Gemeenteblad van Bergen op Zoom
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bergen op Zoom | Gemeenteblad 2019, 26189 | Verordeningen |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bergen op Zoom | Gemeenteblad 2019, 26189 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad inhoudende de Algemene Plaatselijke Verordening
De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
gezien het voorstel van het college van 4 december 2018, nr. RVB18-0076;
gelet op artikel 149 Gemeentewet en Algemene wet Bestuursrecht;
overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde
1. Met ingang van de dag waarop de onder 2. genoemde verordening in werking treedt, de Algemene Plaatselijke Verordening, vastgesteld op 20 december 2017 in te trekken;
2. Vast te stellen de “Algemene Plaatselijke Verordening” en te bepalen dat deze verordening in werking treedt op 1 februari 2019.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:9 Lex silencio positivo van toepassing
Artikel 1:10 Lex silencio positivo niet van toepassing
Afdeling 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:1a Straatintimidatie
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:4 Afwijking termijn (vervallen, opgenomen in artikel 2:3)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens (vervallen, opgenomen in artikel 2:3)
Afdeling 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken/afbeeldingen of het uitdelen van goederen om niet
Afdeling 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
Artikel 2:7 en Artikel 2:8 (gereserveerd)
Afdeling 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6. VEILIGHEID IN DE OPENBARE RUIMTE
Artikel 2:13 tot en met Artikel 2:17 (gereserveerd)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk- of hinderlijk voorwerp (messen en andere voorwerpen als steekwapen)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer, verlichting en toezicht
Artikel 2:22 en Artikel 2:23 (gereserveerd)
Artikel 2:25a Bijzondere weigeringsgronden
Artikel 2:26 Ordeverstoring en Wanordelijkheden
Afdeling 8. TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Artikel 2:28a Intrekkingsgronden
Artikel 2:28b Vervallen vergunning
Artikel 2:28c Terrasvergunning
Artikel 2:29a Sluitingsuur broodjes- en shoarmazaken
Artikel 2:29b Sluitingsuur Sportkantines
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:30a Gebruik duurzaam kunststof glas- en vaatwerk
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichting
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet
Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34c Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Afdeling 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBUJF
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Afdeling 10a. TOEZICHT OP WINKELBEDRIJVEN
Artikel 2:40a Begripsbepalingen
Artikel 2:40b Exploitatie inrichting
Artikel 2:40d Vergunningaanvraag
Artikel 2:40e Weigering vergunning
Artikel 2:40f Intrekking vergunning
Artikel 2:40g Aanwezigheid leidinggevende
Artikel 2:40h Wijziging vergunning
Afdeling 10B TOEZICHT OP BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN EN GEBOUWEN
Artikel 2:40i Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat
Afdeling 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:44a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
Artikel 2:46 Bevel tot sluiting van een voor het publiek toegankelijk perceel
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij- of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:50a (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 tot en met Artikel 2:56 (gereserveerd)
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke- of schadelijke dieren
Artikel 2:61 tot en met Artikel 2:64 (gereserveerd)
Afdeling 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 en Artikel 2:70 (vervallen)
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
Artikel 2:74c Achterlaten van spuiten e.d.
Artikel 2:74d Verblijfsontzegging/gebiedsverbod in verband met drugs
Afdeling 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:78 Verblijfsontzegging/gebiedsverbod in verband met orde en veiligheid
Artikel 2:79 Aanpak Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Artikel 2:80 Sluiting voor publiek toegankelijk gebouw en/of erven
HOOFDSTUK 3. REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Afdeling 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Afdeling 2. VERGUNNING SEKSBEDRIJF
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Artikel 3:5 0-optie raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen
Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
Artikel 3:11 Verlenging vergunning
Afdeling 3. UITOEFENEN SEKSBEDRIJF
Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
Paragraaf 3:2 Regels voor alle Prostitutiebedrijven en Prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
Paragraaf 3.3 Raam- en Straatprostitutie
Artikel 3:19 Straatprostitutie
AFDELING 4. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET
UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Afdeling 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Artikel 4:10 tot en met Artikel 4:12 (gereserveerd)
Afdeling 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Handelsreclame op- of aan de weg
Afdeling 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen
Artikel 5:12a Routering (nachtelijk rijverbod)
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgrond
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:22 en Artikel 5:23 (gereserveerd)
Artikel 5:24 tot en met Artikel 5:27 (gereserveerd)
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31a Motorvaartuigen in voor recreatief gebruik bestemd openbaar water
Afdeling 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994.
- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag van een Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Bergen op Zoom.
- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
- college: het college van burgemeester en wethouders.
- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet.
- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.
- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.
- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens.
- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht.
- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen.
- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
1. De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 1:9 Lex silencio positivo van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
3. Degene die op een openbare plaats
a. aanwezig is bij een voorval waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
b. aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
c. zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
4. Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
5. Het is verboden een voorwerp dat ter afzetting of afsluiting van een gedeelte van een openbare plaats door of vanwege het bevoegde gezag is aangebracht, te verplaatsen, te verwijderen of omver te halen.
6. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
7. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Artikel 2:6 Beperking verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen of goederen
1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen c.q. goederen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
2. Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
Het in het eerste lid opgenomen verbod geldt niet indien er tijdens een evenement als bedoeld in artikel 2:25 als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids wordt opgetreden met toestemming van een organisator die in het bezit is van een op grond van artikel 2:25 afgegeven evenementenvergunning.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
1. Het is verboden de weg anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:
3. Het verbod in het eerste lid geldt tevens niet voor de volgende voorwerpen mits wordt voldaan aan het bepaalde in de nadere regels uit hoofde van het vierde lid:
4. Door of namens het college worden in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels gesteld ten aanzien van de categorieën van voorwerpen als bedoeld in het derde lid.
5 Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning:
a. een uitweg te maken naar de weg;
b. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien:
a. daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht of;
b. dat ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of;
c. dat op onaanvaardbare wijze ten koste gaat van het openbaar groen.
4. Onverminderd het bepaalde in het derde lid, kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat reeds door een andere uitweg wordt ontsloten en daardoor de openbare ruimte op onaanvaardbare wijze wordt aangetast.
5. Het college kan ten aanzien van de het derde en vierde lid van dit artikel beleidsregels vaststellen.
6. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Waterwet, Verordening wegen Noord-Brabant 2010, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 2:25 Evenementvergunning
Bij de indiening van de vergunningsaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2:3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1 eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, als de organisator ten minste 4 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester; of het geen vechtsportwedstrijden of –gala’s betreft, waaronder in ieder geval wordt begrepen kooigevechten, kickboksevenementen, freefightevenementen en daarmee vergelijkbare activiteiten betreft.
De burgemeester kan binnen 14 dagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, dan wel nadere regels verbinden als het evenement plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
De burgemeester kan aan een vergunning als in het eerste lid of een melding als in het tweede het voorschrift verbinden dat gedurende het evenement en in het gebouw dan wel op het terrein waar het evenement plaatsvindt geen gebruik gemaakt mag worden van glas maar uitsluitend van onbreekbaar duurzaam kunststof glas- en vaatwerk.
Artikel 2:25a Bijzondere weigeringsgronden
De burgemeester kan de vergunning weigeren als naar zijn oordeel:
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
openbare inrichting verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of;
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt;
2. een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte inrichting liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
4. bezoeker: eenieder die zich in de inrichting bevindt, met uitzondering van leidinggevenden, personen die dienstdoen in de inrichting, en personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien de leidinggevende(n) niet voldoen aan het gestelde in artikel 8, lid 1, onder b van de Drank- en Horecawet;
3. In afwijking op het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
4. Het is verboden een openbare inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning of verleende vrijstelling met betrekking tot die inrichting.
5. Een vergunninghouder doet een melding aan de burgemeester indien:
a. een leidinggevende op de vergunning dient te worden bijgeschreven;
b. een leidinggevende van de vergunning dient te worden verwijderd als deze geen bemoeienis meer heeft met de bedrijfsvoering of de exploitatie van de openbare inrichting.
6. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
a. winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
d. bedrijfskantine of – restaurant.
7. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, als
a. zich in de zes maanden voorafgaand aan de datum van de in werking treding van deze verordening een vergunning als bedoeld in het eerste lid als er geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting of,
b. de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
8. De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het zevende lid onder a.
Artikel 2:28a Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt een exploitatievergunning of verleende vrijstelling ingetrokken indien:
zich in of in de nabijheid van de horeca-inrichting feiten hebben voorgedaan, die – naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;
2. Een exploitatievergunning of vrijstelling kan worden ingetrokken:
3. Ten aanzien van openbare inrichtingen waarvan de exploitatievergunningen ingevolge het eerste lid onder c van dit artikel wordt ingetrokken kan tevens worden bepaald dat een exploitatievergunning voor de desbetreffende locatie gedurende een bepaalde termijn van maximaal vijf jaar zal worden geweigerd.
Artikel 2:28b Vervallen vergunning
De exploitatievergunning of verleende vrijstelling vervalt wanneer:
Artikel 2:28c Terrasvergunning
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien:
de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten is door woningen, tenzij de burgemeester van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen;
Aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, verbindt de burgemeester het voorschrift dat voor de onder a. bedoelde dagen de vergunning uiterlijk geldt tot 02.00 uur en dat voor de in het eerste lid, onder b, bedoelde dagen de vergunning geldt tot uiterlijk 05.30 uur, waarbij het de houder verboden is om na 02.30 uur bezoekers tot zijn horecabedrijf toe te laten.
Een vergunning kan tijdelijk worden ingetrokken indien een hou¬der van een openbare inrichting een op grond van het tweede lid geldende sluitingstijd of op grond van het derde lid aan de vergunning verbonden voorschrift niet naleeft. Bij herhaling hiervan kan de vergunning voor onbepaalde duur worden ingetrokken.
Artikel 2:29a Sluitingsuur broodjes- en shoarmazaken
Het is de houder van een openbare inrichting, waar bedrijfsmatig uitsluitend of in hoofdzaak spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt verboden dit, zonder vergunning van de burgemeester, voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te verblijven van 00.00 uur tot 05.30 uur:
a. op de dagen maandag tot en met vrijdag;
b. op de dagen zaterdag en zondag voor zover het niet betreft de hierna onder het tweede lid vermelde dagen.
Het is de houder van een openbare inrichting, waar bedrijfsmatig uitsluitend of in hoofdzaak spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te verblijven van 03.00 uur tot 05.30 uur op de dagen zaterdag en zondag vanaf het Neuzenbal, het officiële begin van de Vastenavond, tot Aswoensdag.
Aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, verbindt de burgemeester het voorschrift dat voor de onder a. bedoelde dagen de vergunning uiterlijk geldt tot 03.00 uur en dat voor de in het eerste lid, onder b, bedoelde dagen de vergunning geldt tot uiterlijk 05.30 uur, waarbij het de houder verboden is om na 03.30 uur bezoekers tot zijn inrichting toe te laten.
Een vergunning kan tijdelijk worden ingetrokken indien een houder van een openbare inrichting een op grond van het tweede lid geldende sluitingstijd of op grond van het derde lid aan de vergunning verbonden voorschrift niet naleeft. Bij herhaling hiervan kan de vergunning voor onbepaalde duur worden ingetrokken.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 of 2:29a of 2:29b geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2:30a Gebruik duurzaam kunststof glas- en vaatwerk
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk het gebruik van glas- en vaatwerk anders dan van onbreekbaar duurzaam kunststof materiaal verbieden.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichting
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.
Afdeling 8A bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- paracommerciële rechtspersoon,
- zwak-alcoholhoudende dranken,
Artikel 2:34b schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank ten behoeve van activiteiten, op:
zondag na 12.00 uur en tot 21.00 uur.
Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens voor aanvang of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot anderhalf uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet later dan 01.00 uur. Dit lid is niet van toepassing indien er sprake is van wedstrijden of verenigingsactiviteiten waaraan hoofdzakelijk jeugdigen in de leeftijd tot 18 jaar deelnemen en die activiteiten plaatsvinden voor 15.00 uur.
Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet later dan 01.00 uur.
Artikel 2:34c bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid naar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de Kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
AFDELING 10a TOEZICHT OP WINKELBEDRIJVEN
Artikel 2:40a Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smartshop, headshop, belshop of internetcafé.
Artikel 2:40b Exploitatie inrichting
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting als bedoeld in 2:40a sub a te exploiteren.
2. Voor de exploitatie wordt maximaal het aantal vergunningen verleend zoals dat is vastgelegd in het paraplubestemmingsplan Smartshops/Belwinkels behorende overzicht Smart/Belwinkels (maximumstelsel).
Voor het verkrijgen en behouden van een vergunning als bedoeld in artikel 2:40b, eerste lid dienen leidinggevenden te voldoen aan de navolgende eisen:
a. zij staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of voogdij;
b. zij niet voldoen aan het gestelde in artikel 8, lid 1, onder b van de Drank- en Horecawet;
Artikel 2:40d Vergunningaanvraag
1. Voor het verkrijgen en behouden van een vergunning moet een aanvraag bij de burgemeester worden ingediend.
2. De burgemeester beslist binnen twaalf weken op een vergunningaanvraag.
Artikel 2:40e Weigering vergunning
1. De burgemeester weigert de vergunning onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, indien het in artikel 2:40b, lid 2 bedoelde maximum voor smartshops, belshops, of internetcafés is bereikt.
2. De burgemeester weigert de vergunning, indien de vestiging of exploitatie van de inrichting in strijd is met het geldende bestemmingsplan of een geldende Leefmilieuverordening.
3. De burgemeester kan de vergunning weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen, dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of zal worden beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichting.
4. De burgemeester weigert de vergunning indien de leidinggevenden niet voldoen aan de in artikel 2:40c opgenomen gedragseisen.
5. De burgemeester weigert de vergunning indien de aanvrager van zichzelf en de op de vergunning te vermelden leidinggevende geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
6. De burgemeester kan de vergunning eveneens weigeren, indien de exploitant van een inrichting na inwerkingtreding van dit artikel binnen drie jaar voor indiening van de vergunningaanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, die wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, dan wel op basis van artikel 13 b Opiumwet gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
Artikel 2:40f Intrekking vergunning
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt een eenmaal verleende vergunning ingetrokken, indien niet langer voldaan wordt aan de in artikel 2:40c gestelde eisen.
2. De burgemeester kan de vergunning ook intrekken, indien:
Artikel 2:40g Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te hebben indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op de exploitatievergunning.
Artikel 2:40h Wijziging vergunning
1. Wanneer er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging in de vergunning dient te komen, dient de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag in te dienen.
2. Indien de aanvraag niet is ingediend binnen een maand na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken.
AFDELING 10B TOEZICHT OP BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN EN GEBOUWEN
Artikel 2:40i. Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
Het college kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
indien de uitoefening van het bedrijf een door het college of namens deze op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 APV kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.
Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
AFDELING 11 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vermakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:46 Bevel tot sluiting van een voor het publiek toegankelijk perceel
De burgemeester kan de gehele of gedeeltelijke sluiting gelasten van een voor het publiek toegankelijk perceel, een voor het publiek toegankelijk vaartuig of enige andere voor het publiek toegankelijke ruimte:
1. Het is verboden zich zonder vergunning van het college op het grondgebied van de gemeente te bevinden met een metaaldetector, met het kennelijke doel die detector voor opgravingwerkzaamheden te gebruiken.
2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op degene aan wie ingevolge artikel 45 van de Monumentenwet 1988 een opgravingsvergunning is verstrekt.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door of namens het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan, portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Het is verboden op de weg, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen, dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te slapen dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke.
Het is verboden zich op door of namens het college of de burgemeester uren of plaatsen, met een fiets of bromfiets te bevinden op een door of namens het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Het in het eerste lid neergelegde verbod is niet van toepassing op visueel gehandicapten, die geleid worden door een geleidehond of de houder van een hond welke is opgeleid door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland of door de Stichting Servicehonden voor Auditief of Motorisch Gehandicapten en aan de houder ter beschikking is gesteld in verband met een motorisch gebrek.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op eigen terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester, een aanlijngebod of aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft medegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporing- en verdedigingswerk.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.
3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan: de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door de burgemeester gewaarmerkt digitaal register en daarin vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
2. De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1° dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2° van een verandering van de onder a, sub l°, bedoelde adressen;
3° als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4° dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in artikelen 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Het openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74c Achterlaten van spuiten e.d.
Het is verboden injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op de weg dan wel in afvalbakken achter te laten, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om daarvan afstand te doen.
Artikel 2:74d Verblijfsontzegging/gebiedsverbod in verband met drugs
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met de artikelen 2:74 tot en met 2:74d een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 14 dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
2. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen 1 jaar na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op de in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
3. De burgemeester beperkt het in het eerste en tweede lid genoemde verbod, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
4. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het eerste en tweede lid.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:19, 2:26, 2:47 tot en met 2:50, 2:73 van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats en ten aanzien van alle voor het publiek toegankelijke parkeerterreinen.
2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere aan te wijzen plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn.
Artikel 2:78 Verblijfsontzegging/gebiedsverbod in verband met orde en veiligheid
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan een persoon die artikelen 2:1, 2:47 en 2:48 in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden of een verbod opleggen zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 14 dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad (verblijfsontzegging).
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw (één of meer van bovengenoemde overtredingen begaat of strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht), een bevel geven zich gedurende ten hoogste zesentwintig weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Aanpak woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
c. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Artikel 2:80 Sluiting voor publiek toegankelijk gebouw en/of erven
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten, als daar:
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.
HOOFDSTUK 3. REGULIERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard al dan niet in een seksinrichting tegen betaling;
Afdeling 2. VERGUNNING SEKSBEDRIJF
Een vergunning wordt geweigerd als:
Er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
De exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,-- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
Voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a. tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
1. De vergunning wordt ingetrokken als:
2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
PARAGRAAF 3.2 REGELS VOOR ALLE PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN PROSTITUEES
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
PARAGRAAF 3.3 RAAM- EN STRAATPROSTITUTIE
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
7.00 – 19.00 uur 19.00 – 23.00 uur 23.00 – 7.00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 68 dB(A) 63 dB(A) 58 dB(A)
LAr,LT in- en aanpandige gevoelige gebouwen 53 dB(A) 48 dB(A) 43 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 78 dB(A) 73 dB(A) 68 dB(A)
LAmax in- en aanpandige gevoelige gebouwen 63 dB(A) 58 dB(A) 53 dB(A)
De collectieve ontheffing geldt niet voor horecabedrijven, die geen afdoende geluidwerende voorzieningen hebben aangebracht ten einde te voorkomen dat de algemeen geldende geluidnormen, zoals opgenomen in het Besluit, tijdens de normale bedrijfsvoering worden overschreden en/of gedurende een periode zes maanden voorafgaande aan de datum de geldende geluidsnorm hebben overtreden.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 Activiteitenbesluit milieubeheer dan wel 6.12 van het Besluit en artikel 4:5 niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
7.00 – 19.00 uur 19.00 – 23.00 uur 23.00 – 7.00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 68 dB(A) 63 dB(A) 58 dB(A)
LAr,LT in- en aanpandige gevoelige gebouwen 53 dB(A) 48 dB(A) 43 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 83 dB(A) 78 dB(A) 73 dB(A)
LAmax in- en aanpandige gevoelige gebouwen 68 dB(A) 63 dB(A) 58 dB(A)
De incidentele ontheffing geldt niet voor horecabedrijven, die geen afdoende geluidwerende voorzieningen hebben aangebracht ten einde te voorkomen dat de algemeen geldende geluidnormen, zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, tijdens de normale bedrijfsvoering worden overschreden en/of gedurende een periode van zes maanden voorafgaande aan de verzochte datum de geldende geluidsnorm hebben overtreden.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de
gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
c. de waarden in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder;
d. bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast;
7.00 – 19.00 uur 19.00 – 23.00 uur 23.00 – 7.00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
LAr,LT in- en aanpandige gevoelige gebouwen 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A)
LAmax in- en aanpandige gevoelige gebouwen 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)
3. Voor de duur van 12 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door
muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwt als versterkte muziek en in het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing;
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door of namens het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:16 Handelsreclame op of aan de weg
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:15 is het verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
2. Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.
3. Indien voor het aanbrengen van reclame-uitingen op of aan een onroerende zaak een vergunning krachtens andere wetgeving verleend is het eerste lid niet toepassing.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen Omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Nachtverblijf buiten kampeerterreinen
1. Het is verboden ten behoeve van nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden
buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.
2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein en voor het plaatsen van een paraplu of kampeertentje ten behoeve van het nachtvissen.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van natuur en landschap; of een stadsgezicht.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; of
b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; of
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
1. Het is verboden een voertuig dat rij technisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan drie achtereenvolgende dagen zonder wezenlijke tijdsonderbreking te plaatsen of geplaatst te hebben op of aan de weg.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef onder a.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Verordening wegen Noord-Brabant 2010.
1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door of namens het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
2. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door of namens het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassingen op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
4. Het tweede lid is voorts niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 uur tot 18.00 uur.
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2. Het verbod is niet van toepassing gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
2. Dit verbod is niet van toepassing op:
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen
Door of namens het college kunnen op de weg gelegen plaatsen worden aangewezen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:12a Routering (nachtelijk rijverbod)
1. Het is verboden met een vrachtauto, als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kg of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,40 meter, tussen 22.00 uur en 06.30 uur op een andere dan door of namens het college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen weg te rijden.
2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen: het bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor liefdadig of ideëel doel is bestemd.
1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
2. Onder venten wordt niet verstaan:
a. het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen,
oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen,
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Verordening water Noord- Brabant.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Verordening water Noord- Brabant.
Artikel 5:31a Gebruik van vaartuigen
1. Het is verboden om op alle wateren in de gemeente zich met een vaartuig te begeven welke niet wordt voortbewogen door gebruikmaking van peddels of roeispanen dan wel een elektrisch of door spierkracht aangedreven motor of motorvaartuigen die een vermogen hebben van niet meer dan 6 pk (4,41 kilowatt).
2. Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing op vaartuigen welke in gebruik zijn bij instanties welke belast zijn met toezichthoudende of hulpverleningstaken of instanties welke onderhoud moeten plegen aan de waterwerken.
3. Het college kan van het in het eerste lid bedoelde verbod ontheffing verlenen en hieraan voorschriften verbinden.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
2. Door of namens het college kunnen terreinen worden aangewezen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
a. van het voorkomen of beperken van overlast;
b. van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c. van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
2. Door of namens het college kunnen terreinen worden aangewezen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen in het belang:
a. van het voorkomen van overlast;
b. van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
c. van de veiligheid van het publiek.
3. Het verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoelt;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoelt;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
4. Het verbod geldt voorts niet:
a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale Verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet
milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2. Het verbod geldt niet voor zover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven (maximaal Ø 1 meter) indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
5. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn belast naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de als buitengewoon opsporingsambtenaar of –ambtenaren beëdigde ambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering en de ambtenaren van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant die vanuit hun functie belast zijn met toezicht en/of handhaving.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening, gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-26189.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.