Gemeenteblad van Helmond
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Helmond | Gemeenteblad 2019, 269751 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Helmond | Gemeenteblad 2019, 269751 | Beleidsregels |
EERSTE WIJZIGING BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND PARTICIPATIEWET 2018 GEMEENTE HELMOND
I. De Beleidsregels bijzondere bijstand participatiewet 2018 gemeente Helmond als volgt te wijzigen:
A. Beleidsregel B063 – Draagkrachtpercentages, komt te luiden:
In beginsel gelden de hierna volgende regels voor de draagkracht op het inkomen, met dien verstande dat er situaties zijn die hierop een uitzondering vormen. Voor zover 100% draagkrachtinkomen van toepassing is, is dat opgenomen in de specifieke beleidsregel. In zijn algemeenheid geldt 100% draagkrachtinkomen als de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening.
Om de draagkracht uit het inkomen vast te stellen wordt uitgegaan van de toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag. De kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet is bij het vaststellen van de draagkracht niet van toepassing. De volgende percentages zijn in beginsel van toepassing:
Let op. Het kan zijn dat voor een bepaalde kostensoort een afwijkend percentage geldt. Is dat het geval dan is dat vastgelegd is de betreffende beleidsregel.
Indien er sprake is van een alleenstaande of alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, die niet in een inrichting verblijft (als bedoeld in art. 1 onder f van de Participatiewet) en alleen een inkomen uit AOW, Anw of Wajong ontvangt, dan wordt dit inkomen als draagkrachtloos inkomen beschouwd.
In het geval belanghebbende(n) wel in een inrichting verblijft dan moet het inkomen voor de draagkracht in principe afgezet worden tegen de toepasselijke zak- en kleedgeldnorm als bedoeld in artikel 23 van de Participatiewet. Voor personen jonger dan 21 jaar moet de toepasselijke jongerennorm worden gehanteerd.
Een alleenstaande AOW-gerechtigde die op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) in een inrichting verblijft, heeft recht op bruto AOW. Na aftrek van belastingen, premies en de verschuldigd eigen bijdrage op grond van de Wlz houdt hij per maand een bedrag over voor zak en kleedgeld. Het vakantiegeld moet echter niet over dit zak en kleedgeldbedrag worden berekend, maar over het totale bedrag van de AOW vóór aftrek van de Wlz-bijdrage.
Worden deze regels gehanteerd, dan blijkt dat er in de meeste gevallen sprake is van draagkracht.
De norm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder is in de Participatiewet gelijk. De alleenstaande ouder wordt landelijk via een verhoging van het kindgebonden budget ‘gecompenseerd’. Het gaat om de zogeheten alo-kop (2018: € 3.101 per jaar). Gemeente Helmond hanteert voor de groep alleenstaande ouders 90% van de norm genoemd in artikel 21, lid b van de Participatiewet (exclusief de vakantietoeslag en de alo-kop).
In het algemeen geldt 100% van het in aanmerking te nemen vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).
B. Beleidsregel B079 - Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting, komt te luiden:
B079 - Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting
Voor jongmeerderjarigen die (bijzondere) bijstand aanvragen geldt dat zij eerst een beroep moeten doen op de ouders die met het ouderlijk gezag belast zijn, waaronder ook stiefouders worden verstaan. Die zijn namelijk tot 21 jaar onderhoudsplichtig voor hun kinderen. Jongmeerderjarigen zijn personen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt.
De jongmeerderjarige kan recht hebben op bijzondere bijstand indien de noodzakelijke kosten van het bestaan meer bedragen dan de voor hem geldende norm én voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op zijn ouders, omdat de middelen van de ouder(s) daartoe niet toereikend zijn of de jongmeerderjarige redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken. De kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zijn vaak verbonden aan zelfstandige huisvesting van de jongmeerderjarige.
Voor de kosten is geen voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet. Het college merkt de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) niet aan als voorliggende voorziening. Die jongmeerderjarige kan dus wel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als hij geen beroep kan doen op zijn ouders.
Studiefinanciering op grond van de WSF 2000 wordt voor studiekosten en woonkosten aangemerkt als een toereikende en passende voorliggende voorziening (artikel 15 PW). Op het moment dat iemand recht heeft op WSF 2000 heeft hij op grond van artikel 13 lid 2 sub PW geen recht op (aanvullende) bijstand.
De jongmeerderjarige kan in ieder geval geen of onvoldoende beroep doen op zijn onderhoudsrecht als:
De algemene bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar wordt - mits voldaan aan de voorwaarden - zodanig aangevuld met bijzondere bijstand voor levensonderhoud, dat de hoogte van de totale bijstandsuitkering (norm algemene bijstand + bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Participatiewet) nooit méér kan bedragen dan de bijstandsuitkering die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar of ouder.
Het college ziet aanleiding om de bijzondere bijstand lager vast te stellen indien er sprake is van:
Het bedrag van de verlaging wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.
C. Beleidsregel B085 – Maaltijdvoorziening, komt te luiden:
Maaltijdvoorziening: een voorziening waarbij door een daartoe gespecialiseerd bedrijf of instelling tegen betaling maaltijden worden geleverd. Daaronder kan een hoofdgerecht met (eventueel) een voor- en/of nagerecht worden verstaan.
Voor de kosten is geen voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet.
Voor bijzondere bijstand in de kosten van een maaltijdvoorziening komen in aanmerking:
De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt € 0,27 voor een voorgerecht, € 1,66 voor een hoofdgerecht en € 0,27 voor een nagerecht.
De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).
De bijzondere bijstand wordt betaalbaar gesteld op basis van facturen. Daarbij geldt dat belanghebbende de facturen binnen zes maanden moet indienen nadat de bijzondere bijstand is toegekend. Daarbij geldt de verzenddatum van de beschikking.
Voor deze kosten gelden de volgende specifieke bepalingen over het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen:
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:
Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.
D. Beleidsregel B086 - Verzorging en hulp, komt te luiden:
De eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor het pakket modulair thuis, of op grond van de Wmo 2015 zoals is bepaald in de gemeentelijke verordening. Zie ook Beleidsregel B148 (Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen).
Zowel voor de Wmo als voor de Wlz kan een eigen bijdrage worden geïnd. Vooralsnog worden deze bijdragen door het Centraal administratiekantoor (CAK) berekend, opgelegd en geïnd. Voor eigen bijdragen Wmo en Wlz-modulair pakket thuis kunnen inwoners bijzondere bijstand aanvragen.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een aan de bijstand passende en toereikende voorliggende voorziening (art. 15 lid 1 van de Participatiewet). Denk in dit verband ook aan de Beleidsregel individuele vrijstelling eigen bijdrage Wmo Helmond 2019 en de afspraken die de gemeente heeft gemaakt met het CAK (personen met een laag inkomen zoals bedoeld in het minimabeleid krijgen een zogeheten nul-factuur).
Het college kan bijzondere bijstand verstrekken indien belanghebbende zijn aanvraag tijdig heeft ingediend (zie beleidsregel B062).
Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de bij belanghebbende in rekening gebrachte eigen bijdrage (zoals gefactureerd door het CAK).
De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).
Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:
E. Beleidsregel B110 - Hoogte aflossing leenbijstand, komt te luiden:
B110 - Hoogte aflossing leenbijstand
Artikel 18 lid 1 en 4 en artikel 51 lid 2 van de Participatiewet bepalen dat het college bij het vaststellen van het aflossingsbedrag rekening houdt met de mogelijkheden, middelen en omstandigheden van de aanvrager en zijn gezin. In beginsel bedraagt de hoogte van de aflossing van leenbijstand:
Bij een inkomen op bijstandsniveau
5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Is de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a toegepast, dan is er geen sprake van aflossingscapaciteit. Bij de verlagingen als bedoeld in artikel 27 en 28 van de Participatiewet is in principe wel sprake van aflossingscapaciteit. Zie daarvoor beleidsregels Werkbedrijf Senzer inzake verlaging woonlasten en verlaging schoolverlaters.
Bij een inkomen boven bijstandsniveau
De aflossingsbedragen worden zodanig vastgesteld dat de belanghebbende in ieder geval blijft beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet (vergelijk artikel 51 lid 2 van de Participatiewet).
In welke gevallen het college geheel of gedeeltelijk af kan zien van herziening of intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet of uitkering op grond van de IOAW/IOAZ, is opgenomen in de vigerende Beleidsregels herziening, intrekking en terug- en invordering Helmond.
II. Aan de Beleidsregels bijzondere bijstand participatiewet 2018 gemeente Helmond als volgt toe te voegen:
F. Beleidsregel B100 - Kosten eigen bijdrage kinderopvang, wordt toegevoegd na beleidsregel B96 (Bewassing en kledingslijtage) en komt te luiden:
B100 - Kosten eigen bijdrage kinderopvang
Voor kinderopvang geldt een eigen bijdrage (na aftrek kinderopvangtoeslag). Gemeente Helmond vergoedt de kosten voor de eigen bijdrage kinderopvang voor zes maanden voor mensen die uitstromen naar betaald werk. Eventuele overschrijdingen van de (door de Belastingdienst vastgestelde) maximum uurprijs en maximum aantal uren worden hierbij wel vergoed.
De eigen bijdrage voor kinderopvang die resteert na berekening van de kinderopvangtoeslag.
De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, het Kindpakket en een eventuele vergoeding van uw werkgever voor de kosten van kinderopvang gelden als een voorliggende voorziening op de vergoeding voor kosten kinderopvang vanuit de bijzondere bijstand.
Hoogte van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand bedraagt de kosten van de eigen bijdrage kinderopvang.
De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).
Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:
G. Beleidsregel B177 - Legeskosten gehandicaptenparkeerkaart en –plaats, wordt toegevoegd na beleidsregel B160 (Eigen risico) en komt te luiden:
B177 - Legeskosten gehandicaptenparkeerkaart en -plaats
De kosten voor een gehandicaptenparkeerkaart en -plaats zoals is bepaald in de gemeentelijke legesverordening.
Er kunnen kosten in rekening worden gebracht voor een gehandicaptenparkeerkaart en -plaats. Dit wordt bepaald in de gemeentelijke legesverordening. Voor deze kosten kunnen inwoners bijzondere bijstand aanvragen.
Voor de kosten bestaat geen voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet.
Het college kan bijzondere bijstand verstrekken indien belanghebbende zijn aanvraag tijdig heeft ingediend (zie beleidsregel B062).
Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de vergoeding vanuit de bijzondere bijstand is gelijk aan de legeskosten zoals deze aan belanghebbende in rekening zijn gebracht (zoals bepaald in de gemeentelijke legesverordening).
De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).
Voor deze kosten gelden de volgende specifieke bepalingen over het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen:
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:
H. Beleidsregel B178 – Huiswerkbegeleiding, wordt toegevoegd na beleidsregel B177 (Legeskosten gehandicaptenparkeerkaart en –plaats) en komt te luiden:
De ouders van kinderen uit minimagezinnen op het voortgezet onderwijs kunnen een bijdrage in de kosten voor externe huiswerkbegeleiding voor hun kinderen aanvragen. Huiswerkbegeleiding omvat het op regelmatige basis bieden van ondersteuning aan leerlingen bij het maken van huiswerk en de voorbereiding ten behoeve van proefwerken, toetsen, werkstukken en spreekbeurten buiten reguliere schooltijd. Met externe huiswerkbegeleiding wordt huiswerkbegeleiding bedoeld waar niet door de onderwijsinstelling zelf in wordt voorzien.
Kosten voor externe huiswerkbegeleiding.
De huiswerkbegeleiding die via school wordt aangeboden geldt als een voorliggende voorziening. Wordt een korting verstrekt op externe huiswerkbegeleiding dan komt het restantbedrag, met in achtneming van de maximaal te verstrekken bijzondere bijstand, voor vergoeding in aanmerking.
Hoogte van de bijzondere bijstand
De vergoeding wordt gebaseerd op de daadwerkelijk gemaakte kosten van huiswerkbegeleiding bij een professionele instelling (niet zijnde de onderwijsinstelling waar de leerling onderwijs volgt), voor twee begeleidingsmomenten per week, gedurende maximaal vier maanden en tot een maximumbedrag van € 500,- per kind. Kinderen (uit minimagezinnen) die het voortgezet onderwijs volgen kunnen hier in het schooljaar 2019-2020 gebruik van maken.
De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).
Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).
Aan de bijstand verbonden verplichtingen
In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-269751.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.