Gemeenteblad van Zoeterwoude
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoeterwoude | Gemeenteblad 2019, 25609 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoeterwoude | Gemeenteblad 2019, 25609 | Beleidsregels |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent schuldhulpverlening Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Zoeterwoude 2019
In deze regeling wordt verstaan onder:
schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden en het beheersbaar maken van de schuldsituatie, indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;
Binnen de gemeente Zoeterwoude staat schuldhulpverlening open voor alle inwoners van 18 jaar en ouder.
De uitsluitingstermijn uit het vorige lid wordt verkort indien:
er sprake is van schulden die ontstaan zijn door in de persoon gelegen factoren, waarbij duidelijk is dat zich de eerder voorgedane situatie zich niet meer kan voordoen doordat de verzoeker in tegenstelling tot eerdere situatie maatregelen heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt;
In gevallen waarbij sprake is van herhaaldelijk en stelselmatig weigeren van de toegang tot schuldhulpverlening of het beëindigen van het schuldhulpverleningstraject op grond van het in zeer ernstige mate verwijtbaar niet nakomen door belanghebbende van verplichtingen of voorwaarden, wordt belanghebbende gedurende maximaal 5 jaar de toegang geweigerd.
Indien nieuwe of gewijzigde omstandigheden aanleiding geven om de vorm, de voorwaarden of de duur van het schuldhulpverleningstraject te wijzigen kunnen op verzoek van belanghebbende dan wel op advies van het college tussentijds nadere afspraken worden gemaakt die in een gewijzigde overeenkomst worden vastgelegd.
Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Zoeterwoude, 22 januari 2019
De secretaris,
W.A.M. Zoetemelk-Van der Hulst
De burgemeester,
E.G.E.M. Bloemen
Onderhavige beleidsregels zijn gebaseerd op artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de opdracht uit het beleidsplan om nadere regels op te stellen met betrekking tot toelating tot de schuldhulpverlening in de gemeente Zoeterwoude.
Hierbij speelt mee dat de schulphulpverleningspraktijk onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt. Het is dan ook om juridische redenen van belang om regels met betrekking tot de toelating tot de schuldhulpverlening, het opleggen van verplichtingen en het weigeren van hulp vast te leggen.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Begrippen die in onderhavige regeling worden gebruikt hebben dezelfde betekening als in de wet. Daarom worden bepaalde begrippen niet opnieuw gedefinieerd. Waar bepaalde begrippen wel nadere definiëring behoeven zijn deze opgenomen in dit artikel. Voor de definiëring van het begrip schuldhulpverlening wordt afgeweken van de wettelijke definitie van dit begrip. De wettelijke definitie geeft aan dat schuldhulpverlening het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing is gericht op de aflossing van schulden. Deze definitie wordt te beperkt gevonden. In sommige situaties behoort een schuldregeling of aflossing van schulden niet tot de mogelijkheden en is het stabiliseren en het beheersbaar maken van de schuldsituatie het maximaal haalbare resultaat.
In het geval dat in andere wetgeving (zoals bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet op het financieel toezicht) een andere betekenis aan een begrip wordt gegeven, geldt in het voorkomende geval vanzelfsprekend de betekenis die volgt uit de relatie tussen lagere en hogere regelgeving.
Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Zoeterwoude van 18 jaar en ouder. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt niet gevoerd. Zelfstandige ondernemers worden hierdoor ook toegelaten tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. In eerste instantie voor informatie en advies om te bezien of de zelfstandige ondernemer voldoende gebruik heeft gemaakt van allerlei (voorliggende) voorzieningen of regelingen.
Bij de totstandkoming van de Wgs wordt door de wetgever gesteld dat zelfstandig ondernemers, die in financieel zwaar weer verkeren in eerste instantie een kredietverzoek moeten doen bij een bank. Wanneer dat niet mogelijk is kunnen zij een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz2004). Het Bbz wordt door het Rijk als het eerst aangewezen loket gezien voor een zelfstandige. Hier wordt bepaald of het bedrijf voldoende levensvatbaar is en/of er misschien mogelijkheden zijn qua herfinanciering of inkomensondersteuning vanuit het Bbz. Indien een zelfstandig ondernemer niet in aanmerking komt voor het Bbz vanwege bijvoorbeeld het feit dat hij of zij een partner heeft met een inkomen boven bijstandsniveau kan via de gemeente een beroep worden gedaan op extern belegde schulddienstverlening voor ondernemers. Deze dienstverlening richt zich op ondernemers in zwaar weer die niet beschikken over de middelen om zelf de kosten van een extern schuldhulpverleningsbureau te kunnen dragen. Voordat dit het geval is zal eerst een onderzoek gedaan worden naar de levensvatbaarheid van de onderneming. De gemeente maakt hierbij gebruik van een extern bureau voor een onafhankelijk advies. Ook wordt vooraf gekeken of de zelfstandige ondernemer voldoende gebruik heeft gemaakt van andere mogelijkheden om de schulden te saneren zoals het afkopen van lijfrente, spaarsanering, het saneren met geld van familie en vrienden, crowdfunding of het onderbrengen van het bedrijf in een coöperatie of stichting waar de ondernemer vervolgens in loondienst gaat 1 . Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de adviesmogelijkheden van Stichting Ondernemersklankbord en Stichting 155-Help-een-bedrijf. Wanneer een onderneming niet levensvatbaar is, de onderneming wordt beëindigd en de onderneming uitgeschreven is bij de Kamer van Koophandel kan er alsnog toegang worden verleend tot het Bbz.
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening brengt de dienstverlening op het gebied van schuldhulpverlening binnen een publiekrechtelijk kader. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht hebben vooral betrekking tot de totstandkoming en de (tussentijdse) beëindiging van de schuldhulpverlening en zijn formeel van aard. Het gaat met name om zaken als:
Het traject van de besluitvorming wordt in belangrijke mate gereguleerd door de algemene regeling die de Algemene wet bestuursrecht bevat in de hoofdstukken 3 en 4. Daarnaast hecht de wetgever er aan om de verzoeker van schuldhulpverlening een grote mate van transparantie te bieden betreffende de voortgang van de behandeling van zijn of haar verzoek. Daarom regelt de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de termijn waarbinnen de hulpvraag in een eerste gesprek moet zijn vastgesteld (de wachttijd) en schrijft het voor dat de verzoeker inzicht krijgt in het aantal weken dat verstrijkt tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld waarin tevens het verzoek om toelating tot de schuldhulpverlening wordt ingediend en het bereiken van het resultaat ( de doorlooptijd). De verzoeker die niet binnen de door de Algemene wet bestuursrecht genoemde redelijke termijn van acht weken een beslissing heeft ontvangen op het verzoek kan het college in gebreke stellen. Als vervolgens niet binnen een termijn van twee weken alsnog een besluit volgt dan is het college van rechtswege dwangsommen verschuldigd. Anderzijds zijn er situaties waarin de beslistermijn wordt opgeschort, bijvoorbeeld als de verzoeker een termijn krijgt voor aanvulling van het verzoek.
Een inwoner kan zich voor schuldhulpverlening melden bij de gemeente met het verzoek om toegelaten te worden tot de schuldhulpverlening. De melding kan digitaal, via de telefoon of persoonlijk plaatsvinden.
De wet stelt eisen aan de wacht- en doorlooptijden. Het gaat hierbij om de periode tussen de eerste melding en het moment waarop de hulpvraag wordt vastgesteld (intakegesprek). Tijdens het intakegesprek met de schuldhulpverlener wordt de hulpvraag vastgesteld. De wettelijke maximale wachttijd tussen de melding en het eerste gesprek is vier weken. Het college streeft ernaar deze termijn te verkorten naar twee weken.
De doorlooptijd van de bestuursrechtelijke beslistermijn van acht weken begint als verzoek tot toelating is ingediend, dit is tijdens het eerste gesprek met de schuldhulpverlener waarin ook de hulpvraag wordt vastgesteld.
Uitzondering bij een crisis: de wettelijke toegestane wachttijd bij crisis is maximaal drie werkdagen. Binnen drie werkdagen vindt dan het eerste gesprek met de schuldhulpverlener plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en de crisisinterventie wordt toegepast.
Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot het weigeren van schuldhulpverlening. Hieronder worden de weigeringsgronden afzonderlijk toegelicht.
Verzoeker is vanwege in de persoon gelegen factoren niet in staat een schuldhulpverleningstraject te volgen. Hiermee worden in de persoon gelegen factoren bedoeld die het volgen van een schuldhulpverleningstraject in de weg staan: bijvoorbeeld een nog niet onder behandeling zijnde verslaving. Let op: als duidelijk is dat de in de persoon gelegen factoren een traject niet langer in de weg staan doordat verzoeker maatregelen gaat treffen of heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt (bijvoorbeeld door ondersteuning van een hulpverlener/begeleider/familielid) kan toelating wel mogelijk zijn.
Uit houding en gedragingen van verzoeker blijkt ondubbelzinnig dat hij zijn beschikbare middelen niet wil gebruiken ter delging van zijn schulden, danwel dat hij op een andere wijze niet wil meewerken aan een schuldhulpverleningstraject.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om verzoekers die niet noodzakelijke uitgaven doen en weigeren hun uitgavenpatroon aan te passen aan hun inkomenssituatie. Ook kan een aanbod tot schuldhulpverlening worden geweigerd als uit houding en gedrag van verzoeker ondubbelzinnig blijkt dat hij onvoldoende gemotiveerd is om aan de verplichtingen in het kader van de op te stellen overeenkomst te gaan voldoen. Bijvoorbeeld als hij aangeeft dat een ander zijn schuldenproblemen moet oplossen en hij zichzelf onvoldoende wil inzetten en/of niet lerend opstelt. Onder middelen wordt verstaan zowel het inkomen als vermogen van de verzoeker, dat aangewend moet worden om een schuldenregeling te kunnen treffen, rekening houdend met het Vrij te laten bedrag dat de verzoeker nodig heeft voor de betaling van de kosten van levensonderhoud en vaste lasten.
Verzoeker misdraagt zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject.
In de situatie dat een verzoeker zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Voorbeelden van uitingen van agressief gedrag zijn verbaal geweld (schelden), discriminatie, intimidatie (uitoefenen van psychische druk), zaakgericht geweld (vernielingen) en mensgericht fysiek geweld. Onder de term: ’zeer ernstige gedragingen’ kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel wordt beschouwd.
verzoeker een cursus budgetbeheer weigert als onderdeel van het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject wanneer deze cursus naar oordeel van het college noodzakelijk is om het ontstaan van nieuwe schulden in de toekomst te voorkomen. Een cursus budgetbeheer is soms noodzakelijk om te zorgen dat de verzoeker niet opnieuw in de schulden geraken en om een gedragsverandering teweeg te brengen. Budgetbeheer kan als verplicht onderdeel opgenomen worden in het gemeentelijk schuldhulpverleningstraject om deze gedragsverandering te realiseren.
Wanneer verzoeker de belemmeringen heeft weggenomen als bedoeld in lid 1 onderdeel a, b en d kan alsnog toegang worden verleend tot de schuldhulpverlening.
Deze bepaling is opgenomen om duidelijkheid te verschaffen dat er in deze gevallen geen sprake is van een uitsluitingstermijn met een bepaalde tijdsduur maar van een voorwaardelijke uitsluitingstermijn. Wanneer duidelijk is dat er aan de voorwaarde is voldaan waardoor de belemmering is weggenomen of wordt opgevangen door bijvoorbeeld flankerende hulpverlening, kan vanaf dat moment alsnog toegang worden verleend tot de schuldhulpverlening. Bij onderdeel c geldt een uitsluitingstermijn van maximaal 5 jaar.
Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere schuldhulpverleningstrajecten, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van nieuwe aanvragen. Uitgangspunt hierbij is dat schuldhulpverlening gericht is op duurzame gedragsverandering van de verzoeker en om die reden in principe eenmalig is.
Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt eerdere verleende schuldhulpverlening c.q. contacten daaromtrent ook mee. De vraag wanneer schuldhulpverlening wordt geweigerd, kan ook betrekking hebben op een eerder traject/contact ingevolge de Wet schuldsanering natuurlijke personen.
Van deze regels kan worden afgeweken als er sprake is van “onvoorziene omstandigheden met inkomensachteruitgang als gevolg”, bijvoorbeeld in het geval van plotselinge werkloosheid of echtscheiding. Daarnaast is afwijking mogelijk als de schulden zijn ontstaan door in de persoon gelegen factoren waarbij duidelijk is dat de zich eerder voorgedane situatie zich niet meer kan voordoen doordat de klant maatregelen heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn het inschakelen van een hulpverlener, bewindvoerder of het eigen sociale netwerk.
Verzoekers worden nooit voor onbepaalde tijd uitgesloten van schuldhulpverlening. Uitsluiting is altijd voor een bepaalde periode en bedraagt maximaal 5 jaar. Deze termijn sluit aan bij de beginselen van het handelen te goeder trouw zoals die wordt gehanteerd in de Wsnp. De lengte van de uitsluitingsperiode wordt bepaald aan de hand van de reden van de beëindiging van het vorige traject, de vorm en zwaarte van de ingezette dienstverlening, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker. Hier is aldus sprake van het maatwerkbeginsel.
Het college stelt middels onderhavige regeling regels voor de toegang tot de dienstverlening. In onderhavige regels zijn echter geen bepalingen opgenomen die de schuldhulpverlening inhoudelijk normeren. Het college is naar aanleiding van de schuldenproblematiek en individuele omstandigheden vrij om te bepalen welk(e) type(n) van dienstverlening word(t)(en) ingezet en maakt hieromtrent afspraken met de verzoeker en legt deze vast in een (privaatrechtelijke) overeenkomst.
Hetzelfde geldt voor de informatie- en medewerkingsplicht. Weliswaar heeft de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, een informatie- en medewerkingsplicht voor de klant maar aan het niet nakomen van deze verplichting verbindt de wet geen gevolgen. Zo bevat het geen bepaling op grond waarvan de schuldhulpverlening kan worden beëindigd bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht en evenmin is er een sanctiemogelijkheid. Overigens is die mogelijkheid er wél in geval van samenloop tussen de Participatiewet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; op het niet nakomen van een verplichting met betrekking tot het voorkómen en oplossen van schulden die verbonden is aan het recht op bijstand kan wel degelijk een verlaging van de uitkering worden gekoppeld. Wel kan de verplichting tot het openen van een basisbankrekening opgelegd worden aan klant. Deze verplichting kan worden opgelegd indien het college dit noodzakelijk acht in het kader van effectieve schuldhulpverlening. Op deze basisrekening is het niet mogelijk om een roodstand te hebben.
De inlichtingen- en medewerkingsverplichtingen worden ook in de overeenkomst opgenomen. Ook wordt in de overeenkomst opgenomen een sanctie te verbinden aan het niet nakomen van genoemde verplichtingen (lees: het stopzetten van het minnelijk traject). Als de verplichting aan het recht op een bijstandsuitkering is verbonden, is tevens een verlaging van de uitkering op grond van de Participatiewet mogelijk.
Samengevat sinds de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is de schuldhulpverlening een publieke taak en heeft deze een bestuurlijk kader. De inhoudelijke dienstverlening is privaatrechtelijk geregeld. De afspraken die de gemeente met de klant maakt worden contractueel in een overeenkomst vastlegt.
Artikel 7 Beëindiging van de schuldhulpverlening
In deze bepaling is de (bestuursrechtelijke) beëindiging van het schuldhulpverleningstraject vastgelegd.
In het eerste lid zijn de situaties opgesomd wanneer van rechtswege het traject wordt beëindigd. De beëindiging is in deze 3 gevallen evident en wordt daarom niet in een beschikking waar tegen bezwaar en beroep kan worden gemaakt, vastgelegd. Belanghebbende ontvangt voor zover mogelijk wel een schriftelijke bevestiging van de beëindiging. In het tweede lid is de situatie opgesomd wanneer een beëindigingsbeschikking wordt verzonden. Tegen deze beschikking staat bezwaar open.
In de onderdelen a tot en met d zijn situaties beschreven waarbij de reden van beëindiging te wijten is aan belanghebbende. Het gaat daarbij om het niet nakomen van de inlichtingen- of de medewerkingsplicht. Betreffende onderdelen e en f, is er geen sprake van een verwijt, maar staan praktische bezwaren de verdere uitvoering van het schuldhulpverleningstraject in de weg. In de situatie zoals beschreven in onderdeel g is er sprake van gewijzigde omstandigheden of van pas na aanvang van het schuldhulpverleningstraject gebleken omstandigheden die een verdere schuldhulpverlening in de weg staan.
In onderdeel h tot slot is aangegeven dat ook de houding van schuldeisers tot beëindiging van het (minnelijk) traject kunnen leiden. In deze situaties beoordeelt het college of de wettelijke mogelijkheden van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen van toepassing zijn. Indien mogelijk gaat dan na positieve beslissing van de rechter het beëindigde minnelijke traject over in een wettelijk traject. Op dit traject zijn deze beleidsregels echter niet van toepassing.
Artikel 8 Fraude en strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen
Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een persoon fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die persoon in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd (artikel 3 lid 3 van de Wgs). De weigeringsmogelijkheid geldt alleen voor fraude bij bestuursorganen, zoals de gemeente en de Belastingdienst. Fraude bij bijvoorbeeld de verzekeringsmaatschappij is op grond van de wet dus geen reden om de schuldhulpverlening te weigeren.
De bepaling van het aanbod schuldhulpverlening in geval van fraude, strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen, wordt in dit artikel nader uitgelegd.
Onder fraude wordt verstaan een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan. De aanwezigheid van fraudeschulden, strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen hoeft echter geen reden te zijn om toelating tot de gemeentelijke schuldhulpverlening per definitie te weigeren. Bij het bepalen van het aanbod schuldhulpverlening wordt rekening gehouden met de mate van opzet, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke situatie van de verzoeker. Er wordt bepaald welke vorm van schuldhulpverlening ingezet kan worden. Dit betreft een aangepast aanbod waarbij niet saneerbare vorderingen als fraudeschulden en de daarmee verband houdende onherroepelijke bestuurlijke sanctie mee kunnen lopen in de schuldregeling (indien de schuldeiser(s) hiermee akkoord gaan). Deze schulden komen gezien hun juridische karakter echter niet voor geheel of gedeeltelijke kwijtschelding in aanmerking waardoor deze na de regeling blijven bestaan.
Artikel 60c van de Participatiewet stelt bijvoorbeeld: ‘Door het college wordt geen medewerking verleend aan een schuldregeling indien een vordering is ontstaan door het niet of niet behoorlijke nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en hiervoor een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel met betrekking tot het niet of niet behoorlijk nakomen van die verplichtingen aangifte is gedaan op grond van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze medewerking leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van deze vordering.
Echter door deze schulden mee te laten lopen in een schuldregeling kan er een oplossing worden geboden voor de aanwezige schuldenproblematiek inzake de overige schulden en wordt tevens al een gedeelte van de fraudeschuld en/of onherroepelijke bestuurlijke boete afgelost. Bij het succesvol verlopen van deze schuldregeling is de schuldensituatie inzake bovenstaande meer beheersbaar en overzichtelijk. Er wordt aldus maatwerk geboden. Indien bij fraudeschulden en/of onherroepelijke bestuurlijke boetes besloten wordt op grond van de mate van opzet, verwijtbaarheid en het ontbreken van dringende redenen schuldhulpverlening te weigeren dan wordt voor de uitsluitingstermijn uitgegaan van een periode van maximaal 5 jaar.
In het geval van een strafrechtelijke boetes of schadevergoedingsmaatregel behoort gezien het juridische karakter van de vordering en de daaruit volgende medewerking van desbetreffende schuldeiser, een schuldregeling niet tot de mogelijkheden. Echter verzoeker kan wel worden toegelaten tot de schuldhulpverlening waarbij verzoeker een passend aanbod wordt gedaan. Zo kan er bijvoorbeeld informatie en advies worden geboden of een stabilisatietraject worden ingezet.
Artikel 9 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere (lid 1) c.q. onvoorziene (lid2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-25609.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.