Wijziging van De Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019:

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg,

gelezen het bestuurlijk behandelvoorstel met kenmerk 1257;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende wijzigingen van de Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019:

 

 

Artikel I

De artikelen 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:8, 5:9, 5:10 en 5:11 van de Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019 worden gewijzigd zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

 

 

Artikel II

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking de dag na de dag van bekendmaking.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 24 september 2019.

A. Van Mazijk, K. Tigelaar

secretaris, burgemeester

BIJLAGE

 

Behorende bij het collegebesluit tot wijziging van de Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019

A

Artikel 5:2 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:2 Aanvullende begrippen

  • a.

    bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete;

  • b.

    doelgroep peuter: peuter die op indicatie van de JGZ in aanmerking komt voor een peuterplek VVE;

  • c.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in de gemeente Leidschendam-Voorburg gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuteropvang wordt uitgevoerd en die in het LRKP staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

  • d.

    inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar;

  • e.

    kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, hierna te noemen de Wet kinderopvang;

  • f.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk (Belastingdienst) aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang;

  • g.

    LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

  • h.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek, hetzij regulier, hetzij VVE, voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • i.

    ouders: ouder(s) of verzorgers van de peuter;

  • j.

    overdrachtsformulier: het in de gemeente Leidschendam-Voorburg gebruikte overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven. Dit document wordt overgedragen aan de basisschool. Ingeval vaneen doelgroep peuter vindt een ‘warme overdracht’ plaats, een overdrachtsgesprek bij voorkeur in aanwezigheid van de ouders;

  • k.

    peuters: in de gemeente Leidschendam-Voorburg geregistreerde kinderen van 2,5 tot 4 jaar;

  • l.

    peutergroep: een groep van maximaal 16 peuters die uitsluitend bestaat uit peuterplekken regulieren/of peuterplekken VVE;

  • m.

    peuteropvang: opvang van peuters, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang;

  • n.

    peuteropvanglocatie: de locatie, geregistreerd in het LRKP als kinderdagverblijf in de gemeente Leidschendam-Voorburg, waar de houder peuteropvang biedt;

  • o.

    peuterplek regulier: plek van 240 uur per jaar voor peuters;

  • p.

    peuterplek VVE: plek van 480 uur per jaar voor doelgroeppeuters;

  • q.

    tabel ouderbijdrage peuteropvang: tabel op basis waarvan voor gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling voor peuteropvang kan worden vastgesteld. Deze tabel is als bijlage 1 bij deze regeling gevoegd en gebaseerd op de door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde tabel voor de ouderbijdrage peuterwerk;

  • r.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin;

  • s.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): peuteropvang voor doelgroep peuters waar gewerkt wordt met een gecertificeerd VVE-programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

  • t.

    VVE-programma: een integraal peuterprogramma voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal- emotionele ontwikkeling.

Artikel 5:2 Aanvullende begrippen

 

         

c. houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert dat in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

       

 

e. kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang;

 

f. kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk (Belastingdienst) aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

 

g. Landelijk Register Kinderopvang (LRK): register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

 

h. ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

 

i. ouders: ouder(s) in de zin van de Wet kinderopvang;

 

 

 

              

l. vervallen;

 

m. peuteropvang: opvang van peuters, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de Wet kinderopvang;

 

n. vervallen;

 

o. peuterplek regulier: plek waar peuters 320 uur per jaar peuteropvang krijgen aangeboden;

p. peuterplek VE: plek waar doelgroeppeuters in anderhalf jaar 960 uur VE krijgen aangeboden met een maximum van 6 uur per dag;

q. tabel ouderbijdrage peuteropvang: tabel op basis waarvan voor gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling voor peuteropvang kan worden vastgesteld. Deze tabel is gebaseerd op de door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde tabel voor de ouderbijdrage peuterwerk;

    

s. Voorschoolse educatie (VE): peuteropvang voor doelgroep-peuters;

 

t. vervallen.

 

 

B

Artikel 5:3 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Burgemeester en wethouders stellen een VVE-toeslag beschikbaar aan houders voor doelgroep-peuters. Deze toeslag wordt verstrekt voor peuters die een VVE-peuterplek bezetten voor 480 uur per jaar, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Deze VVE-toeslag bedraagt € 450,- per geplaatste doelgroep peuter per jaar. Indien de doelgroep peuter de VVE-plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.

Het college verstrekt subsidie voor activiteiten die een bijdrage leveren aan het realiseren van de in artikel 5:5 genoemde doelstelling. Op grond van deze regeling kunnen kinderopvangorganisaties subsidie aanvragen voor bezette peuter- en VE-plaatsen.

 

 

C

Artikel 5:4 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • a.

    peuters die een peuterplek regulier bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebbenop kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 240 uur peuteropvang per jaar;

  • b.

    doelgroep peuters die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie VVE beschikbaar voor 480 uur per jaar;

  • c.

    doelgroep peuters die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie VVE beschikbaar voor 240 uur per jaar.

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • a.

    peuters die een peuterplek regulier bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebbenop kinderopvangtoeslag;

  • b.

    doelgroep-peuters die een peuterplek VE bezetten en waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    doelgroep-peuters die een peuterplek VE bezetten en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag.

 

D

Artikel 5:5 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij kinderen in de leeftijd van 2 tot 5 jaar.

Deze subsidieregeling heeft tot doel:

  • a.

    te zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige VE voor VE-geïndiceerde peuters.

  • b.

    peuteropvang toegankelijk maken voor niet VE-geïndiceerde peuters waarvan de ouders niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag.

  • c.

    Het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden bij peuters.

 

E

Artikel 5:8 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie peuteropvang

Subsidie peuteropvang wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

  • a.

    peuteropvang aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in de Wet kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • b.

    peuteropvang aanbieden in horizontale groepen voor peuters;

  • c.

    peuteropvang aanbieden in 240 uur per jaar;

  • d.

    peuteropvang aanbieden in groepen die bestaan uit minimaal acht en maximaal zestien peuters. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddeld aantal peuters per groep per jaar;

  • e.

    gebruik maken van een VVE-programma, aan te schaffen met impulssubsidie (art. 5:11 lid 2 a), waarbij de ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd met een kind volgsysteem;

  • f.

    van ouders die aangeven recht te hebben op een gesubsidieerd tarief voor peuteropvang een verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag als bedoeld in bijlage 2 hebben ontvangen. De houder is verplicht deze verklaring op verzoek van burgemeester en wethouders te tonen.

 

  • 2.

     Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie VVE

 Subsidie VVE wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

  • a.

    met een specifieke VVE-registratie in het LRKP staan vermeld;

  • b.

    peuteropvang aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in de Wet kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • c.

    voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • d.

    een VVE-programma aanbieden dat aandacht besteedt aan de vier ontwikkelingsdomeinen: taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • e.

    VVE-gecertificeerd zijn en waarvan het aanbod aansluit bij de landelijk erkende programmatische,

  • f.

    personele en organisatorische kwaliteitsvereisten voor VVE;

  • g.

    een VVE-programma aanbieden in horizontale groepen voor peuters;

  • h.

    een VVE-programma aanbieden in 480 uur per jaar;

  • i.

    een VVE-programma aanbieden in groepen die bestaan uit minimaal acht en maximaal zestien peuters. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddeld aantal peuters per groep per jaar, waarbij

  • j.

    wordt gerekend met tien maanden per jaar;

  • k.

    bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang geven.

 

1. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie peuteropvang

Subsidie peuteropvang wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

a. peuteropvang aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in de Wet kinderopvang en het Besluit kwaliteit kinderopvang;

b. peuteropvang aanbieden in 320 uur per jaar;

c. van ouders die aangeven recht te hebben op een gesubsidieerd tarief voor peuteropvang een verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag als bedoeld in bijlage 2 hebben ontvangen. De houder is verplicht deze verklaring op verzoek van burgemeester en wethouders te tonen.

 

 

 

                  

 

2. Aanvullende voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie VE

Subsidie VE wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

 

a. met een specifieke VE-registratie in het LRK staan vermeld;

b. peuteropvang aanbieden die voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

c. in anderhalf jaar 960 uur VE aanbieden;

d. bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang geven.

 

 

F

Artikel 5:9 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders subsidiëren een bedrag van € 8,20 per uur voor peuteropvang.

  • 2.

    Voor de in artikel 5:4 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

    • a.

      Voor de in artikel 5:4, onder a., genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek 240 uur per jaar minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

    • b.

      Voor de in artikel 5:4, onder b, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek 480 uur per jaar minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

    • c.

      Voor de in artikel 5:4, onder c, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek Voor 240 uur per jaar.

  •  

  •  

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen een VVE-toeslag beschikbaar aan houders die in het LRK geregistreerde voorschoolse educatie aanbieden. Deze VVE-toeslag bedraagt € 15.000,- per VVE-groep per jaar, ongeacht het aantal bezette peuterplekken VVE.

  •  

  • 4.

    Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van een volledig ingevuld format eindrapportage, door burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken, het uurtarief, het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) de VVE-toeslag is ontvangen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen;

  • 5.

    Als de houder minder bezette peuterplekken (regulier en VVE) heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd, heeft dit terugvordering tot gevolg.

1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks het uurtarief voor peuteropvang vast met de tabel ouderbijdrage peuteropvang. Het uurtarief en deze tabel worden bekend gemaakt op www.lv.nl.

2. Voor de in artikel 5:4 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

  • a.

    Voor de in artikel 5:4, onder a., genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college vastgestelde uurtarief per uur tot een maximum van 320 uur per jaar minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

  • b.

    Voor de in artikel 5:4, onder b, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college vastgestelde uurtarief per uur tot een maximum van 960 uur in anderhalf jaar minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

  • c.

    Voor de in artikel 5:4, onder c, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college vastgestelde uurtarief per uur tot een maximum van 480 uur in anderhalf jaar.

3. Burgemeester en wethouders stellen een VE-toeslag beschikbaar aan houders die in het LRK geregistreerde voorschoolse educatie aanbieden. Deze VE-toeslag bedraagt een vast bedrag per VE-groep per jaar, ongeacht het aantal bezette peuterplekken VE. Deze toeslag wordt jaarlijks, tegelijkertijd met het uurtarief, door het college vastgesteld.

4. Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van een volledig ingevuld format eindrapportage, door burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette VE-peuterplekken, het uurtarief en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen;

5. Als de houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd, heeft dit terugvordering tot gevolg.

6. Als de houder meer bezette peuterplekken zal realiseren dan oorspronkelijk aangevraagd, dient de houder de gemeente tijdens het lopende subsidiejaar hiervan op de hoogte te stellen.

 

G

Artikel 5:10 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

1. Een subsidieaanvraag voor peuteropvang kan enkel worden ingediend door een houder.

2. In afwijking van het gestelde in artikel 7, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 moet de aanvraag worden ingediend voor 1 oktober, voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

3. Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overlegd te worden:

a. het aanvraagformulier voor subsidie Peuteropvang van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

b. het format subsidiegegevens peuteropvang.

4. Bij een aanvraag voor subsidie VVE moeten houders onverlet het bepaalde in lid 5:3.a ook een werkplan VVE indienen. Hiervoor maken houders gebruik van het format ‘aanvraag en verantwoording VVE-subsidie’

5. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvanglocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan de subsidieverlening worden herzien of ingetrokken.

6. In aanvulling van het gestelde in artikel 12 lid 1 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 15 juli van het lopende subsidiejaar een tussenrapportage over de periode januari tot en met juni van dat jaar aan burgemeester en wethouders aan, middels het format tussenrapportage peuteropvang.

7. In afwijking van het gestelde in artikel 16 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een verzoek in tot subsidievaststelling. Bij het verzoek tot subsidievaststelling wordt naast een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten het format eindrapportage peuter-opvang aan burgemeester en wethouders aangeleverd.

8. Een evaluatie van het werkplan VVE zoals ingediend bij de aanvraag.

9. De subsidieontvanger maakt in de verantwoording inzichtelijk dat er sprake is van een volledig gescheiden financiële administratie van publieke en private middelen.

10. Voor subsidies van € 50.000,- en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een goedkeurende accountantsverklaring over de jaarrekening van de houder.

11. Voor subsidies tot € 50.000,- geldt dat burgemeester en wethouders bij de houder nadere gegevenskunnen opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder verplicht burgemeester en wethouders desgewenst inzage te geven in diens administratie.

12. Indien de gemeente inzage in gegevens, genoemd onder artikel 5:8 lid1 opvraagt, worden deze door de houder enkel anoniem, niet tot de persoon te herleiden, verstrekt.

13. De subsidieontvanger kan burgemeester en wethouders verzoeken om uitstel van de in het eerste en tweede lid genoemde verplichting. Een dergelijk verzoek wordt minimaal vier weken voor de genoemde datum voorzien van een motivering ingediend.

14. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van hetgeen gesteld in artikel 5:9 lid 4, op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 5:10 lid 7.

15. Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door burgemeester en wethouders gesubsidieerde peuterplekken, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie herzien of lager vaststellen.

1. Een subsidieaanvraag voor peuteropvang kan enkel worden ingediend door een houder.

2. In afwijking van het gestelde in artikel 7, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 moet de aanvraag worden ingediend voor 1 oktober, voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

3. Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overlegd te worden:

a. het aanvraagformulier voor subsidie Peuteropvang van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

b. het format subsidiegegevens peuteropvang.

4. Bij een aanvraag voor subsidie VE moeten houders onverlet het bepaalde in het derde lid onder a ook een werkplan VE indienen. Hiervoor maken houders gebruik van het format ‘aanvraag en verantwoording VE-subsidie’

5. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvang bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan de subsidieverlening worden herzien of ingetrokken.

6. In aanvulling van het gestelde in artikel 12 lid 1 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 15 juli van het lopende subsidiejaar een tussenrapportage over de periode januari tot en met juni van dat jaar aan burgemeester en wethouders aan, middels het format tussenrapportage peuteropvang.

7. In afwijking van het gestelde in artikel 16 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een verzoek in tot subsidievaststelling. Bij het verzoek tot subsidievaststelling wordt naast een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten het format eindrapportage peuter-opvang aan burgemeester en wethouders aangeleverd.

8. Een evaluatie van het werkplan VE zoals ingediend bij de aanvraag.

9. Indien de gemeente inzage in gegevens, genoemd onder artikel 5:8 lid1 opvraagt, worden deze door de houder enkel anoniem, niet tot de persoon te herleiden, verstrekt.

10. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van hetgeen gesteld in artikel 5:9 lid 4, op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 5:10 lid 7.

11. Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door burgemeester en wethouders gesubsidieerde peuterplekken, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie herzien of lager vaststellen.

 

H

Artikel 5:11 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Hardheidsclausule: Burgemeester en wethouders kunnen van deze subsidieregeling afwijken voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Overgangsbepaling:

  • a.

    Zeven reguliere peuterspeelzalen hebben recht op een eenmalige impulssubsidie van € 3.000, -per locatie om een VVE-programma te implementeren.

  • b.

    De ouderbijdrage VVE wijzigt per 2018 van een vaste naar een inkomensafhankelijke bijdrage. Om deze overgang te verzachten, geldt voor alle zittende ouders (peuter geplaatst voor 1-1-2018)een overgangsregeling. De ouderbijdrage voor deze ouders met een inkomen boven € 39.881,-is gemaximeerd tot € 25,- per maand.

Hardheidsclausule: Burgemeester en wethouders kunnen van deze subsidieregeling afwijken voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

I

Bijlage 1 bij Hoofdstuk 5 wordt gewijzigd als volgt:

 

Tabel ouderbijdrage peuterwerk 2020 behorend bij artikel 5:2 onder q

             

J

Bijlage 2 bij Hoofdstuk 5 wordt gewijzigd als volgt:

Onder het kopje ‘Wanneer heeft u recht op gesubsidieerde peuteropvang?’ komt de zinsnede ‘geldt voor 240 uur peuteropvang en’ te vervallen.

    

Naar boven