Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2019, 259601 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2019, 259601 | Verordeningen |
Verordening Beheer Ondergrond Rotterdam
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gemeentelijk riolering: de riolering, gelegen in de openbare ruimte niet zijnde inrichtingen en openbaar toegankelijke ruimten in eigendom van derden, die bij de gemeente in eigendom of beheer is en bestemd voor de inzameling, transport of verwerking van afvalwater, hemelwater en grondwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen, installaties van overeenkomstige aard en voorzieningen voor het verwerken van hemelwater en grondwater, met uitzondering van het particuliere riool, bijzondere rioolaansluitingen en bijzondere voorzieningen;
huisaansluiting: niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen, niet zijnde een rioolaansluiting, tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;
leiding: buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of een kabel bestemd voor het transport van elektrisch vermogen of informatieve data, gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals transformatorstations, mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten;
leidingexploitant: natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechthebbende als bedoeld in deze verordening, door wie of onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen de natuurlijk of rechtspersoon die een vergunning voor het aanleggen van een leiding heeft aangevraagd;
Artikel 3 Handboek beheer ondergrond
Het college stelt ter uitvoering van deze verordening nadere regels vast, opgenomen in het handboek beheer ondergrond Rotterdam waarin onder meer regels zijn opgenomen betreffende de veiligheid, het ontwerp, het beheer, de aanleg, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen, alsmede regels met betrekking tot rioolaansluitingen.
Artikel 5 Vergunning- en verkorte vergunningprocedure
Het college houdt een beslissing op de aanvraag voor een vergunning aan, indien voor de aanleg, verplaatsing of verwijdering van de leiding tevens een vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is en er geen grond is om de vergunning te weigeren, tenzij:
In geval van werkzaamheden aan bestaande leidingen over een maximale lengte van 25 meter en het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte, kan het college, in afwijking van het derde lid, ten minste een dag voor de beoogde werkzaamheden vergunning verlenen indien ten minste vier werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden door de leidingexploitant een aanvraag is gedaan door middel van een door het college vastgesteld digitaal formulier.
Artikel 9 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden
De verleende vergunning komt van rechtswege te vervallen indien de leidingexploitant niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning is aangevangen met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning, tenzij het college hiervan uitdrukkelijk afwijkt in het besluit tot toekenning van de vergunning.
Het college kan de vergunning intrekken, indien:
na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;
Artikel 10 Intrekking vergunning op verzoek
De leidingexploitant die schriftelijk heeft verklaard dat hij de leiding aan een andere natuurlijk persoon of rechtspersoon wenst over te dragen blijft verantwoordelijk voor deze leiding tot het moment dat aan de andere natuurlijk persoon of rechtspersoon een vergunning voor deze leiding is verleend.
Artikel 11 Indienen documenten, termijn voltooiing
Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de vergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden van de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding bij het college overeenkomstig de nadere regels, documenten in te dienen.
Artikel 12 Inmeten, Schaderegeling Ingravingen Rotterdam
Indien door de leidingexploitant werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de leidingexploitant in rekening conform de Schaderegeling Ingravingen Rotterdam.
Artikel 13 Ondergrondse obstakels
Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant.
Artikel 14 Ter beschikking stellen tekeningen
De leidingexploitant stelt na de voltooiing van het werk digitale tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, om niet ter beschikking aan het college.
Artikel 16 Nadeelcompensatie regeling kabels en leidingen Rotterdam
Aan een leidingexploitant die als gevolg van een besluit van het college tot intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9, derde lid, onderdeel f, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale maatschappelijke risico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, wordt een vergoeding voor de geleden schade toegekend.
Artikel 17 Meldingsplicht, onderzoek, opschorting exploitatie
Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende leidingen, van laatstgenoemde leidingen.
De kosten voor aanleg, wijziging en verwijdering van een rioolaansluiting en het beheer en onderhoud van het particuliere riool komen voor rekening van de rechthebbende.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen toezichthouders.
Het college zendt binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens telkens na vijf jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening.
TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BEHEER ONDERGROND ROTTERDAM
Het transport via ondergrondse leidingen heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. De relatief lage transportkosten en aanzienlijke voordelen ten opzichte van de overige vervoersmodaliteiten hebben ertoe geleid dat veel bedrijven hebben geïnvesteerd in het ondergrondse transport. In de gemeente Rotterdam is dan ook een zeer uitgebreid netwerk aan ondergrondse leidingen (kabels en buizen) ontstaan. Niet alleen vindt (vooral in de stad) de levering van drinkwater en energie en de telecommunicatie grotendeels via ondergrondse leidingen plaats. Ook bevindt zich binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam (vooral in het havengebied) één van de grootste concentraties van (petro-) chemische en olie-industrieën ter wereld. Veel bedrijven vervoeren grote hoeveelheden verschillende stoffen via een netwerk van buisleidingen. Om die reden is het dan ook noodzakelijk om de regulering van deze ondergrondse leidingen alsmede de vergunningverlening en de te stellen voorwaarden en eisen vast te leggen in deze verordening of in het op deze verordening gebaseerde Handboek beheer ondergrond.
In de voorliggende verordening is eveneens de rioolaansluiting geregeld. Inzameling, transport en verwerking van stedelijk afvalwater is een taak van de gemeente. Stedelijk afvalwater is het geheel van afvalwater, hemelwater, grondwater of een combinatie daarvan. De gemeentelijke riolering bestaat uit verschillende leidingen of voorzieningen voor de afvoer van dit stedelijk afvalwater.
De gemeentelijke riolering is in eigendom of beheer bij de gemeente. Indien de gemeentelijke riolering op particulier terrein ligt, is er doorgaans een zakelijk recht voor gevestigd dan wel ligt de gemeentelijke riolering er met toestemming van de rechthebbende. Dit is bijvoorbeeld het geval bij pompputten en persleidingen in het buitengebied.
In voorkomende gevallen, bijvoorbeeld bij rioolvervangingsprojecten, zal voor dat deel van de gemeentelijke riolering dat in particulier terrein gelegen is contact met de rechthebbende worden opgenomen om een in het verleden verleende toestemming alsnog om te zetten in een zakelijk recht. Voor nieuwe situaties zal de gemeente direct een zakelijk recht laten vestigen.
Rioolaansluitingen van derden zijn in eigendom van die derden. Derden hebben uitsluitend het onderhoud en beheer van dat deel van de rioolaansluiting dat op particulier terrein ligt, het zo geheten particulier riool. Het deel van de rioolaansluiting gelegen in openbaar gebied maakt onderdeel uit van de gemeentelijke riolering, beheer en onderhoud hiervan ligt bij de gemeente.
Een verzamelleiding maakt in principe deel uit van de gemeentelijke riolering, mits de verzamelleiding ook in eigendom en beheer is bij de gemeente. In de praktijk komt het echter voor dat een verzamelleiding bijvoorbeeld op grond van een overeenkomst in beheer is bij een particulier. Indien een verzamelleiding in beheer is bij de particulier, valt die verzamelleiding onder de verantwoordelijkheid van de betreffende particulier(en).
Door het eenduidig vastleggen van het onderscheid tussen het particuliere deel van de rioolaansluiting (het particulier riool) en het gemeentelijk deel van de rioolaansluiting wordt de verdeling van de verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud duidelijk.
Welke gemeentelijke riolering ter plaatse aanwezig is, kan van straat tot straat verschillen. Om te kunnen beoordelen of de juiste afvalwatersoort op de juiste leiding van de gemeentelijke riolering wordt aangesloten en op veilige wijze, is het verplicht om door middel van een vergunning te beschikken over een toestemming van de gemeente om te mogen aansluiten op de gemeentelijke riolering.
Uitgangspunt van deze verordening is dat voor het maken van een rioolaansluiting of het wijzigen of verwijderen van een bestaande rioolaansluiting op de gemeentelijke riolering een vergunning van de gemeente is vereist. De vergunning behelst de gemeentelijke toestemming om een rioolaansluiting te realiseren of te wijzigen of te verwijderen. Dit is geregeld in paragraaf 3 van deze verordening.
Omdat een rioolaansluiting ook een leiding is betekent dit dat naast de aansluitvergunning ook een leidingvergunning benodigd is. De leidingvergunning is geregeld in paragraaf 2 van deze verordening. Het hebben van een leidingvergunning maakt de rechthebbende op de rioolaansluiting geen leidingexploitant. De bepalingen in paragraaf 2 van de verordening zijn derhalve niet allemaal van toepassing op de rechthebbende.
Het leggen, houden, onderhouden, exploiteren en verwijderen van leidingen en het tot stand brengen, wijzigen en verwijderen van een rioolaansluiting wordt door middel van deze verordening publiekrechtelijk vergund. Voor het leggen en houden van telecomkabels is de Telecommunicatieverordening Rotterdam beschikbaar.
Deze verordening is gebaseerd op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet. Kernartikelen van deze verordening zijn artikel 4 en 19. Artikel 4 het is verboden in de openbare ruimte en het daaraan grenzende gebied een leiding aan te leggen, te houden, te onderhouden te exploiteren en te verwijderen zonder een vergunning van het college. Artikel 19 het is verboden zonder vergunning van het college een rioolaansluiting tot stand te brengen, te wijzigen of te verwijderen. Kernpunten van deze verordening en de daaraan gekoppelde vergunningen zijn:
Deze verordening geeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van deze verordening. Deze nadere regels zullen worden neergelegd in het Handboek beheer ondergrond en voornamelijk technische eisen behelzen (met verwijzing naar bijvoorbeeld NEN-normen), alsmede (procesmatige) eisen behelzen waaraan bijvoorbeeld een aanvraag moet voldoen. Deze opzet is gekozen om het college in staat te stellen flexibel te reageren op nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied.
In sommige gevallen zullen behalve een vergunning op basis van deze verordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat deze verordening de afgifte van eventuele milieu- en omgevingsvergunningen onverlet. Ook kunnen vergunningen van andere dan de gemeentelijke organisatie nodig zijn, zoals vergunningen op basis van het Algemeen reglement voor de stadsspoorwegen (Metroreglement), vergunningen van waterschappen, etc.
Deze verordening is van toepassing op alle leidingen en rioolaansluitingen die zich bevinden in de openbare ruimte en het daaraan grenzende gebied binnen de gemeente Rotterdam. Het begrip ‘openbare ruimte’ moet breed worden opgevat en bevat in beginsel alle ruimten die al dan niet met enige beperking algemeen toegankelijk zijn. Het vergunningenstelsel is uit oogpunt van het publieke belang ook van toepassing op leidingen die in de openbare ruimte van het door de gemeente aan het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: HbR) uitgegeven havengebied worden/zijn aangelegd en geëxploiteerd. Daarnaast is deze verordening, mede uit het oogpunt van het publieke belang, ook van toepassing op het aan de openbare ruimte grenzende gebied, voor zover de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen in dat gebied invloed kan hebben op de openbare ruimte. Het toepassingsbereik ten aanzien van het aan de openbare ruimte grenzende gebied is dus afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval.
In dit kader wordt opgemerkt dat voor de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van bodemenergiesystemen, brandputten en dergelijke altijd een vergunning op grond van deze verordening vereist is, ook als deze zich op particulier terrein bevinden. Dergelijke systemen en putten bevinden zich immers in de diepe ondergrond en kunnen daardoor conflicteren met bijvoorbeeld (gestuurde) boringen en andere ondergrondse objecten.
Op het leggen, houden en exploiteren van leidingen wordt toezicht gehouden en wordt zo nodig gehandhaafd in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Stadsbeheer heeft daartoe het Leidingenbureau belast met de vergunningverlening en registratie van de vergunde leidingen. De registratieplicht van de gemeentelijke riolering vloeit voort uit de WIBON. Door deze registratie beschikt Rotterdam over een vrijwel volledige leidingen verzamelkaart hetgeen van groot belang is voor een goed beheer van de ondergrond en in geval van calamiteiten.
Het toezicht op de naleving van deze verordening is in handen van de hiertoe benoemde toezichthouders, respectievelijk de handhavers van Stadsbeheer. Bij overtreding van vergunningsvoorwaarden kan de gemeente een last onder dwangsom opleggen.
In dit verband wordt opgemerkt dat de Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu belast is met het toezicht op en de handhaving van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en dat Staatstoezicht op de Mijnen van het Ministerie van Economische Zaken belast is met het toezicht op en de handhaving van het Besluit veiligheid lage druk gastransport.
De uitvoering van de Verordening Beheer ondergrond Rotterdam 2019 wordt gemandateerd aan het cluster Stadsbeheer. Dit cluster zal in naam en onder verantwoordelijkheid van het college de afhandeling van vergunningsaanvragen en vergunningverlening ter hand nemen. Voor het havengebied is tevens een rol weggelegd voor Havenbedrijf Rotterdam N.V. waaraan contractueel het beheer en onderhoud van de leidingenstroken in het havengebied is opgedragen. Een goede afstemming tussen Stadsbeheer en Havenbedrijf Rotterdam N.V. is in dit verband essentieel. In het kader van de verzelfstandiging van het Havenbedrijf zijn de bestaande procedureafspraken contractueel vastgelegd. Deze procedureafspraken vormen tevens het uitgangspunt bij de uitvoering van deze verordening.
De verordening is opgebouwd uit 4 paragrafen. Paragraaf 1 is het algemene deel. Paragraaf 2 behandelt het onderdeel leidingen en paragraaf 3 het onderdeel rioolaansluitingen. Paragraaf 4 behandelt de slotbepalingen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BEHEER ONDERGROND ROTTERDAM
In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd. Van belang is op te merken dat in beginsel alle (horizontale maar ook verticale) leidingen in de openbare ruimte en het daaraan grenzende gebied binnen de gemeente Rotterdam onder de reikwijdte van deze verordening vallen. Ook rioolbuizen, rioolaansluitingen, bodemenergiesystemen en brandputten vallen onder het toepassingsbereik van deze verordening. Voor wat betreft de bodemenergiesystemen wordt tevens verwezen naar de Verordening Bodemenergiesystemen Rotterdam.
Een aantal categorieën leidingen is van de werkingssfeer uitgezonderd. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2. Het bereik van deze verordening is niet beperkt tot leidingen die in de grond liggen, maar ook leidingen en bijbehorende voorzieningen die (deels) bovengronds liggen, en/of die door of over zogeheten kunstwerken zijn gelegd vallen onder de reikwijdte van deze verordening.
Met kunstwerken in wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een natuurlijke barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij zij gedacht aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd
Met het begrip leidingexploitant wordt in eerste instantie bedoeld de natuurlijke persoon of rechtspersoon in wiens opdracht de leiding bedrijfsmatig wordt aangelegd. Leidingexploitant zijn met name de netbeheerders van nutsvoorzieningen als gas, water en elektriciteit. De rechthebbende op een rioolaansluiting die ook een leidingvergunning benodigd heeft valt uitdrukkelijk niet onder het begrip leidingexploitant. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als leidingexploitant aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in geval van nieuwe leidingen nog geen leiding aanwezig). Nadat de leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de leiding worden beschouwd als leidingexploitant. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. In geval van overdracht van de leiding gelden specifieke regels. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 6.
Het havengebied wordt afzonderlijk gedefinieerd omdat in dat gebied een afwijkend (strenger) regime zal worden gehanteerd ten opzichte van het stedelijk gebied.
In de begripsbepalingen worden de rioolaansluiting, gemeentelijke riolering en particulier riool gedefinieerd met onder meer als doel om de beheerverantwoordelijkheid tussen gemeente en particulier vast te stellen.
Met de bijzondere rioolaansluitingen en bijzondere voorzieningen worden in ieder geval bedoeld:
Bijzondere rioolaansluitingen:
De aansluiting van een woonboot, gebouw, woning of object op de gemeentelijke riolering in eigendom van een particulier en geheel of gedeeltelijk bestaande uit een persleiding, en wel het deel vanaf de woonboot, gebouw, woning of het object tot aan de perspomp, tenzij een zakelijk recht is gevestigd waarmee eigendom en beheer zijn overgedragen aan de gemeente.
Deze bijzondere rioolaansluitingen en voorzieningen, ook al liggen ze op gemeentelijk terrein en niet op particulier terrein maken geen deel uit van de gemeentelijke riolering.
In dit artikel wordt het toepassingsbereik van deze verordening weergegeven.
In de algemene toelichting is reeds ingegaan op het begrip openbare ruimte en het daaraan grenzende gebied.
Verder maakt het eerste lid van dit artikel duidelijk dat alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met een leiding, onder de werkingssfeer vallen: van aanleg, wijziging en onderhoud tot verwijdering en herstel van de openbare ruimte.
In het tweede lid zijn kabels, die vallen binnen de reikwijdte van de Telecommunicatiewet en Telecommunicatieverordening, uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. Voor de aanleg, exploitatie en wijziging van die kabels is dan ook geen vergunning op basis van deze verordening benodigd, maar gelden de gedoogplicht en het instemmingbesluit op basis van voornoemde wet en verordening. Tevens zijn uitgezonderd alle leidingen die deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Niet is beoogd de leidingen die behoren tot de inrichting onder de vergunningplicht te stellen. Ook vallen leidingen die deel uitmaken van drukapparatuur in de zin van het Warenwetbesluit drukapparatuur niet onder de werkingssfeer van deze verordening.
Voorts geldt op basis van de artikelen 121 en 122 van de Gemeentewet vanzelfsprekend dat deze verordening niet van toepassing is indien en voor zover daarin wordt voorzien bij of krachtens hogere regelgeving. De gemeente kan dan door middel van deze verordening slechts aanvullende voorwaarden stellen, daar waar sprake is van overlap tussen hetgeen deze verordening en de betreffende hogere regelgeving beoogt. De meest relevante hogere regelgeving betreft in dit kader het Besluit externe veiligheid buisleidingen, het Besluit veiligheid lage druk gastransport, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Spoorwegwet en de Wegenverordening Zuid-Holland.
Artikel 3 Handboek beheer ondergrond
Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering van deze verordening nadere regels te stellen. Deze nadere regels zullen worden vervat in het Handboek beheer ondergrond. Door vaststelling van het Handboek krijgen de daarin neergelegde normen een publiekrechtelijk karakter. In de overige artikelen van deze verordening wordt verwezen naar de op basis van dit artikel vast te stellen Handboek.
Het Handboek is beschikbaar op internet via de website van de gemeente.
Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel. Het is verboden om een leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de leidingexploitant of een rechthebbende in het bezit is van een vergunning.
Artikel 5 Vergunning- en verkorte vergunningprocedure
Degene die een leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etc.) dient daartoe een aanvraag in bij Stadsbeheer, via Externe link: www.rotterdam.nl. De voor de aanvraag benodigde documenten worden opgesomd in het Handboek en informatie daarover is verkrijgbaar via de gemeentelijke website en bij Stadsbeheer.
Het derde, vierde en vijfde lid van dit artikel regelt de beslistermijn voor het college. Tevens wordt in dit artikel de verhouding weergegeven met andere vergunningen. De beslissing op een aanvraag voor een leidingenvergunning wordt aangehouden zolang geen vergunning op grond van de APV en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (zoals een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen) verstrekt is en deze vergunningen formele rechtskracht hebben. Dit geldt uiteraard alleen indien een dergelijke vergunning vereist is. Zie voor de samenloop met een vergunning om de weg open te breken de toelichting bij artikel 6.
In het zesde lid van dit artikel is expliciet opgenomen dat voor (ontstoppings)werkzaamheden aan bestaande leidingen over een lengte van minder dan 25 meter en voor het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter een verkorte vergunning procedure geldt. Vier werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van de digitale module op Externe link: www.rotterdam.nl, melding gemaakt te worden waarna een toetsing door Stadsbeheer plaatsvindt en een vergunning verleend wordt. In geval van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten wordt een vergunning geacht verleend te zijn indien een aanvraag via het digitale formulier is ingediend.
Op grond van het zevende lid geldt de verkorte vergunning procedure met nadruk niet voor leidingen in het havengebied, werkzaamheden aan hoogspanningskabels, stadsverwarmingsleidingen, hoge druk gasleidingen, bouwaansluitingen en huisaansluitingen met een diameter groter dan 160 mm. Met name vanwege veiligheidsaspecten en de ondergrondse ordening is het wenselijk dergelijke werkzaamheden te allen tijde aan een vergunningplicht te onderwerpen.
Artikel 6 Karakter van de vergunning
Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijv. verkoop) van een leiding de vergunning die op die leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe leidingexploitant. De vergunning is zaaksgebonden en ‘volgt’ het object. Uiteraard dient de nieuwe leidingexploitant zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften. Indien wijziging van leidingexploitant plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) moeten zowel de oude als de nieuwe leidingexploitant hiervan melding doen aan Stadsbeheer.
De melding kan digitaal worden gedaan via de website van de gemeente. Het niet voldoen aan deze meldplicht levert een overtreding op. Op grond van het derde lid kan het college in bijzondere gevallen bepalen dat de vergunning persoonsgebonden en daarmee niet overdraagbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij leidingen die gebruikt worden voor zeer gevaarlijke stoffen. Zie hierover overigens ook de toelichting bij artikel 10.
Het vierde lid bevat een samenloopbepaling: indien een leidingvergunning is verleend, geldt deze tevens als een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam (APV) om een weg open te breken of tijdelijk in gebruik te nemen indien dit voor de aanleg of verwijdering van een leiding noodzakelijk is.
De weigeringsgronden dienen ter bescherming van gemeentelijke en maatschappelijke belangen in deze. Speciale aandacht verdient de weigeringsgrond in het belang van de bescherming van de ondergrondse ordening. Als gevolg van de Energietransitie opgave zal gas vervangen gaan worden door warmteleidingen. Voor deze warmteleidingen zal derhalve ruimte moeten worden gereserveerd zodat in voorkomende gevallen aanvragen om een leidingvergunning geweigerd kunnen worden als verlening van die vergunning betekent dat er geen ruimte meer overblijft voor een beoogde warmteleiding.
Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorwaarden te verbinden. De Verordening en het Handboek vormen daarvoor gezamenlijk het kader. Bijbehorende toolkit(s) geven hierbij richting.
In het tweede lid staat een limitatieve lijst van belangen waartoe de voorwaarden en beperkingen kunnen strekken. Van belang is ook de bevoegdheid om aan de vergunning een beperkte tijdsduur te verbinden. Zodra die termijn afloopt, zal de leidingexploitant de leiding in beginsel moeten verwijderen. Vanzelfsprekend kan de leidingexploitant afspreken dat de leiding wordt overgedragen of op een later tijdstip wordt verwijderd. Zie ook de toelichting bij artikel 18.
Artikel 9 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden
In het eerste lid is bepaald dat de geldigheid van een verleende vergunning van rechtswege komt te vervallen indien de leidingexploitant niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning is aangevangen met de werkzaamheden. Op die manier is het niet noodzakelijk een verleende vergunning actief in te trekken indien niet van die vergunning tijdig gebruik wordt gemaakt. De vergunning komt overigens niet van rechtswege te vervallen, indien het college dat in een specifiek geval uitdrukkelijk bepaalt.
Het niet tijdig aanvangen van de werkzaamheden is immers redelijkerwijs niet altijd aan de leidingexploitant te wijten.
Daarnaast geeft dit artikel het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het tweede lid genoemde gronden. De belangrijkste grond betreft het intrekken indien de leidingexploitant de voorschriften van de verordening, het Handboek of de vergunning niet naleeft. Onderdeel e is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor gezondheid en milieu dreigen als gevolg van het in standhouden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen. Onderdeel f betreft het geval indien er werken ter plaatse van de vergunde leiding moeten worden uitgevoerd, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 december 2012. Hierin is bepaald dat het intrekken van een vergunning voor de uitvoering van werken geen strijd oplevert met artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht (het verbod op détournement de pouvoir), ook niet als daarmee commerciële ontwikkelingen worden gefaciliteerd. Het college dient bij de intrekking van de vergunning invulling te geven aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het vierde lid biedt de basis voor het college om na afgifte uit eigen beweging een vergunning te wijzigen of aan te vullen. Vanzelfsprekend dient het college daarbij de belangen, genoemd in het tweede lid, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht in acht te nemen.
Artikel 10 Intrekking vergunning op verzoek
In geval de leidingexploitant niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, kan hij hiervan schriftelijk mededeling doen aan Stadsbeheer. Met het afstand doen van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan. De leidingexploitant is vervolgens verplicht de leiding te verwijderen (artikel 18). Om te voorkomen dat een leidingexploitant door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat de opzegger nog steeds wordt beschouwd als leidingexploitant in de zin van deze verordening. De verwijderingsplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt de nieuwe eigenaar, nadat aan hem vergunning is verleend vanaf dat moment, als leidingexploitant beschouwd. Uit oogpunt van een effectieve handhaving is het derde lid opgenomen waarin staat aangegeven dat in geval van een persoonsgebonden vergunning (zie artikel 6, derde lid) de vergunninghouder te allen tijde als leidingexploitant wordt beschouwd. Dit is alleen anders wanneer hij schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te maken, de exploitatie van de leiding staakt of de leiding verwijdert.
Artikel 11 Indienen documenten, termijn voltooiing
Nadat door Stadsbeheer de vergunning is verleend, kunnen de feitelijke werkzaamheden een aanvang nemen. Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om te eisen dat bouwtechnische tekeningen en andere documenten worden overgelegd voor de start van de werkzaamheden. Waar mogelijk wordt in het Handboek opgenomen welke documenten in ieder geval overgelegd dienen te worden. Uit oogpunt van veiligheid is de aanleg van een leiding een essentieel element; het toezicht van gemeentewege op de aanleg van de leidingen is dan ook van groot belang. Om dat toezicht goed te kunnen uitoefenen is het nodig dat Stadsbeheer op de hoogte is van alle na de vergunning afgifte geplande werkzaamheden.
Artikel 12 Inmeten, Schaderegeling Ingravingen Rotterdam
Uit beheersmatige overwegingen zullen enkele feitelijke werkzaamheden worden verricht door Stadsbeheer. Het betreft het registreren van de gelegde en de verwijderde leidingen. Hiertoe wordt de leiding van gemeentewege ingemeten en geregistreerd. De leidingexploitant is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige aanleg van de leiding. Hij moet ervoor zorgen dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt opgeleverd, tenzij in de vergunningsvoorwaarden anders is bepaald. Het spreekt voor zich dat in het laatste geval oplevering dient plaats te vinden overeenkomstig de in de vergunning omschreven voorwaarden. Het derde lid bevat een regeling voor vergoeding van de kosten die gepaard gaan met herstel van de openbare ruimte die een direct gevolg zijn van werkzaamheden aan leidingen.
Artikel 13 Ondergrondse obstakels
Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een leiding. De term 'bodemverontreiniging' is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan Stadsbeheer moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de leiding.
Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming (die is opgesteld vanuit milieubeschermingsoptiek). Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime.
In geval dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen dat aanleg van een leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de leidingexploitant opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant zelf. Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelings- en beslissingskader.
Artikel 14 Ter beschikking stellen tekeningen
Dit artikel verplicht de leidingexploitant de zogeheten ‘as built’- en/of revisietekeningen ter beschikking te stellen. Deze verplichting voor netbeheerders vloeit overigens ook voort uit de Wibon.
Artikel 15 Integriteit van leiding door onderhoud
Een belangrijk element van deze verordening is de onderhoudsplicht. Het Handboek beheer ondergrond Rotterdam besteedt hier de nodige aandacht aan. De leidingexploitant is primair verantwoordelijk voor een goede staat van de leiding. Het college kan bepalen dat afschriften van de rapporten aan Stadsbeheer gezonden moeten worden. In geval de staat van de leiding onvoldoende is, is de leidingexploitant verplicht aan te geven op welke wijze en op welke termijn onderhoudswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
Indien de onderhoudsinspecties leiden tot de conclusie dat (een deel van) de leiding vervangen of aangepast moet worden, dan zal daarvoor op basis van artikel 4 een afzonderlijke vergunning moeten worden aangevraagd.
Een belangrijke indicatie van de toestand van de leiding is de mate waarin onderhoud wordt gepleegd aan de leiding. De noodzaak tot onderhoud en de tijdschema's voor onderhoud verschillen van leiding tot leiding en zijn afhankelijk van de getransporteerde stoffen. De vergunninghouder kan verplicht worden om periodiek verslag uit te brengen over de staat van de leiding. Indien naar het oordeel van Stadsbeheer blijkt dat onvoldoende onderhoud is gepleegd, kan Stadsbeheer de leidingexploitant aanzeggen onderhoudswerkzaamheden te verrichten. Op de werkzaamheden aan de leiding en het openbreken van de openbare ruimte zijn de voorschriften over de aanleg van een leiding van overeenkomstige toepassing, hetgeen o.m. betekent dat de aanwijzingen van het college moeten worden opgevolgd.
In de toelichting bij artikel 2 is reeds aangegeven dat deze verordening niet van toepassing is indien en voor zover sprake is van overlap tussen het bepaalde bij of krachtens onder andere het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Besluit veiligheid lagedruk gastransport enerzijds en deze verordening anderzijds. Dergelijke overlap zal met name aan de orde kunnen zijn bij voorwaarden ten aanzien van de integriteit van de leiding.
Artikel 16 Grondslag Nadeelcompensatie regeling kabels en leidingen Rotterdam
Op basis van artikel 9, derde lid, sub f kan het college een vergunning intrekken of wijzigen indien dat noodzakelijk is voor de uitvoering van werken. Voor zover de leidingexploitant daarbij schade lijdt die niet tot het normale maatschappelijke risico behoort en niet (voldoende) is verzekerd, zal het college hem een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie). Het college stelt de nadere regels vast m.b.t. aanspraken op nadeelcompensatie.
Artikel 17 Meldingsplicht, onderzoek, opschorting exploitatie
Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de leidingexploitant in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de leiding die gevaar, hinder of verontreiniging veroorzaakt, maar ook – indien noodzakelijk – ten aanzien van de naburige leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de leidingexploitant.
Ten aanzien van mogelijke overlap tussen deze verordening en hogere regelgeving wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.
Artikel 18 Termijn voor verwijdering
Na afloop van de geldigheidsduur van de vergunning, bij intrekking door het college en bij opzegging door de leidingexploitant moet de leiding worden verwijderd. Het ligt voor de hand om in de vergunning zelf voorwaarden op te nemen met betrekking tot het verwijderen van leidingen, maar zulks kan ook na afloop, intrekking of opzegging geschieden. De laatste exploitant of beheerder van de leiding is verplicht om voor verwijdering zorg te dragen. Mocht het om bepaalde redenen noodzakelijk of wenselijk zijn om de betreffende leiding te laten liggen, dan kan wijziging van de bestaande vergunning of een nieuwe vergunning aangevraagd worden.
In artikel 19 wordt bepaald dat een rioolaansluiting of wijziging of verwijdering van een dergelijke aansluiting, niet toegestaan is zonder vergunning van de gemeente.
Op grond van lid 4 kan de gemeente voorschriften verbinden aan de vergunning. In de vergunning wordt standaard verwezen naar het Handboek beheer ondergrond. In dit handboek zijn nadere (technische) voorwaarden opgenomen ten aanzien van het tot stand brengen van een rioolaansluiting. Voorts kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het verlenen van een tijdelijke vergunning voor het lozen van bronneringswater of drainagewater op het openbaar riool.
Artikel 20 Verkrijgen van de vergunning
Artikel 20 bepaalt dat de vergunning moet worden aangevraagd door of namens de rechthebbende. Het is dus ook mogelijk dat een gemachtigde van de rechthebbende de aanvraag namens de rechthebbende indient.
De aanvraag kan zowel schriftelijk als digitaal worden gedaan. De aanvraag is digitaal in te dienen op Externe link: www.rotterdam.nl/
Artikel 21 Weigeren van de vergunning
In artikel 21 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. Het gaat dan hoofdzakelijk om de bepalingen uit de verordening zelf, dan wel de bepalingen uit het Handboek beheer ondergrond. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot de weigeringsgronden van de vergunning.
Artikel 22 Uitvoering aanleg, wijziging of verwijdering van de aansluiting
In het tweede lid is bepaald dat de aanvrager tekeningen moet overleggen waaruit de feitelijke situatie blijkt na afloop van de werkzaamheden. Deze verplichting wordt aan de rechthebbende opgelegd omdat het deel van de rioolaansluiting dat in openbaar gebied is gelegen onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke riolering en de gemeente als netbeheerder moet voldoen aan de uit de Wibon voortvloeiende verplichting van digitale vastlegging van het net.
Artikel 23 bepaalt dat de aanleg, wijziging en verwijdering van een rioolaansluiting, alsmede het beheer van het particulier riool voor rekening komt van de rechthebbende. Onder beheer wordt zowel verstaan het onderhoud, de renovatie als de vervanging van het particulier riool. De rechthebbende is dus zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool.
Artikel 24 Verwijderen rioolaansluiting
De melding als bedoeld in dit artikel dient te worden gericht aan de gebiedsbeheerder die het gebied beheert waarbinnen de betreffende rioolaansluiting is gelegen.
Beoogd wordt een aantal ambtenaren van Stadsbeheer aan te wijzen als toezichthouder. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening.
In dit verband wordt opgemerkt dat de Inspectie Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu belast is met het toezicht op en de handhaving van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en dat Staatstoezicht op de Mijnen van het Ministerie van Economische Zaken belast is met het toezicht op en de handhaving van het Besluit veiligheid lagedruk gastransport.
Artikel 27 Intrekking Leidingverordening 2015
Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen – al dan niet privaatrechtelijk – een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Die voorwaarden zijn gebaseerd op het toenmalige Handboek Leidingen (thans Handboek beheer ondergrond Rotterdam) dat sinds 1986 als leidraad fungeert voor de afgifte van de privaatrechtelijke toestemmingen en de vergunningen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige leidingexploitanten hoge kosten moeten maken is ervoor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een vergunning in de zin van deze verordening.
Deze bepaling regelt de inwerkingtreding van de verordening.
Dit gemeenteblad 2019, nummer 147, is uitgegeven op 22 oktober 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: Externe link: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-259601.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.