Achtste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld

De raad van de gemeente Barneveld;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 19-06;

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

besluit:

 

vast te stellen de achtste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld

Artikel I Wijzigingen

  • A.

    Artikel 28 komt als volgt te luiden:

    Artikel 28 Verboden gedragingen

    • 1.

      Het is verboden in een openbare inrichting:

      • a.

        de orde te verstoren;

      • b.

        als bezoeker zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de openbare inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 27, eerste lid;

      • c.

        op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van de zitplaatsen die aanwezig zijn op het terras.

    • 2.

      Het is verboden voor een horeca exploitant om een bijeenkomst van een Outlaw Motor Gang te laten plaatsvinden in de openbare inrichting.

  • B.

    De titel van afdeling 11 van hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:

    Afdeling 11: Maatregelen tegen overlast, baldadigheid en ter bescherming van de openbare orde

     

    Na de titel van afdeling 11 wordt een nieuw artikel 40a opgenomen:

    Artikel 40a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

    • 1.

      De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of in geval van bijzondere omstandigheden, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw - niet zijnde een openbare inrichting of seksinrichting - of een bij dat gebouw behorend erf.

    • 2.

      Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.

    • 3.

      Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde schrijven wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

    • 4.

      Het is de rechthebbende op en de beheerder van het gebouw of erf als bedoeld in het eerste lid verboden daarin bezoekers toe te laten of daarin te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

    • 5.

      Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw of erf te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

    • 6.

      Onder bezoekers worden voor de toepassing van het vierde en vijfde lid niet verstaan de personen wier tegenwoordigheid in het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf wegens dringende omstandigheden vereist wordt.

    • 7.

      Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • C.

    Artikel 66 komt als volgt te luiden:

    Artikel 66 Drugshandel op een openbare plaats

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan de wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

     

  • D.

    Na artikel 66 wordt een nieuw artikel 66a ingevoegd dat als volgt luidt:

    Artikel 66a Drugsgebruik op een openbare plaats

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 januari 2019

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting artikel 40a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

Algemeen

Artikel 174 van de Gemeentewet geeft de burgemeester de mogelijkheid over te gaan tot sluiting indien sprake is van een ordeverstoring die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, waartegen onmiddellijk moet worden opgetreden. De sluiting kan dan slechts van korte duur zijn.

Omdat artikel 174 Gemeentewet geen soelaas biedt wanneer een langere sluitingsduur geboden is, is artikel 40a opgenomen. In de Apv's van grotere steden is een artikel als het voorliggende 40a opgenomen. Met deze sluitingsmogelijkheid heeft de burgemeester ook een extra instrument bij de aanpak van bijv. heling en andere ondermijnende en overlastgevende activiteiten.

 

De burgemeester zal onder andere tot het oordeel kunnen komen dat sluiting noodzakelijk is indien een van de volgende situaties zich voordoet:

  • a.

    indien aannemelijk is dat in of vanuit het voor het publiek openstaand gebouw activiteiten plaatsvinden, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het voor het publiek openstaand gebouw;

  • b.

    indien in of vanuit het voor het publiek openstaand gebouw strafbare feiten worden gepleegd, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het voor het publiek openstaand gebouw;

  • c.

    indien zich in of vanuit het voor het publiek openstaand gebouw anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van het voor het publiek openstaand gebouw gevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het voor publiek openstaand gebouw.

Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd om voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven en/of de voor het publiek openstaande gebouwen in een bepaald gebied voor langere duur te sluiten. De sluitingsbepaling laat een zekere beoordelingsmarge. Het ligt niet in de rede gebruik te maken van een zware maatregel als sluiting indien er sprake is van een marginale overtreding van de voorschriften. Een sluiting moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Eerste lid

Bij voor publiek openstaande gebouwen kan men denken aan uitzendbureaus, kapperszaken, pandjeshuizen, telefoonwinkels maar ook garagebedrijven.

 

Dit artikel geldt niet voor de sluiting van openbare inrichtingen (horecabedrijven) en seksinrichtingen. Daarvoor gelden afzonderlijke regels in respectievelijk hoofdstuk 2 afdeling 8 en hoofdstuk 3 van de Apv. Met dit artikel kan tevens niet in dezelfde situaties opgetreden worden als waarvoor artikel 13b Opiumwet is bedoeld. De burgemeester is op grond van artikel 13b Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Tweede lid

Sluiting op grond van dit artikel zal veelal ook ten doel hebben de gang van bezoekers te doorbreken. Bekendmaking is dan noodzaak.

Zesde lid

De personen die worden bedoeld in het zesde lid zijn onder meer personen die het gebouw of erf direct moeten kunnen betreden voor het uitvoeren van noodzakelijke reparatie- of onderhoudswerkzaamheden.

Zevende lid

In het zevende lid van dit artikel wordt de mogelijkheid geboden dat de burgemeester een sluiting voor onbepaalde duur op verzoek van belanghebbende(n) opheft. In de praktijk sluit de burgemeester een inrichting meestal voor een bepaalde duur. Dit artikel voorziet niet in de mogelijkheid voor belanghebbende(n) om tussentijdse opheffing van een tijdelijke sluiting te vragen. Een dergelijk verzoek aan de burgemeester is dus niet-ontvankelijk. In zeer bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij wijziging van de bestemming van het pand, waarin de inrichting is gevestigd) kan de burgemeester ambtshalve een tijdelijke sluiting opheffen.

Naar boven