Wijziging subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie, gemeente Heerhugowaard

Het college besluit:

  • 1.

    De gewijzigde subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie vast te stellen.

  • 2.

    De gewijzigde subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie in werking te laten treden per 1 januari 2020.

  • 3.

    De doelgroepkinderen die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie te bepalen volgens de definitie, zoals opgenomen in bijlage 2 (BIJ19-638).

 

Overzicht wijzigingen subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie

 

Artikel-nummer

Huidige tekst

Nieuwe tekst

Toelichting

Titel

Subsidieregeling Peuteropvang en Voor- en vroegschoolse educatie

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie

De titel is aangepast. De gemeentelijke verantwoordelijkheid beperkt zich tot de voorschoolse educatie (VE). De afkorting VVE wordt hier vaak ten onrechte voor gebruikt.

In de gehele subsidieregeling is de term VVE vervangen door VE.

1

Artikel 1. Begripsomschrijving

Artikel 1. Begripsomschrijving

niet-groepsgebonden werkzaamheden:

taken die behoren bij de functie van pedagogisch medewerker en passen binnen de functieomschrijving van pedagogisch medewerker, maar dienen te worden uitgevoerd buiten de groep dan wel worden uitgevoerd binnen een groep, maar niet meetellen voor de wettelijk vastgestelde beroepskracht-kind ratio.

 

   

Kinderopvangorganisaties ontvangen 1 uur extra per week, per peuterplaats ten behoeve van voorbereiding, oudergespreken etc. Al deze werkzaamheden vallen onder de niet-groepsgebonden werkzaamheden, zoals omschreven in de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang.

 

 

Peuteropvang: voorschoolse opvang van tenminste 6 uur per week, 2 dagdelen per week. Voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. De opvang voldoet aan alle relevante wetgeving.

 

Peuteropvang: voorschoolse opvang van maximaal 8 uur per week, gedurende meerdere dagdelen per week. Voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. De opvang voldoet aan alle relevante wetgeving.

 

Het aantal uren peuteropvang wordt uitgebreid van 6 naar maximaal 8 uur.

 

VVE:

voorschoolse educatieve opvang van tenminste 10 uur per week, verspreid over tenminste 3 dagen per week. Voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs, waarin via een erkend VVE-programma en gecertificeerde leidsters op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van peuters op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. De VVE voldoet aan alle relevante wetgeving.

 

VE:

voorschoolse educatieve opvang van tenminste 16 uur per week, maximaal 6 uur per dagdeel, verspreid over meerdere dagdelen per week. Voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs, waarin via een erkend VVE-programma en gecertificeerde leidsters op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van peuters op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. De VE voldoet aan alle relevante wetgeving.

 

Het aantal uren VE wordt uitgebreid van 12 naar 16 uur.

 

 

 

VE-gerelateerde scholingskosten:

scholingskosten ter bevordering van het verhogen van de kwaliteit van de voorschoolse educatie op een VE-locatie. De scholing voldoet aan de wettelijke eisen.

 

Kwaliteitsverhogende maatregel: beschikbaar stellen van subsidie voor VE-scholing.

 

 

VVE-programma:

een erkend voorschools programma, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling, met als doel het bevorderen van de positieve ontwikkeling. Het programma dient opgenomen te zijn in de database Effectieve jeugdinterventies; erkende interventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

 

VE-programma:

een erkend voorschools educatief programma, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling, met als doel het bevorderen van de positieve ontwikkeling. Het programma dient opgenomen te zijn in de database Effectieve jeugdinterventies; erkende interventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

 

 

 

 

Voorbereidingskosten voor het uitvoeren van VE: voorbereidingskosten om te starten met VE, waaronder de aanschaf van een VE-programma, VE-scholing, en de aanschaf van een kindvolgsysteem.

Kwaliteitsverhogende maatregel: subsidie beschikbaar stellen voor opstartkosten voor VE.

3.

Artikel 3 Te subsidiëren activiteiten

Subsidie kan verstrekt worden voor:

  • 1.

    Peuteropvangplaatsen in Heerhugowaard voor peuters van niet-toeslagouders voor het 1e en 2e dagdeel.

  • 2.

    VVE peuteropvangplaatsen in Heerhugowaard voor doelgroeppeuters voor het 3e en eventueel 4e dagdeel.

 

Artikel Te subsidiëren activiteiten

Subsidie kan verstrekt worden voor:

  • 1.

    Peuteropvangplaatsen in Heerhugowaard voor peuters van niet-toeslagouders voor maximaal 8 uur opvang per week.

  • 2.

    VE-peuteropvangplaatsen in Heerhugowaard voor doelgroeppeuters voor de tweede 8 uur opvang per week.

  • 3.

    VE-gerelateerde scholingskosten

  • 4.

    Voorbereidingskosten voor het uitvoeren van VE

     

Wijziging als gevolg van de urenuitbreiding van 6 naar maximaal 8 uur per peuterplaats en van 12 naar 16 uur per VE-peuterplaats.

     

Wijziging als gevolg van beschikbaar stellen van subsidie voor scholingskosten VE.

Wijziging als gevolg van beschikbaar stellen subsidie voor opstartkosten VE.

5.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

Voor de in artikel 3 genoemde activiteiten gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

  • 1.

    Voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1, bedraagt de subsidie per jaar, per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter: maximaal 240 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, minus de geldende inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • 2.

    Ten behoeve voorbereiding, observaties, gesprekken met ouders en scholing bedraagt de subsidie per jaar, per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1: maximaal 40 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs: , minus de geldende inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • 3.

    Voor VVE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 bedraagt de subsidie per jaar, per bezette VVE-peuteropvangplaats door een individuele peuter: maximaal 280 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

 

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

Voor de in artikel 3 genoemde activiteiten gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

  • 1.

    Voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1, bedraagt de subsidie per jaar, per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter: maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, minus de geldende inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • 2.

    Ten behoeve van niet-groepsgebonden werkzaamheden bedraagt de subsidie per jaar, per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1: maximaal 40 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 3.

    Voor VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 bedraagt de subsidie per jaar, per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter: maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 4.

    Ten behoeve van niet-groepsgebonden werkzaamheden bedraagt de subsidie per jaar, per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2: maximaal 40 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 5.

    Ten behoeve van ondersteuning en begeleiding van doelgroeppeuters bedraagt de subsidie per jaar, per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2: maximaal EUR 1.250;

  • 6.

    Ten behoeve van VE-gerelateerde scholingskosten, zoals bedoeld in artikel 3 lid 3, bedraagt de subsidie per jaar, per VE-peutergroep: maximaal EUR 3.500;

  • 7.

    Ten behoeve van het voorbereiden op het uitvoeren van VE, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4, bedraagt de eenmalige subsidie, voor houders die in het voorgaande subsidiejaar geen subsidie voor VE hebben ontvangen: maximaal EUR 7.500;

                 

Wijziging als gevolg van de urenuitbreiding van 6 naar maximaal 8 uur per peuterplaats en van 12 naar 16 uur per VE-peuterplaats.

 

Zie begripsomschrijving artikel 1.

               

Wijziging als gevolg van de urenuitbreiding van 6 naar maximaal 8 uur per peuterplaats en van 12 naar 16 uur per VE-peuterplaats.

 

Zie begripsomschrijving artikel 1.

         

Kwaliteitsverhogende maatregel: subsidie ten behoeve van ondersteuning en begeleiding van VE doelgroepkinderen.

   

Wijziging als gevolg van kwaliteitsverhogende maatregel: subsidie beschikbaar stellen voor scholingskosten VE.

   

Wijziging als gevolg van kwaliteitsverhogende maatregel: subsidie beschikbaar stellen voor opstartkosten VE.

 

7.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen kunnen jaarlijks voor maximaal 1 jaar worden ingediend.

  • 2.

    Artikel 6 lid 3 van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 is niet van toepassing.

  • 3.

    Op grond van artikel 6 lid 4 van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 dient de aanvrager ook de volgende gegevens te overleggen:

  • a.

    naam en adresgegevens van de houder en de locatie, inclusief registratienummer LRKP

  • b.

    voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders:

  • -

    het aantal peuteropvangplaatsen voor peuters van niet toeslagouders;

  • -

    het gehanteerde uurtarief;

  • c.

    voor VVE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters:

  • -

    het aantal VVE-peuteropvangplaatsen;

  • c.

    voor VVE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters:

  • -

    het aantal VVE-peuteropvangplaatsen;

  • -

    de ouderbijdrage, indien er een ouderbijdrage wordt gevraagd voor het 3e en eventueel 4e dagdeel; 

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen kunnen jaarlijks voor maximaal 1 jaar worden ingediend.

  • 2.

    Artikel 6 lid 3 van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 is niet van toepassing.

  • 3.

    Op grond van artikel 6 lid 4 van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard 2014 dient de aanvrager ook de volgende gegevens te overleggen:

  • a.

    naam en adresgegevens van de houder en de locatie, inclusief registratienummer LRKP

  • b.

    voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders:

  • -

    het aantal peuteropvangplaatsen voor peuters van niet toeslagouders;

  • -

    het gehanteerde uurtarief;

  • c.

    voor VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters:

  • -

    het aantal VE-peuteropvangplaatsen;

  • c

    voor VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters:

  • -

    het aantal VE-peuteropvangplaatsen;

  • -

    de ouderbijdrage, indien er een ouderbijdrage wordt gevraagd voor de tweede 8 uur per week;

                                                 

Wijziging als gevolg van de urenuitbreiding van 6 naar maximaal 8 uur per peuterplaats en van 12 naar 16 uur per VE-peuterplaats.

 

9.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1.

    De ontvanger van subsidie:

  • a.

    werkt samen en stemt af met partners binnen de lokale zorgstructuur 0-4 jaar, waaronder het Sociaalplein, de Jeugdgezondheidszorg en het opvoedspreekuur;

  • b.

    voor activiteiten VVE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2, tevens:

  • -

    werkt samen en stemt af met de basisscho(o)l(en) voor wat betreft een doorlopende leerlijn. Dit betreft de basisscho(o)l(en) waar de doelgroeppeuters naar doorstromen;

  • -

    zorgt voor een (warme) overdracht van gegevens over de ontwikkeling van de doelgroeppeuter, middels een volledig (digitaal) ingevuld overdrachts- en observatieformulier, bij de doorstroom naar de basisschool;

  • -

    volgt en brengt de ontwikkeling c.q. resultaten van doelgroeppeuters, op zowel groeps- en individueel niveau, op een gestructureerde wijze in beeld middels een kind- of ontwikkelvolgsysteem, welke zoveel mogelijk aansluit bij het gehanteerde VVE-programma;

  • -

    voert gericht ouderbeleid (op basis van een ouderpopulatie analyse);

  • -

    evalueert de kwaliteit van VVE om de 6 maanden;

  • 2.

    De ontvanger van subsidie beschikt over onderliggende gegevens en stelt deze op verzoek van het college beschikbaar. Het betreft:

  • a.

    bewijs van de indicatiestelling per (doelgroep)peuter voor voorschoolse educatie;

  • b.

    gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s)/verzorger(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    gegevens waaruit blijkt dat de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor niet-toeslagouders correct is toegepast;

  • 3.

    De ontvanger van subsidie dient mee te werken aan het verstrekken van (evaluatie)gegevens voor het beleid van het Rijk en/of gemeente.

  • 4.

    De aanvrager kan voor peuteropvangplaatsen alleen subsidie ontvangen voor de deelname van peuters van niet-toeslagouders. Ouders dienen aantoonbaar geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag. De aanvrager is verantwoordelijk voor het verzamelen van gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Het college kan bij de verlening ook andere verplichtingen opleggen.

Artikel 9. Verplichtingen

  • 1.

    De ontvanger van subsidie:

  • a.

    werkt samen en stemt af met partners binnen de lokale zorgstructuur 0-4 jaar, waaronder het Sociaalplein, de Jeugdgezondheidszorg en het opvoedspreekuur;

  • .

    bvoor activiteiten VVE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2, tevens:

  • -

    werkt samen en stemt af met de basisscho(o)l(en) voor wat betreft een doorlopende leerlijn. Dit betreft de basisscho(o)l(en) waar de doelgroeppeuters naar doorstromen;

  • -

    zorgt voor een (warme) overdracht van gegevens over de ontwikkeling van de doelgroeppeuter, middels een volledig (digitaal) ingevuld overdrachts- en observatieformulier, bij de doorstroom naar de basisschool;

  • -

    volgt en brengt de ontwikkeling c.q. resultaten van doelgroeppeuters, op zowel groeps- en individueel niveau, op een gestructureerde wijze in beeld middels een kind- of ontwikkelvolgsysteem, welke zoveel mogelijk aansluit bij het gehanteerde VVE-programma;

  • -

    voert gericht ouderbeleid (op basis van een ouderpopulatie analyse);

  • -

    evalueert de kwaliteit van VVE om de 6 maanden;

  • 2.

    De ontvanger van subsidie beschikt over onderliggende gegevens en stelt deze op verzoek van het college beschikbaar. Het betreft:

  • a.

    bewijs van de indicatiestelling per (doelgroep)peuter voor voorschoolse educatie;

  • b.

    gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s)/verzorger(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    gegevens waaruit blijkt dat de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor niet-toeslagouders correct is toegepast;

  • 3.

    De ontvanger van subsidie dient mee te werken aan het verstrekken van (evaluatie)gegevens voor het beleid van het Rijk en/of gemeente.

  • 4.

    De aanvrager kan voor peuteropvangplaatsen alleen subsidie ontvangen voor de deelname van peuters van niet-toeslagouders. Ouders dienen aantoonbaar geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag. De aanvrager is verantwoordelijk voor het verzamelen van gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Voor VE-gerelateerde scholingskosten, zoals genoemd in artikel 3 lid 3, geldt:

  • a.

    de houder ontvangt subsidie voor VE-peuteropvang.

  • b.

    alleen kosten voor scholing die gemaakt zijn in het subsidiejaar komen voor subsidie in aanmerking.

  • c.

    de scholing mag doorlopen in het volgende subsidiejaar.

  • d.

    bij het niet behalen van een scholing zijn de kosten voor een herkansing voor rekening van de houder.

  • 6.

    Het college kan bij de verlening ook andere verplichtingen opleggen.

                                                                                                                     

Wijziging als gevolg van kwaliteitsverhogende maatregel: beschikbaar stellen van subsidie voor scholingskosten VE.

10.

Artikel 10 Verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

  • a.

    Een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten per locatie zijn verricht;

  • b.

    Voor activiteiten VVE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 bevat de aanvraag tevens per locatie:

  • -

    de resultaten van VVE op groeps- en individueel niveau op basis van het kind- of ontwikkelvolgsysteem;

  • -

    de wachtlijst(en) en signalen van oneigenlijk gebruik;

  • -

    de mate van ouderbetrokkenheid en welke verbeteracties vanuit het ouderbeleid zullen worden ingezet;

  • -

    hoe de kwaliteit van VVE is geëvalueerd, hoe de kwaliteit wordt geborgd en welke verbeteracties zullen worden ingezet. Het betreft minimaal een evaluatie van:

  • *

    de zorg en begeleiding

  • *

    gebruik van het programma

  • *

    gebruik van het kindvolgsysteem

  • *

    de ouderparticipatie

  • *

    de leidstervaardigheden

  • -

    de wijze waarop de samenwerking en afstemming met de basisscho(o)l(en) is vormgegeven. Het betreft minimaal de beschrijving van:

  • *

    et pedagogisch klimaat

  • *

    het educatief handelen

  • *

    scholing

  • *

    de warme en koude overdracht

  • *

    de doorlopende leerlijn

  • *

    het zorgbeleid

  • 3.

    De aanvraag bevat een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten waaruit de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten blijken. In het verslag is tevens opgenomen:

  • a.

    het aantal peuteropvangplaatsen bezet door individuele peuters van niet-toeslagouders en de daarvoor ontvangen ouderbijdragen in het subsidiejaar;

  • b.

    het gehanteerde uurtarief;

  • 4.

    Voor activiteiten VVE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 dient tevens te worden opgenomen:

  • a.

    het aantal VVE-peuteropvangplaatsen bezet door individuele doelgroeppeuters, uitgesplitst naar niet-toeslagouders en toeslagouders;

  • b.

    de ouderbijdrage VVE, indien er voor het 3e en 4e dagdeel een ouderbijdrage is gevraagd;

Artikel 10 Verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

  • a.

    Een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten per locatie zijn verricht;

  • b.

    Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 bevat de aanvraag tevens per locatie:

  • -

    de resultaten van VE op groeps- en individueel niveau op basis van het kind- of ontwikkelvolgsysteem;

  • -

    de wachtlijst(en) en signalen van oneigenlijk gebruik;

  • -

    de mate van ouderbetrokkenheid en welke verbeteracties vanuit het ouderbeleid zullen worden ingezet;

  • -

    hoe de kwaliteit van VE is geëvalueerd, hoe de kwaliteit wordt geborgd en welke verbeteracties zullen worden ingezet. Het betreft minimaal een evaluatie van:

  • *

    de zorg en begeleiding

  • *

    gebruik van het programma

  • *

    gebruik van het kindvolgsysteem

  • *

    de ouderparticipatie

  • *

    de leidstervaardigheden

  • -

    de wijze waarop de samenwerking en afstemming met de basisscho(o)l(en) is vormgegeven. Het betreft minimaal de beschrijving van:

  • *

    het pedagogisch klimaat

  • *

    het educatief handelen

  • *

    scholing

  • *

    de warme en koude overdracht

  • *

    de doorlopende leerlijn

  • *

    het zorgbeleid

  • 3.

    De aanvraag bevat een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten waaruit de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten blijken. In het verslag is tevens opgenomen:

  • a.

    het aantal peuteropvangplaatsen bezet door individuele peuters van niet-toeslagouders en de daarvoor ontvangen ouderbijdragen in het subsidiejaar;

  • b.

    het gehanteerde uurtarief;

  • 4.

    Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 dient tevens te worden opgenomen:

  • a.

    het aantal VE-peuteropvangplaatsen bezet door individuele doelgroeppeuters, uitgesplitst naar niet-toeslagouders en toeslagouders;

  • b.

    de ouderbijdrage VE, indien er voor de tweede 8 uur per week een ouderbijdrage is gevraagd;

                                                                                                                   

Wijziging als gevolg van de urenuitbreiding van 6 naar maximaal 8 uur per peuterplaats en 12 naar 16 uur per VE-peuterplaats.

 

12

 

Artikel 12. Hardheidsclausule

Voor activiteiten peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1, en activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 geldt:

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover aanpassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Hardheidsclausule is opgenomen zodat het college een besluit kan nemen om bepalingen buiten toepassing te laten of ervan af te wijken.

 

 

 

 

 

Bijlage 2 De criteria voor de doelgroep voorschoolse educatie in Heerhugowaard

 

Inleiding:

Voorgesteld wordt om net als in voorgaande jaren in Heerhugowaard de landelijke doelgroepdefinitie te hanteren en deze aan te vullen met eigen door de gemeente bepaalde kenmerken die een indicatie kunnen geven op een risico op (onderwijs)achterstanden.

 

Toelichting:

Gemeenten zijn wettelijk verplicht een doelgroepdefinitie vast te stellen voor de voorschoolse educatie. Dit betekent dat gemeenten bepalen welke kinderen in aanmerking komen voor opvangplaatsen met voorschoolse educatie. De brede doelgroepomschrijving van het Rijk vormt de basis, te weten alle kinderen met een risico op een onderwijsachterstand. De Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (de Wet OKE) omschrijft wat voorschoolse educatie precies is en aan welke kwaliteitseisen het moet voldoen. Hierin staat ook genoemd dat een gemeente minimaal een gelijk aantal opvangplaatsen met voorschoolse educatie moet aanbieden als dat er binnen die gemeente doelgroepkinderen zijn. In de regel hanteren gemeenten voor de doelgroepdefinitie de landelijke criteria (zie onder A) aangevuld met eigen door de gemeente bepaalde kenmerken.

 

De landelijke definitie is gebaseerd op kenmerken in de omgeving van het kind (zie onder A) die volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een risico op een onderwijsachterstand het beste voorspellen. Landelijk heeft het ministerie van OCW bepaald dat 15% van de kinderen van 2,5 tot 12 jaar met het hoogste risico op een onderwijsachterstand tot de doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid behoort. Voor deze kinderen ontvangen gemeenten de specifieke uitkering onderwijsachterstandenbeleid.

 

De criteria voor de doelgroep voorschoolse educatie in Heerhugowaard:

  • A.

    De landelijke CBS-indicatoren:

  • het opleidingsniveau van beide ouders

  • het herkomstland van de moeder

  • de verblijfsduur van de moeder in Nederland

  • het gemiddelde opleidingsniveau van alle moeders op de school

  • of de ouders in de schuldsanering zitten

 

  • B.

    De door de gemeente Heerhugowaard geconstateerde kenmerken:

Dit zijn kenmerken die in overleg met de GGD Jeugdgezondheidszorg, de kinderopvang, het basisonderwijs en de gemeente Langedijk zijn bepaald:

  • een door de GGD Jeugdgezondheidszorg geïndiceerde achterstand in de spraak/taalontwikkeling

  • een door de GGD Jeugdgezondheidszorg gesignaleerde achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling

  • een door de GGD Jeugdgezondheidszorg gesignaleerde achterstand in de motorische ontwikkeling

  • door de GGD Jeugdgezondheidszorg gesignaleerde sociale gezinsfactoren (anders dan een sociaal medische indicatie)

 

Wijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren:

De landelijke criteria zijn vanaf 2019 aangevuld met: het herkomstland moeder, de verblijfsduur moeder en het criterium schuldsanering.

 

De door de gemeente bepaalde kenmerken zijn ten opzichte van voorgaande jaren uitgebreid met: een gesignaleerde achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling, de motorische ontwikkeling en aanwezigheid van sociale gezinsfactoren.

 

Met de voorgestelde aanpassing van de Heerhugowaardse doelgroepdefinitie komt deze overeen met de definitie die door gemeente Langedijk wordt gehanteerd.

 

De verwachting is dat 15% van de Heerhugowaardse peuters (2,5 tot 4 jaar) tot deze nieuwe doelgroep definitie behoort. Dit komt neer op 145 peuters (2019).

 

Naar boven