1. Een subsidieaanvraag voor peuteropvang kan enkel worden ingediend door een houder.
2. In afwijking van het gestelde in artikel 7, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 moet de aanvraag worden ingediend voor 1 oktober, voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
3. Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overlegd te worden:
a. het aanvraagformulier voor subsidie Peuteropvang van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
b. het format subsidiegegevens peuteropvang.
4. Bij een aanvraag voor subsidie VVE moeten houders onverlet het bepaalde in lid 5:3.a ook een werkplan VVE indienen. Hiervoor maken houders gebruik van het format ‘aanvraag en verantwoording VVE-subsidie’
5. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvanglocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan de subsidieverlening worden herzien of ingetrokken.
6. In aanvulling van het gestelde in artikel 12 lid 1 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 15 juli van het lopende subsidiejaar een tussenrapportage over de periode januari tot en met juni van dat jaar aan burgemeester en wethouders aan, middels het format tussenrapportage peuteropvang.
7. In afwijking van het gestelde in artikel 16 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een verzoek in tot subsidievaststelling. Bij het verzoek tot subsidievaststelling wordt naast een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten het format eindrapportage peuter-opvang aan burgemeester en wethouders aangeleverd.
8. Een evaluatie van het werkplan VVE zoals ingediend bij de aanvraag.
9. De subsidieontvanger maakt in de verantwoording inzichtelijk dat er sprake is van een volledig gescheiden financiële administratie van publieke en private middelen.
10.
Voor subsidies van € 50.000,- en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een goedkeurende accountantsverklaring over de jaarrekening van de houder.
11.
Voor subsidies tot € 50.000,- geldt dat burgemeester en wethouders bij de houder nadere gegevenskunnen opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder verplicht burgemeester en wethouders desgewenst inzage te geven in diens administratie.
12. Indien de gemeente inzage in gegevens, genoemd onder artikel 5:8 lid1 opvraagt, worden deze door de houder enkel anoniem, niet tot de persoon te herleiden, verstrekt.
13.
De subsidieontvanger kan burgemeester en wethouders verzoeken om uitstel van de in het eerste en tweede lid genoemde verplichting. Een dergelijk verzoek wordt minimaal vier weken voor de genoemde datum voorzien van een motivering ingediend.
14. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van hetgeen gesteld in artikel 5:9 lid 4, op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 5:10 lid 7.
15. Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door burgemeester en wethouders gesubsidieerde peuterplekken, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie herzien of lager vaststellen.
|
1. Een subsidieaanvraag voor peuteropvang kan enkel worden ingediend door een houder.
2. In afwijking van het gestelde in artikel 7, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 moet de aanvraag worden ingediend voor 1 oktober, voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
3. Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overlegd te worden:
a. het aanvraagformulier voor subsidie Peuteropvang van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
b. het format subsidiegegevens peuteropvang.
4. Bij een aanvraag voor subsidie VE moeten houders onverlet het bepaalde in het derde lid onder a ook een werkplan VE indienen. Hiervoor maken houders gebruik van het format ‘aanvraag en verantwoording VE-subsidie’
5. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvang bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan de subsidieverlening worden herzien of ingetrokken.
6. In aanvulling van het gestelde in artikel 12 lid 1 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 15 juli van het lopende subsidiejaar een tussenrapportage over de periode januari tot en met juni van dat jaar aan burgemeester en wethouders aan, middels het format tussenrapportage peuteropvang.
7. In afwijking van het gestelde in artikel 16 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een verzoek in tot subsidievaststelling. Bij het verzoek tot subsidievaststelling wordt naast een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten het format eindrapportage peuter-opvang aan burgemeester en wethouders aangeleverd.
8. Een evaluatie van het werkplan VE zoals ingediend bij de aanvraag.
9. Indien de gemeente inzage in gegevens, genoemd onder artikel 5:8 lid1 opvraagt, worden deze door de houder enkel anoniem, niet tot de persoon te herleiden, verstrekt.
10. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van hetgeen gesteld in artikel 5:9 lid 4, op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 5:10 lid 7.
11. Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door burgemeester en wethouders gesubsidieerde peuterplekken, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie herzien of lager vaststellen.
|