meegenomen in de onderbouwing van een eventueel besluit.
Bij de vaststelling van hetgeen wat beroeps-of bedrijfsmatige (hierna: professionele) teelt is, spelen de volgende factoren een rol:
Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
Afgemeten aan het soort perceel waarop geteeld wordt, belichting, verwarming, bevloeiing, de gebruikte apparatuur etc. (opgenomen in bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet);
De hoeveelheid aangetroffen middelen
Indien, ongeacht de hoeveelheid planten, wordt voldaan aan twee of meer punten, genoemd in de lijst indicatoren met betrekking tot de mate van professionaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet, wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen;
Indien er sprake is van het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Het kan voorkomen dat een hennepkwekerij wordt opgerold die vlak voor de inval is geoogst of een pand waarvan uit onderzoek door de politie blijkt dat het gebruik wordt als knooppunt van waaruit men handelsafspraken maakt ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Een andere mogelijkheid is dat een geringe hoeveelheid drugs worden aangetroffen (niet zijnde een handelshoeveelheid) maar dat de overige zaken in het pand wel wijzen op een grotere hoeveelheid of productie, bijvoorbeeld hoeveelheid aangetroffen apparatuur zoals lampen of afval.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-273137.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.