Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Rotterdam

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de wethouder van Handhaving, Buitenruimte, Integratie en Samenleven van 24 september 2019; kenmerk SB19/0619039;

 

gelet op artikel 16, tweede lid, van de Verordening beheer ondergrond Rotterdam;

besluit vast te stellen:

 

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Rotterdam

 

Paragraaf 1 Begripsbepalingen en toepassingsbereik

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

belanghebbende:

leidingexploitant van wie een vergunning ten gevolge van een werk als bedoeld in artikel 9, lid 3, onderdeel f, van de verordening geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken of gewijzigd;

categorie-I leidingen:

a.

drinkwatertransportleidingen met een binnendiameter van 300 mm en groter;

 

b.

midden- en hoogspanningsleidingen met een voltage van 23 kV en hoger;

 

c.

warmteleidingen met een binnendiameter van 12’’ en groter;

 

d.

leidingen vallend onder het Besluit externe veiligheid Buisleidingen; en

 

e.

kabels en leidingen in een in het bestemmingsplan opgenomen strook grond die primair bestemd is voor het leggen van leidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals infrastructurele voorzieningen (leidingstrook).

categorie-II leidingen:

alle leidingen niet behorende tot categorie I;

college:

college van burgemeester en wethouders;

leiding:

leiding als bedoeld in de verordening, met uitzondering van kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet;

nadeelcompensatie:

bedrag dat op basis van deze regeling als schadevergoeding wordt toegekend aan de belanghebbende;

rijzen:

het verticaal omhoog verplaatsen zonder onderbreking van een leiding wat nodig is als gevolg van verzakking van de grond;

schadebedrag:

financieel nadeel dat de belanghebbende lijdt als gevolg van een besluit tot wijziging of intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel f van de verordening;

vergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 4 van de verordening;

verordening:

Verordening beheer ondergrond Rotterdam;

verzoek:

verzoek om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 16 van de verordening.

Artikel 2

Waar in deze regeling wordt gesproken over het intrekken of wijzigen van een vergunning wordt bedoeld het intrekken of wijzigen van een vergunning op grond van artikel 9, derde lid, onderdeel f, van de verordening.

Artikel 3

Deze regeling is niet van toepassing op verzoeken met betrekking tot het gemeentelijke rioleringsnet.

 

Paragraaf 2 Algemene bepalingen nadeelcompensatie

Artikel 4

Indien een belanghebbende als gevolg van een besluit van het college tot intrekking of wijziging van een vergunning schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale maatschappelijk risico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een vergoeding toe.

Artikel 5

Het schadebedrag wordt berekend overeenkomstig paragraaf 4 van deze regeling. Bij die berekening worden uitsluitend de kosten van ontwerp en begeleiding, uit- en inbedrijfstellen, uitvoering en materiaal betrokken.

Artikel 6
  • 1.

    Indien de vergunning van de belanghebbende binnen vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de vergunning door het college wordt ingetrokken of gewijzigd, bedraagt de nadeelcompensatie 100% van het schadebedrag.

  • 2.

    Indien de vergunning van de belanghebbende voor een categorie-I leiding door het college wordt ingetrokken of gewijzigd in de periode vanaf vijf tot en met dertig jaren, gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de vergunning, bedraagt de nadeelcompensatie het in de tabel in bijlage 1 genoemde percentage van het schadebedrag.

  • 3.

    Indien de vergunning van de belanghebbende voor een categorie-II leiding door het college wordt ingetrokken of gewijzigd in de periode vanaf vijf tot en met vijftien jaren, gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de vergunning, bedraagt de nadeelcompensatie het in de tabel in bijlage 2 genoemde percentage van het schadebedrag.

  • 4.

    Indien de vergunning van de belanghebbende voor een categorie-I leiding door het college wordt ingetrokken of gewijzigd na dertig jaren gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de vergunning, wordt geen nadeelcompensatie toegekend. Voor categorie-II leidingen bedraagt de hiervoor genoemde termijn vijftien jaren.

  • 5.

    Indien de vergunning van de belanghebbende door het college is ingetrokken en de werken, bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel f, van de verordening niet binnen drie jaren nadat de vergunning is ingetrokken zijn aangevangen, bedraagt de nadeelcompensatie 100% van het schadebedrag.

Artikel 7

Het college en de belanghebbende beperken bij verwijdering, verlegging of aanpassing van de leiding van de belanghebbende elkaars schade zo veel mogelijk.

Artikel 8

Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de belanghebbende moet blijven dan uit de toepassing van artikel 6 voortvloeit, kan het college gemotiveerd van dat artikel afwijken.

Artikel 9

Indien vanwege het werk sprake is van meerdere verleggingen van dezelfde leiding, is op de eerste verlegging deze regeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente.

Artikel 10
  • 1.

    Het college kent geen nadeelcompensatie toe als in de vergunning is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning is te voorzien in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden in de openbare ruimte waarin de leiding is gelegen en in deze periode de vergunning wordt gewijzigd of ingetrokken.

  • 2.

    Als de vergunning niet wordt gewijzigd of ingetrokken binnen de in het eerste lid genoemde periode dan is het vergoedingsregime, bedoeld in artikel 6, van toepassing.

Artikel 11

Indien als gevolg van de uitvoering van een werk de belanghebbende de leiding moet of zal rijzen komen de kosten hiervan ten laste van belanghebbende.

Artikel 12

Indien het gespecificeerde schadebedrag, bedoeld in artikel 18, eerste lid, minder bedraagt dan € 10.000,00 wordt in afwijking van artikel 21, de nadeelcompensatie gebaseerd op een vaste prijs. In andere gevallen wordt de nadeelcompensatie bepaald op basis van voor- en nacalculatie, tenzij het college en de belanghebbende anders zijn overeengekomen.

Artikel 13
  • 1.

    Het college maakt het voornemen van een werk als bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel f, van de verordening bekend met een aanschrijving aan de belanghebbende.

  • 2.

    In de aanschrijving is een omschrijving van het werk opgenomen met de vermelding van de noodzakelijk te verplaatsen leidingen.

  • 3.

    Indien sprake is van aanwezige leidingen die niet noodzakelijk verlegd moeten worden, zal de belanghebbende de gelegenheid krijgen om op eigen kosten die leidingen te rijzen, te vervangen of te verwijderen.

Artikel 14

Het college streeft naar overeenstemming met de belanghebbende over verplaatsing, uitvoering en planning waarbij een technisch adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten het uitgangspunt is. Het college voert hiertoe vooroverleg met de belanghebbende.

Artikel 15

Het college neemt het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning zo mogelijk op basis van overeenstemming, bereikt in het vooroverleg, bedoeld in artikel 14.

 

Paragraaf 3 Verzoek nadeelcompensatie

Artikel 16

Een verzoek tot nadeelcompensatie wordt binnen een jaar nadat de werkzaamheden voor de verlegging van de leiding geheel zijn afgerond door de belanghebbende ingediend bij het college.

Artikel 17
  • 1.

    De belanghebbende toont bij het indienen van een verzoek om nadeelcompensatie aan op welke datum vergunning is verleend voor het aanleggen van de leiding op de locatie waaruit zij moet worden verlegd.

  • 2.

    Indien een vergunning ontbreekt, wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen van de leiding volgens de registratie van de belanghebbende is aangevangen.

  • 3.

    Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend dan wel op welke datum met het leggen van de leiding is aangevangen, wordt vermoed dat de betreffende leiding langer dan 15 jaar aanwezig is indien zij behoort tot de categorie-II leidingen en langer dan 30 jaar indien zij behoort tot de categorie-I leidingen.

Artikel 18
  • 1.

    Het verzoek bevat, naast de gegevens bedoeld in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, het besluit, bedoeld in artikel 15, en een naar kostensoort gespecificeerde opgave van het schadebedrag aan de hand van het model opgenomen in bijlage 3.

  • 2.

    Indien sprake is van het bundelen van werkzaamheden van verschillende belanghebbenden geeft de belanghebbende inzicht in de verdeling van de gezamenlijke kosten.

Artikel 19

Het college besluit op het verzoek tot nadeelcompensatie binnen acht weken na de indiening van het verzoek. Het college kan deze termijn eenmalig met acht weken verlengen.

Artikel 20
  • 1.

    Indien nadeelcompensatie is bepaald op basis van een vaste prijs, dient de belanghebbende na het gereedkomen van de werkzaamheden een factuur in ter hoogte van het bedrag aan nadeelcompensatie.

  • 2.

    Indien nadeelcompensatie is bepaald op basis van nacalculatie, dient de belanghebbende na vaststelling van de nadeelcompensatie en na gereedkomen van de werkzaamheden een factuur in ter hoogte van het bedrag aan nadeelcompensatie.

  • 3.

    Betaling van de factuur vindt plaats binnen 60 dagen na de ontvangst ervan.

     

Paragraaf 4 Vaststelling schadebedrag

Artikel 21

De hoogte van de kosten voor het verleggen van een leiding wordt vastgesteld op basis van de hierna volgende bepalingen.

Artikel 22

De kosten worden vastgesteld aan de hand van werkelijke verleggingskosten. Deze kosten worden onderscheiden in:

  • a.

    kosten van ontwerp en begeleiding;

  • b.

    kosten van uit- en inbedrijfstellen;

  • c.

    kosten van uitvoering;

  • d.

    kosten van materiaal.

Artikel 23

Onder kosten van ontwerp en begeleiding worden verstaan de kosten van werkzaamheden voorafgaand aan en tijdens de uitvoering. Het gaat uitsluitend om kosten van:

  • a.

    overleg en correspondentie;

  • b.

    directievoering en toezicht houden;

  • c.

    detailengineering en daaruit voortvloeiende uitvoerende werkzaamheden;

  • d.

    verplichtingen vanuit wet- en regelgeving;

  • e.

    het juridisch vrij maken van het tracé;

  • f.

    het aanbesteden van werk; en

  • g.

    de benodigde vergunningen en leges.

Artikel 24

Onder de kosten van het uit- en inbedrijfstellen worden uitsluitend verstaan:

  • a.

    kosten van het spannings- of productloos maken van de leiding alsmede de kosten van het weer inbedrijfstellen van de leiding; en

  • b.

    kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard.

Artikel 25

Onder uitvoeringskosten worden uitsluitend verstaan:

  • a.

    kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden;

  • b.

    kosten samenhangend met het verwijderen van verlaten leidingen;

  • c.

    kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen;

  • d.

    kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard; en

  • e.

    kosten verband houdende met de Schaderegeling Ingravingen Rotterdam.

Artikel 26

Onder materiaalkosten worden uitsluitend verstaan de kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies.

 

Paragraaf 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27

De Verlegregeling Rotterdam 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 28
  • 1.

    Deze regeling is niet van toepassing op werken waarover op het moment van de inwerkingtreding van deze regeling reeds een overeenkomst is aangegaan tussen de gemeente en belanghebbende.

  • 2.

    Op een besluit tot nadeelcompensatie of tot afwijzing daarvan dat is genomen vóór de inwerkingtreding van deze regeling, blijft het recht van toepassing dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit.

Artikel 29

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de Verordening beheer ondergrond Rotterdam in werking treedt.

Artikel 30

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Rotterdam.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 september 2019.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

B. Wijbenga-van Nieuwenhuizen, l.b.

Bijlage 1 Nadeelcompensatieregime voor categorie-I leidingen

 

Jaar

Percentage

1

100,0%

2

100,0%

3

100,0%

4

100,0%

5

100,0%

6

80,0%

7

76,8%

8

73,6%

9

70,4%

10

67,2%

11

64,0%

12

60,8%

13

57,6%

14

54,4%

15

51,2%

16

48,0%

17

44,8%

18

41,6%

19

38,4%

20

35,2%

21

32,0%

22

28,8%

23

25,6%

24

22,4%

25

19,2%

26

16,0%

27

12,8%

28

9,6%

29

6,4%

30

3,2%

31

0,0%

Bijlage 2. Nadeelcompensatieregime voor categorie-II leidingen

 

Jaar

Percentage

1

100%

2

100%

3

100%

4

100%

5

100%

6

80%

7

72%

8

64%

9

56%

10

48%

11

40%

12

32%

13

24%

14

16%

15

8%

16

0%

Bijlage 3. Kostenspecificatie

 

Leidingexploitant: ...................................................................................................

Leiding (kenmerk): .................................................................................................

Materiaal, medium, leeftijd, diameter ........................................................................

Prijspeil kostenraming (dd-mm-jj): ...........................................................................

Onnauwkeurigheidsmarge (%): ...............................................................................

Omschrijving Eenheid Prijs per eenheid Aantal Geraamd/begroot bedrag

 

1. Materiaalkosten

.......................................

.......................................

Subtotaal

 

Totaal materiaalkosten

 

1. Kosten van uit en in bedrijf stellen

.......................................

.......................................

Subtotaal

 

Totaal uit en in bedrijf stellen

 

1. Kosten van ontwerp en begeleiding

.......................................

Etc. ................................

Subtotaal

 

Totaal ontwerp en begeleiding

 

1. Uitvoeringskosten

.......................................

.......................................

Subtotaal

 

Totaal uitvoeringskosten

 

Totaal raming/begroting

 

Toevoegingen bij de tabel:

  • Indien er werkzaamheden voor meerdere leidingen van leidingexploitanten worden verricht, moet aangegeven worden welke verdeelsleutel voor de verdeling van kosten naar kostensoorten per leiding wordt gehanteerd.

  • Ingeval er sprake is van gecombineerde werkzaamheden dient leidingexploitant zijn deel van de geraamde kosten weer te geven in de kostenraming. De onderbouwing (verdeelsleutel tussen leidingbeheerders en het totaal geraamde bedrag voor de gecombineerde werkzaamheden) van het geraamde bedrag dient bijgevoegd te worden bij de kostenraming.

  • Indien de gemeente op verzoek van leidingexploitant werkzaamheden verricht in het kader van de aanpassing, waarvan de kosten voor rekening van leidingexploitant zijn (bijv. mechanisch grondonderzoek), dan dienen deze kosten zichtbaar te zijn verwerkt in deze raming/begroting.

Toelichting op de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Rotterdam

Inleiding

In de Verordening beheer ondergrond Rotterdam (hierna Vbo) wordt in artikel 16 het recht van de belanghebbende op een redelijke en billijke vergoeding in geval van gedwongen verlegging geregeld. Deze nadeelcompensatieregeling is een nadere uitwerking van dit artikel en moet worden beschouwd als beleidsregel.

 

Voor het leggen van kabels en leidingen in openbare gemeentelijke gronden is gekozen voor een gemeentelijke verordening. De nadeelcompensatieregeling is een invulling van de nadeelcompensatieverplichting in geval van verleggingen die op grond van de Vbo door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) zijn opgedragen.

De regeling is gebaseerd op de binnen de gemeente te voorziene planningshorizon. De gemeente gaat er vanuit dat binnen 5 jaren na het verlenen van een vergunning voor het leggen van een leiding in de openbare ruimte de gemeente geen werken uitvoert, die verlegging van de vergunde leiding noodzakelijk maken.

Voor de categorie-I leidingen, die een zwaarder maatschappelijk en economisch belang hebben, wordt na deze 5 jaren een periode van 5 tot 30 jaren gehanteerd, waarbij het bedrag van nadeelcompensatie trapsgewijs wordt afgebouwd van 80% naar 0%.

Voor de leidingen behorend tot categorie-II, die een minder zwaar maatschappelijk en economisch belang hebben, wordt een termijn gehanteerd van 5 tot 15 jaren.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen en toepassingsbereik

Artikel 1

Aangezien de Nadeelcompensatieregeling kabel en leidingen Rotterdam is gebaseerd op de Vbo zijn de daar gedefinieerde begrippen ook hier van toepassing.

 

In deze regeling wordt een aantal begrippen toegevoegd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen categorie-I en categorie-II leidingen.

 

Bij het vaststellen van de nadeelcompensatie wordt een onderscheid gemaakt tussen categorie-I en categorie-II leidingen. Tot deze indeling is besloten omdat niet alle kabels en leidingen een gelijkwaardig maatschappelijk en economisch belang hebben.

 

Onder de categorie-I leidingen vallen leidingen die van doorslaggevend belang zijn voor het sociaal en economisch functioneren van de stad (of anders gezegd: die bij disfunctionaliteit grote maatschappelijke ontwrichting en economische schade tot gevolg zouden hebben). Dit zijn over het algemeen ook die leidingen welke een omvangrijke kapitaalsinvestering van de netbeheerders vragen. Denk daarbij aan drinkwatertransportleidingen (met een diameter groter of gelijk aan 400 mm), warmtetransportleidingen (van 12 inch en groter) of midden- en hoogspanningsleidingen (vanaf 23 kV).

 

Tot de categorie-I leidingen worden ook de leidingen gerekend die een extern veiligheidsrisico kennen. Het betreft hier de leidingen die, voor wat betreft aard van de vervoerde stoffen en de druk waaronder deze stoffen vervoerd worden, vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen.

 

Tenslotte behoren ook de kabels en leidingen die in een zogenaamde Leidingstrook liggen tot de categorie-I. De gedachte hierachter is dat leidingenstroken (vrijwel uitsluitend te vinden in de Rotterdamse haven) juist zijn ingericht met het doel ruimte te scheppen voor ondergrondse infrastructuur. De leidingen in deze leidingstroken liggen daarmee onder extra beschermende maatregelen.

 

Alle overige kabels en leidingen behoren tot de categorie-II.

 

Deze indeling in categorieën zoals die wordt gehanteerd in de nadeelcompensatieregeling is geheel in lijn met het ruimtelijke beleid van de gemeente Rotterdam in die zin dat de in de nadeelcompensatieregeling genoemde categorie-I leidingen ook die leidingen zijn die door de vastlegging in bestemmingsplannen (toekomstige omgevingsplan) een ruimtelijke bescherming genieten.

 

In de begripsbepaling leiding zijn Telecommunicatiekabels uitdrukkelijk uitgezonderd van deze regeling. Deze kabels vallen onder de Telecommunicatiewet die voor het verleggen en de kosten daarvan een geheel eigen regeling kent.

 

Het centrale begrip in de verlegregeling is ‘schadebedrag’. Het schadebedrag omvat uitsluitend de kosten die gemaakt moeten worden om de verlegging uit te voeren.

Uitgangspunt bij de bepaling van het schadebedrag bij een verlegging van een leiding zijn de werkelijke verleggingskosten. De verleggingskosten omvatten alle directe kosten die de belanghebbende moet maken om de leiding te verleggen.

Vermogensschade en inkomensschade worden niet als uitgangspunt genomen. Van het schadebedrag wordt een bepaald percentage als nadeelcompensatie uitgekeerd. De nadeelcompensatie wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in deze regeling.

De andere begripsomschrijvingen behoeven verder geen toelichting.

Artikel 2

Met het intrekken of wijzigen van de vergunning in deze regeling wordt gedoeld op het intrekken of wijzigen van de vergunning op grond van artikel 9, lid 3, onderdeel f van de Vbor.

Artikel 3

Het gemeentelijke rioleringsnet wordt uitdrukkelijk uitgesloten van toepasselijkheid van deze regeling.

Paragraaf 2 Algemene bepalingen nadeelcompensatie

Artikel 4

Als het college het besluit neemt om een vergunning in te trekken of te wijzigen als gevolg van het voornemen tot uitvoering van een werk en dit leidt voor de belanghebbende tot schade die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale maatschappelijke risico mag worden gerekend, dan kan de leidingexploitant om nadeelcompensatie verzoeken.

Op basis van deze regeling wordt bepaald of nadeelcompensatie toegekend wordt en hoe hoog het bedrag is dat wordt uitgekeerd.

Artikel 5

Voor de hoogte van eventuele nadeelcompensatie zijn de artikelen in paragraaf 4 van deze regeling bepalend. De omvang van de nadeelcompensatie is afhankelijk van het schadebedrag. Het schadebedrag dient inzichtelijk te worden gemaakt aan de hand van de verschillende kostenposten.

 

De artikelen 6, 7 en 8 bepalen de hoogte van de nadeelcompensatie als de te verleggen, te verwijderen of aan te passen leiding van de belanghebbende behoort tot de categorie-I leidingen of de categorie-II leidingen.

Artikel 6, lid 1

Voor de vaststelling van de periode waarover nog nadeelcompensatie plaatsvindt is voor de overheid de voorzienbaarheid het uitgangspunt. Welke periode kan worden overzien om te bepalen of een vergunning wordt afgegeven?

De periode van vijf jaren is de periode waarin redelijkerwijs voor de gemeente voorzienbaar is dat werken in de openbare ruimte plaats zullen gaan vinden. De termijn begint vanaf het moment van inwerkingtreding van de vergunning, omdat het moment van vergunnen vaststaat. Indien binnen deze termijn van 5 jaren de vergunning toch wordt ingetrokken of gewijzigd, bedraagt de nadeelcompensatie 100% van het schadebedrag.

Artikel 6, lid 2

Indien de vergunning van de belanghebbende voor een categorie-I leiding wordt ingetrokken in de periode vanaf 5 tot en met 30 jaren, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken vergunning, zal de gemeente 80% van het schadebedrag vanaf het 6e jaar tot 0% vanaf het 31e jaar (trapsgewijs) als nadeelcompensatie uitkeren conform het schema in bijlage 1.

Artikel 6, lid 3

Indien de vergunning van de belanghebbende voor een categorie-II leiding wordt ingetrokken in de periode vanaf 5 jaar tot en met 15 jaren, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken vergunning, zal de gemeente 80% van het schadebedrag vanaf het 6e jaar tot 0% vanaf het 16e jaar (trapsgewijs) als nadeelcompensatie uitkeren conform het schema in bijlage 2.

Artikel 6, lid 4

Wordt de vergunning van de belanghebbende, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding, na respectievelijk 30 of 15 jaren ingetrokken dan wordt geen nadeelcompensatie toegekend.

Artikel 6, lid 5

Als het college de vergunning van de belanghebbende heeft ingetrokken en het werk niet binnen 3 jaren na intrekking is aangevangen heeft de belanghebbende recht op nadeelcompensatie van 100% van het schadebedrag. De belanghebbende heeft in dit geval zonder noodzaak kosten moeten maken.

Artikel 7

Partijen dienen, in het kader van de verwijdering, verlegging of aanpassing van een leiding schadebeperkend op te treden.

Artikel 8

Dit artikel betreft de zogenaamde hardheidsclausule. Indien de leidingexploitant of de gemeente kan aantonen dat door bijzondere omstandigheden toepassing van artikel 6 van deze regeling tot een evident onredelijke nadeelcompensatie zou leiden, kan het college besluiten op basis van dit artikel de nadeelcompensatie aan te passen.

Artikel 9

Indien vanwege het werk sprake is van meerdere (tijdelijke) verleggingen, is op de eerste tijdelijke verlegging deze verlegregeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente. Bedoeld worden meerdere verleggingen op dezelfde locatie in een bepaalde periode van dezelfde leiding.

Artikel 10

Als een vergunning verleend wordt aan een leidingexploitant voor het leggen van een leiding op een locatie waarvan de gemeente vermoedt dat de leiding binnen 5 jaren verlegd zal moeten worden als gevolg van de uitvoering van haar werken en in de vergunning daartoe een bepaling is opgenomen, dan zal geen nadeelcompensatie worden gegeven.

Als de vergunning niet ingetrokken is binnen de hiervoor vermelde periode van 5 jaren, dan zal het toepasselijke vergoedingsregime in werking treden. De voorzienbaarheid is op die wijze begrensd.

Artikel 11

Indien als gevolg van de uitvoering van een werk een leiding moet worden gerezen dient de leidingexploitant dit op eigen kosten uit te voeren. De leidingexploitant kan van de gelegenheid gebruik maken een leiding op zijn kosten te rijzen ook als dit niet vanwege het werk noodzakelijk is.

Artikel 12

De nadeelcompensatie kan bepaald worden op basis van een vaste prijs of op basis van nacalculatie. Dit artikel bepaalt dat de verrekening van de nadeelcompensatie op basis van een vaste prijs plaats vindt als blijkt dat het geraamde bedrag aan nadeelcompensatie lager is dan € 10.000,00. Het voordeel van een vaste prijs ligt in de lagere kosten als gevolg van minder administratieve handelingen, geen onderhandelingen over definitieve nadeelcompensatie en minder controle.

In andere situaties geldt in principe verrekening op basis van nacalculatie. Partijen kunnen in overleg met elkaar ook voor verleggingen waarvan het geraamde bedrag aan nadeelcompensatie meer bedragen dan € 10.000,00 afspraken maken over verrekening van nadeelcompensatie op basis van een vaste prijs.

Artikel 13

Het college maakt het voornemen van het werk bekend aan belanghebbende middels een aanschrijving. Hierin is opgenomen een omschrijving van het werk en vermelding van de leidingen die moeten worden verplaatst. Als de leiding niet noodzakelijk verplaatst hoeft te worden krijgt de belanghebbende de gelegenheid op eigen kosten de leiding te rijzen, vervangen of te verwijderen.

Artikel 14

De gemeente Rotterdam voert vooroverleg met de leidingexploitant nadat de leidingexploitant per brief geïnformeerd is over de plannen en de consequenties voor betrokken leidingen. Gestreefd wordt naar overeenstemming met de belanghebbende over verplaatsing, planning en uitvoering. De verplaatsing moet gerealiseerd worden op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijk laagste kosten gerealiseerd kan worden.

Artikel 15

Het intrekkingsbesluit wordt, zo mogelijk, genomen op basis van overeenstemming bereikt in het in het vorige artikel vermelde vooroverleg.

Paragraaf 3 Verzoek nadeelcompensatie

Artikel 16

Geeft de termijn aan waarbinnen een verzoek om nadeelcompensatie kan worden gedaan.

Artikel 17

De leidingexploitant zal zelf de periode moeten aantonen van de ligging van de betreffende leiding op die locatie. In beginsel zal dit plaatsvinden met een vergunning. Hiervoor wordt overigens verwezen naar het overgangsrecht bij de Vbo (artikel 27) op grond waarvan de schriftelijke toestemmingen als vergunningen onder de Vbo gelden, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de betreffende leiding niet voldoet aan de eisen krachtens de Vbo.

Indien een vergunning ontbreekt wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen volgens de registratie van de leidingexploitant is aangevangen. Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend c.q. op welke datum het leggen is aangevangen, wordt er van uit gegaan dat de betreffende leiding langer dan 15 jaren aanwezig is als de leiding behoort tot de categorie-II leidingen en langer dan 30 jaren aanwezig is als de leiding behoort tot de categorie-I leidingen.

Artikel 18, lid 1

Om tot een beslissing te kunnen komen op het verzoek van een belanghebbende, zijn meer gegevens noodzakelijk dan in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht als minimum opgesomd is. De aanduiding van de aard en de omvang van de schade en de specificatie van het schadebedrag dienen bepaald te worden op basis van te onderscheiden kostenposten gebruik makend van de bijlage 3. Ook het intrekkingsbesluit als bedoeld in artikel 15 dient onderdeel van het verzoek uit te maken.

Artikel 18, lid 2

In geval van bundeling van werkzaamheden van verschillende belanghebbenden moeten de kosten worden verdeeld over de belanghebbenden. De projectkosten worden verdeeld in direct aan de leidingexploitanten toe te delen kosten en gezamenlijke kosten. De direct toe te delen kosten zijn kosten van in en uit bedrijf stellen en materiaalkosten exclusief de extra materialen die nodig zijn voor de gezamenlijke kruising. De gezamenlijke kosten zijn de uitvoeringskosten, ontwerp en begeleiding en de extra materialen die nodig zijn om gezamenlijk te kruisen.

De verdeelsleutel voor de gezamenlijke kosten wordt bepaald op basis van de afzonderlijke fictieve kosten van uitvoering en ontwerp en begeleiding die zouden moeten worden gemaakt als elke leidingexploitant afzonderlijk zou kruisen.

Artikel 19

Geeft de beslistermijn op een verzoek tot nadeelcompensatie te weten, acht weken eenmalig te verlengen met eenzelfde termijn.

Artikel 20

Is de nadeelcompensatie vastgesteld dan dient de belanghebbende voor de betaling daarvan een factuur te sturen.

Paragraaf 4 Vaststelling schadebedrag

Artikelen 21 en 22

Bij de bepaling van de nadeelcompensatie is sprake van een berekening op basis van de werkelijke kosten. Dit zijn de kosten die direct toegerekend kunnen worden aan de verlegging van de leiding. Leidingen worden beschouwd als niet verhandelbare objecten en hebben geen economische waarde in die zin. Tot slot is hierbij van belang dat de verlegging gerealiseerd moet worden op basis van een technisch adequaat alternatief tegen de maatschappelijk laagste kosten ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. Belanghebbende en de gemeente Rotterdam ondervinden geen nadeel van de gekozen oplossing.

De meest voor de hand liggende variant is een verlegging van de leiding ter plaatse van de probleemlocatie. Denkbaar is echter, dat één van de partijen gebaat is bij een andere oplossing. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de situatie ter plaatse van het uit te voeren werk zo ingewikkeld is, dat de belanghebbende er de voorkeur aan geeft - ook uit een oogpunt van efficiënt beheer - de leidingen gedeeltelijk te verplaatsen dan wel andere maatregelen te treffen buiten de grenzen van het uit te voeren werk. In principe dient te worden gekozen voor dit laatstgenoemde, meest aantrekkelijke alternatief, tenzij de andere partij ten gevolge daarvan in een slechtere positie komt te verkeren dan het geval zou zijn geweest bij verlegging ter plaatse van de probleemlocatie. Partijen kunnen dan nadere afspraken maken over de schadeverdeling. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een leiding over een grotere lengte wordt verlegd dan bij een oplossing op de probleemlocatie. Voor de belanghebbende kan dit dus nadeliger uitpakken.

Als bij een verlegging de belanghebbende de gelegenheid benut om bijvoorbeeld de capaciteit te laten toenemen of andere kwantificeerbare voordelen heeft komen de kosten ervan niet in aanmerking voor vergoeding. Ook de kosten van het rijzen van een leiding worden volgens artikel 11 niet vergoed.

Artikel 23

Bij de post ontwerp en begeleiding betekent dit dat de belanghebbende het aantal uren en de tarieven moet overleggen.

De belanghebbende mag in principe pas kosten declareren vanaf het moment dat overeenstemming is bereikt over de oplossing. In de praktijk houdt dit in dat de eerste paar afstemmingsoverleggen niet kunnen worden gedeclareerd in verband met de maatschappelijke afstemmingsplicht.

Artikel 24

Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen.

Voorbeelden zijn extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.

Artikel 25

Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen. Alle tijdelijke voorzieningen van fysieke aard die nodig zijn tijdens de bouw vallen onder de uitvoeringskosten.

Onder tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke leidingverbindingen verstaan die de belanghebbende moet aanleggen en later buiten bedrijf moet stellen. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuïteit van het bedrijfsproces van de betrokken belanghebbende. Het betreffen voorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd.

De kosten die de aannemer moet maken om de leiding uit de grond te halen vallen onder uitvoeringskosten. Ook het opslaan in hanteerbare stukken en het transport op de bouwlocatie zijn uitvoeringskosten. De kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten leidingen vallen eveneens onder uitvoeringskosten.

De kosten voor de afvoer van vrijgekomen materialen naar een tijdelijk werkterrein behoren tot de uitvoeringskosten.

Artikel 26

Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan kosten van leiding-componenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van leidingsystemen worden ondergebracht.

Transportkosten en stortkosten van vrijgekomen leidingen vanaf de bouwlocatie naar de stort of verwerkingslocatie behoren tot de materiaalkosten (behalve de stortkosten ingeval de leiding asbesthoudende stoffen bevat. Hierbij is in aanmerking genomen dat deze kosten bij vervanging van de leiding op eigen initiatief ook ten laste komen van de belanghebbende).

 

De materiaalkosten van constructieve en/of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van derden (en niet door gemeente) vallen onder de materiaalkosten.

N.B. De materiaalkosten van constructieve en/of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van de gemeente vallen onder de uitvoeringskosten.

Artikel 27

Regelt de intrekking van de Verlegregeling Rotterdam 2005.

Artikel 28

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. Deze nadeelcompensatieregeling is uitsluitend van toepassing op werken waarvoor op het moment van in werking treden nog geen (schriftelijke) afspraken zijn.

Artikel 29

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 30

Behoeft geen nadere toelichting.

Dit gemeenteblad 2019, nummer 149, is uitgegeven op 29 oktober 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven