Algemene Subsidieverordening (ASV) gemeente Utrecht

De gemeenteraad van de gemeente Utrecht, lezend het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders,

 

Gelet op

Artikel 149 van de gemeentewet

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat de vigerende Algemene Subsidieverordening 2014 verouderd is;

 

Besluit vast te stellen de

 

Algemene Subsidieverordening (ASV) gemeente Utrecht.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Awb: de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315, zoals nadien gewijzigd);

b. aanvrager: een (rechts-)persoon die op de voorgeschreven wijze een verzoek indient om subsidie te verkrijgen;

c. subsidieontvanger: een (rechts-)persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

d. nadere regel: een algemeen verbindend voorschrift ter uitwerking van onderdelen van de Algemene Subsidieverordening

e. garantie: een verbintenis zoals bedoeld in artikel 26 van deze verordening.

f. lening: een verbintenis zoals bedoeld in artikel 26 van deze verordening.

g. gelieerde rechtspersoon: hieronder wordt in ieder geval verstaan:

- rechtspersonen waarbij de aanvrager/subsidieontvanger een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen en/of invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden en/of;

- rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen waarin staat omschreven dat bij liquidatie gelden aan de aanvrager/subsidieontvanger kunnen terugvloeien en/of;

- rechtspersonen waarbij in het statuut is bepaald

dat deze (ook) als doel hebben de aanvrager/subsidieontvanger financieel te ondersteunen;

h. jaar: een kalenderjaar, tenzij op basis van deze verordening genomen besluiten is bepaald dat een boekjaar wordt bedoeld;

i. subsidie: dat wat staat in artikel 4:21 van de Awb;

j. subsidieplafond: dat wat staat in artikel 4:22 van de Awb en artikel 4 van deze verordening;

k. het college: het college van burgemeester en wethouders;

l. programmabegroting: de door de gemeenteraad goedgekeurde begroting

m. collegebesluit: besluit van het college van burgemeester en wethouders

n. bestemmingsfonds subsidies: het met subsidiegeld van de gemeente opgebouwd vermogen, zijnde een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

 

Artikel 2 Toepassingsgebied

1. Deze verordening geldt voor het verstrekken van alle subsidies waarover niet bij afzonderlijke verordening of wettelijke regeling een uitputtende regeling is getroffen.

2. Deze verordening geldt niet in gevallen als omschreven in artikel 4:23, derde lid van de Awb, maar kan wel van toepassing worden verklaard in het besluit tot verlening.

3. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die vallen binnen de programma's die in de gemeentebegroting zijn opgenomen.

4. Op het verstrekken van een subsidie in de vorm van een garantie of een lening is hoofdstuk 8 van deze verordening van toepassing naast het bepaalde in de overige hoofdstukken.

 

Artikel 3 Bevoegdheden gemeenteraad en college

1. Het college bepaalt in de subsidiestaat de bedragen die voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn, rekening houdend met de door de gemeenteraad vastgestelde gemeentebegroting.

2. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitwerking van onderdelen van de Algemene Subsidieverordening.

3. Het college is bevoegd besluiten te nemen om deze verordening uit te voeren. Het college oefent ten aanzien van de in deze verordening geregelde subsidies ook de bevoegdheden uit die in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan.

 

Artikel 4 Subsidieplafonds

1. Het college kan - met inachtneming van de bedragen op de subsidiestaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze regeling - voor iedere subdoelstelling uit de Programmabegroting een of meer subsidieplafonds voor een bepaalde periode vaststellen zoals staat in artikel 4:22 en 4:25 van de Awb. Indien in het besluit waarbij het subsidieplafond is vastgesteld niet anders is bepaald, wordt het beschikbare budget op basis van de criteria "bijdrage aan de doelstellingen" en de "prijs- kwaliteitsverhouding" verdeeld.

2. Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit wijzigen. Het besluit tot vaststelling of wijziging van de subsidieplafonds wordt op de gebruikelijke wijze door het college bekendgemaakt.

 

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud

Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de gemeenteraad is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde dat de begroting c.q. de begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

 

 

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

 

 

Artikel 6 Algemene eisen die gelden voor de aanvrager en de activiteiten

1. Een subsidie wordt alleen verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid.

2. Het college kan subsidie verstrekken aan (groepen van) natuurlijke personen, die voor de uitoefening van hun werkzaamheden zijn ingeschreven bij de kamer van koophandel, als dit voortvloeit uit de aard van de activiteiten. Het college kan in nadere regels bepalen dat een subsidie kan worden verstrekt aan (groepen van) natuurlijke personen, als dat past bij de aard van de activiteit.

3. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager in ieder geval:

a. activiteiten te (gaan) verrichten:

1. die bijdragen aan het bereiken van de effectdoelstellingen van de programmabegroting van de gemeente Utrecht;

2. die geen specifieke politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen of feitelijk betreffen;

b. aannemelijk te maken dat de subsidie nodig is om deze activiteiten uit te voeren;

c. aan te tonen dat de hoogte van de subsidie passend is voor de uitvoering van de activiteiten en dat de aanvrager voldoende financiële middelen ter beschikking heeft om de activiteiten uit te voeren;

d. waar mogelijk de activiteiten af te stemmen op de activiteiten van andere organisaties en samen te werken met andere organisaties;

e. te voldoen aan de eisen voor goed bestuur, die gelden voor de subsidieontvanger conform artikel 15, eerste lid; dit is niet van toepassing voor natuurlijke personen;

f. te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen in deze verordening, nadere regels en in het besluit tot verlening.

4. De aanvraag van de subsidie wordt op de voorgeschreven wijze ingediend ter attentie van het college. Uit de aanvraag dient te blijken dat wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in het derde lid van dit artikel. Tenzij het college in nadere regels anders heeft bepaald, gaat de aanvraag vergezeld van het volgende:

a. een overzicht van de activiteiten met daarbij een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd en van de doelen die met die activiteiten worden beoogd.

b. een financiële onderbouwing van de aanvraag aansluitend op het overzicht van de activiteiten. In deze onderbouwing staat per activiteit opgenomen welke personele en materiele middelen nodig zijn voor de activiteiten. Tevens is het gevraagde subsidiebedrag helder onderbouwd met daarbij - indien van toepassing - een sluitende begroting met daarin alle (overige) inkomsten.

c. indien van toepassing: een overzicht van andere subsidieaanvragen ter zake van dezelfde activiteit onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

5. Het college kan met betrekking tot de in te dienen stukken in nadere regels aanwijzingen geven en modellen voorschrijven. Het college kan in elk geval vragen om bij de aanvraag de volgende documenten in te dienen:

a. nadere bewijsstukken, dat de aanvrager voldoet aan de eisen zoals gesteld in het derde lid van dit artikel;

b. de statuten;

c. een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel;

d. een opgave van de rechtspersonen die aan de subsidieontvanger zijn gelieerd en een opgave van de aard van de betrekkingen die deze rechtspersonen met de subsidieontvanger hebben;

e. een bewijsstuk aangaande de juistheid van de bankrekening (IBAN) ten name van de aanvrager.

6. De aanvraag voor een subsidie dient voor het begin van de te subsidiëren activiteit worden ingediend, tenzij het college hier in nadere regels van afwijkt. Aanvragen, die niet binnen deze termijn zijn ontvangen, worden afgewezen.

 

 

Hoofdstuk 3 De subsidieverlening

 

 

Artikel 7 Subsidieverlening

Het besluit tot verlening bevat in elk geval:

a. een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend,

b. de periode waarvoor subsidie wordt verleend

c. het maximale bedrag van de verleende subsidie per activiteit

d. de wijze waarop het maximale bedrag wordt bepaald

e. de voorwaarden en/of verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden

 

Artikel 8 Weigeringsgronden subsidies

De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen (gedeeltelijk) worden geweigerd, als:

1. gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet gericht zijn op de gemeente Utrecht of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Utrecht;

b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doeleinden waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld;

c. de subsidiegelden niet of in onvoldoende mate worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

d. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met wettelijke bepalingen, het algemeen belang, de openbare orde of het beleid van de gemeente Utrecht;

e. de subsidie niet nodig is om de kosten van de activiteiten te dekken, omdat de aanvrager zonder de subsidie al voldoende eigen middelen of middelen van derden ter beschikking heeft of kan hebben; daaronder valt ook een redelijke verhoging van de eigen bijdrage van de deelnemers;

f. de gevraagde subsidie hoger is dan passend voor de beoogde activiteiten;

g. het verstrekken van subsidie niet past binnen het beleid van de gemeente Utrecht;

h. de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager onzeker is;

i. een doublure ontstaat met activiteiten waarvoor de gemeente Utrecht al subsidie verstrekt;

j. de aanvraag of de aanvrager niet voldoet aan het bepaalde in deze verordening of in nadere regels;

k. het verstrekken van subsidie in strijd is met het (Europese) recht;

l. er conform artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur een grond is om de subsidie te weigeren;

m. er conform artikel 1, vierde lid sub (b) Algemene Groepsvrijstellingsverordening EU nr. 651/2014 een bevel tot terugvordering uitstaat als gevolg van een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

n. de structuur en de bedrijfsvoering van de organisatie onvoldoende garanties biedt voor een goed bestuur, dan wel dat het voorkomen van belangenverstrengeling onvoldoende geborgd is; de beoordeling vindt plaats op basis van de gestelde eisen in artikel 15, eerste lid.

 

Artikel 9 Beslistermijnen

1. Het college neemt een beslissing over een aanvraag binnen 13 weken na de (uiterste) aanvraagdatum, mits de aanvraag volledig is ontvangen. Voor andere aanvragen geldt een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. In nadere regels kan het college afwijken van deze beslistermijnen.

2. Het college kan een beslissing op een aanvraag voor de duur van maximaal vier weken verdagen. Het college deelt de verdaging mee aan de aanvrager.

 

Artikel 10 Uitvoeringsovereenkomst

De subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat een subsidie-uitvoeringsovereenkomst in de zin van artikel 4:36, tweede lid, van de Awb tot stand komt.

 

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen subsidieontvanger

 

 

Artikel 11 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

1. De subsidieontvanger heeft toestemming van het college nodig voor de in artikel 4:71 eerste lid onder a, b, c, d, i en j van de Awb genoemde handelingen.

2. Het college kan in een besluit tot verlening of in nadere regels bepalen, dat ook toestemming nodig is voor de andere handelingen genoemd in artikel 4:71, eerste lid, van de Awb.

3. Het college kan in nadere regels afdeling 4.2.8 Awb van toepassing verklaren.

4. De subsidieontvanger heeft toestemming van het college nodig voor het binnen tien jaar na realisering daarvan vervreemden, verhuren, met een hypotheek of andere zakelijke rechten bezwaren dan wel geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de in de aanvraag omschreven bestemming van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden.

5. Als de subsidieontvanger activa vervreemdt, die mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden, is aan het college een vergoeding verschuldigd ter hoogte van het verschil met de economische waarde.

6. Het college kan in nadere regels of in een besluit afwijken van het eerste tot en met vijfde lid.

 

Artikel 12 Zorgvuldige bedrijfsvoering en beheer

1. De subsidieontvanger zorgt voor een effectieve en efficiënte besteding van ontvangen subsidiegelden ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten.

2. De subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen om vermogensschade te voorkomen. De subsidieontvanger zorgt voor een adequate dekking van de risico’s, waaronder wettelijke aansprakelijkheid en brandschade.

3. De subsidieontvanger mag geen subsidiegelden om niet ter beschikking stellen aan derden, waaronder gelieerde rechtspersonen.

4. De subsidieontvanger mag geen goederen of diensten aan derden, waaronder gelieerde rechtspersonen, leveren, als dit direct of indirect ten laste gaat van de subsidiegelden, anders dan in het kader van de gesubsidieerde activiteiten.

5. In nadere regels en in het besluit tot verlening kan het college afwijken van het bepaalde in het derde en vierde lid.

 

Artikel 13 Vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel

1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding verschuldigd die bij afzonderlijke beschikking wordt vastgesteld.

2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en van de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd is.

3. Het college kan bepalen, dat geen vergoeding of een lagere vergoeding verschuldigd is. Het college kan tevens bepalen, dat de activa en passiva tegen boekwaarde of om niet worden overgedragen aan een subsidieontvanger die de activiteiten overneemt.

 

Artikel 14 Verplichtingen inlichtingen en onderzoek

1. Een subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk over (wijzigingen van) omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

2. Een subsidieontvanger – en indien van toepassing een door hem ingeschakelde accountant - werkt mee aan, door of namens de gemeente Utrecht ingesteld onderzoek, waaronder een onderzoek door de Rekenkamer Utrecht, dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van subsidies.

3. De subsidieontvanger is verplicht aan de door het college aangewezen ambtenaren of derden inzage te verlenen in de administratie en aan hen ook alle inlichtingen te verstrekken, die naar hun oordeel voor de subsidieverstrekking van belang zijn.

4. Het college kan in nadere regels en het besluit tot verlening nadere verplichtingen stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

 

Artikel 15 Nadere verplichtingen

1. Als subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon, dan dient deze gedurende de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten te voldoen aan de eisen voor goed bestuur in overeenstemming met de Governance Code die in de branche geldt. Bij het ontbreken van een Governance Code dienen deze subsidieontvangers te voldoen aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur. Het college kan in een besluit bepalen, dat subsidieontvangers in plaats van aan de Governance Code mogen voldoen aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur onder een bepaald subsidiebedrag in een kalenderjaar of als de Governance Code niet passend is.

2. Het college kan de subsidieontvanger in nadere regels of in het besluit tot verlening verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie of die betrekking hebben op de wijze waarop de gesubsidieerde activiteiten worden verricht. De verplichtingen kunnen onder andere betrekking hebben op:

a. het betrekken van deelnemers en gebruikers bij het voorbereiden of uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;

b. het gebruik van gemeentelijke accommodaties dan wel accommodaties van (andere) organisaties die subsidie ontvangen;

c. de inzet voor social return;

d. de inclusieve samenleving bij het bereik van de activiteiten;

e. duurzaamheid.

3. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat alle inwoners van Utrecht ongeacht hun beperking gebruik kunnen maken van de activiteiten die worden aangeboden.

4. Het college kan in nadere regels vrijstelling of in een besluit tot verlening ontheffing geven voor de verplichtingen in het eerste en derde lid, als naar het oordeel van het college het voldoen aan deze verplichtingen een onevenredige (financiële) inspanning van de subsidieontvanger vraagt.

 

 

Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling

 

 

Artikel 16 Tijdstip indienen aanvragen tot vaststelling van subsidies

1. Voor zover in nadere regels of het besluit tot verlening niet anders is bepaald, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van verleende subsidies in binnen vijf maanden na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend.

2. Indien na afloop van de gestelde termijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen.

 

Artikel 17 Bij vaststelling van een subsidie over te leggen gegevens

1. Tenzij in nadere regels of in het besluit tot verlening anders is bepaald, gaat de aanvraag voor de vaststelling van de subsidie in ieder geval vergezeld van:

a. een activiteitenverslag, waarin de uitvoering van activiteiten waarvoor subsidie is verleend, wordt verantwoord;

b. een financiële verantwoording van de baten en lasten, waarin alle verleende subsidies apart worden vermeld.

2. In de financiële verantwoording als bedoeld in het eerste lid onder b dient in elk geval het volgende te zijn opgenomen:

a. de voor de vaststelling relevante gegevens op een dusdanige wijze, dat het college de subsidie kan vaststellen conform het bepaalde in artikel 19;

b. per verleende subsidie inzichtelijk de realisatie, waarvan de subsidie afhankelijk is;

c. alle gegevens conform het Verantwoordingsprotocol Subsidies gemeente Utrecht

3. Het college stelt een Verantwoordingsprotocol Subsidies gemeente Utrecht op. De subsidieontvanger dient de subsidie te verantwoorden conform de eisen, zoals deze zijn opgenomen in het Verantwoordingsprotocol Subsidies gemeente Utrecht. Het college kan in nadere regels of in het besluit tot verlening hiervan afwijken en andere of aanvullende verantwoordingseisen stellen. Het college kan daarbij aanwijzingen geven en modellen voorschrijven voor de verantwoording.

4. In het Verantwoordingsprotocol Subsidies gemeente Utrecht kan zijn opgenomen, dat de subsidie verantwoord dient te worden middels een jaarrekening. In de balans met toelichting als onderdeel van de jaarrekening, moet inzichtelijk zijn welk gedeelte van de reserves (waaronder eigen vermogen en bestemmingsreserves) zijn gevormd met subsidiegelden van de gemeente Utrecht. Dit gedeelte van de reserves wordt geacht de egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

5. Het college kan in nadere regels en het besluit tot verlening afwijken van het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid van dit artikel. Bij een subsidie van minder dan EUR 20.000,00 kan het college besluiten om de subsidie meteen vast te stellen. Het college kan tevens aan een subsidieontvanger vrijstelling verlenen voor de verplichtingen in het eerste tot en met vierde lid.

 

Artikel 18 Accountantsonderzoek

1. In het Accountantsprotocol Subsidies gemeente Utrecht zijn eisen opgenomen over de werkzaamheden door de accountant van de subsidieontvanger aangaande de verantwoording. De financiële verantwoording of de jaarrekening bedoeld in artikel 17 dient voorzien te zijn van een verklaring van de accountant en nadere rapportage van de accountant zoals aangegeven in het Verantwoordingsprotocol Subsidies gemeente Utrecht en het Accountantsprotocol Subsidies gemeente Utrecht.

2. Bij het onderzoek betrekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, zoals deze zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening in overeenstemming met de door het college gegeven aanwijzingen in het Accountantsprotocol Subsidies gemeente Utrecht omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de werkzaamheden van de accountant.

3. In het Accountantsprotocol Subsidies gemeente Utrecht, in nadere regels en in het besluit tot verlening kan het college afwijken van het eerste en tweede lid. Het college kan aan een subsidieontvanger voor één of meerdere jaren ontheffing verlenen voor de verplichtingen in het eerste en tweede lid van dit artikel.

 

Artikel 19 Vaststelling van de subsidie

1. Het college stelt de subsidie vast op basis van de ontvangen aanvraag tot vaststelling en artikel 4:46 van de Awb.

2. De realisatie van de activiteiten wordt beoordeeld op basis van de samenhang van de activiteiten, de kwaliteit van de uitvoering en het nakomen van alle aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidie kan evenredig lager worden vastgesteld op basis van de realisatie dan wel op nihil worden vastgesteld, als:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet conform het besluit tot verlening zijn gerealiseerd;

b. de activiteiten zijn gerealiseerd tegen lagere kosten of met hogere inkomsten dan waarvoor subsidie is verleend.

3. Het college kan in een besluit bepalen dat het bedrag waarmee de subsidie lager vastgesteld kan worden op grond van het tweede lid door de subsidieontvanger ten behoeve van specifieke activiteiten ingezet dient te worden.

4. Het college kan in een besluit bepalen dat het bedrag waarmee de subsidie lager vastgesteld kan worden op grond van het tweede lid door de subsidieontvanger mag worden toegevoegd aan een bestemmingsfonds subsidies. Dit bestemmingsfonds is een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb. Dit bestemmingsfonds dient zichtbaar te worden opgenomen in de financiële verantwoording conform artikel 17.

5. Het bestemmingsfonds bedoeld in het vierde lid mag uitsluitend worden ingezet ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten van de gemeente Utrecht. Het college kan in een besluit nadere eisen stellen aan de inzet van dit bestemmingsfonds.

 

Artikel 20 Beslistermijnen voor vaststelling

1. Het college stelt een subsidie vast binnen zes maanden na de ontvangst van de in artikel 17 bedoelde complete aanvraag tot vaststelling. Het college kan zijn beslissing met maximaal zes maanden verdagen.

2. De verdaging wordt meegedeeld aan de subsidieontvanger, onder vermelding van de termijn waarbinnen de beslissing wordt genomen.

 

 

Hoofdstuk 6 Intrekken en wijzigen subsidieverlening en subsidievaststelling

 

 

Artikel 21 Intrekken en wijzigen van verleende of van vastgestelde subsidies

1. Als gebruik wordt gemaakt van artikel 4:48 tot en met 4:50 van de Awb, dan kunnen de verleende voorschotten worden teruggevorderd.

2. Voordat het college gebruik maakt van de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Awb, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

 

Artikel 22 Intrekking en wijziging

Behalve de in de Awb en de elders in deze verordening genoemde gronden voor intrekking of wijziging van een subsidieverlening voorafgaand aan de subsidievaststelling, kan het college de subsidieverlening ook intrekken of wijzigen wanneer:

a. de subsidieontvanger bij rechterlijk vonnis geacht wordt geen rechtspersoon te zijn;

b. de subsidieontvanger bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

c. bij de subsidieontvanger of bij derden conservatoir/executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel daarvan;

d. de subsidieontvanger failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

 

 

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering

 

 

Artikel 23 Bevoorschotting en verrekening

1. Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen en op grond van artikel 4:56 van de Awb deze voorschotten opschorten.

2. Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend. Indien de subsidieontvanger meer voorschot heeft ontvangen dan waarop hij op grond van het besluit tot vaststelling recht heeft, wordt het meerdere in het besluit tot vaststelling teruggevorderd.

3. Het college kan privaatrechtelijke en publiekrechtelijke vorderingen op en schulden van een subsidieontvanger rechtstreeks met zowel de voorschotten als met de terugvorderingen van het tweede lid verrekenen.

4. Indien een subsidie na intrekking of lagere vaststelling vanwege strijd met Europese regels inzake staatssteun wordt teruggevorderd, vordert het college ook de rente, die de subsidieontvanger heeft verkregen gedurende de tijd dat de subsidiebedragen en voorschotten onder hem rustte, terug. De hoogte van de rente wordt bepaald met inachtneming van de Europese regels over de omvang van die rente.

 

 

Hoofdstuk 8 Gemeentegaranties en leningen

 

 

Artikel 24 Begripsbepalingen hoofdstuk 8

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. aanvrager: een rechtspersoon naar burgerlijk recht die de gemeente Utrecht verzoekt om borg te staan voor de betaling van rente en aflossing die de aanvrager aan de geldverstrekker wordt verschuldigd dan wel verzoekt om een lening van de gemeente Utrecht;

b. geldnemer: een rechtspersoon naar burgerlijk recht waaraan de gemeente Utrecht een garantie heeft verleend voor de betaling van rente en aflossing als deze in gebreke is of een lening heeft verstrekt;

c. geldverstrekker: een bancaire instelling die aan een geldnemer een lening wil verstrekken of heeft verstrekt waarvoor de gemeente Utrecht borg staat voor de betaling van rente en aflossing;

d. garantie: een garantie waarbij de gemeente Utrecht zich tegenover een geldverstrekker verplicht om één of meer vorderingen van een geldverstrekker op een geldnemer te voldoen als de geldnemer in gebreke is.

e. lening: een geldlening verstrekt door de gemeente Utrecht aan een aanvrager

 

Artikel 25 Toepasselijkheid van de eisen die gelden voor de aanvrager

Voor een aanvraag voor een garantie of een lening van de gemeente Utrecht zijn de volgende artikelen onverkort van toepassing, waarbij voor subsidie wordt gelezen garantie of lening: artikelen 6, 7, 12, 13 en 14 en artikel 15, eerste lid.

 

Artikel 26 Bij een aanvraag om verlening van een garantie of verstrekking van een lening aan te leveren gegevens

1. Bij een aanvraag voor het verlenen van een garantie of verstrekking van een lening worden aangeleverd:

a. de in artikel 6, vierde lid genoemde stukken en gegevens en indien gevraagd de in artikel 6, vijfde lid genoemde stukken en gegevens;

b. een onderbouwing van de financieringsbehoefte;

c. twee offertes van geldverstrekkers als de hoofdsom van de af te sluiten lening meer bedraagt dan EUR 100.000,00. Als de aanvrager er niet in slaagt voldoende offertes van geldverstrekkers te laten zien, kan in plaats van een offerte ook de formele verklaring van één of meer geldverstrekkers worden overlegd waaruit blijkt dat deze(n) niet bereid is c.q. zijn een lening aan de aanvrager te verstrekken.

d. één offerte van een geldverstrekker als de hoofdsom van de af te sluiten lening niet meer dan EUR 100.000,00 bedraagt.

2. Als de aanvraag betrekking heeft op een garantie voor het beleidsveld sport, dan moet er bij de aanvraag ook een verklaring van de Stichting Waarborgfonds Sport zijn opgenomen. In deze verklaring moet staan dat de Stichting Waarborgfonds Sport bereid is de helft van het risico dat aan de lening is verbonden, te dragen.

3. Het college kan in nadere regels of in besluiten afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

 

Artikel 27 Reikwijdte en voorwaarden van het besluit tot verlening van een garantie of verstrekking van een lening

1. Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening kan alleen, als blijkt dat dit een noodzakelijke interventie van het college is voor het realiseren van de financiering van een activiteit of een object die c.q. dat (mede) dienstbaar is aan het realiseren van een actuele gemeentelijke beleidsdoelstelling zoals vermeld in de programmabegroting.

2. Er wordt geen garantie verleend op een al verstrekte lening of als de aanvrager al een overeenkomst heeft gesloten met een geldverstrekker voor het krijgen van een geldlening.

3. Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening kan alleen als:

a. er aantoonbaar geen organisatie of andere overheidsorganisatie is die voor de aanvrager of voor de financiering van de activiteit c.q. het object zekerheden verschaft;

b. uit verklaringen van tenminste twee van elkaar onafhankelijke bancaire instellingen blijkt dat zij niet bereid zijn zonder gemeentelijke garantie een geldlening te verstrekken, ook niet op basis van een onderpand dat de aanvrager als zekerheid kan verstrekken;

c. een aanvrager in staat is geheel of gedeeltelijk zekerheid te verschaffen op basis van een onderpand dat daartoe kan dienen. Als een aanvrager de beschikking heeft over een onroerende zaak moet deze eerst als onderpand worden verstrekt alvorens een garantie of lening bij het college wordt aangevraagd. Als na een taxatie blijkt dat de waarde van een onderpand niet toereikend is, kan voor het tekort een garantie van het college worden aangevraagd;

d. de aanvrager structureel in staat is de verschuldigde rente en aflossing te dragen;

e. het risico, in verhouding tot de draagkracht van het voor het beleidsproduct beschikbare budget aanvaardbaar is.

4. Het verlenen van een garantie of het verstrekken van een lening is onder de opschortende voorwaarde dat ter zake van de uitvoering van het besluit tot verlening een overeenkomst, als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb, tot stand komt. De overeenkomst van geldlening, waarop de garantie betrekking heeft, dient binnen drie maanden na verzending van het betreffende besluit tot stand te komen en de hoofdsom dient volgens het overeengekomen stortings- en aflossingsschema aan de geldnemer ter beschikking te worden gesteld.

 

 

Artikel 28 Strekking van gemeentelijke garanties

1. Als het college een garantie verleent, strekt deze alleen tot zekerstelling aan de geldverstrekker van de betaling van rente en aflossing, indien een geldnemer in gebreke is gebleven.

2. Met verlening van een garantie of in de daarop betrekking hebbende uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb, wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

3. In de verlening van een garantie of de daarop betrekking hebbend uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb, worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente Utrecht verhogen of uitbreiden, boven of naast de betaling van rente en aflossing.

 

Artikel 29 Verplichting tot gegevensverstrekking

Een geldnemer en een geldverstrekker zijn te allen tijde verplicht om aan het gemeentelijke bestuursorgaan dat de garantie heeft verstrekt, desverlangd alle gevraagde gegevens te verstrekken. Het gaat dan om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft om toezicht te houden op de naleving van de aan de garantie of lening verbonden voorschriften. Het gaat ook om gegevens die het bestuursorgaan nodig heeft voor het beoordelen van het actuele risico dat de gemeente Utrecht loopt door de verstrekte garantie of lening.

 

Artikel 30 Intrekking verleende garanties of leningen

Een verleende garantie of een verstrekte lening kan worden ingetrokken:

1. op de gronden genoemd in artikel 4:48, eerste lid, onder a, b, c en d van de Awb;

2. als door toedoen of nalaten van de geldnemer het risico, dat voor het college uit de verstrekte garantie of lening voortvloeit, aanzienlijk wijzigt.

 

 

Hoofdstuk 9 Overige en slotbepalingen.

 

 

Artikel 31 Overgangsbepaling

Alle nog geldende beleidsregels die een grondslag boden voor subsidie van de gemeente Utrecht onder de Algemene subsidieverordening 2014 worden beschouwd als nadere regels in de zin van artikel 1 onder d van deze Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht.

 

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene Subsidieverordening (ASV) gemeente Utrecht.

 

Artikel 33 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. Met ingang van hetzelfde tijdstip wordt de Algemene subsidieverordening 2014 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die vóór inwerkingtreding zijn verleend.

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 17 oktober 2019.

De griffier, De burgemeester,

Naar boven