REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE RAAD VAN ALMERE 2020

De raad van de gemeente Almere;

 

gelet op de artikelen 16, 33, derde lid, 84, eerste lid, 147a, tweede en derde lid, 147b, tweede lid, 149 en 155 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT

 

vast te stellen het ‘Reglement van orde voor de raad van Almere 2020’ met bijbehorende toelichting.

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement van orde wordt verstaan onder:

  • a.

    carrousel: deel van de Politieke Markt waar het politieke gesprek plaatsvindt;

  • b.

    college: burgemeester en wethouders van Almere;

  • c.

    fractie: politieke groepering die bestaat uit één of meerdere leden die in de raad zitting hebben namens die groepering;

  • d.

    fractieassistent: persoon, niet zijnde raadslid, die de fractie ondersteunt in het werk, namens de fractie deelneemt aan activiteiten in en rond de Politieke Markt en als zodanig is beëdigd;

  • e.

    fractiemedewerker: persoon, niet zijnde raadslid, die de fractie ondersteunt in het werk;

  • f.

    gemeentesecretaris: de gemeentesecretaris of diens plaatsvervanger;

  • g.

    griffier: de griffier, als bedoeld in artikel 107 Gemeentewet, of diens plaatsvervanger;

  • h.

    initiatiefgerechtigde: degene die kiesgerechtigd is voor verkiezing van leden van de gemeenteraad alsmede ingezetenen van de gemeente Almere van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad;

  • i.

    plenair gedeelte: deel van de Politieke Markt dat o.a. in het teken staat van debat en besluitvorming;

  • j.

    presidium: dagelijks bestuur van de raad;

  • k.

    Politieke Markt: de naam waaronder de vergaderingen van de raad van Almere plaatsvinden;

  • l.

    raadslid: lid van de gemeenteraad van Almere;

  • m.

    voorzitter: de voorzitter van een vergadering van de raad, in carrousel of plenair gedeelte, of van het presidium;

  • n.

    voorzitter van de raad: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger.

 

Artikel 2. Voorzitter

  • 1.

    Het voorzitterschap van een vergadering in de carrousel berust bij de leden van het presidium en door of namens het presidium aangewezen raadsleden. Het presidium kan hiervan afwijken.

  • 2.

    Indien de burgemeester deelneemt aan de beraadslaging in het plenaire gedeelte berust het voorzitterschap van de raad op dat moment bij de vicevoorzitter van de raad.

  • 3.

    De voorzitter heeft de volgende taken:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van dit reglement van orde;

  • d.

    het handelen in het belang van de raad;

  • e.

    het representeren van de raad waar nodig;

  • f.

    hetgeen de wet of dit reglement van orde hem verder opdraagt.

 

Artikel 3. Vicevoorzitter van de raad

  • 1.

    De raad kiest en benoemt uit zijn midden de vicevoorzitter van de raad, niet zijnde een fractievoorzitter.

  • 2.

    De vicevoorzitter van de raad is tevens voorzitter van het presidium.

  • 3.

    Aan de vicevoorzitter van de raad worden de volgende eisen gesteld:

  • a.

    het vermogen hebben in het belang van de raad te kunnen handelen;

  • b.

    de raad waar nodig te kunnen representeren;

  • c.

    een zo groot mogelijk draagvlak hebben in de raad;

  • d.

    ervaring hebben met het raadswerk in Almere;

  • e.

    bereid te zijn extra tijd te investeren en hier ook binnen de eigen fractie voldoende ruimte voor krijgen.

 

Artikel 4. Presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium heeft tot taak het bewaken van de rol en de positie van de raad door middel van:

  • a.

    het organiseren van de Politieke Markt, hieronder mede begrepen het bepalen van datum, tijdstip en plaats, en aanverwante bijeenkomsten voor de raad;

  • b.

    het opstellen van de agenda voor de Politieke Markt, waarbij in de planning rekening wordt gehouden met de focus van de raad, het belang voor de stad en zijn inwoners, de zwaarte van het onderwerp, de actualiteit van het onderwerp en de verhouding tussen voorstellen en verzoeken vanuit het college en voorstellen en verzoeken vanuit de raad en initiatiefgerechtigden;

  • c.

    het toetsen van voorstellen en verzoeken aan de raad, of andere stukken voor de raad, op de eisen zoals gesteld in dit reglement van orde;

  • d.

    het geven van procedureel en inhoudelijk advies voor de behandeling van de stukken zoals genoemd onder sub c van deze bepaling;

  • e.

    het voorbereiden van besluiten voor de raad;

  • f.

    het stellen van regels voor het onderling verkeer tussen raad en college;

  • g.

    het toezien op het juist toepassen van processen, regelingen, procedures en (wettelijke) voorschriften;

  • h.

    het voeren van regulier overleg met de fractievoorzitters en met het college over het raadswerk in het algemeen en de zaken, zoals in het tweede lid van deze bepaling genoemd, in het bijzonder;

  • i.

    de zorg voor invulling van de rol van werkgever voor de griffier.

  • 3.

    Het presidium bestaat naast de vicevoorzitter van de raad uit vier raadsleden, niet zijnde fractievoorzitter. De leden van het presidium worden door de raad benoemd.

  • 4.

    Aan de leden van het presidium worden de volgende eisen gesteld:

  • a.

    vermogen te hebben om in het belang van de raad te kunnen handelen;

  • b.

    zo mogelijk beschikbaar te zijn als voorzitter in de carrousel;

  • c.

    bereid te zijn extra tijd hierin te investeren en hiervoor ook binnen de eigen fractie te krijgen;

  • d.

    bij voorkeur ervaring te hebben met het raadswerk in Almere.

  • 5.

    Het presidium bepaalt onderling wie de voorzitter van het presidium vervangt bij afwezigheid.

  • 6.

    De griffier is ambtelijk secretaris van het presidium. De burgemeester is adviseur van het presidium.

  • 7.

    Het presidium komt voorafgaand aan de Politieke Markt bijeen en verder zo vaak als noodzakelijk wordt geacht.

  • 8.

    Indien het presidium dit nodig acht kunnen ook anderen voor de vergadering worden uitgenodigd.

  • 9.

    Van de bespreking van het presidium wordt een besluitenlijst gemaakt die wordt gepubliceerd op het raadsinformatiesysteem.

 

 

HOOFDSTUK 2 – DE RAAD

Artikel 5. Commissie geloofsbrieven

  • 1.

    Alvorens over te gaan tot het toelaten van nieuwe raadsleden tot de raad of het benoemen van kandidaat-wethouders stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    De commissie adviseert de raad over de toelating tot de raad van benoemd verklaarde raadsleden resp. over de benoeming van kandidaat-wethouders, op basis van:

  • a.

    onderzoek naar de geloofsbrieven van de door de voorzitter van het centraal stembureau benoemd verklaarde kandidaat-raadsleden en de daarbij behorende stukken, alsmede de eventuele stukken die de raad heeft ontvangen met betrekking tot de toelating van deze kandidaten, conform artikel V4 Kieswet en artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 Gemeentewet;

  • b.

    onderzoek naar de geloofsbrieven van kandidaat-wethouders en de daarbij behorende stukken en toetst of de kandidaat-wethouder voldoet aan de wettelijke vereisten, conform het gestelde in de artikel 15 lid 1 en 2, 36a, 36b, 41b, 41c en 46 Gemeentewet en artikel 28 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3.

    De commissie wijst uit haar midden een voorzitter aan. De griffier is secretaris van de commissie.

  • 4.

    De commissie vergadert in openbaarheid.

 

Artikel 6. Fractie

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter van de raad.

  • 4.

    Als een raadslid tussentijds uit de raad vertrekt of als één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden of als twee of meer fracties als één fractie gaan optreden of als één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter van de raad.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen, gesteld in artikel G3 Kieswet, en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

 

Artikel 7. Beëdiging van fractieassistenten

Fractieassistenten leggen de eed, dan wel verklaring en belofte, af alvorens zij hun functie kunnen uitoefenen.

 

 

HOOFDSTUK 3 – POLITIEKE MARKT

Paragraaf 1 – Algemeen

 

Artikel 8. Tijd en plaats

  • 1.

    De Politieke Markt vindt iedere donderdag plaats in het stadhuis van Almere en bestaat daarbij uit de volgende gedeelten:

  • a.

    carrousel van 19.00-21.00 uur;

  • b.

    plenaire gedeelte vanaf 21.30 uur.

  • 2.

    Het presidium kan afwijken van hetgeen in het eerste lid is bepaald.

 

Artikel 9. Oproep en agenda

  • 1.

    De oproep voor de Politieke Markt, de agenda en stukken, als bedoeld in artikel 19 Gemeentewet, vindt plaats op de vrijdag voorafgaande aan de Politieke Markt en wordt via het raadsinformatiesysteem bekendgemaakt.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde onder het eerste lid kan een aanpassing van de agenda en/of het aanpassen of toevoegen van de bijbehorende stukken, door tussenkomst van het presidium, tot uiterlijk woensdag 12.00 uur plaatsvinden. De aanpassing en/of toevoeging wordt via het raadsinformatiesysteem bekendgemaakt.

 

Artikel 10. Instrumenten en formats

  • 1.

    Als onderdeel van de Politieke Markt worden beschouwd:

  • a.

    de instrumenten van de raad, het college en een initiatiefgerechtigde, zoals opgenomen in de bijlage inclusief de daaraan verbonden procedures en voorschriften;

  • b.

    het bespreken van besluitrijp geachte voorstellen;

  • c.

    experimenten op initiatief van het presidium.

  • 2.

    Per onderwerp kan één onderdeel, zoals in het eerste lid genoemd, gelijktijdig worden ingezet.

  • 3.

    Om het politieke proces te stroomlijnen stelt het presidium in het kader van herkenbaarheid, uniformiteit, duidelijkheid en rolvastheid waar nodig formats vast voor de onderdelen zoals in het eerste lid genoemd. Deze formats dienen verplicht te worden gebruikt, tenzij het presidium anders besluit.

 

Paragraaf 2 – Orde van de vergadering

 

Artikel 11. Handhaving van de orde

  • 1.

    Een ieder neemt tijdens de vergadering de voor hem of haar bestemde plaats in.

  • 2.

    Aanwijzingen die door de voorzitter worden gegeven, dienen te worden opgevolgd.

  • 3.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring door toehoorders of pers of het op een andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, hen uit de vergadering te laten vertrekken.

  • 5.

    De voorzitter bepaalt of het tijdens de vergadering is toegestaan dat raadsleden en fractieassistenten bepaalde uitingsvormen kunnen doen.

  • 6.

    De voorzitter roept sprekers tot de orde als zij zich, naar het oordeel van de voorzitter, in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door hem het woord ontnomen worden over het onderwerp van bespreking.

  • 7.

    De voorzitter van een vergadering in de carrousel kan, gehoord hebbende de vergadering, besluiten een raadslid of fractieassistent, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Het raadslid of fractieassistent verlaat hierop onmiddellijk de vergadering. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het raadslid of fractieassistent bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 8.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

 

Artikel 12. Spreekregels

  • 1.

    Spreken gebeurt via de voorzitter en nadat de spreker van de voorzitter het woord heeft gekregen.

  • 2.

    Per fractie neemt één woordvoerder deel aan de bespreking van een onderwerp.

  • 3.

    De voorzitter kan ook anderen toestaan deel te nemen aan de beraadslaging.

  • 4.

    Degene die heeft verzocht het onderwerp te agenderen krijgt het eerste en het laatste woord, tenzij door het presidium of de voorzitter anders wordt besloten.

  • 5.

    De voorzitter besluit of interrupties worden toegelaten.

  • 6.

    Op een voorstel van orde in de carrousel beslist de voorzitter, gehoord hebbende de vergadering. Op ordevoorstellen tijdens het plenair gedeelte wordt door de raad terstond beslist.

  • 7.

    De voorzitter kan de vergadering schorsen, hetzij op eigen initiatief hetzij na een voorstel van orde. Voor een schorsing tijdens het plenaire gedeelte geldt dat per onderwerp voor de eerste schorsing een maximale schorsingstijd is van 15 minuten. Na afloop wordt door degene die de schorsing heeft aangevraagd de reden voor de aanvraag gegeven. Indien hierbij wordt gevraagd om een nieuwe schorsing gebeurt dit met opgaaf van redenen en de gevraagde schorsingstijd.

  • 8.

    De bespreking van een onderwerp gebeurt op politieke gronden. Technische vragen zijn niet toegestaan, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 9.

    Indien bij bespreking van een onderwerp in het plenaire gedeelte alle fracties gelegenheid krijgen het woord te voeren, wordt de volgorde van spreken bepaald door de grootte van de fracties, waarbij oppositie en coalitie om en om het woord voeren. De grootste oppositiepartij krijgt als eerste het woord.

  • 10.

    Tijdens het plenaire gedeelte dienen sprekers gebruik te maken van de spreekgestoelten. Een stemverklaring of een voorstel van orde mag vanaf de zitplaats worden gedaan.

  • 11.

    Tijdens het plenaire gedeelte wordt geen gebruik gemaakt van presentaties of anderszins ondersteunend materiaal.

 

Artikel 13. Inspreken

  • 1.

    Een ieder heeft de mogelijkheid om bij het begin van de beraadslaging in te spreken.

  • 2.

    Als voorwaarde om in te kunnen spreken geldt dat:

  • a.

    het onderwerp voor het eerst op de agenda staat;

  • b.

    de bijdrage van de inspreker betrekking heeft op het geagendeerde onderwerp.

  • 3.

    De inspreektijd per inspreker bedraagt maximaal 5 minuten. De totale inspreektijd per vergadering bedraagt maximaal 30 minuten. Indien er meer insprekers zijn dan de totale inspreektijd toelaat, besluit het presidium de totale inspreektijd evenredig te verdelen over het aantal insprekers of de totale inspreektijd te verlengen.

  • 4.

    Insprekers dienen zich, onder vermelding van naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres, vooraf aan te melden bij de griffier, uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de vergadering.

  • 5.

    Na afloop van de inbreng van de inspreker kan de voorzitter de fracties aan tafel gelegenheid geven de inspreker vragen ter verduidelijking te stellen.

  • 6.

    Na het uitspreken van de inspreektekst en het eventueel beantwoorden van vragen vanuit de fracties neemt de inspreker plaats op de voor toehoorders bestemde plaatsen.

  • 7.

    Artikel 11, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 3 – Carrousel

 

Artikel 14. Doel, inhoud en samenstelling

  • 1.

    In de carrousel vindt het politieke gesprek plaats.

  • 2.

    Aan de carrousel kunnen zowel raadsleden als fractieassistenten deelnemen.

  • 3.

    De beraadslaging over een onderwerp dient eerst in de carrousel plaats te vinden alvorens het onderwerp in het plenaire gedeelte aan bod komt. Het presidium kan hiervan afwijken.

 

Artikel 15. Uitkomst

  • 1.

    De bespreking kan de volgende uitkomsten hebben:

  • a.

    voldoende besproken;

  • b.

    opnieuw agenderen;

  • c.

    naar besluitvorming;

  • d.

    een debat in het plenaire gedeelte.

  • 2.

    Besluitvorming over een onderwerp of een vervolgbespreking vindt plaats in de eerstvolgende Politieke Markt. Het presidium kan hiervan afwijken.

 

Artikel 16. Besluitenlijst en verslag

  • 1.

    De uitkomt van de bespreking wordt door de griffier opgenomen in een besluitenlijst. Indien de bespreking in beslotenheid plaatsvindt, wordt van dat deel tevens een verslag gemaakt.

  • 2.

    De besluitenlijst bevat in ieder geval:

  • a.

    datum en tijdstip van bespreking;

  • b.

    het onderwerp van bespreking;

  • c.

    de namen van insprekers alsmede van overige gasten die deelnemen aan de bespreking;

  • d.

    toezeggingen;

  • e.

    aantekeningen van zaken die aan de orde zijn geweest en relevant zijn voor de orde of uitkomst van de vergadering.

  • 3.

    Besprekingen in de carrousel worden, voor zover openbaar, via het raadsinformatiesysteem met beeld en geluid uitgezonden en zijn ook nadien te raadplegen.

 

Paragraaf 4 – Plenaire gedeelte

 

Artikel 17. Doel, inhoud en samenstelling

  • 1.

    Het plenaire gedeelte staat in het teken van debat en besluitvorming, installatie en afscheid van raadsleden, fractieassistenten en collegeleden en andere aangelegenheden die zich naar het oordeel van het presidium hiervoor lenen.

  • 2.

    Een aanpassing van de agenda en/of het aanpassen of toevoegen van de bijbehorende stukken kan door het indienen van een voorstel van orde tijdens de vergadering.

  • 3.

    Deelname aan het plenaire gedeelte is voorbehouden aan raadsleden.

 

Artikel 18. Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst van de raadzaal tekenen raadsleden de presentielijst.

  • 2.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijsten.

 

Artikel 19. Besluitvorming

  • 1.

    Over een voorstel kan pas worden besloten nadat de voorzitter in de vergadering heeft vastgesteld dat het onderwerp voldoende is besproken en daarmee de beraadslaging kan worden afgerond.

  • 2.

    Raadsleden worden geacht voor of tegen een voorstel te zijn.

  • 3.

    Besluiten worden op de volgende wijzen genomen:

  • a.

    bij acclamatie;

  • b.

    zonder stemming (met algemene stemmen aanvaard);

  • c.

    met stemming, waarbij wordt aangetekend dat een raadslid of fractie wordt geacht tegen een deel van het voorstel te hebben gestemd;

  • d.

    met schriftelijke stemming;

  • e.

    met stemming door middel van handopsteken;

  • f.

    met hoofdelijke stemming.

  • 4.

    Besluiten worden getekend door de voorzitter van de raad en de griffier.

 

Artikel 20. Stemming

  • 1.

    Voordat de raad tot stemming overgaat, benoemt de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

  • 2.

    Indien een raadslid overeenkomstig artikel 28 Gemeentewet niet deelneemt aan de stemming maakt hij dit in de vergadering kenbaar en verlaat gedurende de stemming de raadzaal.

  • 3.

    Raadsleden kunnen via een stemverklaring hun voorgenomen stemgedrag toelichten. Een stemverklaring is kort en bondig. Adresseren is niet toegestaan.

  • 4.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel met algemene stemmen is aanvaard.

  • 5.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping op alfabetische volgorde.

  • 7.

    Reguliere stemming geschiedt door handopsteken. Bij hoofdelijke stemming brengen de raadsleden hun stem uit door 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening in het verslag vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 9.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

 

Artikel 21. Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als een amendement op een voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 2.

    Als bij een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en dan over het voorstel.

  • 3.

    In de volgorde van stemming aangaande één of meerdere moties en/of amendementen geldt dat het meest verstrekkende het eerst in stemming wordt gebracht.

 

Artikel 22. Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen stelt de voorzitter een stembureau samen bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 Gemeentewet niet aan de stemming deelnemen.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter besluiten dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één stembriefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolgde het tweede lid van deze bepaling verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    In geval van twijfel over de geldigheid van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

  • 6.

    De voorzitter van het stembureau brengt verslag uit over het verloop van de stemming.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Artikel 23. Verslag en besluitenlijst

  • 1.

    Van het plenaire gedeelte wordt door de griffier zowel een besluitenlijst als verslag gemaakt.

  • 2.

    De besluitenlijst bevat in ieder geval:

  • a.

    datum en tijdstip;

  • b.

    het onderwerp dat aan de orde is;

  • c.

    de tekst van voorstellen, moties of amendementen incl. de namen van de fracties die deze hebben ingediend;

  • d.

    de namen van de voorzitter, griffier, collegeleden en raadsleden, allen voor zover aanwezig;

  • e.

    de namen van insprekers alsmede van overige personen die deelnemen aan de beraadslaging;

  • f.

    toezeggingen;

  • g.

    aantekeningen van zaken die aan de orde van de vergadering raken;

  • h.

    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden en onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig artikel 28 Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist.

  • 3.

    Het verslag bevat de onderdelen zoals in het tweede lid benoemt en daarnaast een woordelijke weergave van hetgeen in de vergadering is gezegd.

  • 4.

    Het plenaire gedeelte wordt, voor zover openbaar, via het raadsinformatiesysteem met beeld en geluid uitgezonden en is ook nadien te raadplegen.

 

 

HOOFDSTUK 4 – INFORMATIE EN PUBLICATIE

Artikel 24. Recht op informatie

  • 1.

    Een raadslid, fractieassistent of fractiemedewerker moet over alle informatie kunnen beschikken om zijn of haar taak te kunnen vervullen.

  • 2.

    Een raadslid, fractieassistent of fractiemedewerker dat informatie of advies wenst, kan zich daarvoor rechtstreeks, dan wel door tussenkomst van de griffier, wenden tot de ambtenaren die belast zijn met de advisering over of de uitvoering van het betreffende onderwerp.

 

Artikel 25. Ambtelijke bijstand

  • 1.

    Een raadslid kan de griffier verzoeken om ambtelijke bijstand.

  • 2.

    De griffier legt het verzoek voor aan de gemeentesecretaris. Deze draagt zo spoedig mogelijk zorg voor de ambtelijke bijstand, voor zover dit in redelijkheid kan worden gevergd, verband houdt met het raadswerk en het belang van de gemeente er niet door wordt geschaad.

  • 3.

    Als de ambtelijke bijstand op grond van het tweede lid van deze bepaling wordt geweigerd, deelt de gemeentesecretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

  • 4.

    De griffier of het raadslid kan de burgemeester verzoeken de ambtelijke bijstand alsnog te laten verlenen. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek.

  • 5.

    Een raadslid dat niet tevreden is over de door een ambtenaar aan hem verleende ambtelijke bijstand kan hierover in overleg treden met de gemeentesecretaris. Als dit overleg niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing kan het raadslid de zaak aan de burgemeester voorleggen. De burgemeester voorziet zo spoedig mogelijk in de kwestie.

 

 

HOOFDSTUK 5 – GEHEIMHOUDING

Artikel 26. Stelregel

Over zaken die de goede naam of positie van de gemeente aantasten dan wel de gemeente schade kunnen toebrengen, kan geheimhouding worden opgelegd. Stelregel is ‘dat er voor de raad geen geheimen zijn'.

 

Artikel 27. Geheime stukken

  • 1.

    Degene die overeenkomstig artikel 25, eerste en tweede lid, Gemeentewet geheimhouding heeft opgelegd, maakt duidelijk en gemotiveerd kenbaar waarover de geheimhouding is opgelegd, wat openbaar blijft en tot wanneer de geheimhouding nodig is.

  • 2.

    Stukken waarover geheimhouding is opgelegd, worden voor raadsleden, fractieassistenten en fractiemedewerkers ter inzage gelegd bij de griffie. Deze stukken worden niet buiten het stadhuis gebracht.

 

Artikel 28. Besloten vergadering

  • 1.

    Over stukken waarover geheimhouding is opgelegd, kan niet in openbaarheid worden gesproken.

  • 2.

    Een vergadering die in beslotenheid wordt gehouden, start en eindigt in openbaarheid.

  • 3.

    Indien behoefte bestaat aan vergaderen in beslotenheid, wordt dit door de indiener van het verzoek in de vergadering kenbaar gemaakt. Het verzoek kan worden ingediend door een raadslid, en voor zover het de carrousel betreft ook een fractieassistent, of een lid van het college.

  • 4.

    De voorzitter maakt melding van het verzoek en vraagt of de deelnemers aan de vergadering hiermee kunnen instemmen. Hierbij geldt dat de meerderheid over dit voorstel beslist. Voor de carrousel geldt dat de voorzitter beslist, gehoord hebbende de vergadering.

  • 5.

    Indien de vergadering in beslotenheid wordt voortgezet, dienen de aanwezigen op de publieke tribune de zaal te verlaten. Dit geldt niet voor raadsleden, fractieassistenten en ambtenaren die bij het onderwerp zijn betrokken.

  • 6.

    Van degenen die achterblijven op de publieke tribune worden de namen door de griffier genoteerd en in het verslag en/of besluitenlijst opgenomen. Het college dient de verantwoordelijkheid voor de achtergebleven ambtenaren te nemen.

  • 7.

    Bij het afronden van het besloten deel doet de voorzitter het voorstel om, over hetgeen in de besloten vergadering is behandeld, geheimhouding op te leggen. Hierbij geldt dat de meerderheid over dit voorstel beslist. Indien de vergadering in de carrousel plaatsvindt en de voorzitter, gehoord hebbende de vergadering, concludeert dat over het voorstel geen unanimiteit is, dient de raad als geheel een uitspraak over het voorstel te doen alvorens de vergadering in de carrousel wordt voortgezet. Deze uitspraak van de raad, en de beraadslaging daaromtrent, wordt in beslotenheid gedaan.

  • 8.

    Als de vergadering weer in openbaarheid overgaat, meldt de voorzitter dat de deuren worden geopend. Hierna wordt de vergadering heropend en geeft de voorzitter aan dat hieraan vooraf in beslotenheid is gesproken en de vergadering hierover geheimhouding heeft opgelegd.

 

 

HOOFDSTUK 6 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 29. Uitleg reglement van orde

In gevallen waarin dit reglement van orde niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement van orde, beslist de raad op voorstel van de voorzitter van de raad.

 

Artikel 30. Intrekken oude verordening

De ‘Spelregels voor raadsleden van Almere 2012’, ‘Spelregels voor de Politieke Markt’ en ‘Verordening op het burgerinitiatiefvoorstel en de burgeractiviteit’ worden met ingang van de in artikel 31 genoemde datum ingetrokken.

 

Artikel 31. Inwerkingtreding

Dit reglement van orde treedt in werking op 1 januari 2020.

 

Artikel 32. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Reglement van orde voor de raad van Almere 2020.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Almere, d.d. 17 oktober 2019

De griffier, De voorzitter,

J.D. Pruim F.M. Weerwind

BIJLAGE – INSTRUMENTEN POLITIEKE MARKT

 

 

A. Instrumenten raad

 

Nr.

Instrument

Procedure

1.

Initiatiefvoorstel

1.       Het voorstel wordt door een raadslid, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier.

 

 

2.       Een voorstel bevat in ieder geval de volgende informatie:

 

 

a.           een duidelijke omschrijving waar het voorstel over gaat en wat van de raad wordt gevraagd;

 

 

b.           wat de overwegingen zijn geweest om dit voorstel aan de raad voor te leggen;

 

 

c.            wat de consequenties zijn van het raadsbesluit;

 

 

d.           welke alternatieven c.q. andere mogelijke oplossingsrichtingen er zijn.

2.

Amendement

1.       Een amendement wordt door een raadslid, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier onder vermelding van naam en fractie.

 

 

2.       Als tijdstip van indienen geldt de vrijdag voorafgaande aan de Politieke Markt waar over het amendement wordt gesproken, vóór 11.00 uur.

 

 

3.       Intrekking van een amendement gebeurt door de indiener en is mogelijk tot het moment dat de raad er een besluit over neemt.

3.

Motie (of motie vreemd aan de orde van de dag)

1.       Een motie wordt door een raadslid, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier onder vermelding van naam en fractie.

 

 

2.       Een motie moet zijn ingediend op de vrijdag voorafgaande aan de Politieke Markt waar over de motie wordt gesproken, vóór 11.00 uur.

 

 

3.       De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp waarop het betrekking heeft.

 

 

4.       Intrekking van een motie gebeurt door de indiener en is mogelijk tot het moment dat de raad er een besluit over neemt.

4.

Bijeenroepen van de raad c.q. extra raadsvergadering

1.       Raadsleden kunnen overeenkomstig artikel 17, tweede lid, Gemeentewet om een extra raadsvergadering verzoeken.

 

 

2.       Het verzoek wordt, gericht aan de voorzitter van de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier en bevat in ieder geval:

 

 

a.           de namen van de raadsleden die het verzoek indienen;

 

 

b.           een opgave van redenen waarom de extra vergadering nodig is.

5.

Agendavoorstel

1.       Een agendavoorstel wordt door een raadslid, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier onder vermelding van naam en fractie.

 

 

2.       Een agendavoorstel dient in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

 

 

a.           de aanleiding voor dit voorstel; helder moet zijn waarover de raad wordt geïnformeerd;

 

 

b.           duidelijk moet zijn of het een informerend en/of consulterend agendavoorstel;

 

 

c.            indien het een consulterend agendavoorstel is, dienen consultatievragen te worden geformuleerd waaruit blijkt welke vragen of dilemma’s er zijn waarover de mening van de raad wordt gevraagd;

 

 

d.           zelfstandig leesbaar; bijlagen worden zoveel mogelijk vermeden en kunnen slechts ter kennisname worden toegevoegd.

 

 

3.       Indien het agendavoorstel vanwege de actualiteit met urgentie moet worden behandeld op de Politieke Markt wordt dit door het raadslid in het agendavoorstel gemotiveerd.

6.

Verzoek tot interpellatie

1.       Een verzoek tot het houden van een interpellatie wordt door een raadslid, gericht aan de voorzitter van de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier onder vermelding van naam en fractie.

 

 

2.       Het verzoek bevat in ieder geval het doel en onderwerp van bespreking en of het verzoek zich richt op het college en/of de burgemeester.

 

 

3.       De griffier brengt, door tussenkomst van het presidium, de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en het college.

 

 

4.       Indien het verzoek op woensdag vóór 12.00 uur is ingediend en er naar het oordeel van het presidium sprake is van spoedeisendheid, wordt het verzoek als voorstel van orde aan de agenda van de vergadering toegevoegd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende vergadering.

7.

Actualiteitenhalfuur

1.       De vragen worden door een raadslid, gericht aan de voorzitter van de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier onder vermelding van naam en fractie.

 

 

2.       De vragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk 12.00 uur op de dag van de vergadering.

 

 

3.       De vragen dienen in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

 

 

a.       de vragen gaan over één onderwerp;

 

 

b.       er mogen maximaal drie vragen worden gesteld;

 

 

c.        in een toelichting worden aanleiding en context beschreven

 

 

d.       de vragen zijn gericht aan het college;

 

 

e.       de vraagstelling is duidelijk, kort en bondig en politiek van aard;

 

 

f.         de vragen moeten tijdens het actualiteitenhalfuur te beantwoorden zijn.

 

 

4.       De griffier brengt, door tussenkomst van het presidium, de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en het college.

 

 

5.       Tijdens het actualiteitenhalfuur is ruimte voor de behandeling van drie onderwerpen, die elk naar inhoud en strekking van elkaar verschillen en elk worden ingediend door een andere fractie.

 

 

6.       Als er meer dan drie onderwerpen worden ingediend, maakt het presidium de afweging, op basis van actualiteit en urgentie, welke vragen worden doorgeleid naar het college ter beantwoording.

8.

Schriftelijke vragen

1.       Schriftelijke vragen worden door een raadslid, gericht aan de voorzitter van de raad, ingediend bij de griffier onder vermelding van naam en fractie.

 

 

2.       Schriftelijke vragen dienen in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

 

 

a.       de vragen gaan over één onderwerp;

 

 

b.       in een korte toelichting worden aanleiding en context beschreven;

 

 

c.        de vragen zijn gericht aan het college en/of de burgemeester

 

 

d.       de vraagstelling is duidelijk, kort en bondig en politiek van aard;

 

 

e.       de vragen moeten te beantwoorden zijn.

 

 

3.       De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en het college.

 

 

4.       Beantwoording door het college vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn ingediend.

9.

Technische vragen

Zie hoofdstuk 4.

10.

Toezegging

1.       Een toezegging aan een raadslid of fractie-assistent moet worden verkregen van een lid van het college.

 

 

2.       Een toezegging is een toezegging als het woord ‘toezegging’, of een hieraan gelijke vorm, is gezegd.

 

 

3.       Aan het doen van een toezegging wordt een termijn verbonden waarbinnen aan de toezegging wordt voldaan. Raadsleden/fractie-assistenten bewaken zelf deze termijn.

 

 

4.       De toezeggingen komen op een lijst die de griffier bijhoudt en wekelijks wordt gepubliceerd bij de stukken voor de Politieke Markt. Op deze lijst staat: het onderwerp, de toezegging (incl. datum), naam van betrokken raadslid/fractie-assistent en portefeuillehouder en de termijn waarbinnen de toezegging moet zijn nagekomen.

11.

Gesprekstafel

1.       Het verzoek wordt door een raadslid, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier onder vermelding van naam en fractie.

 

 

2.       In het verzoek wordt in ieder geval aangegeven:

 

 

a.       onderwerp, aanleiding en doel van het gesprek;

 

 

b.       de vragen waarop een antwoord moet komen;

 

 

c.        de namen en functies van degenen die worden uitgenodigd;

 

 

d.       wat het raadslid hiermee wil bereiken.

 

 

B. Instrumenten initiatiefgerechtigden

 

Nr.

Instrument

Procedure

1.

Inspreken

Zie artikel 13.

2.

Ingezonden brief

Afhandeling door de griffier conform ‘Instructie voor de griffier van de gemeente Almere’

3.

Agendavoorstel (burgeractiviteit)

1.     Het agendavoorstel wordt door de initiatiefgerechtigde, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier.

 

 

2.     Het agendavoorstel wordt ondersteund door minimaal 50 inwoners.

 

 

3.     Het agendavoorstel dient in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

 

 

a.     de aanleiding voor dit voorstel; helder moet zijn waarom dit onderwerp op de agenda van de raad is gezet;

 

 

b.     de NAW gegevens van de indiener en de ondertekenaars;

 

 

c.     zelfstandig leesbaar; bijlagen worden zoveel mogelijk vermeden en kunnen slechts ter kennisname worden toegevoegd.

 

 

4.     Het agendavoorstel dient betrekking te hebben op een onderwerp dat behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur van Almere, niet zijnde een vraag over het gemeentelijk beleid, een klacht over het gemeentebestuur (hoofdstuk 9 Awb) of een bezwaar tegen een besluit van het gemeentebestuur (hoofdstuk 7 Awb).

4.

Initiatiefvoorstel (burgerinitiatief)

1.     Het voorstel wordt door de initiatiefgerechtigde, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier.

 

 

2.     Het voorstel wordt ondersteund door minimaal 150 inwoners.

 

 

3.     Het voorstel dient in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

 

 

a.     de NAW gegevens van de indiener en de ondertekenaars;

 

 

b.     een duidelijke omschrijving waar het voorstel over gaat en van de raad wordt gevraagd;

 

 

c.     wat de overwegingen zijn geweest om dit voorstel aan de raad voor te leggen;

 

 

d.     wat de consequenties zijn van het raadsbesluit;

 

 

e.     welke alternatieven c.q. andere mogelijke oplossingsrichtingen er zijn.

 

 

1.     Het voorstel heeft betrekking op een onderwerp dat behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur van Almere, niet zijnde een vraag over het gemeentelijk beleid, een klacht over het gemeentebestuur (hoofdstuk 9 Awb) of een bezwaar tegen een besluit van het gemeentebestuur (hoofdstuk 7 Awb).

 

 

2.     Een voorstel dat betrekking heeft op een onderwerp, waar in de lopende raadsperiode reeds over is beslist door de raad, wordt niet geagendeerd.

5.

Aanbieden petitie

1.     De procedure voor het starten van een petitie staat op https://petities.nl/petitions/desks/almere?locale=nl

 

 

2.     Een petitie wordt tijdens de Politieke Markt in ontvangst genomen door de vicevoorzitter van de raad.

 

 

3.     Een in ontvangst genomen petitie kan leiden tot een behandeling op de Politieke Markt. Het presidium zal hierbij maatwerk toepassen waarbij o.a. rekening wordt gehouden met de wens van de initiatiefnemer, het onderwerp waar de petitie betrekking op heeft en de inzet van andere instrumenten die voor burgers en instellingen beschikbaar zijn.

 

 

C. Instrumenten college (en burgemeester)

 

Nr.

Instrument

Procedure

1.

Raadsvoorstel

1.     Het voorstel wordt, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier.

 

 

2.     Een voorstel bevat in ieder geval de volgende informatie:

 

 

a.     een duidelijke omschrijving waar het voorstel over gaat en van de raad wordt gevraagd;

 

 

b.     wat de overwegingen van het college zijn geweest om dit voorstel aan de raad voor te leggen;

 

 

c.     wat de consequenties zijn van het raadsbesluit;

 

 

d.     welke alternatieven c.q. andere mogelijke oplossingsrichtingen er zijn.

 

 

3.     Een consulterend raadsvoorstel, als bedoeld in artikel 160, tweede lid, Gemeentewet, bevat in ieder geval de volgende informatie:

 

 

a.     het voorgenomen besluit van het college;

 

 

b.     de overwegingen waarom het college voornemens is deel te nemen aan een verbonden partij of deze te gaan oprichten;

 

 

c.     de wijze waarop de raad wensen en bedenkingen tegen dit voorgenomen besluit kan inbrengen.

 

 

4.     Als sprake is van een fatale termijn dient het voorstel uiterlijk twee maanden voor de datum van besluitvorming te zijn ingediend voorzien van een motivatie waarom sprake is van een fatale termijn.

2.

Raadsbrief

1.     Indien het college de raad schriftelijk wil informeren, gebeurt dit via een raadsbrief.

 

 

2.     De raadsbrief wordt, gericht aan de raad, gestuurd aan de griffier.

 

 

3.     Een raadsbrief dient in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

 

 

a.     relevantie: de politieke, maatschappelijke of financiële relevantie waarom de raad wordt geïnformeerd;

 

 

b.     urgentie: een toelichting of en waarom de informatie in de raadsbrief nuttig of nodig is om te weten;

 

 

c.     context: het leggen van een verband met (lopende) dossiers of besprekingen waarbinnen het sturen van deze raadsbrief past;

 

 

d.     zelfstandig leesbaar; bijlagen zijn in principe niet toegestaan;

 

 

e.     maximaal 2 A4.

3.

Agendavoorstel

1.     Het voorstel wordt, gericht aan de raad, schriftelijk ingediend bij de griffier.

 

 

2.     Een agendavoorstel dient in ieder geval te voldoen aan de volgende eisen:

 

 

a.     de aanleiding voor dit voorstel; helder moet zijn waarover de raad wordt geïnformeerd;

 

 

b.     duidelijk moet zijn of het een informerend en/of consulterend agendavoorstel is;

 

 

c.     indien het een consulterend agendavoorstel is, dienen consultatievragen te worden geformuleerd waaruit blijkt welke vragen of dilemma’s er zijn waarover de mening van de raad wordt gevraagd;

 

 

d.     zelfstandig leesbaar; bijlagen worden zoveel mogelijk vermeden en kunnen slechts ter kennisname worden toegevoegd.

 

 

Toelichting

 

De raad van Almere wil:

  • a.

    op een open, laagdrempelige en snelle manier politiek kunnen bedrijven;

  • b.

    de volgorde en het tempo van te bespreken onderwerpen zelf bepalen;

  • c.

    een herkenbare en overzichtelijke manier van vergaderen;

  • d.

    in verbinding zijn met inwoners, bedrijven en instellingen om zo informatie, kennis en kunde uit de stad en regio te kunnen halen en hen gelegenheid te geven om deel te nemen en invulling te geven aan de Politieke Markt.

 

Bovenstaande uitgangspunten zijn kenmerkend voor de Politieke Markt, zoals Almere die kent sinds 22 januari 2004 en die zich steeds blijft ontwikkelen. In dat kader is vanuit de raad de wens geuit tot een meer uitgeschreven set van regels te komen. Dit reglement van orde is daarvan het resultaat.

 

Hieronder vindt een artikelsgewijze toelichting plaats op het reglement van orde. Hierbij is, net als bij het reglement van orde zelf, gebruik gemaakt van de modelverordening van de VNG. Bij sommige passages wordt naar andere bronnen verwezen.

 

Het reglement van orde staat niet op zichzelf. Verschillende zaken rond het functioneren van de raad zijn geregeld in de Grondwet, Gemeentewet en Kieswet. Vanwege de context worden in deze toelichting ook de relevante bepalingen uit deze wetten betrokken. Daarnaast is een aantal onderwerpen niet in dit reglement van orde benoemd omdat deze apart zijn uitgewerkt. Ook hier wordt in deze toelichting zo nodig naar verwezen. Het betreft:

 

  • Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019 d.d. 21 maart 2019;

  • Bestuurlijke integriteitscodes (voor raad en college) d.d. 1 december 2016;

  • Instructie voor de griffier van de gemeente Almere d.d. 9 maart 2017.

 

Tot voor kort bestond in Almere ook de ‘Verordening op het burgerinitiatiefvoorstel en de burgeractiviteit’ d.d. 18 februari 2010. Deze verordening is met het vaststellen van dit reglement van orde komen te vervallen. De relevante bepalingen uit de verordening zijn in dit reglement van orde opgenomen.

 

 

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Sub b

Op grond van artikel 21, tweede lid, Gemeentewet heeft een wethouder toegang tot de vergadering en kan aan de beraadslaging deelnemen (dus niet de besluitvorming). Hierbij is de wetgever ervan uitgegaan dat dit niet gebeurt bij aangelegenheden die de raad aangaan en die de raad zonder inmenging van anderen wil behandelen. Voorbeelden zijn het eigen functioneren van de raad of de voorbereiding op een besluit tot onderzoek naar het door de wethouders gevoerde bestuur. 1 In artikel 21, derde lid, Gemeentewet staat dat een wethouder door de raad kan worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn. Voor vergaderingen in de carrousel geldt dat deze wens tot aanwezigheid in het gespreksmemo wordt vermeld. Voor het plenaire gedeelte vindt de raad het van belang dat het college in principe in elke vergadering aanwezig is. Daarbij geldt de afspraak dat voor afwezigheid een goede reden moet zijn (bijv. werk elders in de stad, studiereizen).

 

Sub e

Voor de positie van de fractiemedewerker wordt verwezen naar artikel 11 in de ‘Verordening voorzieningen raadsleden en fracties 2019’ en bijbehorende toelichting. Daar staat o.a. dat de fractiemedewerker dezelfde rechten en plichten heeft als een fractieassistent (bijv. ten aanzien van de omgang met stukken waarop geheimhouding rust), maar niet deelneemt aan de Politieke Markt en derhalve ook niet beëdigd wordt.

 

 

Sub g

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 juncto 107 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. In artikel 107a Gemeentewet is bepaald dat de raad in een instructie nadere regels stelt over de taken en bevoegdheden van de griffier. Via de ‘Instructie voor de griffier’ is uitwerking gegeven aan deze bepaling. Zo is in deze instructie de rechtspositie van de griffiemedewerkers geregeld en dat de griffier verantwoording over zijn handelen aflegt aan het presidium. Het formele werkgeverschap berust echter bij de raad. Het presidium draagt er zorg voor dat hier in de praktijk invulling aan wordt gegeven. Dit is in artikel 4, tweede lid sub i, van dit reglement van orde benoemd. Ook is in de instructie een vervangingsregeling voor de griffier opgenomen (overeenkomstig artikel 107d Gemeentewet). De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig (artikel 107b Gemeentewet). Dat betekent dat de griffier, desgewenst en indien de voorzitter dat toelaat, ook het woord kan voeren. Dit reglement van orde spreekt alleen over de functie van griffier. De griffier staat aan het hoofd van de griffie. Zeker waar het gaat om de dagelijkse uitvoering van zaken kan hier dus ook de griffie als geheel worden gelezen.

 

Sub h

Burgers hebben de mogelijkheid onderwerpen te agenderen. Wie hiertoe het initiatief kan nemen, is omschreven in deze bepaling. De bepaling is overgenomen uit de ‘Verordening op het burgerinitiatiefvoorstel en de burgeractiviteit’ die met het vaststellen van dit reglement van orde is komen te vervallen. Burgers zijn initiatiefgerechtigd als men inwoner is van Almere en kiesgerechtigd is voor de gemeenteraadsverkiezingen. Daarnaast kunnen jongeren, woonachtig in Almere, initiatief nemen als men 16 jaar of ouder is en voor de rest voldoet aan de eisen voor kiesgerechtigde. Hiervoor is gekozen om jongeren – als potentieel kiesgerechtigden – al eerder te kunnen betrekken bij de lokale politiek.

 

Artikel 2. Voorzitter

Eerste lid

Het voorzitterschap van de vergaderingen in carrousel valt onder de verantwoordelijkheid van het presidium. In de praktijk is, naast de presidiumleden, een aantal raadsleden beschikbaar om vergaderingen in de carrousel te leiden. Zij worden hierin ook getraind en ondersteund vanuit de griffie. Het presidium kan van de regel afwijken. Zo is het voorgekomen dat, bij een gebrek aan beschikbare voorzitters, de burgemeester een carrouselbijeenkomst leidt. Ook is het bij gesprekstafels gebruik dat de initiatiefnemer zelf een voorzitter aanwijst.

 

Tweede lid

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 9 Gemeentewet schrijft dit dwingend voor. Op grond van artikel 21, eerste lid, Gemeentewet heeft de burgemeester het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslaging (dus niet de besluitvorming). In Almere is de afspraak dat als de burgemeester tijdens het plenaire gedeelte deelneemt aan de beraadslaging het voorzitterschap van de raad op dat moment berust bij de vicevoorzitter van de raad. Dit is nu via deze bepaling vastgelegd.

 

Derde lid

De voorzitter van de vergadering, hetzij in de carrousel hetzij in het plenaire gedeelte, zorgt o.a. voor handhaving van de orde in de vergadering. Aan dit laatste is in artikel 11 van dit reglement van orde verder invulling gegeven.

 

Artikel 3. Vicevoorzitter van de raad

Eerste lid

In artikel 77, eerste lid, Gemeentewet is geregeld hoe de burgemeester, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de raad, wordt vervangen bij afwezigheid. In principe neemt het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waar. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Maar de raad heeft de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. En dat is in Almere de gebruikelijke werkwijze bij de start van een raadsperiode. Indien er daarbij meerdere kandidaten zijn, vindt voorafgaande aan de benoeming eerst een verkiezing plaats.

 

Tweede lid

De vicevoorzitter van de raad is tevens voorzitter van het presidium. Daarmee is er ook samenhang met de benoemingsprocedure voor de andere leden van het presidium (zie verder onder artikel 4 van dit reglement van orde). Waar de presidiumleden echter vlak na de gemeenteraadsverkiezingen worden benoemd, wordt de vicevoorzitter van de raad, vanwege de politieke waarde van deze functie, pas benoemd nadat de coalitie is gevormd.

 

Derde lid

De gestelde eisen aan het vicevoorzitterschap van de raad (en het lidmaatschap van het presidium) zijn in de afgelopen raadsperiodes opgebouwd volgens een consistente lijn, zoals blijkt uit de raadsbesluiten van 17 juni 2010, 8 maart 2012, 14 februari 2013 en 7 juni 2018. Voorafgaande aan het openstellen van de vacature worden die eisen in het overleg tussen presidium en fractievoorzitters tegen het licht gehouden, ook om zo de invulling levendig te houden.

 

Artikel 4. Presidium

Eerste lid

Het bestaan van een presidium is niet wettelijk geregeld. Artikel 125, eerste lid, Grondwet legt het primaat bij de raad. Toch is het gebruik, en ook vanuit praktisch oogpunt vanzelfsprekend, dat er een presidium is dat de rol en positie van de raad bewaakt en van daaruit de (dagelijkse) zaken voor de raad behartigt. Wat die zaken zijn, wordt in het tweede lid omschreven.

 

Tweede lid, sub a en b

De eerste taak is het organiseren van de wekelijkse Politieke Markt en aanverwante bijeenkomsten (zie ook de toelichting bij artikel 8 en 9 van dit reglement van orde). Het presidium stelt de agenda op. Met nadruk is gekozen voor het woord ‘opstellen’ en niet ‘vaststellen’ van de agenda. Uiteindelijk stelt de raad de agenda vast en dit gebeurt in zekere zin aan het begin van het plenaire gedeelte. Verder bewaakt het presidium ook de planning van de te agenderen onderwerpen, waarbij rekening wordt gehouden met de aspecten zoals in dit tweede lid benoemd.

 

Tweede lid, sub c

De raad kan alleen op een goede en zorgvuldige manier spreken over onderwerpen en besluiten nemen als de stukken van voldoende kwaliteit zijn, volledig zijn en tijdig bekend zijn bij de raad. Het presidium ziet hier op toe. Voorstellen, verzoeken of brieven die niet voldoen aan de eisen van de raad worden zo nodig teruggestuurd naar de steller. Als de situatie zich voordoet dat het college uit eigen beweging een stuk wil terugnemen dat al bij de raad ligt, maar nog niet op de agenda staat, moet het presidium hier toestemming voor geven. Als het stuk al wel op de agenda van de raad staat, dient de raad hierover te besluiten bijv. via een voorstel van orde of motie. In praktische zin kan deze conclusie ook in de carrousel worden getrokken, maar dan dient deze conclusie aan tafel eensluidend te worden getrokken, zowel van de kant van de raad als de portefeuillehouder.

 

Tweede lid, sub d

Het presidium voorziet elk voorstel of verzoek aan de raad van een gespreksmemo, waarin niet alleen een behandelvoorstel wordt gedaan maar ook waar nodig en mogelijk inhoudelijke gesprekspunten worden meegegeven vanuit de optiek van de positie van de raad.

 

Tweede lid, sub e

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid dat naast raadsleden (initiatiefrecht, artikel 147a Gemeentewet) en het college/burgemeester (artikel 160 lid 1 sub b Gemeentewet) ook het presidium de voorbereiding van een raadsbesluit op zich kan nemen. Het gaat dan bijv. om het benoemen van de vicevoorzitter van de raad of leden van het presidium of het vaststellen van dit reglement van orde.

 

Tweede lid, sub i

De griffier en de medewerkers van de griffie zijn in dienst van de raad. Vanuit het presidium wordt ervoor zorggedragen dat de rol van werkgever wordt ingevuld.

 

Derde lid

In Almere wordt ervoor gekozen het presidium niet te laten bestaan uit fractievoorzitters. Zo kan het presidium afstand houden tot de politiek en een eigen onafhankelijke positie innemen.

 

Vierde lid

De eisen die worden gesteld aan de presidiumleden zijn in lijn met de eisen aan de vicevoorzitter van de raad. Deze zijn in de afgelopen raadsperiodes opgebouwd volgens een consistente lijn, zoals blijkt uit de raadsbesluiten van 17 juni 2010, 8 maart 2012, 14 februari 2013 en 7 juni 2018. Voorafgaande aan het openstellen van de vacatures worden die eisen in het overleg tussen presidium en fractievoorzitters tegen het licht gehouden, ook om zo de invulling levendig te houden. Zoals blijkt uit de genoemde raadsbesluiten start de procedure om tot een presidium te komen vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen. In het overleg presidium-fractievoorzitters wordt gewezen op de noodzaak om zo spoedig mogelijk na de verkiezingen tot een eerste bemensing van het presidium te komen. Daarbij wordt een beroep gedaan op presidiumleden, die na waarschijnlijkheid na de verkiezingen terugkeren in de raad, om lid van het presidium te blijven. De fractievoorzitters zijn in de gelegenheid afspraken te maken of wensen te uiten omtrent de te volgen procedure en de eisen die worden gesteld aan de voorzitter (vicevoorzitter van de raad) en de leden van het presidium. Na de verkiezingen neemt de griffier primair contact op met de fractievoorzitters van (a) de fracties met een ruimere bemensing en (b) die waar een raadslid aanwezig is die in de voorafgaande raadsperiode presidium lid is geweest. Zo mogelijk leidt dat tot een raadsvoorstel tot benoeming van vier van de vijf presidiumleden. Na de vorming van de coalitie wordt de totale bemensing van het presidium (vijf leden) tegen het licht gehouden. Indien de vicevoorzitter van de raad uit de reeds benoemde presidiumleden komt, heeft dat tot gevolg dat er een vacature in het presidium ontstaat. Maar ook wanneer dat niet het geval is, zijn alle fracties via hun fractievoorzitter in de gelegenheid kandidaten aan te reiken. Bij de keuze voor de samenstelling van het presidium speelt, naast de in het derde lid genoemde eisen, de verhouding coalitie/oppositie een belangrijke rol. En daarnaast kan ook worden gekeken naar zaken als leeftijd of de verhouding man-vrouw.

 

Vijfde lid

Het presidium bepaalt onderling wie de voorzitter van het presidium bij afwezigheid vervangt. Het gaat hier niet om het vervangen van de vicevoorzitter van de raad – immers hier besluit alleen de raad over – maar over vervanging van de rol als voorzitter van het presidium. Dit is nodig zodat een vergadering van het presidium bij afwezigheid van de voorzitter indien nodig doorgang kan vinden.

 

Zesde lid

De burgemeester is, vanuit zijn hoedanigheid als voorzitter van de raad, adviseur van het presidium. Dit omdat het presidium een eigen afweging maakt bijv. over de agenda voor de Politieke Markt en het toetsen van voorstellen vanuit het college. De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt, moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

 

Zevende lid

Het presidium vergadert in de regel één keer per maand op dinsdagavond en elke donderdagavond voorafgaande aan de Politieke Markt. Ook zijn er reguliere bijeenkomsten met het college en de fractievoorzitters. Verder vergadert het presidium indien nodig.

 

 

HOOFDSTUK 2 – DE RAAD

 

Artikel 5. Commissie geloofsbrieven

Eerste lid

De voorzitter van het centraal stembureau geeft aan een nieuw raadslid met de geloofsbrief kennis van zijn benoeming (artikel V 1 Kieswet). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken:

  • een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt;

  • een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, Gemeentewet (artikel V 3 Kieswet).

 

Voordat de raad besluit over toelating van nieuwe raadsleden, stelt de raad, op voorstel van de voorzitter van de raad, een commissie geloofsbrieven in bestaande uit drie raadsleden die bovengenoemde stukken onderzoekt. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, Gemeentewet) betrokken worden. Voor Almere gaat het om de ‘Gedragscode integriteit raadsleden gemeente Almere 2016’ die de raad 1 december 2016 heeft vastgesteld. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. Overigens is deze gedragscode niet juridisch bindend. De raad kan er geen bevoegdheid aan ontlenen om ten opzichte van een raadslid enigerlei formele sanctie toe te passen. De raad kan het raadslid slechts in politieke en morele zin op naleving van de gedragscode aanspreken. 2

In het toelaten van nieuwe raadsleden is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. In het laatste geval besluit de zittende raad. In het eerste geval besluit de oude raad in de laatste vergadering na de gemeenteraadsverkiezingen. In de praktijk is het dezelfde vergadering waarin afscheid wordt genomen van raadsleden die niet terugkeren in de nieuwe raad.

 

Tweede lid, sub a

Het onderzoek van de commissie geloofsbrieven strekt zich ook uit tot het verloop van de verkiezing (is dit op wettige wijze gebeurd) of de vaststelling van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Het onderzoek naar het proces-verbaal van het centraal stembureau strekt zich echter niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.

 

Tweede lid, sub b

Deze bepaling geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c Gemeentewet). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Als de wethouder uit de eigen raad afkomstig is, dient dit onderzoek opnieuw plaats te vinden. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden, nu niet als raadslid maar als kandidaat-wethouder. Bij de benoeming van een wethouder zal er een integriteitstoets plaatsvinden. Hiervoor wordt o.a. gebruik gemaakt van de ‘Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Almere 2016’, raadsbesluit 1 december 2016. In tegenstelling tot het toetsen van raadsleden aan de gedragscode (zie hierboven) heeft de raad nu wel bevoegdheden. Men kan immers besluiten om de kandidaat-wethouder niet te benoemen. Ook kan de raad, als de wethouder al in functie is en dan een schending van de gedragscode blijkt, in het ergste geval het vertrouwen opzeggen (artikel 49 Gemeentewet).

 

Een wethouder kan niet tevens raadslid zijn. De Gemeentewet (artikel 36b) maakt hierop twee uitzonderingen. Een wethouder die na de gemeenteraadsverkiezingen terugkeert in de raad, kan raadslid én wethouder zijn totdat een nieuw college is benoemd (formeel gezien als ten minste de helft van het nieuwe college is benoemd, artikel 42, eerste lid, Gemeentewet). Daarnaast kan een raadslid, dat benoemd wordt tot wethouder, raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger in de raad zijn goedgekeurd. Het spreekt voor zich dat het scheiden van rollen in beide gevallen een aandachtspunt is en hiermee prudent moet worden omgegaan.

 

Vierde lid

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Hierna brengt de commissie verslag aan de raad uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Na toelating als raadslid of benoeming tot wethouder wordt de eed, of verklaring en belofte, afgelegd. De tekst is in artikel 14 en 41a Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 6. Fractie

Eerste en tweede lid

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, Gemeentewet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (vanwege recht op fractieondersteuning). Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen worden de leden, die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

 

Vierde lid

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt het raadslid of de fractievoorzitter dit zo spoedig mogelijk aan de voorzitter mee (en worden direct na het verlaten van de raad sleutels, keys, etc. bij de griffie ingeleverd). Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij/zij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

 

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau). Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor in feite tussentijds van fractie kan veranderen of zelfstandig verder kan gaan. Verder kan een fractie besluiten om de naam van de fractie te veranderen. De raad heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Indien hier sprake van is, is een mededeling aan de voorzitter van de raad voldoende. De raad is gehouden, met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan, rekening te houden met de nieuwe situatie. Dit betekent ook dat:

 

  • kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn, vanwege strijd met de Gemeentewet en de Kieswet;

  • personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

  • als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren.

 

Artikel 7. Beëdiging van fractieassistenten

Bij het vaststellen van de gedragscodes bestuurlijke integriteit door de raad op 1 december 2016 is motie RG-294 aangenomen. Hierin heeft de raad uitgesproken dat ook de zittende en nieuwe fractieassistenten de eed of belofte afleggen, aangezien fractieassistenten een rol vervullen die in vele opzichten vergelijkbaar is met die van raadsleden.

 

 

HOOFDSTUK 3 – POLITIEKE MARKT

 

Paragraaf 1 – Algemeen

 

Artikel 8. Tijd en plaats

Tijd, locatie en opzet van de Politieke Markt staan vast. Het presidium kan hiervan afwijken. Zo zijn goede ervaringen opgedaan met vergaderen op locatie, een vergadervorm die de drempel voor inspraak en contact met burgers en het maatschappelijk middenveld zo laag mogelijk probeert te maken. Het onderwerp moet zich er wel voor lenen. Ook kan het soms organisatorisch handig zijn eerst met plenair te beginnen om 19.00 uur en pas daarna de carrousel te houden. Verder is in artikel 18 Gemeentewet bepaald wanneer de raad voor het eerst na de gemeenteraadsverkiezingen bijeen komt.

Het is mogelijk dat op de dag van de Politieke Markt tussen 16.00 uur en 18.00 uur voor de raad sessies worden georganiseerd in het kader van verdieping. Het kan gaan om een technische toelichting op een onderwerp, maar ook een werkbezoek of externe spreker kan voor de invulling zorgen. De verdiepingssessie heeft een facultatief karakter. Het inplannen hiervan gebeurt door het presidium op basis van een gemotiveerd voorstel waarbij, waar nodig, de sessie op beeld wordt opgenomen. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat een technische bijeenkomst en politieke bespreking niet op dezelfde dag plaatsvinden.

 

Artikel 9. Oproep en agenda

Eerste lid

De wetgever is in artikel 19 Gemeentewet bewust sober geweest over het bijeenroepen van de raad. Slechts is bepaald dat de burgemeester de leden schriftelijk oproept en daarbij dag, tijdstip en plaats bekendmaakt. Tegelijkertijd worden de stukken, voor zover openbaar, ter inzage gelegd. Het reglement van orde biedt dus ruimte om zaken te regelen. 3 In dit reglement van orde is daarom bepaald dat het presidium datum, tijdstip en plaats van de Politieke Markt vaststelt (artikel 4, tweede lid sub a). In het verlengde hiervan is in artikel 9, eerste lid, van het reglement van orde bepaald dat de oproep, agenda en stukken (voor zover openbaar) op de vrijdag voorafgaande aan de Politieke Markt via het raadsinformatiesysteem bekend wordt gemaakt. Ook vindt een aankondiging plaats in Almere Deze Week met verwijzing naar het raadsinformatiesysteem. De wetgever laat het aan de raad zelf over op welke wijze invulling wordt gegeven aan de openbaarheidsplicht en gaat ervan uit dat dit op een ‘fatsoenlijke’ manier gebeurt. Dat wil zeggen dat de agenda en stukken gedurende zodanig lange tijd en op een zodanige plaats ter inzage liggen, dat de bevolking er ook reëel toegang toe kan hebben. 4 Hier in Almere is deze toegang gewaarborgd via het raadsinformatiesysteem. Op deze manier wordt invulling gegeven aan de wettelijke bepalingen over bekendmaken, zoals genoemd in artikel 19, tweede lid, Gemeentewet en de artikelen 3:12 en 2:14 Awb.

 

Tweede lid

Dit is een afwijking van het eerste lid. Hier wordt de mogelijkheid geboden om tot uiterlijk woensdag 12.00 uur (voorafgaande aan de Politieke Markt van een dag later) de agenda aan te passen en/of de bijbehorende stukken aan te passen of toe te voegen. Voor deze termijn is gekozen om rekening te kunnen houden met de actualiteit, bijvoorbeeld het aanvragen van een interpellatiedebat of nagezonden stukken met actuele informatie. En ook om raadsleden gelegenheid te geven de stukken nog te kunnen bestuderen. Inbreuk op de agenda moet echt te rechtvaardigen zijn. En is uiteindelijk aan het oordeel van de raad zelf of dit ook gebeurt.

 

Artikel 10. Instrumenten en formats

Eerste lid, sub a

Voor een toelichting per instrument wordt verwezen naar de toelichting bij de bijlage.

 

Eerste lid, sub b

Het vaststellen van besluitrijp geachte voorstellen vindt plaats in de carrousel. Het betreft de verslagen en besluitenlijsten van bijeenkomsten in de carrousel en het plenaire gedeelte en voorstellen die zonder bespreking in de carrousel direct kunnen worden doorgeleid naar het plenaire gedeelte.

 

Eerste lid, sub c

Deze bepaling houdt ruimte voor het organiseren van andere activiteiten op de Politieke Markt en past bij het karakter van de Almeerse Politieke Markt waarin blijvend ruimte is om te experimenteren.

 

Tweede lid

De regel is één instrument per onderwerp gelijktijdig. Als de raad bijv. spreekt over een onderwerp is het niet mogelijk dat een fractie over hetzelfde onderwerp tegelijkertijd schriftelijke vragen stelt. Ook geldt: wie het eerst komt, het eerst maalt. Als een fractie bijvoorbeeld schriftelijke vragen heeft ingediend bij de griffie (dat wil zeggen conform procedure en format) kan een andere fractie geen schriftelijke vragen over hetzelfde onderwerp indienen, tenzij deze een andere strekking hebben. Wel kan het zo zijn, als de ene fractie schriftelijke vragen indient terwijl even later een andere fractie over hetzelfde onderwerp een agendavoorstel indient, dat de agendering in bepaalde gevallen zwaarder zou kunnen wegen. Het uitgangspunt van ‘nee, tenzij’ geldt voor het gehele instrumentarium en voor een ieder die daarvan gebruik maakt. En bij twijfel beslist het presidium.

 

Derde lid

De aspecten herkenbaarheid, uniformiteit, duidelijkheid en rolvastheid kunnen ook worden toegepast als argumentatie voor het tweede lid.

 

 

Paragraaf 2 – Orde van de vergadering

Artikel 11. Handhaving van de orde

De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde omkaderd door artikel 26 Gemeentewet of vullen dit artikel aan.

 

Eerste lid

Zoals onder artikel 4, tweede lid sub a, van dit reglement van orde is bepaald, organiseert het presidium de Politieke Markt. Vanuit die verantwoordelijkheid wordt aangewezen waar deelnemers en bezoekers dienen plaats te nemen. E.e.a. wordt duidelijk vanuit de fysieke opstelling in de zaal of wordt via naambordjes kenbaar gemaakt.

 

Vierde lid

Artikel 26 Gemeentewet kent bevoegdheden toe aan de voorzitter van de raad en gaat uit van een raadsvergadering. Echter, ook in een bijeenkomst in de carrousel kan van een ordeverstoring sprake zijn. Via dit vierde lid wordt hierin voorzien. 5 Het stelt dat de voorzitter de bevoegdheid heeft om toehoorders te doen vertrekken indien de orde wordt verstoord. Het aan toehoorders voor langere duur de toegang ontzeggen tot de vergadering (artikel 26, tweede lid, Gemeentewet) blijft, gezien de zwaarte van het middel, voorbehouden aan de voorzitter van de raad. Daarbij wordt nog opgemerkt dat onder toehoorders niet worden verstaan ambtenaren en pers. 6

 

Vijfde lid

In het (recente) verleden is het voorgekomen dat raadsleden tijdens het plenaire gedeelte statements hebben gemaakt (bijv. regenboogshawl, gele hesjes). Afspraak is dat de verantwoordelijkheid voor het al dan niet toestaan hiervan ligt bij de voorzitter en dat een dergelijke actie vooraf met de voorzitter wordt afgestemd c.q. aangekondigd.

 

Zesde lid

In artikel 22 Gemeentewet is de onschendbaarheid en verschoonbaarheid geregeld van hetgeen in de vergadering is gezegd of overlegd. De raad gaat zelf over wat zij toelaatbaar vindt. In dit zesde lid is hiervoor een bepaling opgenomen.

 

Zevende en achtste lid

Artikel 26, derde lid, Gemeentewet ziet toe op gedragingen van raadsleden die dusdanig de orde raken dat de toegang tot de vergadering voor kortere of langere duur moet worden ontzegd. Via dit zevende en achtste lid wordt de strekking van artikel 26, derde lid, Gemeentewet ook van toepassing verklaard op vergaderingen in de carrousel. Er zijn ook lichte ordemaatregelen, zoals sprekers het woord ontnemen. Hierin voorziet het zesde lid. Gelukkig zijn deze maatregelen in Almere geen gemeengoed.

 

Artikel 12. Spreekregels

Tweede lid

Voor de overzichtelijkheid van de beraadslaging geldt dat er per fractie één woordvoerder is over hetzelfde onderwerp. Wel staat het fracties natuurlijk vrij om per week andere woordvoerders naar de carrousel af te vaardigen. Dat wordt hier dan ook niet mee bedoeld.

 

Derde lid

Ook niet-raadsleden c.q. fractieassistenten kunnen toestemming krijgen aan de beraadslaging deel te nemen. Het is aan de raad om daarvoor een regeling te treffen. 7 Daarom is dit derde lid in artikel 12 van het reglement van orde opgenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan ambtenaren die op verzoek van de portefeuillehouder een vraag beantwoorden tijdens de carrousel. Dit alles naar het oordeel van de voorzitter. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat deze bepaling niet is bedoeld om fractiemedewerkers te laten deelnemen aan de beraadslaging. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 1, sub d, van dit reglement van orde waarin is aangegeven dat zij niet deelnemen aan de Politieke Markt.

 

Vierde lid

In principe krijgt degene die een voorstel, verzoek, motie of amendement heeft ingediend als eerste het woord. En heeft ook het recht op een slotwoord. Of het nu een raadslid, collegelid of burger betreft. Het presidium, of indien dit tijdens de vergadering zelf blijkt de voorzitter, kan besluiten hiervan af te wijken. Een voorstel etc. moet in de formulering ook gewoon helder zijn voor de raad, zonder dat eerst een toelichting moet plaatsvinden. Desondanks is deze bepaling opgenomen, waarbij, met de kanttekening uit de vorige zin, een begin- en slotwoord relevant, kort en bondig moet zijn.

 

Zesde en zevende lid

Een voorstel van orde kan bijvoorbeeld inhouden een verzoek om de agenda, spreektijd of de sprekersvolgorde te veranderen. Ook kan worden gevraagd de vergadering te schorsen of te beëindigen. Indien over het voorstel gestemd wordt, geldt dat bij het staken van de stemmen het voorstel niet is aangenomen (artikel 32, vierde lid, Gemeentewet, waarin bij het staken van de stemmen het voorstel wordt doorgeschoven naar een volgende vergadering, is dus niet van toepassing). De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde.

Kan in de carrousel ook een voorstel van orde worden gedaan? Ja, maar hierop besluit de voorzitter gehoord hebbende de vergadering. Hiervoor is gekozen vanwege het karakter van de carrousel. In principe staat hier de behandelwijze vast en waar hiertoe ruimte bestaat (bijv. het bepalen van sprekersvolgorde) is dat aan de voorzitter. Meer formeel beschouwd: over een voorstel van orde zou gestemd kunnen worden. En in de carrousel wordt niet gestemd (omdat niet alle fracties bij een onderwerp vertegenwoordigd hoeven te zijn).

 

Achtste lid

Wat is inhoudelijk en wat is technisch? In de regel gaat het om het verschil tussen feiten en opvattingen. Soms kan er een grijs gebied zijn. Het is dan ook altijd de voorzitter die besluit of iets technisch is of niet en of een technische vraag wordt toegelaten. Technische vragen dienen vooraf aan de betreffende ambtenaar te worden gesteld. Voor sommige onderwerpen wordt voorafgaande aan de politieke bespreking een technische toelichting georganiseerd (bijv. Begroting).

 

Tiende lid

Deze volgorde van spreken wordt bijv. gehanteerd bij algemene beschouwingen.

 

Elfde lid

Het gebruik van ondersteunend materiaal is alleen toegestaan in de carrousel (waar beeld- en oordeelsvorming plaatsvindt) en dit naar oordeel van het presidium of de voorzitter. Waarbij wordt opgemerkt dat beeldmateriaal via het scherm vanwege technische redenen altijd vooraf aangeleverd moet worden. Omdat het plenaire gedeelte het karakter heeft van debat en besluitvorming is hier ondersteunend materiaal niet toegestaan.

 

Artikel 13. Inspreken

In artikel 150 Gemeentewet is bepaald dat de raad bij verordening regels vaststelt voor de manier waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. Hiervoor heeft de raad op 22 juni 2006 de inspraakverordening voor Almere vastgesteld. Op grond van artikel 2, eerste lid, van deze verordening kan de raad besluiten of inspraak wordt verleend. Artikel 4, tweede lid, van de verordening biedt ruimte om invulling aan de inspraakprocedure te geven. Met inachtneming van deze beide artikelen is artikel 14 van dit reglement van orde tot stand gekomen.

 

Eerste en tweede lid

Een ieder, dus ook burgers van buiten Almere, kan inspreken aan het begin van de beraadslaging. Voorwaarde is dat het onderwerp voor het eerst op de agenda staat. Dit kan dus ook in het plenaire gedeelte zijn. Ook moet de inspreektekst betrekking hebben op het geagendeerde onderwerp.

 

 

Paragraaf 3 – Carrousel

Artikel 14. Doel, inhoud en samenstelling

Tweede lid

Fracties bepalen zelf of, en zo ja welk raadslid of fractieassistent naar een bepaalde bijeenkomst in de carrousel gaat.

 

Derde lid

Een raadsvoorstel om een kandidaat-wethouder te benoemen, kan bijv. reden zijn voor het presidium om af te wijken van de regel en direct tot plenaire bespreking over te gaan.

 

Artikel 15. Uitkomst

Tweede lid

Uitgangspunt is dat de raad zijn eigen tempo bepaald bij het bespreken van een onderwerp.

 

Artikel 16. Besluitenlijst en verslag

Derde lid

Het spreekt voor zich dat uitzendingen plaatsvinden binnen het wettelijk kader (bijv. privacy). Bezoekers van de Politieke Markt worden hier ter plekke ook op gewezen.

 

Paragraaf 4 – Plenaire gedeelte

Artikel 17. Doel, inhoud en samenstelling

Eerste lid

Het doel van het plenaire gedeelte is debat en besluitvorming. Daarnaast worden in het plenaire gedeelte interpellatieverzoeken behandeld en vindt installatie en afscheid plaats van personen.

 

Tweede lid

De agenda voor het plenaire gedeelte wordt vooraf door het presidium opgesteld. Dat betekent dat eventuele wijzigingen aan het begin van de vergadering moeten worden gemeld. Een voorbeeld is een motie die nog tekstueel is gewijzigd. Ook kan het voorkomen dat stukken ter besluitvorming voorliggen, die dezelfde avond eerst in de carrousel zijn behandeld. Ook dit kan wijzigingen opleveren. En als laatste kan via een voorstel van orde de agenda worden gewijzigd (bijv. toevoegen verzoek tot interpellatie).

 

Artikel 18. Presentielijst

Eerste lid

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. Op grond van het eerste lid van artikel 20 Gemeentewet is dit meer dan de helft. In Almere kan het plenaire gedeelte dus pas beginnen als er 23 van de in totaal 45 raadsleden aanwezig zijn en de presentielijst hebben getekend. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 Gemeentewet (zie toelichting bij artikel 20 van dit reglement van orde). Het vergaderquorum hoeft alleen aanwezig te zijn aan het begin van de vergadering. De vergadering kan dus worden voortgezet ook al daalt het aantal deelnemende leden gedurende de vergadering beneden de 23 raadsleden. 8 Als bij aanvang van de vergadering blijkt dat het vergaderquorum niet is bereikt, geldt artikel 20, tweede lid, Gemeentewet. De burgemeester belegt dan een nieuwe vergadering die ten minste 24 uur later plaatsvindt.

 

Tweede lid

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt hij voor het bijhouden van de presentielijst.

 

Artikel 19. Besluitvorming

Eerste lid

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht (vaak ook de formele bevestiging van de conclusie in de carrousel, zie artikel 15, eerste lid, van dit reglement van orde). De raad kan hierover anders beslissen.

 

Artikel 20. Stemming

Eerste lid

De voorzitter formuleert de te nemen eindbeslissing alvorens tot stemming over te gaan. Van een geldige stemming is sprake als aan het stemquorum van artikel 29, eerste lid, Gemeentewet wordt voldaan. Meer dan de helft van het aantal raadsleden, excl. degenen die zich van stemmen onthouden o.g.v. artikel 28 Gemeentewet, moeten aan de stemming deelnemen. In artikel 29, tweede lid, Gemeentewet is bepaald wanneer het stemquorum niet geldt. Het betreft als na staking van de stemmen in een tweede vergadering opnieuw moet worden gestemd over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen. Of wanneer een nieuwe vergadering wordt gehouden als bedoeld in artikel 20, tweede lid, Gemeentewet als gevolg van het niet voldoen aan het vergaderquorum.

 

Tweede lid

Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. Op basis van jurisprudentie kan het volgende worden geconcludeerd. 9 Artikel 28 Gemeentewet moet strikt worden uitgelegd, vanwege het beperken van het fundamentele recht van een raadslid om deel te nemen aan een stemming. Daarnaast is ook de toepassing van artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van belang (verbod tot vooringenomenheid en beïnvloeding van besluitvorming vanwege een persoonlijk belang). Maar wanneer is aannemelijk dat het betrokken raadslid de besluitvorming daadwerkelijk heeft beïnvloed met als eventuele consequentie dat de rechter het besluit kan vernietigen? Volgens de ABRvS betekent het enkele feit dat een raadslid belanghebbende is bij een besluit (zoals gedefinieerd in artikel 1:2, eerste lid, Awb) niet dat een raadslid zich zou moeten onthouden van deelname aan de besluitvorming (omdat dit dus afbreuk doet aan de taak en de fundamentele rechten van een gekozen volksvertegenwoordiger en daarmee aan het democratisch proces). Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, waarbij het draait om de combinatie van deelname aan de stemming en het uitoefenen van meer dan gewone invloed op de besluitvorming (bijv. schijn van belangenverstrengeling of doorslaggevende stem). 10 Het hiervoor genoemde geeft richting, maar geen 100% duidelijkheid en zekerheid. En uiteindelijk is een dergelijke beslissing voorbehouden aan het individuele raadslid en niet aan de raad. Wel kunnen de door de raad vastgestelde bestuurlijke integriteitscodes behulpzaam zijn in de afweging.

 

Derde lid

Stemverklaringen zullen kort en bondig moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een nieuwe termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. Adresseren is niet toegestaan. De stemverklaringen worden gegeven voordat de stemming begint.

 

Vierde lid

Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, Gemeentewet. Dat wil zeggen: met algemene stemmen aanvaard.

 

Vijfde, zesde en zevende lid

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid, Gemeentewet, die een hoofdelijke stemming verplicht (dringende spoed bij verplichting voor vaststellen begroting of begrotingswijziging).

 

Negende lid

De raad beslist bij meerderheid van stemmen (artikel 30, eerste lid, Gemeentewet). Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 Gemeentewet van toepassing. Daarin staat dat indien de vergadering voltallig is, het voorstel wordt geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

Artikel 21. Stemming over amendementen en moties

Een amendement en reguliere motie komen in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Bij een motie vreemd aan de orde van de dag geldt dit uiteraard niet.

 

Artikel 22. Stemming over personen

Tweede lid

Een raadslid, tevens kandidaat-wethouder, is niet verplicht een stembriefje in te leveren aangaande zijn eigen voordracht tot wethouder. Op zich mag hij meestemmen over zijn eigen benoeming omdat niet sprake is van een voordracht, zoals genoemd in artikel 28, derde lid, Gemeentewet, maar van een aanbeveling. Bovendien kunnen raadsleden op het stembriefje ook een andere naam invullen, waardoor geen sprake is van een beperkte keuze. De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Toch is het denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming.

 

Derde lid

Artikel 31, eerste lid, Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geheim is. Andere stemmingen, bijv. ontslag of het opzeggen van vertrouwen, mogen dus niet geheim zijn. Hetzelfde artikel geeft in het tweede lid aan dat als de stemmen staken (bij stemming over meerdere personen) in dezelfde vergadering een herstemming plaatsvindt. Staken dan de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot (artikel 31, derde lid, Gemeentewet).

 

Vijfde lid

Het tweede lid van artikel 30 Gemeentewet bepaalt wanneer bij het vaststellen van de uitslag van een stemming van een uitgebrachte stem kan worden gesproken. Daarvoor is vereist dat een behoorlijk ingevuld stembriefje is ingeleverd. Is er geen sprake van een behoorlijk ingevuld stembriefje, dan telt het desbetreffende briefje dus niet mee voor het bepalen van de uitslag van de stemming. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, blz. 86) wordt uitdrukkelijk vermeld dat een blanco stembriefje niet wordt aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje, maar is voor het overige de vraag of sprake is van een behoorlijk ingevuld stembriefje overgelaten aan de raad. 11 Overigens is het wel zo dat een blanco, of verkeerd ingevuld stembriefje, wel meetelt bij de bepaling van de vraag of er een stemquorum is en daarmee een geldige stemming (artikel 29, eerste lid, Gemeentewet). Maar het is geen geldig uitgebrachte stem en telt daarom niet mee voor het bepalen van de meerderheid.

 

Artikel 23. Verslag en besluitenlijst

Eerste lid

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid). In Almere kiezen we voor beide, verslag en besluitenlijst. In de carrousel wordt alleen een besluitenlijst gemaakt (en een verslag indien er in beslotenheid wordt vergaderd).

 

Vierde lid

Het spreekt voor zich dat uitzendingen plaatsvinden binnen het wettelijk kader (bijv. privacy). Bezoekers van de Politieke Markt worden hier ter plekke ook op gewezen.

 

 

HOOFDSTUK 4 – INFORMATIE EN PUBLICATIE

 

Artikel 24. Recht op informatie

In de Gemeentewet zijn regels bepaald over de inlichtingenplicht van het college ten opzichte van de raad. In de eerste plaats is er de passieve inlichtingenplicht (artikel 169, derde lid, Gemeentewet). Dat is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad (of raadsleden) gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet. In Almere geldt de regel dat raadsleden, fractieassistenten en fractiemedewerkers vrij zijn om zich te bewegen in het stadhuis en ambtenaren rechtstreeks om technische informatie kunnen vragen.

 

Ook kent de Gemeentewet een algemene actieve inlichtingenplicht. Artikel 169, tweede lid, Gemeentewet verplicht het college uit eigen beweging de raad alle inlichtingen te verstrekken die de raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Daarbij geldt dat de raad te allen tijde in positie moet kunnen zijn. Concrete afspraken hierover zitten deels in dit reglement van orde. Daarnaast zijn ook de overleggen tussen presidium, fractievoorzitters en college van belang om dit te bewaken.

 

Tenslotte is er een tweede actieve, meer specifieke inlichtingenplicht. Artikel 169, vierde lid, Gemeentewet verplicht het college de raad vooraf te informeren over de voorgenomen uitoefening van een bestuursbevoegdheid als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, Gemeentewet indien de toepassing daarvan ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente of indien raad daarom verzoekt. Het college mag dan niet eerder een besluit nemen dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het antwoord op de vraag wat ingrijpend is, moet volgens de wetgever worden gevonden in de plaatselijke omstandigheden. Waarschijnlijk heeft de wetgever het oog gehad op substantiële financiële gevolgen van privaatrechtelijke overeenkomsten. Blijkbaar moeten raad en college hier zelf een modus voor vinden. Een andere vraag is nog of ook deze inlichtingenplicht wordt beperkt door de weigeringsgrond van het openbaar belang als bedoeld in het derde lid van de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord op basis van ongeschreven gemeenterecht. Het verstrekken van inlichtingen kan overigens niet via de rechter worden afgedwongen.

 

Artikel 25. Ambtelijke bijstand

Om hun vertegenwoordigende, controlerende en kaderstellende rol goed te kunnen vervullen, kunnen raadsleden een beroep doen op ambtelijke bestand. Artikel 33 Gemeentewet bepaalt dat de raad dit via een verordening regelt. In artikel 25 van dit reglement van orde is hierin voorzien. Hierbij zij opgemerkt dat strikt genomen onder ambtelijke bijstand ook het werk van de griffie valt. In de uitwerking van artikel 25 van dit reglement van orde is uitgegaan van de situatie waarbij een beroep moet worden gedaan op de ambtelijke organisatie die valt onder de verantwoordelijkheid van het college.

 

 

HOOFDSTUK 5 – GEHEIMHOUDING

 

Artikel 26. Stelregel

De stelregel dat er voor raadsleden, fractieassistenten en fractiemedewerkers in beginsel geen geheimen zijn, sluit aan bij het voorgaande hoofdstuk over informatie. Alleen over zaken die de goede naam of de positie van de gemeente aantasten dan wel de gemeente schade kunnen toebrengen kan geheimhouding worden opgelegd.

 

Artikel 27. Geheime stukken

Eerste lid

Uitgangspunt is de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Een stuk is niet openbaar als er ‘geheim’ op staat en erover geheimhouding is opgelegd. Op grond van artikel 25 Gemeentewet kan de raad geheimhouding opleggen op stukken of op hetgeen in een besloten vergadering is behandeld. Ook het college of de burgemeester kan geheimhouding opleggen op stukken aan de raad of leden van de raad.

Indien de geheimhouding gaat over een deel van een raadsvoorstel, dan blijft het raadsvoorstel zelf in principe altijd openbaar en wordt in de bundel opgenomen.

 

Het opleggen van geheimhouding gebeurt altijd gemotiveerd. Ook wordt de duur van de oplegging daarbij aangegeven. De opgelegde geheimhouding vervalt als de raad deze opheft of niet in zijn eerstvolgende vergadering, die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, bekrachtigt. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad hierover overleg voeren.

 

Indien er een geheimhoudingsplicht rust op bepaalde stukken, wordt dat expliciet op de stukken vermeld via de term ‘geheim’. Het schenden van een opgelegde geheimhoudingsplicht levert een overtreding van art. 272 Sr op. 12 De strafrechter neemt ook een schending van de geheimhoudingsplicht aan als gegevens als ‘vertrouwelijk’ zijn gekwalificeerd en deze openbaar worden gemaakt. 13 Er is dan strijdigheid met artikel 2:5 Awb (bekend zijn met het vertrouwelijk karakter of dit redelijkerwijs kan vermoeden). Deze uitleg, waarbij er dus geen relevant juridisch onderscheid is tussen vertrouwelijkheid en geheimhouding, zorgt in de praktijk voor de nodige discussie. 14 Waarbij een heersende opvatting is dat dat de immuniteit/onschendbaarheid van een raadslid dominant is ten opzichte van de geheimhoudingsplicht. En het uiteindelijk aan de orde van de vergadering is om op te treden tegen onbetamelijke uitingen w.o. uitingen die vallen onder het geheimhoudingsregime. 15 Artikel 11 van dit reglement biedt hiervoor een handvat.

 

Tweede lid

Geheime stukken liggen voor de raad ter inzage in het kastje geheime stukken bij de griffie. Voor fractieassistenten en fractiemedewerkers geldt dat zij voorafgaande aan de inzage een geheimhoudingsverklaring tekenen.

 

Artikel 28. Besloten vergadering

De procedure zoals in dit artikel is beschreven, is een uitwerking van artikel 23 Gemeentewet. Daarnaast is gebruik gemaakt van de aanbevelingen uit het rapport Berenschot ‘Feitenonderzoek naar het vermoeden van het lekken van informatie’ dat 21 december 2017 met de raad is besproken. In Almere geldt dat alleen bij heel zwaarwegende redenen in beslotenheid wordt vergaderd. In artikel 24 Gemeentewet is bepaald wanneer niet in beslotenheid mag worden vergaderd.

 

 

HOOFDSTUK 6 – SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 29. Uitleg reglement van orde

Met dit reglement van orde is getracht enerzijds gewoontes vast te leggen zoals die in de afgelopen jaren zijn ontstaan (de ‘mores’), maar anderzijds ook ruimte te laten voor de proeftuin zoals de Politieke Markt van Almere altijd is geweest. Waar er twijfel bestaat over dit reglement van orde en het toepassen daarvan beslist de raad. Uiteindelijk gaat de raad over zijn eigen orde (artikel 33 Gemeentewet).

 

Artikel 31. Inwerkingtreding

Dit reglement van orde wordt na vaststelling in de raad bekend gemaakt en treden op de aangegeven dag in werking.

 

 

BIJLAGE

 

A1 en B5 – Initiatiefvoorstel

Een initiatiefvoorstel is een voorstel waarin een raadslid of initiatiefgerechtigde de raad vraagt een besluit te nemen. Het recht van initiatief voor een raadslid is opgenomen in artikel 147a, eerste lid, Gemeentewet. In het tweede en derde lid van artikel 147a Gemeentewet is aangegeven dat de raad regelt op welke wijze indiening en behandeling plaatsvindt. Via dit reglement van orde wordt hier invulling aan gegeven. Het vierde lid van artikel 147a Gemeentewet stelt tenslotte dat, voordat de raad een besluit neemt over het initiatiefvoorstel van een raadslid, het college gelegenheid moet hebben hiertegen wensen en bedenkingen in te kunnen brengen.

Daarnaast laat dit reglement van orde ruimte dat ook initiatiefgerechtigden initiatiefvoorstellen kunnen indienen. Dit is gebaseerd op artikel 149 Gemeentewet, het artikel dat ook de basis vormde voor de ‘Verordening op het burgerinitiatiefvoorstel en de burgeractiviteit’. Deze verordening is met het vaststellen van dit reglement van orde komen te vervallen. Relevante bepalingen uit deze verordening maken nu deel uit van dit reglement van orde. Een voorbeeld is de eis dat, indien de initiatiefgerechtigde een burger is, het voorstel mede wordt ondersteund door 150 ondertekenaars. Dit vanuit het oogpunt van draagvlak.

 

A2 – Amendement

Een amendement is een voorstel van een raadslid tot wijziging van een besluit dat voorligt en onderdeel is van de beraadslaging. Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b Gemeentewet. In combinatie met artikel 147a Gemeentewet dient de raad nadere regels te stellen voor behandeling van amendementen. Hierin voorziet dit reglement van orde. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

 

A3 – Motie (of motie vreemd aan de orde van de dag)

Een motie is een oproep van een raadslid aan het college, de burgemeester, het presidium of andere fracties in de raad. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Degene aan wie de motie is gericht, is dan ook niet formeel aan de motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Het naast zich neerleggen van een motie is echter wel een uitzonderlijke stap die ook in het licht van het onderling vertrouwen moet worden bekeken.

 

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Voor het indienen van een dergelijke motie geldt als ordetermijn vrijdag vóór 11.00 uur. Deze is bedoeld om griffie en presidium tijd te geven voor het beoordelen van de motie voordat deze aan de agenda kan worden toegevoegd. Een motie vreemd aan de orde van de dag kan op ieder moment worden ingediend en zal, zodra de agenda van de Politieke Markt daartoe ruimte biedt, door het presidium worden geagendeerd. Of er moet sprake zijn van een motie vreemd aan de orde van de dag die tijdens de beraadslaging in het plenaire gedeelte wordt ingediend. Deze wordt bij die beraadslaging betrokken.

 

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren (artikel 49 Gemeentewet). Deze motie is van belang, omdat de raad slechts tot ontslagverlening kan overgaan indien tevoren het vertrouwen in de betrokken wethouder(s) is opgezegd. Daarnaast kan op grond van de tekst van artikel 49 Gemeentewet tot ontslag slechts worden overgegaan indien betrokkene na de opzegging van het vertrouwen niet uit eigen beweging onmiddellijk zijn ontslag indient. In de regel zal een wethouder, nadat de raad de motie van wantrouwen heeft aangenomen, zelf ontslag nemen en dit schriftelijk kenbaar maken aan de raad (artikel 43 Gemeentewet). In juridische zin is de raad niet verplicht de opzegging van het vertrouwen en het ontslag te motiveren. Dit is inherent aan het zuiver politieke karakter van dit instrument. 16

 

A4 – Extra raadsvergadering

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Indien een verzoek wordt gehonoreerd, zal de voorzitter in overleg met het presidium een dag en tijdstip bepalen waarop de extra vergadering wordt gehouden.

 

A5, B4 en C3 - Agendavoorstel

Een agendavoorstel is een voorstel tot bespreking van een onderwerp op de Politieke Markt. Het verzoek kan worden ingediend door een raadslid, de burgemeester, het college, het presidium of een initiatiefgerechtigde. Indien de initiatiefgerechtigde een burger is, wordt het verzoek, vanuit het oogpunt van draagvlak, mede ondersteund door 50 ondertekenaars. Deze eis, en ook een aantal andere voorschriften, is afkomstig uit de ‘Verordening op het burgerinitiatiefvoorstel en de burgeractiviteit’, die met het vaststellen van dit reglement van orde is komen te vervallen.

Indien een raadslid een agendavoorstel indient dat vanwege de actualiteit met urgentie moet worden behandeld op de Politieke Markt, wordt dit in het agendavoorstel gemotiveerd. Daarnaast kan een agendavoorstel ook worden gebruikt voor het aanvragen van een debat in het plenaire deel (indien dit debat niet zou voortvloeien uit een reguliere bespreking tijdens de carrousel).

 

A6 – Verzoek tot interpellatie

Dit is een zwaarwegend instrument waar op basis van spoedeisendheid inbreuk wordt gemaakt op de bestaande agenda. Het recht van interpellatie is geregeld in artikel 155 Gemeentewet. Dit reglement van orde kan worden beschouwd als de nadere regels waar het tweede lid van artikel 155 Gemeentewet over spreekt. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Voor het indienen van het verzoek geldt de termijn van artikel 9, tweede lid, van dit reglement van orde. Toenmalig minister Pechtold heeft in een brief van 16 december 2005 aan de GroenLinks fractie in Schoonhoven aangegeven dat de raad de ruimte heeft eigen beleid te ontwikkelen, waardoor de raad dus de vrijheid heeft om te bepalen dat een raadsmeerderheid nodig is om een interpellatiedebat te houden. Ook in Almere houden we het principe van een raadsmeerderheid aan.

 

A7 – Actualiteitenhalfuur

In het actualiteitenhalfuur kan een raadslid mondeling vragen stellen aan het college over een actuele kwestie. Daarnaast kan een raadslid ook gebruik maken van het instrument schriftelijke vragen. Het vragenrecht (artikel 155 en 169 Gemeentewet) geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen onvoldoende is of tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij andere instrumenten benutten om het onderwerp (verder) op de agenda van de raad te krijgen. Omdat het actualiteitenhalfuur onderdeel is van de carrousel geldt hiervoor de uitkomst zoals beschreven in artikel 16, eerste lid, van dit reglement van orde.

 

A8 – Schriftelijke vragen

Beantwoording van schriftelijke vragen door het college vindt zo spoedig mogelijk plaats, maar uiterlijk binnen 30 dagen. Mocht deze termijn niet mogelijk zijn, dan stuurt het college een uitstelbrief waarin de reden voor het uitstel wordt aangegeven en de termijn waarbinnen de beantwoording zal plaatsvinden.

 

A11 – Gesprekstafel

Raadsleden organiseren dit zelf en gaan tijdens de Politieke Markt in gesprek met externen. Een voorbeeld is het onderwerp publiek verantwoorden. Maar ook bijeenkomsten met de rekenkamer of accountant of een eigen initiatief van een fractie kunnen hier deel van uitmaken.

 

B2 – Ingezonden brief

Een ieder kan een ingezonden brief aan de raad sturen. Deze wordt door de griffier afgehandeld en voor de raadsleden gepubliceerd op het raadsinformatiesysteem. De griffier onderzoekt of de inhoud van de brief aanleiding geeft het college te vragen hierop een reactie te geven of dat deze alleen ter kennisname aan de raad wordt gebracht. De raad kan de afweging maken of men iets met de brief wil doen.

 

B5 – Aanbieden petitie

Het aanbieden van een petitie vindt plaats tijdens de Politieke Markt. Of de petitie een vervolg krijgt op de Politieke Markt is o.a. afhankelijk van de wens van de initiatiefnemer. In de praktijk zal wellicht niet elke initiatiefnemer behoefte hebben aan een dergelijk vervolg. Of staan andere instrumenten voor een initiatiefnemer ter beschikking. Ook moet het onderwerp zich lenen voor een zelfstandige agendering. Als het onderwerp bijv. al deel uitmaakt van de agenda van de Politieke Markt of dat binnenkort zou doen, kan hier aansluiting bij worden gevonden. Het presidium maakt hierin de afweging en past maatwerk toe.

 

C1 - Raadsvoorstel

Een raadsvoorstel is een voorstel waarin de raad wordt gevraagd een besluit te nemen. Meestal worden deze voorstellen door het college of de burgemeester ingediend (op grond van de bevoegdheid zoals omschreven in artikel 160, eerste lid sub b, Gemeentewet). Vanwege de zorgvuldigheid van het proces geldt dat bij een fatale termijn, zoals een wettelijk bepaalde datum, het voorstel twee maanden voor de fatale datum van besluitvorming bij de griffier moet zijn ingediend. In het raadsvoorstel dient deze fatale termijn gemotiveerd te worden, zodat het presidium de afweging kan maken omtrent het besluitvormingsproces.

Naar boven