Drank- en Horecabeleid gemeente Geldrop-Mierlo 2019

 

1. Inleiding

1.1 Waarom een nieuw drank- en horecabeleid?

Eind 2013 heeft de gemeenteraad het Drank- en Horecabeleid 2014-2018 vastgesteld. Bij het opstellen van dit beleid is onder meer gekeken naar het alcoholgebruik onder jongeren, de verkoop van alcohol aan jongeren, verstoring van de openbare orde en gezondheidsschade als gevolg van alcoholgebruik en alcoholverkoop. Dit integraal Drank- en Horecabeleid heeft als centraal doel de gewenste horecafunctie te stimuleren en overlast, hinder en gezondheidsschade (o.a. als gevolg van drankmisbruik) te voorkomen. Het op grond van de Drank- en Horecawet verplicht door de gemeenteraad vast te stellen preventie- en handhavingsplan alcohol is dan ook in het Drank- en Horecabeleid geïntegreerd, evenals aanvullende regels voortvloeiend uit de Drank- en Horecawet en/of Drank- en Horecaverordening. Dit betekent dat het beleid ook informeert over de nadere regels die door het college of burgemeester worden vastgesteld. In 2016 heeft de raad de Drank- en Horecaverordening vastgesteld waarin ook regels met betrekking tot paracommercie zijn opgenomen.

Met de voorliggende nota wordt het horecabeleid over de periode 2014-2018 geactualiseerd. Het horecabeleid 2019 bevat naast voortgezet bestaand beleid nieuwe elementen. Bij het opstellen van het nieuwe beleid heeft de gemeente nadrukkelijk rekening gehouden met de wensen en mogelijkheden van horecaondernemers en andere, bij de ontwikkeling van horeca en uitvoering en handhaving van horecabeleid betrokken partijen zoals de paracommerciële horeca, supermarkten en slijterijen. Vergeleken met het beleid uit de vorige periode is in dit horecabeleid ten aanzien van de toepassing van handhaving en sancties gekozen voor meer evenredigheid in relatie tot de aard en zwaarte van de overtredingen. Ook is dit beleid wat bondiger geformuleerd.

 

Ingevolge artikel 43a van de Drank- en Horecawet (DHW) moet het preventie- en handhavingsplan alcohol elke vier jaar gelijktijdig met de vaststelling van de lokale nota gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet Publieke Gezondheid worden vastgesteld. De verwachting is echter dat deze lokale nota gezondheidsbeleid vastgesteld wordt in september 2019. Voorafgaande aan de vaststelling van het nieuwe preventie- en handhavingsplan alcohol dient op grond van het oude beleid een evaluatie te hebben plaatsgevonden.

 

1.2 Evaluatie oude beleid

 

Het horecabeleid 2014-2018 is begin 2019 geëvalueerd. In het kader van deze evaluatie is onder meer een bijeenkomst georganiseerd met alle bij het horecabeleid betrokken partijen, zoals de reguliere en paracommerciële horeca, supermarkten en slijterijen. Gebleken is dat het drank- en horecabeleid in de gemeente Geldrop-Mierlo in hoofdlijnen door de betrokken partijen wordt gedragen, maar dat een punt van aandacht de uitvoering van het beleid en de handhaving is.

 

Ten aanzien van het gevoerde handhavingsbeleid is aangegeven dat partijen de (herstellende) dwangsom verkiezen boven de (bestraffende) bestuurlijke boete. Tevens is gebleken dat de hoogte van de bestuurlijke dwangsom in relatie tot de aard van de overtredingen door partijen als uiterst disproportioneel wordt ervaren en heeft men verzocht om meer duidelijkheid betreffende het beleid op paracommercie (wat mag wel en wat mag niet?). Naar voren is gekomen dat de communicatie tussen gemeente en betrokken partijen kan worden verbeterd. Indien controle heeft plaatsgevonden is een directe terugkoppeling van de overtreding zeer gewenst zodat de ondernemer in staat wordt gesteld adequate maatregelen te treffen. Daarenboven wordt het op prijs gesteld dat wanneer zaken naar het oordeel van de gemeente wel goed gaan, de ondernemer dit ook verneemt. Ook is verzocht om een meldpunt, waar men terecht kan indien overtredingen worden geconstateerd op bijvoorbeeld het terrein van paracommercie.

 

1.3 Resultaten evaluatie 2019 1.3.1 Evaluatie alcoholpreventie

Alcohol drinken op jonge leeftijd kan ongunstig zijn voor de ontwikkeling van de hersenstructuren wat blijvende gevolgen kan hebben voor met name het geheugen, concentratievermogen en leervermogen. Regelmatig drinken verhoogt de kans op verslaving en stimuleert agressief en risicovol gedrag.

 

Tot en met het jaar 2013 is in het kader van preventie in Zuidoost Brabant (21 gemeenten / SRE verband) het project ‘Laat je niet Flessen’ uitgevoerd. Dit betekende dat vanuit het project adviseurs beschikbaar werden gesteld om op lokaal niveau uitvoering te geven aan alcoholpreventie onder jeugdigen. In Geldrop-Mierlo is daar gebruik van gemaakt door meerdere activiteiten per jaar uit te voeren. De uitvoering gebeurde onder organisatie en vlag van het toenmalige Centrum voor Jeugd en Gezin. In 2013 is het project ‘Laat je niet flessen’ in de regio stopgezet en is besloten om de opgedane kennis en best practices te borgen in een toolkit en deze onder te brengen bij de GGD. Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Drank- en Horecawet in 2013, werd vanaf dat moment het nog meer de eigen verantwoordelijkheid van een gemeente om in te zetten op alcoholpreventie. Daarbij konden gemeenten gebruik maken van vorengenoemde toolkit. Gemeente Geldrop-Mierlo heeft hier ook nog twee jaar gebruik van gemaakt (tot en met 2015).

 

Vanaf het jaar 2016 zijn er geen preventieve activiteiten op het gebied van jeugdigen en alcohol uitgevoerd door de gemeente Geldrop-Mierlo. De reden hiervan ligt in een andere prioritering van activiteiten. Door de decentralisatie van jeugdhulp en Wmo begeleiding is, op basis van de visie Persoonlijk & Dichtbij, ervoor gekozen om de preventieactiviteiten te beleggen bij de afdeling Centrum voor Maatschappelijke Deelname. De decentralisaties hebben een grote impact gehad op de organisatie van het gehele sociaal domein. Er is bewust voor gekozen om de beschikbare capaciteit op andere zaken in te zetten, zoals de directe ondersteuning van inwoners (en zoveel mogelijk voorkomen van wachtlijsten), het inrichten van werkprocessen, systemen en samenwerkingsverbanden tussen partners, het inkopen van de benodigde hulp en ondersteuning, etc. De kleine beschikbare capaciteit voor preventie is zoveel als mogelijk ingezet op activiteiten met een hogere prioritering op het sociaal domein.

 

Naast het project ‘Laat je niet flessen’ heeft de gemeente Geldrop-Mierlo wel geïnvesteerd in preventie activiteiten verricht door gesubsidieerde partners. Dit ook na het jaar 2016. Zo heeft het jongerenwerk (LEVgroep) op meerdere manieren inzet gepleegd, waaronder het bieden van informatie en advies (voorlichting) aan jongeren tijdens persoonlijke gesprekken en avondinlopen. Bureau HALT en de GGD zijn uitgenodigd en hebben uitleg geboden over alcohol en drugs, de werking hiervan en de consequenties. Er is een samenwerking opgezet met Novadic Kentron op het gebied van informatie (posters, folders, etc), met behulp waarvan gesprekken met jongeren zijn gevoerd. Tijdens inlopen heeft een ervaringsdeskundige zijn verhaal gedeeld waarbij jongeren vragen konden stellen en zijn er vanuit een preventieve insteek blaastesten afgenomen bij jongeren tijdens evenementen. Dit om jongeren inzicht te bieden in drankgebruik. In november 2018 is gestart met het proces om te komen tot een herijkte visie en strategie sociaal domein. Dit moet de opvolger gaan worden van de huidige visie ‘Persoonlijk & Dichtbij’. De herijkte visie en strategie zal ook ingaan op de preventie met betrekking tot alcohol en jongeren. Dit betekent dat we binnen het domein ‘Sterk & Fit’, op basis van een analyse, gaan bepalen welke kernwaarden(uitgangspunten), doelstellingen en activiteiten van toepassing zijn op alcoholpreventie. Het doel is om de herijkte visie en strategie in september 2019 vast te laten stellen door de gemeenteraad.

 

Het effect van preventie op het alcoholgebruik door jongeren is echter erg moeilijk vast te stellen. In het tabellenboek van de GGD staat de meeste recente informatie over het alcoholgebruik onder jeugdigen in gemeente Geldrop-Mierlo. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in de regio Zuidoost Brabant ouders zich weliswaar meer bewust zijn van de schadelijke effecten van alcohol bij hun kinderen en iets minder tolerant zijn geworden ten aanzien van het drinken van alcohol door hun kinderen, maar dat nog steeds meer dan zestig procent van de ouders van mening is dat het eerste slokje alcohol mag worden gedronken voor de achttiende verjaardag.

 

 

1.3.2 Evaluatie handhaving

 

De afgelopen beleidsperiode heeft op basis van signalen handhaving plaatsgevonden op het gebied van sluitingstijden. Ook zijn naar aanleiding van bestuurlijke rapportages van de politie na geweldsincidenten enkele horecaondernemers gewaarschuwd.

 

Daarnaast hebben er steekproefsgewijs bij horecabedrijven vergunningcontroles plaatsgevonden en is in het kader van de Wet op Kansspelen handhaving ingezet. Naar aanleiding van signalen van derden is gecontroleerd op naleving van de paracommerciële regels en hebben gesprekken plaatsgevonden met verenigingen.

 

Tijdens de evaluatiebijeenkomst met betrokken partijen in januari 2019 is uitvoerig gesproken over de handhavingsinzet in het kader van leeftijdscontrole. Hieronder wordt op dit onderwerp nader ingegaan.

In het Drank- en Horecabeleid 2014-2018 is opgenomen dat gedurende de beleidsperiode drie maal een ‘mysteryshop’ onderzoek diende te worden uitgevoerd. Dit is vertaald, rekening houdend met de handhavingsprioritering, naar een jaarlijkse terugkerende handhavingsinzet. Het handhavingsbeleid van de gemeente Geldrop-Mierlo zet vooral in op gedragsverandering door partijen mee te nemen in het volgen van wetgeving en beleid. Het toepassen van een bestuurlijke sanctie is een uiterst middel. Pas na vaststelling van meerdere overtredingen is, met inachtneming van alle bestuurlijke waarborgen, overgegaan tot het opleggen van een dwangsombeschikking.

 

Op grond van de resultaten van de handhavingsinzet in de periode 2014-2018 is gebleken dat het naleefgedrag van de wettelijke voorschriften kan worden verbeterd.

2. Waar staan we nu?

 

Vanaf 2014 is middels het in het beleid geïntegreerde preventie- en handhavingsplan aangevangen met het door voorlichting, regulering en handhaving tegengaan van overlast en alcoholmisbruik bij jongeren. Gestimuleerd wordt dat jongeren op een gezonde en zo veilig mogelijke wijze kunnen opgroeien. Aandacht is met name gericht op jongeren onder de 18 jaar, daar bij deze doelgroep veel gezondheidswinst behaald kan worden. Tevens is met de inwerkingtreding van de (gewijzigde) Drank- en Horecaverordening per 1 januari 2016 aandacht besteed aan regulering van paracommerciële rechtspersonen. Net zoals de reguliere horeca vervult ook de paracommerciële horeca een belangrijke sociale functie. Met de Drank- en Horecaverordening 2016 is de ontheffingsmogelijkheid ten aanzien van sluitingstijden en het schenken van alcoholhoudende dranken voor de paracommercie verruimd.

3. Waar willen we naar toe?

 

Samengevat moet het nieuwe horecabeleid ertoe bijdragen dat nieuwe ontwikkelingen, die bijdragen aan een hogere kwaliteit van de horeca, een kans krijgen, het horeca-aanbod gedifferentieerd blijft en kwantitatief en kwalitatief mede voorziet in de behoefte. Het beleid is erop gericht alcoholgebruik onder jongeren onder 18 jaar te ontmoedigen en moet ertoe leiden dat jongeren en hun opvoeders meer bewust worden van de gezondheidsrisico’s van het gebruik van alcohol op jonge leeftijd. Het beleid beoogt dat de gemiddelde leeftijd waarop jongeren beginnen met het drinken van alcohol stijgt en het risicovol drankgebruik onder jongeren afneemt. Tevens is de doelstelling dat de tolerantie bij ouders/verzorgers ten opzichte van alcoholgebruik door hun kinderen afneemt en schenkers zich aan de leeftijdsgrens van 18 jaar houden. Daarbij moet het beleid resulteren in het voorkomen van ongeoorloofde hinder door horeca-inrichtingen en het creëren van een goede balans tussen horeca en leefomgeving, onder meer door informatieverstrekking, overleg, bemiddeling. Goede handhaving vormt hierbij het sluitstuk.

3.1 Stimulering & preventie

 

Alcoholmisbruik en de daarmee gepaard gaande overlast heeft invloed op de gezondheid (zowel fysiek als geestelijk) van onze inwoners. Sportverenigingen krijgen specifieke aandacht, omdat de Drank- en Horecawet de gemeenteraad verplicht via een verordening regels op te stellen voor paracommerciële rechtspersonen. Daarbij heerst er in onze gemeente geen uitgaanscultuur voor jongeren, maar zijn jongeren echter wel vaak te vinden bij (sport)verenigingen.

 

Belangrijk uitgangspunt bij de implementatie van het nieuwe Drank- en Horecabeleid is dat dit in gezamenlijk overleg met belanghebbenden gebeurt. Uitgangspunt is dat geen regels worden opgelegd daar waar geen problemen zijn en geen regels worden opgelegd die niet handhaafbaar zijn. Dit wordt ook uitgedragen naar de ondernemers, vrijwilligers en inwoners, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat wij dan wel verwachten dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zelf initiatief nemen om alcoholmisbruik en de daarmee gepaard gaande overlast te voorkomen. We hopen daarmee mensen in beweging te krijgen. Er is dus niet alleen aandacht voor initiatieven van de gemeente, maar ook aandacht voor initiatieven van ondernemers, vrijwilligers en inwoners.

 

Als op een zichtbare manier toezicht wordt gehouden gaat hier een preventieve werking vanuit. Als er gehandhaafd wordt naar aanleiding van een overtreding geeft dit een signaal af, wat ook weer een preventieve werking heeft. Daarnaast kan dit mensen stimuleren om meer hun eigen verantwoordelijkheid te nemen door maatregelen te nemen, waarmee ze de kans op overtredingen zelf kunnen verminderen.

 

Met regelgeving wordt duidelijk gemaakt wat wel en niet kan in onze gemeente. Wanneer mensen goed op de hoogte zijn van wat wel en niet mag en ook weten wat er gebeurt als ze zich hier niet aan houden, zullen ze zich eerder aan de regels houden. Daarnaast kan regelgeving gebruikt worden om kansen te creëren om bijvoorbeeld de gewenste horecafunctie te stimuleren.

 

4. Functie horeca

 

 

Elke gemeente heeft voor de leefbaarheid en levendigheid binnen haar centra een bepaalde mate van voorzieningen nodig. Horeca (zowel regulier als paracommerciële) is daar een onderdeel van. De horeca vervult een belangrijke sociale functie en is een belangrijke bindende factor in het sociaaleconomisch leven in de gemeente Geldrop-Mierlo. Zij vormt als het ware de maatschappelijke huiskamer. Ze biedt aan veel mensen werk en vervult een rol van betekenis in de winkel- en ontmoetingsfunctie van de gemeente. Bezoekers moeten erop kunnen rekenen dat zij in goede handen zijn. De horeca is ook van belang voor de toeristen die jaarlijks onze gemeente bezoeken.

 

Op dit moment is het reguliere horeca-aanbod in Geldrop-Mierlo toereikend om in de (minimaal) vereiste mate van leefbaarheid en levendigheid te kunnen voorzien. Op termijn kan het wenselijk zijn om op beperkte schaal uitbreiding van het aanbod toe te staan om dit niveau te kunnen handhaven.

 

Gegeven de toeristisch-recreatieve opgave van Geldrop-Mierlo kan de gemeente ervoor kiezen zich sterker te gaan profileren op dit gebied. Samenwerking tussen de ondernemers en andere organisaties is daarbij cruciaal. Ook zorgt samenwerking tussen de reguliere horeca en vrijwilligersorganisaties rondom bepaalde feesten, activiteiten of evenementen zoals Carnaval en de Kennedymars voor meer aantrekkingskracht van bezoekers.

 

Behalve de reguliere horeca speelt ook de paracommerciële horeca een belangrijke rol in onze gemeente. Deze vaak door vrijwilligers gedreven verenigingen zijn voor een deel afhankelijk van de kantine omzet en voor de vele vrijwilligers en leden van verenigingen is het een fijne ontmoetingsplek. Het is een gegeven dat er vaak spanning heerst tussen de reguliere horeca en de paracommerciële horeca. Het is daarom belangrijk dat er een goede balans wordt gezocht tussen de reguliere horeca en de paracommerciële horeca. Een belangrijk aandachtspunt dat daarbij in gedachten moet worden gehouden is dat de reguliere horeca geheel afhankelijk is van de horeca omzet. Zij ontleent haar bestaansrecht aan de horecafunctie, het is de hoofdactiviteit. Voor de paracommercie is en blijft de horecafunctie ondersteunend aan de hoofdactiviteit. Echter, voor de toepassing van de sanctietabel is de aard van de horecafunctie niet doorslaggevend. Paracommerciële horecagelegenheden zijn voor de uitvoering van dit beleid gelijk aan de reguliere horecagelegenheden.

 

 

5. Veilige woon-, werk- en leefomgeving

 

 

De positieve bijdrage van de horeca (zowel regulier als paracommercieel) is niet vanzelfsprekend. De positieve bijdrage kan omslaan in het tegendeel als de horeca te veel overlast en hinder veroorzaakt. Dit is in veel gevallen het gevolg van overmatig alcoholgebruik. Dit overmatig alcoholgebruik vindt echter niet alleen plaats bij de horeca, maar ook op andere plekken. Alcohol is namelijk niet alleen verkrijgbaar bij de horeca, maar ook bij slijterijen en supermarkten.

Onze visie op een veilige woon-, werk- en leefomgeving gaat uit van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. We delen ons gemeentelijke aandeel hierin met onze burgers, die zelf ook een stuk kunnen bijdragen aan veiligheid, met professionele partners, bedrijven en instellingen. We mogen daarin iets van elkaar verwachten. Veiligheid maak je met elkaar, en niet alleen door regels op te leggen. Het is zeker zo belangrijk dat het besef binnen deze partijen moet groeien dat je voor een veilige en aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving iets moet doen. Dat doén betekent dat de gemeente niet alleen als handhavende overheid moet optreden, maar ook als betrokken en meedenkende partij in de veiligheidsketen. Het betekent ook, dat de partners actief betrokken mogen zijn bij de veiligheid van hun eigen woon-, werk- en leefomgeving. Dat kan ‘aan de voorkant’ zijn (proactief), of ‘aan de achterkant’ (repressief). Hoe minder repressie nodig is, hoe beter. Daar is de integrale handhaving in de afgelopen periode ook op gericht geweest en wordt zo ook verder doorontwikkeld, zo blijkt uit de voorgaande tekst uit ons Handhavingsbeleid. Uit een evaluatie van het project ‘Laat je niet flessen’ blijkt dat dit ook resultaten oplevert.

 

6. Doelstelling beleid

 

 

Dit integraal Drank- en Horecabeleid heeft als centraal doel de gewenste horecafunctie te stimuleren en overlast, hinder en gezondheidsschade (o.a. als gevolg van drankmisbruik) te voorkomen door middel van:

Grenzen stellen en kansen creëren met regelgeving;

Grenzen en kansen overdragen met voorlichting & educatie;

Grenzen en kansen bewaken met toezicht & handhaving.

Om dit te kunnen bewerkstelligen zal de gemeente in gezamenlijke verantwoordelijkheid met de belanghebbende partijen:

een goede relatie tussen de interne afdelingen van de gemeentelijke organisatie en de gemeentelijke organisatie en externe belanghebbende partijen stimuleren;

duidelijkheid geven in de diverse regels en beleidsmaatregelen rondom horeca, drankgebruik en drankverstrekking;

oneerlijke mededinging voorkomen;

externe belanghebbende partijen stimuleren in het nemen van eigen verantwoordelijkheid;

verantwoord alcoholgebruik stimuleren en uitdragen van de norm: onder 18 geen alcohol!

concreet invulling geven aan haar nieuwe toezicht- en handhavingstaak inzake de Drank- en Horecawet door het hanteren van eenduidig en uitvoerbaar handhavingsbeleid;

een kwalitatieve versterking van de horecastructuur in de gemeente stimuleren. Naast de regulerende rol heeft de gemeente namelijk ook een ondersteunende rol. De gemeente dient een positieve bijdrage te leveren aan een goed ondernemersklimaat voor de horeca door een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte, door het organiseren van evenementen te ondersteunen en door het versterken van de recreatieve en toeristische aantrekkelijkheid van deze gemeente.

 

6.1 Resultaten

 

Om de voorgaande doelstellingen te behalen zal in de periode 2019-2023 een aantal concrete acties uitgevoerd moeten worden. Ingezet wordt op een frequente voorlichting en steeksproefgewijze handhavingsinzet die gericht is op zowel de reguliere als ook de paracommerciële horecagelegenheden alsmede op evenementen. Mede op basis van signalen wordt opgetreden tegen overlast en strijdigheden wet- en regelgeving.

 

Samengevat wordt ernaar gestreefd om de volgende resultaten te behalen:

Positieve gedragsverandering van betrokken partijen door voorlichting, mediation en handhaving waarbij repressieve handhaving slechts wordt ingezet om de preventieve inspanningen kracht bij te zetten. Dit moet leiden tot een afname van het aantal overtredingen van wet- en regelgeving.

Het structureel voeren van drank- en horecaoverleg met de reguliere horeca;

Het vaststellen van een lokale nota gezondheidsbeleid.

 

7. Regelgeving

 

 

7.1 Algemeen

 

In dit Drank- en Horecabeleid wordt gesproken over de term horecagelegenheid. Hieronder wordt verstaan: “de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse en/of elders dan ter plaatse, worden bereid of verstrekt. Onder een horecagelegenheid wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, afhaalcentrum, buurthuis of clubhuis.

 

Onder horecagelegenheid wordt tevens verstaan een bij deze gelegenheid behorend terras en andere aanhorigheden”. Deze definitie sluit aan bij de omschrijving van het begrip ‘horecagelegenheid’ in de Drank- en Horecaverordening.

 

Er is een onderscheid te maken in reguliere horeca (commercieel) en paracommerciële horeca (niet commercieel). Het is van belang hier te melden dat de Drank- en Horecaverordening en dit Drank- en Horecabeleid verder gaat dan alleen een uitwerking van de Drank- en Horecawet. Het gaat in dit beleid ook om de zogenaamde ‘droge horeca’ en andere drankverstrekkers.

 

Horecagelegenheden zijn voor publiek toegankelijke plaatsen. De burgemeester is verantwoordelijk voor het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de openbare ruimte en in voor publiek toegankelijke inrichtingen. Met de geldende wetten, de Drank- en Horecaverordening en het Drank- en Horecabeleid heeft de gemeente instrumenten in handen om de openbare orde te handhaven en de woon- en leefomgeving te beschermen. Alcoholhoudende drank wordt echter niet alleen geschonken en gedronken in horecagelegenheden, maar ook thuis of op straat na deze gekocht te hebben in supermarkten of slijterijen. De portefeuillehouder die over volksgezondheid, welzijn en jongeren gaat speelt daarom ook een belangrijke rol in het uitdragen van dit Drank- en Horecabeleid. Daarnaast speelt de portefeuillehouder die over economische zaken en recreatie & toerisme gaat een belangrijke rol in de implementatie van de Drank- en Horecaverordening en het Drank- en Horecabeleid.

 

In bijlage I wordt een overzicht op hoofdlijnen gegeven van het geldende juridische kader dat specifiek voor de gemeente relevant is. Aandacht wordt besteed aan zowel geldende landelijke regelgeving als gemeentelijke regelgeving en gemeentelijke (stimulerende) initiatieven die bijdragen aan de visie en doelstellingen van dit beleid. Zo kennen wij in de gemeente Geldrop-Mierlo zowel een Drank- en Horecavergunning als een exploitatievergunning. Daarnaast zijn er aanvullende regels voortvloeiend uit deze bestaande landelijke en gemeentelijke regelgeving.

 

8. Ondersteunende horeca en paracommercie

 

 

Ondersteunende horeca is geen nieuw verschijnsel. Al langer bekend zijn het café in musea, theaters, sportgelegenheden en buurthuizen. Ondersteunende horeca is de vorm van horeca waarbij etenswaren en/of dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse in een zaak die geen (planologische) voorbestemming horeca heeft. De horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit, maar er gelden dezelfde regels die voor de horecavestiging in zijn algemeenheid gelden.

 

Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen commerciële bedrijven en stichtingen en verenigingen. Wanneer wij spreken van ondersteunende horeca bij verenigingen en stichtingen wordt dit paracommercie genoemd, omdat deze (financiële) ondersteuning krijgen.

Waar het om commerciële bedrijven gaat, zoals sportscholen en detailhandel, wordt dit gewoon overige ondersteunende horeca genoemd.

 

 

8.1 Paracommercie

 

Een paracommerciële rechtspersoon is ingevolge artikel 1 van de Drank- en Horecawet is een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.

 

Van paracommercie is sprake als een vorm van oneerlijke concurrentie ontstaat door stichtingen en verenigingen die buiten hun hoofddoelstelling om horecadiensten aanbieden aan het publiek, waarbij gebruik gemaakt wordt van directe of indirecte voordelen zoals subsidiëring, fiscale vrijstellingen of het werken met vrijwilligers.

 

Zowel de reguliere horeca als het verenigingsleven vervult een belangrijke functie voor de leefbaarheid van de kern. Een aantal stichtingen en verenigingen in Geldrop-Mierlo verstrekt alcoholhoudende drank als nevenactiviteit. De inkomsten die gegenereerd worden uit de aangeboden horecadiensten zijn een extra bron van inkomsten. Gezocht moet worden naar een goede balans zodat ongewenste concurrentie wordt voorkomen maar er wel mogelijkheden liggen om de kas te versterken. De activiteiten moeten vallen binnen de doelstelling van de vereniging/stichting.

 

Met de Drank- en Horecawet (2013) is de verplichting ontstaan voor de gemeenteraad om een verordening vast te stellen waarin regels zijn opgenomen ten aanzien van paracommercie. Bij deze gemeentelijke verordening worden ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels gesteld waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Deze regels zijn opgenomen in de (gewijzigde) Drank- en Horecaverordening 2016. Op het moment dat de paracommerciële verordening is vastgesteld vervallen de voorschriften en beperkingen die aan een paracommerciële vergunning gekoppeld zijn. De bepalingen uit de verordening gaan boven hetgeen dat bepaald is in de vergunning.

 

De voor de paracommercie geldende schenktijden staan vermeld in de Drank- en Horecaverordening. De beperkende voorwaarden uit de Drank- en Horecawet en de Drank- en Horecaverordening worden hieronder verder uitgewerkt, met het doel voor alle belanghebbenden duidelijkheid te verschaffen over wat wel en niet mag. Vooropgesteld wordt dat er met de hieronder aangegeven activiteiten geen limitatieve opsomming wordt gegeven. Er kunnen dus andersoortige activiteiten bestaan die hierin niet zijn opgenomen, maar wel gelden als paracommercieel. De toelaatbaarheid van deze activiteiten moet worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval en moet worden bezien in de geest van de verordening en het beleid.

 

Aangegeven is welke activiteiten rechtstreeks toelaatbaar zijn en welke met toestemming van de burgemeester zijn toegestaan (artikel 4, lid 4 Drank- en Horecawet). Er zal worden opgetreden indien de gemeente van mening is dat de feesten (activiteiten) die worden georganiseerd bij verenigingen onder de noemer ledenwerving, kampioensfeest of jubileum, niet dat doel hebben.

 

8.2 Ontheffing paracommerciële rechtspersonen (artikel 4, lid 4 Drank- en Horecawet )

 

Dit artikel stelt dat de burgemeester met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing kan verlenen van de bij of krachtens dit artikel gestelde regels.

Slechts na voorafgaande schriftelijke toestemming van de burgemeester is voor een paracommerciële rechtspersoon maximaal 1 open activiteit per jaar, die maximaal een aaneengesloten periode van twaalf dagen duurt en welke voor iedereen toegankelijk is, toegestaan.

Er wordt geen ontheffing verleend voor bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen.

De aanvraag moet minstens 4 weken voor de activiteit worden ingediend. Dit is in aanvulling op de toegestane activiteiten zoals deze hieronder zijn vermeld en wordt doorgaans ingezet voor het organiseren van carnavalsactiviteiten.

 

 

8.3 Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard

 

Dit gaat om sportkantines van de diverse sportverenigingen die de gemeente rijk is. Hierbij willen wij nadrukkelijk melden dat het om verenigingen gaat en niet om commerciële sportcentra, zoals sportscholen of tennisbanen (dit zijn commerciële bedrijven). Voor deze groep gelden de regels van overige ondersteunende horeca.

 

 

De volgende activiteiten zijn toegestaan:

  • Alle activiteiten waarbij geen alcoholhoudende dranken worden geschonken (mogelijk is wel het evenementenbeleid van toepassing; let ook op de beperkingen van het bestemmingsplan);

  • Activiteiten zoals concreet genoemd in de statuten van de rechtspersoon. Het bestuursorgaan kan ter verificatie deze statuten opvragen;

  • Aanverwante activiteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de statutaire doelstelling:

    • Maken clubblad/verenigingsblad;

    • Clubvergaderingen/verenigingsvergadering;

    • Toernooien, competities, wedstrijden, trainingen;

    • Cursussen in de geest van de activiteiten van de instelling (bijvoorbeeld

    • scheidsrechtercursus bij een handbalclub)

    • Voorlichtingsavond ten behoeve van ledenwerving;

    • Kampioensfeesten;

    • Recepties voor gebeurtenissen die onlosmakelijk verbonden zijn met de statutaire

    • doelstelling van de vereniging;

    • Bestuurs- en verenigingsjubilea (dit betekent dat festiviteiten van persoonlijke aard zoals verjaardagen of huwelijk niet zijn toegestaan);

    • Nieuwjaarsreceptie;

    • Sinterklaas en Kerstbijeenkomst voor leden;

    • Carnavalsavond voor leden en vrijwilligers in de week voor carnaval;

    • Openings- en/of sluitingsfeest van seizoen;

    • Eén jaarlijkse feestavond voor medewerkers c.q. vrijwilligers en sponsoren.

    • Maximaal tweemaal per jaar organiseren van een besloten sponsoractiviteit die de vereniging ten goede komt.

 

8.4 Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard

 

Sociaal-culturele accommodaties zijn verenigingsgebouwen van sociaal-culturele verenigingen. Hierbij worden ook kerken gerekend. Uitgangspunt is dat de verenigingen van wie deze gebouwen zijn activiteiten organiseren voor hun leden. Het belangrijkste voorbeeld hiervan zijn gebouwen van de wijkverenigingen.

De volgende activiteiten zijn toegestaan:

  • Alle activiteiten waarbij geen alcoholhoudende dranken worden geschonken (mogelijk is wel het evenementenbeleid van toepassing; let ook op de beperkingen van het bestemmingsplan);

  • Activiteiten zoals concreet genoemd in de statuten van de rechtspersoon. Het bestuursorgaan kan ter verificatie deze statuten opvragen;

  • Aanverwante activiteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de statutaire doelstelling:

    • Bijeenkomsten/vergaderingen/feesten van en voor verenigingen en stichtingen die

    • vaste gebruiker zijn van het pand (dus alleen toegankelijk voor de leden en in overeenstemming met de statutaire doelstellingen van deze verenigingen en instellingen);

    • Jaarvergaderingen;

    • Nieuwjaarsreceptie;

    • Sinterklaas en Kerstbijeenkomst voor leden;

    • Carnavalsavond voor leden en vrijwilligers in de week voor carnaval;

    • Eén jaarlijkse feestavond voor medewerkers c.q. vrijwilligers en sponsoren;

    • Voorlichtingsavond ten behoeve van ledenwerving;

    • Maximaal tweemaal per jaar organiseren van een besloten sponsoractiviteit die de vereniging ten goede komt

 

Binnen de groep van sociaal-culturele instellingen is een bijzondere groep accommodaties aangewezen. Dit betreft de groep multifunctionele accommodaties. die niet alleen op een wijk zijn gericht en die geen vaste wijkvereniging als gebruiker hebben. Deze accommodaties worden beheerd door zogenaamde beheersstichtingen. Deze stichtingen hebben geen leden, zoals wijkverenigingen. De beheersstichtingen streven er naar om de gebouwen te verhuren. Doordat deze stichtingen alleen beheren en er geen sprake is van een vereniging met leden is het minder duidelijk wanneer er sprake is van een besloten activiteit. Bij het verhuren van ruimtes zullen deze beheersstichtingen zelf zeer alert moeten zijn of er geen sprake is van overtredingen in verband met paracommercie. Uitgangspunt blijft dan ook dat het om besloten activiteiten moet gaan die niet in de privésfeer liggen. Wanneer deze accommodaties worden verhuurd gelden dezelfde uitgangspunten als bij gewone sociaal-culturele accommodaties.

 

8.5 Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van educatieve aard

 

Dit gaat hier met name om (school)gebouwen die zich richten op volwassen onderwijs.

De navolgende activiteiten zijn toegestaan:

  • Alle activiteiten waarbij geen alcoholhoudende dranken worden geschonken (mogelijk is wel het evenementenbeleid van toepassing; let ook op de beperkingen van het bestemmingsplan);

  • Activiteiten zoals concreet genoemd in de statuten van de rechtspersoon. Het bestuursorgaan kan ter verificatie deze statuten opvragen;

  • Aanverwante activiteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de statutaire doelstelling:

    • Lessen/cursussen;

    • Afstudeerbijeenkomsten/diploma-uitreiking;

    • Schoolfeesten voor leerlingen;

    • Laatste schooldag;

    • Nieuwjaarsreceptie;

    • Sinterklaas en kerstbijeenkomst voor leden;

    • Sportdag voor leerlingen en leraren;

    • Carnavalsavond voor leden en vrijwilligers in de week voor carnaval;

    • Voorlichtingsavond ten behoeve van ledenwerving;

    • Eén jaarlijkse feestavond voor medewerkers c.q. vrijwilligers en sponsoren;

    • Maximaal tweemaal per jaar organiseren van een besloten sponsoractiviteit die de

    • onderwijsinstelling ten goede komt

  •  

Voor alle bovengenoemde instellingen geldt dat indien de activiteit een besloten karakter heeft, het is toegestaan per medewerker, vrijwillliger, sponsor of lid één introducé(e) mee te nemen naar de bijeenkomst. De leeftijdsgrens ligt bij 18 jaar. Middelbare scholen zullen hier rekening mee moeten houden met het organiseren van bijvoorbeeld schoolfeesten voor leerlingen en een sportdag voor leerlingen en leraren.

 

8.6 Ter beschikking stellen van accommodaties

Een bijzonder aandachtspunt vormt de groep accommodaties die verhuurd wordt aan derden. Voor deze groep gelden de volgende regels:

  • Het is toegestaan om een paracommerciële accommodatie te verhuren aan sportverenigingen en sociaal-culturele verenigingen die niet over een eigen clubgebouw of kantine beschikken ten behoeve van paracommerciële activiteiten. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de Lopersgroep LOGO. De volgende activiteiten zijn in deze gevallen toegestaan:

    • Eén jaarlijkse feestavond voor leden van de hurende vereniging;

    • Eén jaarlijkse feestavond voor medewerkers, vrijwilligers en sponsoren van de hurende vereniging.

Voor deze activiteiten geldt dat de activiteiten een besloten karakter moeten hebben. Wel is het toegestaan per medewerker, vrijwilliger, sponsor of lid één introducé(e) mee te nemen naar de bijeenkomst. De beheerder van de kantine of het clubhuis is als vergunninghouder verantwoordelijk voor de gang van zaken bij deze feesten.

 

8.7 Overige ondersteunende horeca

 

Naast de paracommercie zijn er ook andere gevallen denkbaar waarbij er sprake is van ondersteunende horeca-activiteiten. Het verschil met paracommercie en deze vormen van ondersteunende horeca is dat het in deze gevallen gaat om commerciële bedrijven. Deze bedrijven hebben naast hun hoofdactiviteit kleinere horeca-activiteiten. Deze instellingen vallen niet onder regelingen die gelden voor paracommerciële rechtspersonen.

Voorbeelden van deze overige ondersteunende horeca zijn:

  • Detailhandel

Het gaat hier om winkels in zowel de food als de non-food sector. Een koffiecorner bij een bakker of een boekwinkel.

  • Sportscholen, dansscholen, andere particuliere sportinstellingen;

Naast sportverenigingen zijn er in Geldrop-Mierlo ook particuliere sportinstellingen. Deze vallen niet onder de paracommerciële instellingen, omdat het geen verenigingen of stichtingen betreft. Voorbeelden hiervan zijn sportscholen, maneges of dansscholen. Deze instellingen hebben vaak een bargedeelte. Dit valt ook onder de overige ondersteunende horeca.

  • Ziekenhuis;

Een bijzondere instelling in de gemeente Geldrop-Mierlo waar ook sprake is van ondersteunende horeca is het St. Anna ziekenhuis.

 

9. Algemene criteria

 

 

De algemene regelgeving t.a.v. de Drank- en Horecawet, ARBO etc. is – evenals bij de zelfstandige horeca- ook op overige ondersteunende horeca van toepassing. Om overige ondersteunende horeca te formaliseren, wordt door criteria onderscheid gemaakt ten opzichte van de zelfstandige horeca.

De gemeente heeft een positieve houding ten opzichte van overige ondersteunende horeca. De overige ondersteunende horeca kan leiden tot meer levendigheid in het centrum. Wij willen dan ook niet te veel extra voorwaarden verbinden aan de vestiging van overige ondersteunende horeca. Wel moet duidelijk zijn dat de horeca-activiteiten ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteiten.

 

Overige ondersteunende horeca is mogelijk mits:

  • De horeca-activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;

Het moet duidelijk gaan om ondergeschikte horeca-activiteiten. Indicatie hiervoor is de grootte van het horecagedeelte. Wanneer een inrichting voor meer dan 30% uit een horecagedeelte bestaat kan in beginsel niet meer worden gesproken van ondersteunende horeca. Dan is er sprake van een regulier horecabedrijf;

  • De horeca-activiteit moet naar aard ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit;

  • De openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

Wanneer binnen een winkel sprake is van kleinschalige horeca-activiteiten dan zullen de openingstijden van het horecagedeelte gelijk zijn aan die van de winkel. Ook wordt aansluiting gezocht bij de richtlijnen die gelden voor paracommerciële rechtspersonen. Bijvoorbeeld voor dansscholen en sportscholen geldt dan dat de alcoholhoudende dranken één uur voor, tijdens en één uur na de lessen verstrekt mogen worden.

  • De toegang tot de horeca-activiteit alléén via de hoofdactiviteit is te bereiken, er is dus geen aparte ingang;

Om te voorkomen dat de ondersteunende horeca-activiteiten als zelfstandige horecagelegenheden kunnen functioneren is deze bepaling opgenomen.

Als aan deze criteria wordt voldaan staat de gemeente in beginsel positief tegenover de vestiging van overige ondersteunende horeca. Zoals gezegd moet een inrichting wel een Drank- en Horecavergunning aanvragen als deze alcoholhoudende drank wil verstrekken.

 

Wanneer de vestiging van overige ondersteunende horeca leidt tot een grotere overlast voor de omgeving kunnen bij beperkende voorwaarden opleggen. Deze kunnen bijvoorbeeld liggen op het beperken van de openingstijden.

 

 

10. Artikel 35 ontheffing

 

 

Wanneer de horeca-exploitant niet over een Drank- en Horecavergunning beschikt kan de burgemeester op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet ten aanzien van het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod om alcohol te schenken. Dit kan bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 35, lid 1 DHW.

Deze ontheffing moet minstens 4 weken van te voren worden aangevraagd bij de gemeente.

Lid 2 van artikel 35 DHW stelt dat aan deze ontheffing voorschriften kunnen worden verbonden. Aan elke ontheffing zal in ieder geval het voorschrift worden verbonden dat per tappunt een persoon aanwezig is met een SVH-diploma. Omdat een artikel 35 ontheffing in principe altijd gebonden is aan een evenement verwijzen wij naar het evenementenbeleid voor meer informatie.

 

11. Verboden drankgebruik

 

 

In de Drank- en Horecaverordening is een artikel opgenomen, waarin is bepaald dat verboden is op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, behoudens een aantal uitzonderingen (artikel 22). Het college heeft deze gebieden via een apart aanwijzingsbesluit vastgesteld. Tot op heden is niet gebleken dat het noodzakelijk is deze aangewezen gebieden aan te passen.

 

12. Terrassen

 

 

12.1 Exploitatie terras

 

Uitgangspunt bij terrassen is dat de gemeente aan de exploitatie van een terras alleen eisen stelt die in het kader van de leefbaarheid, openbare orde en veiligheid noodzakelijk zijn. Dit betekent dat terughoudend wordt omgegaan met het stellen van regels over het meubilair en het onderhoud van het terras.

Wij zijn van mening dat een horecaondernemer vanuit commercieel oogpunt voordeel heeft van een terras dat er goed uitziet. Dit geldt ook in mindere mate voor ondersteunende horeca.

Wanneer een terras wordt gevestigd of uitgebreid is een melding noodzakelijk op grond van artikel 3 Drank- en Horecaverordening. Een melding moet schriftelijk worden gedaan. Bij de melding moet een situatietekening gevoegd worden waarop aangegeven staat waar het terras komt te liggen en hoe groot het terras wordt. Voor de duidelijkheid wordt hier vermeld dat voor de exploitatie een melding voldoende is, maar wanneer er drank geschonken wordt een nieuwe Drank- en Horecavergunning moet worden aangevraagd.

 

12.2 Drank- en Horecavergunning

 

In artikel 1 de Drank- en Horecawet is expliciet bepaald dat een terras een onderdeel is van het horecabedrijf. Het is om deze reden dat een terras ook moet worden vermeld op de Drank- en Horecavergunning. Er dient een nieuwe Drank- en Horecavergunning aangevraagd te worden indien sprake is van het oprichten van een terras of veranderingen aan het terras. In artikel 11 van de Drank- en Horecawet staat vermeld dat voor een terras op de openbare weg alleen een vergunning kan worden verleend op plaatsen waar dit uitdrukkelijk door de burgemeester is toegestaan.

 

 

12.3 Terrassen tijdens evenementen

 

Wanneer de gemeente een evenementenvergunning heeft afgegeven voor een evenement in de directe nabijheid van een terras, kan de ondernemer/ondersteunende horeca verzocht worden om de grootte van het terras aan te passen tijdens het evenement.

In het geval de horecaondernemer tijdens een evenement een verruiming van de terrasvoorwaarden wil, dan dient dit aangevraagd te worden. Op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet kan de burgemeester en ontheffing verlenen om het terras tijdelijk (tijdens het evenement) in oppervlakte uit te breiden.

 

Het evenement kan voor de horecaondernemer ook aanleiding geven tot de wens om zijn horecagelegenheid langer dan de in de Drank- en Horecaverordening opgenomen sluitingstijd geopend te houden. Hiertoe kan aan de burgemeester een ontheffing van de sluitingstijd worden aangevraagd (artikel 11 van de Drank- en Horecaverordening). Deze ontheffing dient miinstens acht weken voorafgaand aan het beoogde gebruik daarvan te zijn ingediend. De samenloop tussen een ontheffing op grond van artikel 25 van de Drank- en Horecawet en een ontheffing op grond van artikel 11 van de Drank- en Horecaverordening heeft tot gevolg dat gedurende een evenement ook het tijdelijk in oppervlakte uitgebreide terras langer geopend mag zijn.

 

 

Om misverstanden te voorkomen wordt opgemerkt dat een dergelijk verzoek om ontheffing van de sluitingstijd ook kan worden gedaan wanneer er geen sprake is van een evenement.

 

 

12.4 Overige voorschriften

 

Er is een aantal voorschriften waaraan terrassen moeten voldoen. In de gemeente Geldrop-Mierlo zijn terrasschermen toegestaan. Echter aan het plaatsen van terrasschermen zijn wel voorwaarden verbonden:

Terrasschermen moeten demontabel zijn;

Indien een terras niet meer gebruikt wordt, dienen de terrasschermen verwijderd te worden;

Terrasschermen mogen niet worden verankerd aan de muur van de inrichting, mits hiervoor een omgevingsvergunning is verleend;

De hoogte van terrasschermen mag maximaal 1.50 meter bedragen, waarbij het terrasschot vanaf 1.00 meter vanaf de grond gemeten volledig transparant dient te zijn;

Een terrasschot omvat niet meer dan één reclame-uiting.

Voor het plaatsen van een terrasscherm zal in veel gevallen een omgevingsvergunning noodzakelijk zijn.

Ook mogen parasols worden geplaatst op de terrassen. Hieraan zijn echter ook voorwaarden verbonden:

  • Parasols dienen na sluitingstijd van het terras in het inpandige deel van de inrichting te worden opgeslagen;

  • Grote parasols die vast in de grond zijn verankerd mogen ’s nachts wel buiten blijven staan. Voor vaste parasols is een omgevingsvergunning noodzakelijk;

  • Parasols, die niet binnen het inpandige deel van de inrichting kunnen worden opgeslagen, zijn vervaardigd van brandvertragend materiaal;

  • Parasols mogen in uitgeklapte toestand de grenzen van het terras niet overschrijden.

 

Bij het verlenen van een Drank- en Horecavergunning/exploitatievergunning worden de veiligheidsaspecten van de horeca-inrichting, waar het terras onderdeel van uitmaakt door de gemeente gecontroleerd. Hierbij zal onder meer worden bekeken of de aanwezige terrasschermen de vrije doorgang niet belemmeren en of de aanwezige parasols op een veilige wijze staan opgesteld en aan de overige veiligheidseisen voldoen.

Ook voor het plaatsen van een parasol kan een omgevingsvergunning noodzakelijk zijn. In sommige gevallen vereist de vestiging van een terras ook met betrekking tot andere punten een omgevingsvergunning. Dit kan voorkomen bij het plaatsen van windschermen, dan wel bij aanpassingen van de gevel, dan wel wanneer verlichting en/of verwarming aan de gevel boven het terras wordt aangebracht.

 

13. Collectieve festiviteiten en incidentele festiviteiten

 

 

Geluid

Wanneer er sprake is van een collectieve festiviteit op grond van artikel 4:2 APV en het bijbehorend uitvoerings- en aanwijzingsbesluit dan zijn de geluidsnormen bedoeld in artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit en in artikel 4:4 van de APV voor de horecagelegenheden niet van toepassing.

 

Als dagen waarop de voorschriften 12.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer niet gelden en die aangewezen worden als collectieve festiviteiten, zijn, op grond van het Uitvoeringsbesluit en Aanwijzingsbesluit behorende bij de APV, de volgende evenementen aangewezen:

 

voor de kernen Geldrop en Mierlo:

* carnaval (4 dagen)

* Koningsnacht (nacht van 26 op 27 april) (1 dag)

* oudejaarsnacht (1 dag)

* kermis (5 dagen)

 

 

voor kern Mierlo:

* dorpsfeesten (1 dag)

* Kennedymars (1 dag)

 

 

De aanwijzing als collectieve festiviteit, dus het ten gehore brengen van extra geluid, geldt op zondag t/m donderdag tot 23.30 uur en op vrijdag t/m zaterdag tot 01.00 uur. Deze beperkende bepaling geldt niet voor de Kennedymars.

 

Gevraagd is om het aantal collectieve festiviteiten in het kader van de carnaval te vergroten van 4 naar 5 dagen. Dit is ingegeven door de wens om flexibel te kunnen zijn en, zodoende, horecagelegenheden te faciliteren die op vrijdagen en/of dinsdagen met de carnaval activiteiten organiseren. Het college zal deze wijziging in het voornoemde Uitvoeringsbesluit en Aanwijzingsbesluit opnemen.

 

Daarnaast willen wij de reguliere horeca de gelegenheid geven om naast deze collectieve festiviteiten vijf extra collectieve dagen aan te vragen. De voorwaarde hierbij is dat de horeca deze dagen collectief (via de Horecavereniging) moet aanvragen. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt per dorpskern. Het kan dus zo zijn dat in Mierlo vijf andere dagen worden aangewezen dan in Geldrop. Wanneer de horecavereniging een dergelijke dag wil aanvragen dan dient zij minimaal vier weken van tevoren een aanvraag in te dienen.

 

Wanneer sprake is van een collectieve festiviteit betekent dit dat een horeca-exploitant geen incidentele ontheffing (ingevolge artikel 4:3 APV) voor het overschrijden van de geluidsnormen hoeft aan te vragen voor activiteiten in een horecagelegenheid. Onder een horecagelegenheid wordt verstaan de lokaliteiten zoals die vermeld staan op de aan de exploitant verleende Drank- en Horecavergunning/exploitatievergunning. Wordt dus een extra terras aangevraagd, buiten de grenzen van het reguliere terras, dan valt dat terras buiten de collectieve ontheffing. Dat betekent dus dat voor dat extra terras (geluids)voorschriften worden gesteld, zoals omschreven in het evenementenbeleid.

 

Gedurende maximaal vijf dagen per kalenderjaar kan ten behoeve van een inrichting voor incidentele festiviteiten worden afgeweken van de geluidsnormen die zijn opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) op grond van artikel 4:3 APV. De houder van de inrichting moet hiervan burgemeester en wethouders ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit schriftelijk in kennis stellen via een daarvoor vastgesteld formulier. Het Activiteitenbesluit stelt geen geluidsnormen wanneer een ontheffing is verleend. Daarom stelt artikel 4:3 APV hiervoor nadere regels.

 

Sluitingstijd

Er dient een scherp onderscheid te worden aangebracht tussen de aanwijzing van collectieve of incidentele festiviteiten door het college op grond van de APV enerzijds en een verruiming van de openingstijden door de burgemeester op grond van de Drank- en Horecaverordening anderzijds. Gebleken is dat dit onderscheid in het oude beleid niet of onvoldoende duidelijk naar voren kwam.

 

Op dagen dat er sprake is van een collectieve festiviteit mag de horecagelegenheid één uur langer (en dus tot 03.00 uur) open blijven, met uitzondering van de Kennedymars waarbij een openingstijd tot 04.00 uur van toepassing is).

 

Tegelijkertijd met de aanvraag van een collectieve activiteit(en) of het melden van een incidentele festiviteit(en), dient op grond van artikel 11 van de Drank- en Horecaverordening de burgemeester gevraagd worden om een ontheffing van de sluitingstijden. Er wordt ten hoogste ontheffing verleend om één uur langer (en dus tot 03.00 uur) open te blijven (met uitzondering van de Kennedymars waarbij een openingstijd tot 04.00 uur van toepassing is).

 

 

14. Slecht levensgedrag

 

Het is niet zo dat een vergunning uitsluitend geweigerd kan worden als er een veroordeling van een leidinggevende aan ten grondslag ligt. Behalve naar aanleiding van de resultaten van een BIBOB onderzoek, kan ook slecht levensgedrag een reden zijn (artikel 8 lid 1 Drank- en Horecawet). Of een leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, is ter beoordeling aan de burgemeester. De veroordelingen die staan genoemd in het Besluit eisen zedelijk gedrag leiden zonder meer tot een weigeringsgrond/intrekkingsgrond als iemand daadwerkelijk is veroordeeld voor één of meer delicten die in het besluit genoemd staan. Anders is het met het criterium van slecht levensgedrag. Daarvoor zijn geen criteria gegeven. Uit de rechtspraak blijkt, dat de (beoogde) leidinggevende voor bepaalde strafbare feiten nog niet veroordeeld hoeft te zijn. De burgemeester kan op basis van ‘andere feiten en omstandigheden’ besluiten de vergunning te weigeren, omdat de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Deze andere feiten en omstandigheden moeten dan wel vermeld zijn in stukken.

 

 

15. Toezicht en handhaving

 

 

15.1 Algemeen

 

Met de wijziging van de Drank- en Horecawet in 2014 is het toezicht en de handhaving grotendeels overgegaan naar gemeenten.

Sinds 2007 heeft de gemeenteraad gekozen voor een wijze van toezicht en handhaving waarbij het zwaartepunt ligt op het positief beïnvloeden van het naleven van regels door onze inwoners. Dit door middel van preventieve handhaving, waarbij repressieve handhaving wordt ingezet om de preventieve inspanningen kracht bij te zetten. Integraal samenwerken en een goede communicatie over de geldende regels zijn daarbij voorwaarden.

 

Door genoemde partijen te betrekken bevorderen we dat regels ook daadwerkelijk worden nageleefd. Het is van belang dat zij die meedenken en meewerken aan handhaving, een actieve rolspelen bij bijvoorbeeld het uitdragen van de visie, het aanspreken op gedrag en het verder ontwikkelen van zelfredzaamheid. Zo kunnen, mogen en moeten alle partijen een belangrijke rol spelen in de integrale handhavingsaanpak.

 

Een element in het handhavingsbeleid is ‘premediation’ als voorbereiding op of voorkoming van mediation gesprekken. Dit betekent dat er vooraf een verhelderend gesprek wordt gevoerd tussen partijen. Doel hiervan is om zonder (juridische) procedures tot resultaten te komen. Dit kost enerzijds minder (juridische) inspanningen. Anderzijds kan hiermee meer begrip gecreëerd waardoor het een bijdrage levert aan het verhogen van het spontane naleefgedrag.

 

Preventie vormt het uitgangspunt en is de basis voor de wijze waarop in onze gemeente toezicht en handhaving wordt uitgevoerd. Dit betekent dat betrokken partijen vooraf geïnformeerd worden over (gewijzigde) regelgeving en geplande controlebezoeken. Wanneer er daadwerkelijk controle heeft plaatsgevonden, wordt de betrokken partij binnen twee werkdagen geïnformeerd over de resultaten (zowel positief als negatief). Wanneer een overtreding is vastgesteld, wordt in beginsel gehandeld overeenkomstig de sanctiestrategie zoals vermeld in bijlage II.

 

15.2 Toezicht

 

Toezicht heeft twee functies. Enerzijds is het, als een overtreding wordt geconstateerd, de eerste fase van een handhavingstraject. Anderzijds heeft het een preventieve werking. Door toezicht gericht in te zetten, kan de pakkans worden vergroot. Vooral bij calculerende overtreders leidt een verhoogde pakkans tot beter nalevingsgedrag. Daarnaast kunnen horecagelegenheden via de toezichthouders gemakkelijk in contact treden met de gemeente als er vragen zijn over wat wel en niet is toegestaan.

 

Toezicht op horecagelegenheden vindt primair plaats door het cluster Handhaving en de politie. Overdag vinden controles voornamelijk plaats door het cluster Handhaving. In de late avonduren en de nacht ligt het zwaartepunt van het toezicht bij de politie. Regelmatig vinden er echter ook gezamenlijke (integrale) controles plaats, waarbij ook andere partners binnen en buiten de gemeente kunnen aansluiten (bijvoorbeeld de Belastingdienst). Tot slot hebben de partners ook een oog- en oorfunctie voor elkaar. Indien zij iets constateren dat niet tot hun toezichtsdomein behoort, informeren zij de betreffende toezichthoudende partner.

 

Het toezicht op horecagelegenheden vindt risicogericht plaats. Overlastgevende bedrijven en organisaties (één en ander naar aanleiding van meldingen en klachten) worden vaker gecontroleerd. Wanneer de overlast door een horecagelegenheid afneemt, zal deze ook minder vaak worden gecontroleerd. Hiermee willen we het nemen van eigen verantwoordelijkheid lonend maken.

 

15.3 Handhaving: Sanctiebeleid

 

15.3.1 Inleiding

 

De Drank- en Horecawet stelt inzake het verplicht op te stellen preventie- en handhavingsbeleid alcohol dat hierin moet worden opgenomen op welke wijze het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsacties in de door het plan bestreken periode worden ondernomen. Dit laatste is vanzelfsprekend afhankelijk van het aantal en de soort overtredingen die geconstateerd gaan worden.

 

Deze paragraaf licht toe hoe het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsactie ondernomen wordt als er een overtreding wordt geconstateerd.

 

Een strikte aanpak van alcoholverstrekkers en horecagelegenheden (zowel in de reguliere horeca als in paracommerciële horeca-inrichtingen) die zich niet aan de regels houden is van belang voor de openbare orde en veiligheid, een goed woon- en leefklimaat en de ontwikkelingsmogelijkheden van de bonafide horeca-inrichtingen. Deze paragraaf beschrijft de aanpak van overtredingen bij alcoholverstrekkers en overige niet alcohol gerelateerde overtredingen bij horecagelegenheden. Met alcoholverstrekkers wordt in ieder geval bedoeld: reguliere horecagelegenheden, paracommerciële horecagelegenheden, supermarkten, slijterijen en verstrekkers bij bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard (bijvoorbeeld bij evenementen).

 

Naar aanleiding van hetgeen alcoholverstrekkers tijdens de evaluatiebijeenkomst naar voren hebben gebracht, is besloten de hoogte van de in het sanctiebeleid opgenomen dwangsommen naar beneden bij te stellen teneinde tegemoet te komen aan de bij de alcoholverstrekkers levende opvatting dat deze in het oude beleid onvoldoende evenredig waren ten opzichte van de zwaarte en de aard van de overtreding. Hiermee wordt tevens draagvlak gecreëerd onder de alcoholverstrekkers.

Dit betekent dat in beginsel voor alle in het sanctiebeleid genoemde categorieën overtredingen een aanmerkelijk lagere dwangsom is opgenomen dan in het oude beleid het geval was. Het gevolg hiervan is dat afstand wordt genomen van het destijds toegepaste Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid.

 

Het blijft mogelijk om in individuele gevallen af te wijken. Zodoende kan, afhankelijk van de specifieke situatie en op grond van objectieve gegevens, in bijzondere omstandigheden afgeweken worden van

 

de aard en zwaarte van de sancties, de hoogte van dwangsommen en de duur van de termijnen. Aldus zijn er voldoende handvatten om de proportionaliteit en subsidiariteit van het bestuursrechtelijk handhavend optreden te borgen.

 

 

15.3.2 Uitgangspunten handhavend optreden

 

Bij het constateren van overtredingen van wet- en regelgeving wordt als algemeen uitgangspunt gesteld, dat er tegen overtredingen wordt opgetreden. Dit uiteraard voor zover de wettelijke bevoegdheden en de prioriteitenstelling van de handhavingpartners dit toelaten.

Daarnaast worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Het beleid is bedoeld om overtredingen op te heffen en herhaling te voorkomen. Het is ook bedoeld om risicovolle situaties op te heffen.

Bij het beoordelen van een overtreding en het bepalen van de juiste sanctie wordt rekening gehouden met:

  • de mogelijke gevolgen van die overtreding, en;

  • de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan, en;

  • de houding en het gedrag van de overtreder, en;

  • de voorgeschiedenis, en;

  • het subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat de sanctie moet worden toegepast die het minst ingrijpend is en het beste past om het gestelde doel te bereiken. Dit betekent dat bij een overtreding niet standaard één bepaalde interventie mogelijk is. De toezichthouder moet in elke specifieke situatie bepalen welke sanctie de beste is. Daarbij wordt corrigerend opgetreden en eventueel ook sanctionerend.

Als de toezichthouder een overtreding constateert, past hij het sanctiebeleid toe. Als het bevoegd gezag van dit sanctiebeleid wil afwijken, moet de afwijking gemotiveerd worden.

 

15.3.3 Basis handhaven

 

De wettelijke bevoegdheid tot het doen naleven van wetten en regels is gelegen in artikel 125 van de Gemeentewet en in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name in de artikelen 5:21 en 5:32 van de Awb. De gemeente heeft een zogenoemde “beginselplicht” tot handhavend optreden. Dat betekent concreet dat zij, behoudens bijzondere omstandigheden, gehouden is om op te treden tegen overtredingen van de Drank- en horecawetgeving.

 

In enkele bijzondere gevallen is de handhavingbevoegdheid geregeld in de desbetreffende bijzondere wet. Verder zijn in de artikelen 172 t/m 178 van de Gemeentewet diverse bevoegdheden toegekend aan de burgemeester in het kader van handhaving van de openbare orde, het toezicht op openbare gelegenheden, ordeverstoring vanuit woningen, ongeregeldheden e.d.

 

 

15.3.4 Sanctiemaatregelen

 

De Awb en andere wetten (waaronder de Drank- en Horecawet) geven aan welke sancties het bevoegde gezag kan inzetten tegen het voorkomen of voortduren van overtredingen. Deze zijn:

Opleggen van een last onder bestuursdwang, waarbij door feitelijk handelen de overtreding door of namens gemeente ongedaan wordt gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en afd. 5.3 van de Awb). Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder;

Opleggen van een last onder dwangsom, waarbij onder dreiging van het invorderen van een geldbedrag de overtreding ongedaan moet worden gemaakt en/of voortduring en herhaling moet worden voorkomen; de last kan ook preventief worden opgelegd (afd. 5.4 van de Awb);

(Tijdelijke) sluiting van de inrichting ingevolge de APV, de Drank- en Horecawet en artikel 174 Gemeentewet;

Ontzeggen van de toegang tot een ruimte indien in strijd met de Drank- en Horecawet alcoholhoudende drank wordt verstrekt (artikel 36 van de Drank- en Horecawet);

Intrekken van de vergunning ingevolge de APV en/of de Drank- en Horecawet;

Schorsen van de Drank- en Horecavergunning(artikel 32 Drank- en Horecawet);

Tijdelijk stilleggen van de alcoholverkoop in de detailhandel(three strikes out) (artikel 19a Drank- en Horecawet).

Intrekken van de Drank- en Horecavergunning of exploitatievergunning (Wet Bibob)

 

Daarnaast kan op basis van een aantal artikelen in de Drank- en Horecawet (alleen) strafrechtelijk worden opgetreden door middel van het opmaken van een proces-verbaal. De bestuursrechtelijke regelingen die verbods- en gebodsbepalingen bevatten bestempelen overtredingen van die bepalingen als een strafbaar feit. Het hanteren van strafrechtelijke handhavingsmiddelen is geen gemeentelijke aangelegenheid. Het Openbaar Ministerie beslist over de strafvervolging. Het cluster Handhaving wordt hierover wel geïnformeerd door de politie.

 

Niet alle genoemde sancties mogen gelijktijdig worden toegepast. Hiervoor dient naar de wettelijke mogelijke samenloop van sancties gekeken te worden (o.a. Algemene wet bestuursrecht en Drank- en Horecawet). Het toepassen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde valt onder de Gemeentewet. De kracht van de wijze van handhaving schuilt soms in de combinatie van verschillende typen handhavingsmiddelen. Een goede communicatie tussen de politie, de gemeente en het openbaar ministerie is daarom van essentieel belang. Strafvervolging en een bestuursrechtelijke maatregel kunnen zowel los van elkaar, gelijktijdig, als na elkaar worden toegepast.

 

15.3.5 Bestuurlijke boete

 

Naast de bovengenoemde handhavingsinstrumenten die de burgemeester ter beschikking staan, kent de Drank- en Horecawet sinds 2013 als nieuw instrument de bestuurlijke boete (artikel 44a DHW). De hoogte van de bestuurlijke boete is vastgelegd in de bijlage van het Besluit Bestuurlijke Boete Drank- en Horecawet en kan zonder waarschuwing en rechtstreeks, zonder tussenkomst van de rechter, worden opgelegd. De boete die wordt geïnd valt toe aan de gemeente.

 

 

15.3.6 Verschil bestuurlijke boete en last onder dwangsom

 

Zowel de last onder dwangsom als de last onder bestuursdwang zijn herstelsancties. Hoewel zij veelal als financieel belastend en bestraffend worden ervaren, is het primaire doel van deze sancties de overtreding te beëindigen en/of toekomstige overtredingen te voorkomen. In tegenstelling tot deze herstelsancties is de bestuurlijke boete een bestraffende sanctie en beoogt deze leed toe te voegen. Dit betekent ook dat de wet voorschrijft dat de cautie dient te worden gegeven voordat degene wordt verhoord ten aanzien van wie het voornemen bestaat een bestuurlijke boete op te leggen.

 

Voordat een last onder dwangsom wordt opgelegd, wordt eerst een voornemen bekend gemaakt en kan de overtreder een zienswijze indienen. Tegen de daadwerkelijke beschikking staat bezwaar en beroep open.

 

In het nieuwe beleid wordt ervoor gekozen om het instrument van de bestuurlijke boete niet in het sanctiebeleid op te nemen omdat het algemene uitgangspunt is om aan de voorkant van het proces in te zetten op gedragsverandering door partijen mee te nemen in het volgen van wetgeving en beleid. De bestuurlijke boete wordt echter in het bijzonder opgelegd wanneer de gevolgen van de overtreding niet of niet eenvoudig meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Het toepassen van een herstelsanctie zoals de last onder dwangsom ligt daarom meer in de rede.

 

15.3.7 Uitvoeringsstrategie

 

Als uitgangspunt geldt: “Wie A zegt, moet ook B zeggen”. Zodoende zal een eenmaal opgestart handhavingtraject ook moeten worden afgerond. Het handhavend optreden door gemeente, politie en het Openbaar Ministerie (OM) moet immers effectief en geloofwaardig zijn. Anders wordt het sanctiebeleid een papieren tijger en zal het naleefgedrag afnemen.

 

Elke overtreding dient dus in beginsel te leiden tot handhavend optreden. Uiteraard indien en voor zover de partners daartoe bevoegd zijn en voor zover hun prioriteitenstelling daarmee strookt. De opgelegde bestuurs- en strafrechtelijke maatregelen dienen daadwerkelijk ten uitvoer te worden gelegd. Dit betekent het daadwerkelijk invorderen van de verbeurde dwangsommen en het effectueren van de bestuursdwang. Indien er proces-verbaal is opgemaakt, dient dit bij voorkeur te leiden tot een strafrechtelijke vervolging. Voor het daarnaast toepassen van bestuursrechtelijke sancties dient naar de wettelijke mogelijke samenloop van sancties gekeken te worden (o.a. Algemene wet bestuursrecht en Drank- en Horecawet).

Voor onze gemeente is het inzetten van (pre)mediation(vaardigheden) om tot een oplossing van een probleem te komen een belangrijk onderdeel van de werkprocessen, dus ook in een handhavingsproces. Dit instrument wordt al een aantal jaren succesvol ingezet in onze gemeente bij conflicten of meningsverschillen met burgers en ondernemers.

 

15.3.8 Bepalen zwaarte sanctie

 

De hoogte van de dwangsom dient proportioneel te zijn (in redelijke verhouding te staan) tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom kunnen bijvoorbeeld de kosten voor het ongedaan maken van de overtreding(en) als uitgangspunt worden genomen. De daardoor verkregen hoogte van de dwangsom mag in het kader van de beoogde werking worden verhoogd met een “toeslag”, bijvoorbeeld van 25%. Dit is volgens jurisprudentie toegestaan. De dwangsom mag immers niet worden gezien als een afkoopsom. Om die reden en om de beoogde werking van de dwangsomoplegging veilig te stellen, mag de dwangsom hoger zijn dan het bedrag voor het ongedaan maken van de overtreding.

 

Het opleggen van sancties is geen doel op zich. Sancties zijn in eerste instantie bedoeld als pressiemiddel om de overtredingen ongedaan te maken. Ook gaat er van het hebben van sanctiemiddelen een preventieve werking uit. Blijft een ondernemer of burger echter volharden in zijn overtreding, dan wordt de sanctie ook daadwerkelijk toegepast of uitgevoerd. Ook bij het inzetten van een last onder bestuursdwang dient de zwaarte van de dwangmaatregel in proportie te staan tot de aard, de gevaarzetting en de urgentie van de overtreding. Als de maatregel is gericht op een tijdelijke sluiting van een bedrijf, dan dient zowel de sluiting zelf, als de duur van de sluiting in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de overtreding.

 

Zoals eerder gesteld, moet er in het geval van bijzondere omstandigheden worden afgeweken van de in deze beleidsnota voorgestelde sancties en termijnen. Bovendien houdt het bevoegde bestuursorgaan de mogelijkheid om een last onder dwangsom in te trekken en daarvoor in de plaats een last onder bestuursdwang te nemen en/of indien mogelijk tot het intrekken van een Drank- en Horecavergunning en/of exploitatievergunning.

Ook het wel of niet inzetten van een (pre)mediationtraject kan van invloed zijn. Hierbij is artikel 4:84 van de Awb van belang. Het bestuursorgaan handelt namelijk overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De motivering voor het afwijken dient in het besluit op te worden genomen. Enerzijds doet dit recht aan de transparantie van de handhaving en anderzijds wordt daarmee een motiveringsgebrek voorkomen in bezwaar- en beroepzaken.

 

15.3.9 Uitwisseling informatie/gegevens

 

Bij het gezamenlijk handhavend optreden worden desgevraagd de relevante gegevens uitgewisseld tussen gemeenten onderling en tussen gemeente en politie, indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor een adequaat bestuurs- en/of strafrechtelijk optreden. Er wordt te allen tijde gehandeld overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

 

 

15.3.10 Sanctiebeleid

 

In bijlage II is vastgelegd hoe wij omgaan met specifieke overtredingen. In deze bijlage is de sanctietabel behorend bij het Drank- en Horecabeleid 2019 opgenomen.

 

16. Communicatie

 

 

Communicatie kan het effect van de handhaving versterken. Het kan bijdragen aan meer draagvlak voor de maatregelen, maar ook de gewenste gedragsverandering bevorderen. Het is belangrijk de communicatie naar de diverse doelgroepen in goed overleg met andere afdelingen en partijen vorm te geven. Het is daarom wenselijk bevindingen (zoals constatering van overtredingen maar ook van een juiste navolging van regelgeving) direct te communiceren met de betrokken partij. Daartoe zal binnen twee werkdagen na het verrichten van controles door de gemeente contact worden opgenomen met de horeca-exploitant/paracommerciële instelling/supermarkt/slijterij.

 

Educatieve communicatie (uitleg van de regels, argumenten voor deze regels, uitleg over mogelijke hulpmiddelen om na te kunnen leven) is nodig als onduidelijkheid over (het belang van) de regels naleving in de weg staat. Bij het uitschrijven van een boete aan een jongere wordt in een brief aan de ouders verwezen naar voorlichtende websites zoals www.hoepakjijdataan.nl. Daarnaast worden ouders geïnformeerd over de mogelijkheid van een gratis voorlichtingsgesprek bij een organisatie voor verslavingspreventie. Om effect te kunnen bereiken dienen educatieve preventieactiviteiten niet uitsluitend gericht te zijn op de hoofddoelgroep, de jongeren zelf, maar ook op hun omgeving, ouders/opvoeders, alcoholverstrekkers, het (onderwijzend) personeel van de school. In Zuidoost Brabant worden diverse landelijk bekende alcoholpreventie-activiteiten uitgevoerd om de doelgroepen te bereiken. Deze activiteiten worden met name uitgevoerd en soms op maat ontwikkeld door de instelling voor verslavingszorg in deze regio, die hierin samenwerkt met onder andere scholen, welzijnswerk, HALT, ziekenhuizen, gemeenten, Jeugdhulpverlening en huisartsen.

 

17. Sanctiestrategie evenementen

 

Bij evenementen wordt steeksproefgewijs gecontroleerd op naleving van de wettelijke voorschriften. Hierbij wordt de in het sanctiebeleid genoemde recidivetermijn niet gehanteerd, vanwege de mogelijkheid dat hetzelfde evenement pas weer wordt georganiseerd buiten de genoemde termijn van 2 jaar. Om deze reden wordt ten aanzien van evenementen een recidivetermijn van drie jaar gehanteerd.

 

18. Sanctiestrategie jongeren

 

 

Bij iedere controleronde wordt bepaald of er, naast het handhaven op naleving van de leeftijdsgrens door schenkers, ook gehandhaafd wordt op artikel 45, lid 1 van de Drank- en Horecawet, te weten het bezitsverbod door jongeren. Jongeren krijgen dan ofwel een boete, ofwel een doorverwijzing naar HALT voor een leerstraf. Dit wordt gecombineerd met educatieve communicatie richting de ouders.

19. Implementatie & Realisatie

 

Om dit Drank- en Horecabeleid op een goede manier te kunnen implementeren en realiseren is een goede communicatie en afstemming tussen de verschillende belanghebbende partijen (ook intern) van groot belang.

 

19.1 Informatievoorziening

 

Het nemen van eigen verantwoordelijkheid en preventieve handhaving begint met een goede informatievoorziening. Dit Drank- en Horecabeleid maakt hiervan deel uit. Op het moment dat het beleid is vastgesteld is het voor burgers, ondernemers en ambtenaren duidelijk hoe in de gemeente Geldrop-Mierlo wordt omgegaan met drank en horeca. Na vaststelling van dit Drank- en Horecabeleid zal via verschillende kanalen de nieuwe regelgeving bekend worden gemaakt:

Middenstandsbelangen;

Gemeentelijke website;

Via reguliere bijeenkomsten (bijvoorbeeld ondernemersplatform).

Dit kan veel vragen voorkomen en leiden tot een betere naleving van de regels.

 

Structurele informatievoorziening wordt verzorgd via duidelijk foldermateriaal en de gemeentelijke website. Hier wordt ook een overzicht verstrekt van de documenten die ingediend moeten worden bij een aanvraag voor een Drank- en Horecavergunning en/of exploitatievergunning.

Daarnaast wordt een vast aanspreekpunt opgericht voor drank- en horeca gerelateerde vragen en of meldingen van overtredingen. Dit aanspreekpunt zal belegd worden bij het cluster Handhaving en moet de diverse kennisgebieden en vraagstukken overzien en de vragen en/of meldingen uitzetten bij de juiste afdeling binnen de organisatie.

 

20. Monitoring & Evaluatie

 

Het is belangrijk dat het Drank- en Horecabeleid geen ‘papieren tijger’ wordt. Het monitoren en evalueren van de resultaten en effecten van het ingezette beleid is van belang. Na afloop van de beleidsperiode zal opnieuw een evaluatie plaatsvinden.

 

 

Bijlage I Juridisch kader

 

Artikel 20, lid 1 van de Drank- en Horecawet

Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de eerste volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is

vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

 

Artikel 20, lid 4 van de Drank- en Horecawet

Bij de voor het publiek bestemde toegang tot een horecalokaliteit, een slijtlokaliteit, een ruimte als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of een vervoermiddel waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, dient duidelijk zichtbaar en goed leesbaar te

worden aangegeven welke leeftijdsgrens of leeftijdsgrenzen gelden. Bij regeling van Onze Minister kunnen daaromtrent nadere regels worden gesteld of modellen worden vastgesteld.

 

Artikel 20, lid 5 van de Drank- en Horecawet

Het is verboden in een slijtlokaliteit of horecalokaliteit of op een terras de aanwezigheid toe te laten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert.

 

Artikel 21 van de Drank- en Horecawet

Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken, indien redelijkerwijs moet worden vermoed, dat dit tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid zal leiden.

 

Artikel 45, lid 1 van de Drank- en Horecawet

Het is degenen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, met uitzondering van personen van 16 of 17 jaar die dienst doen in

een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waaronder begrepen het zijn van barvrijwilliger in een inrichting in beheer bij een paracommerciële rechtspersoon, verboden op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt.

 

Overige gemeentelijke bevoegdheden

 

Artikel 2:22 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening (APV)

Het is verboden op een openbare plaats:

a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

b. zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.

 

Artikel 2:26 van de APV

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

 

Artikel 22 lid 1 Drank- en Horecaverordening

Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college

aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en

dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

 

 

Bevoegdheden politie

 

Artikel 252 Wetboek van Strafrecht

Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie

wordt gestraft: hij die aan iemand die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert,

bedwelmende drank verkoopt of toedient. (Dronkenschap/doorschenken)

 

Artikel 453 Wetboek van Strafrecht

Hij die zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevindt, wordt gestraft

met hechtenis van ten hoogste twaalf dagen of geldboete van de eerste categorie.

Nb. Bij constateren op heterdaad mag een algemeen opsporingsambtenaar handhavend

optreden voor de artikelen van de Drank- en Horecawet.

 

 

 

 

Bijlage II Sanctietabel

Op de horeca en verstrekking van drank is verschillende wet- en regelgeving van toepassing die ten doel heeft kwaliteitseisen te stellen aan de bedrijven en haar medewerkers en de overlast van de horeca voor de woon- en leefomgeving te voorkomen en te beperken c.q. de veiligheid te verhogen. Voordat de sanctietabel volgt, waarin een aantal overtredingen worden vermeld en de handhavingsmiddelen die daarop vervolgens worden toegepast, volgt eerst een korte toelichting op een aantal begrippen uit deze tabel.

 

Begrip ‘recidive’

Wanneer een alcoholverstrekker of alcoholgebruiker een overtreding begaat en daarvoor een sanctiebeschikking krijgt, wordt dezelfde overtreding van de dezelfde overtreder binnen 2 jaar na de eerste sanctiebeschikking beschouwd als recidive.

Voor zover de periode van 2 jaar verstrijkt zonder overtreding door de alcoholverstrekker (exploitant) of alcoholgebruiker, vervalt deze termijn en wordt bij een nadien gepleegde overtreding in beginsel weer gestart met de eerste stap in de sanctiestrategie in de oorspronkelijke sanctiecategorie.

In tegenstelling tot bovenstaande, geldt voor evenementen een recidivetermijn van drie jaar.

Als de aanbevolen sanctie niet effectief blijkt te zijn, ligt het voor de hand te kiezen voor een ander sanctiemiddel.

 

Begrip ‘overtreder’

Als een overtreding vaker heeft plaatsgevonden maar de overtreder vanwege juridische constructies verschillend is, is in formele zin geen sprake van recidive. Als kan worden aangetoond dat de overtreder dezelfde persoon betreft dan dient de overtreding te worden aangemerkt als recidive. In de sanctiebeschikking dient dit expliciet te worden verantwoord.

 

Scope

Dit beleid beperkt zich tot overtredingen en de daartegen te treffen aanbevolen sancties bij horeca- en alcoholgerelateerde zaken. Er wordt per overtreding een sanctiemiddel aanbevolen. Daarnaast zijn natuurlijk nog andere sanctiemiddelen per overtreding mogelijk, dit ter beoordeling van de gemeente zelf.

In de sanctietabel zijn alleen de directe horeca- en alcoholgerelateerde overtredingen op grond van de volgende wet- en regelgeving nader uitgewerkt:

1. Drank- en Horecawet;

2. Drank en Horeca Verordening (o.a. exploitatievergunning, sluitingstijden en terrassen);

3. Wet milieubeheer (alleen voor geluid);

4. Wet op de kansspelen (speelautomaten);

5. Wet wapens en munitie;

6. Gemeentewet (ordeverstoringen en ernstige incidenten).

Voor de volgende onderdelen/aspecten wordt verwezen naar de Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen:

Brandveiligheid;

Bestemmingsplan;

Milieu;

Bouw;

Eventuele andere onderwerpen.

Dit heeft als reden dat deze onderdelen bij veel meer inrichtingen, naast bijvoorbeeld horeca- en slijtersbedrijven, van toepassing zijn en deze daarom niet specifiek in dit beleid zijn opgenomen.

 

Dwangsom

 

Bij het sanctiemiddel ‘dwangsom’ zijn de hoogtes van de dwangsommen vermeld die opgelegd kunnen worden. De oppervlakte van de horecalokaliteit dan wel het slijtersbedrijf/ de supermarkt is een factor bij de hoogte van de op te leggen lastgeving onder dwangsom. De voorheen aanwezige marge (bijv. bij een oppervlakte van 51 tot 150 m² wordt een dwangsom tussen € 3000 en € 6000 opgelegd) is verlaten. Het terras maakt onderdeel uit van het horecabedrijf en telt dus mee in de oppervlakte. De oppervlakte op de DHW-vergunning is bepalend.

Het maximum van de dwangsom is gesteld op 3 x de opgelegde dwangsom.

 

Concreet zicht op legalisatie

De ondernemer wordt in het voornemen enkel de kans geboden om een vergunning aan te vragen en/of de aanvraagprocedure af te wachten (legalisatie) (gedurende deze procedure is het bedrijf dus open) onder voorwaarde dat:

het geldende bestemmingsplan de te legaliseren activiteiten toestaat op dat perceel;

er geen (andere) wettelijke belemmeringen (o.a. antecedenten; sociale hygiëne) bestaan;

er geen aanleiding is om aan te nemen dat er sprake zal zijn van verstoringen van de openbare orde en veiligheid waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als de exploitatie doorgaat;

er geen sprake is van een onderneming op een nieuwe locatie;

er naar het oordeel van het bevoegd bestuursorgaan concreet geen aanleiding is te veronderstellen dat niet handhavend optreden leidt tot een ongewenste precedentwerking of schadeclaims;

de ondernemer kan aantonen dat hij juridisch en feitelijk over de onderneming kan beschikken;

er sprake is van een ongewijzigde voortzetting van de aard van de exploitatie;

voor het over te nemen bedrijf een rechtsgeldige Drank- en Horecavergunning is verleend;

een ontvankelijke vergunningaanvraag - voor zover nog niet ingediend - binnen de gestelde termijn van 14 dagen wordt ingediend en een in deze aanvraag opgenomen leidinggevende tijdens de openingsuren van het bedrijf steeds aanwezig is;

de onderneming staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

er geen BIBOB-tip van het Openbaar Ministerie is ontvangen.

 

Bij het voornemen wordt daarom - voor zover al niet in het bezit van de ondernemer c.q. al aangevraagd - tevens een set aanvraagformulieren meegezonden. De indieningstermijn van de aanvraag en/of zienswijzen bedraagt 14 dagen.

 

Sanctiestrategie

De sanctiestrategie deelt overtredingen grofweg op in drie categorieën, met elk hun eigen aanpak. De categorieën zijn, van zwaar naar licht:

  • Categorie 0 (spoedeisend) :Bij Categorie 0-overtredingen gaat het om urgente, ernstige zaken die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor natuur en milieu en/of de volksgezondheid is in gevaar en/of de veiligheid is in het geding. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen.

  • Categorie 1 : Categorie 1-overtredingen zijn ernstige overtredingen maar er is geen sprake van een acute (gevaar)situatie. Een overtreding kan ook als categorie 1 worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn.

  • Categorie 2 : Categorie 2-overtredingen zijn de overige overtredingen. Deze overtredingen zijn van minder belangrijke aard, bijvoorbeeld administratieve vereisten, signaleringen en gedragingen.

 

 

 

  •  

Overtreding

Acties

Categorie 0

Direct toepassen bestuursdwang:

Geen begunstigingstermijn;

Afschrift aan Politie

 

Categorie 1

1.Bestuurlijke waarschuwing en/of persoonlijk gesprek

oVoornemen met hersteltermijn bekend maken

oTermijn zienswijze bekend maken

oAfschrift aan Politie

 

Indien niet tijdig hersteld:

2.Sanctiebeschikking (opleggen last onder dwangsom/bestuursdwang) en/of persoonlijk gesprek en afschrift aan Politie Indien niet tijdig hersteld:

 

3.Verbeuren en innen dwangsom/uitvoering bestuursdwang

Categorie 2

1.Brief met hersteltermijn en/of persoonlijk gesprek Indien niet tijdig hersteld:

 

2.Bestuurlijke waarschuwing en/of persoonlijk gesprek

oVoornemen met hersteltermijn bekend maken

oTermijn zienswijze bekend maken

oAfschrift aan Politie Indien niet tijdig hersteld:

 

3.Sanctiebeschikking (opleggen last onder dwangsom/bestuursdwang) en/of persoonlijk gesprek en afschrift aan Politie

 

Indien niet tijdig hersteld:

4.Verbeuren en innen dwangsom/uitvoering bestuursdwang

Bij de categorieën 1 en 2 is ruimte gemaakt voor een persoonlijk gesprek in het traject. Dit in het kader van het inzetten van mediation (vaardigheden): een instrument dat onze gemeente inzet als eerste uitgangspunt om met problemen om te gaan.

 

 

Spoedeisende bestuursdwang in de vorm van sluiting van een horecabedrijf (door de burgemeester) kan bijvoorbeeld geschieden wanneer:

  • Daar door misdrijf verkregen voorwerpen zijn verworven, voorhanden zijn of worden overgedragen dan wel zijn bewaard of verborgen;

  • Daar wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning dan wel verlof is verleend;

  • Zich daar andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van die ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde;

  • Daar is gehandeld in strijd met het bepaalde in de Opiumwet.

 

Naar boven