Gemeenteblad van Noordwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2019, 251957 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2019, 251957 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent wet Bibob (Beleid voor de toepassing van de wet Bibob gemeente Noordwijk)
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
gelet op de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, het Besluit bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2:25, 2:39 en 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 8, eerste lid, 16a, 19, 22, 23, 25 en 27 van de Huisvestingswet 2012 en de algemene subsidieverordening Noordwijk;
besluiten vast te stellen de volgende:
Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;
het onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;
Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Noordwijk
Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen en transacties zoals vermeld in:
artikel 30c, eerste lid onder c van de Wet op de kansspelen jo. artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk inzake speelgelegenheden, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel i, waarbij de gemeente partij is, indien sprake is van vastgoedtransacties zoals aangegeven in bijlage 3.
Bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten zoals aangegeven in de bijlagen 3 en 4 zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid, artikel 3, zesde lid, alsmede artikel 4 van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.
Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in artikel 3:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Noordwijk, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.
Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen en (huur)overeenkomsten, indien sprake is van vestiging van een nieuw strandpaviljoen, de overname van een bestaand strandpaviljoen, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand strandpaviljoen of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.
Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast
Behalve op de in artikel 2 genoemde beschikkingen en transacties zal het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen:
Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:
het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;
Artikel 5 Informatieverstrekking
In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren de Bibob-vragenformulieren invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 te verrichten.
Artikel 6 Beoordeling van nieuwe aanvragen
Indien de resultaten van deze toets hiertoe aanleiding geven, zal vervolgens een zware toets plaatsvinden. Het is daarbij ongewenst om de indicatoren in harde criteria vast te leggen, omdat deze te veel in zwaarte verschillen. Soms is één zware indicator voldoende om te concluderen dat nader onderzoek noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen - in hun onderlinge samenhang bezien - tot een dergelijke conclusie leiden. Uitgangspunt is dat bij twijfel altijd de zware toets plaatsvindt.
Artikel 7 Beoordeling van reeds verstrekte vergunningen
Artikel 8 Weigering / intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting
Indien een Bibob-advies wordt gevraagd ten aanzien van een bepaalde betrokkene heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen deze gemeente verleende vergunningen, welke onder de reikwijdte van de Wet Bibob vallen. Dat betekent dat in het geval dat de burgemeester/ het college een negatief advies van het Bureau overneemt, in één keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.
Indien de onderneming(en)van de betrokkene ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is/zijn, zal sluiting onmiddellijk na de bezwaarfase plaatsvinden onder voorwaarde dat de gemeente in het gelijk is gesteld. Indien in die situatie een voorlopige voorziening wordt gevraagd, wordt de sluiting opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Deze beleidslijn vervangt de bestaande Beleidsregel Wet Bibob 2012 van de gemeente Noordwijk en de Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet Bibob van de gemeente Noordwijkerhout. Deze beide beleidslijnen worden ingetrokken.
De bovengenoemde beleidsregel en beleidslijn blijven van toepassing op aanvragen die zijn gedaan en door de gemeente zijn verwerkt vóór de inwerkingtredingsdatum van de onderhavige beleidslijn.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 8 januari 2019,
de secretaris,
C. Hof
de burgemeester,
J.H.M. Hermans - Vloedbeld
Aldus vastgesteld door de burgemeester op 3 januari 2019,
de burgemeester,
J.H.M. Hermans – Vloedbeld
Bijlage 1 Indicatorenlijst bij het Beleid voor de toepassing van de wet Bibob gemeente Noordwijk
Behoort bij het Beleid voor de toepassing van de wet Bibob gemeente Noordwijk
vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk op ……………………….en door de burgemeester van de gemeente Noordwijk op
……………….2019. Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.
Omstandigheden in de persoon van de aanvrager
Algemeen geldende en beleidsindicatoren
Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob -aanvraag
BIJLAGE 2 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht
In de volgende categorieën zullen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a, e, en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de gemeente Noordwijk worden getoetst in het kader van de Wet Bibob:
BIJLAGE 3 Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke vastgoedtransacties
Gemeentelijke vastgoedtransacties kunnen door de gemeente Noordwijkerhout worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast.
Zodra de gemeente onderhandelingen start inzake (aankoop of) verkoop van onroerende zaken of inzake uitgifte van grond in erfpacht (indien van toepassing in de betrokken gemeente) wordt de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.
Namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt, worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen zal de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan de burgemeester een OM-tip te verstrekken.
In geval van twijfel kan de burgemeester ook gebruik maken van de samenwerking in RIEC-verband en de casus via het (boven)lokale overleg aan het RIEC voorleggen.
Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke overheidsopdrachten
Gemeentelijke overheidsopdrachten kunnen door de gemeente Noordwijk worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en:
Toelichting op het toepassingsbereik van de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob
1. Doel van de wet Bibob voor de gemeente
Uitgangspunt van de gemeente Noordwijk is dat zij geen zaken doet met criminelen en dat zij alles in het werk stelt om criminele activiteiten binnen de gemeente geen kans te geven. Om aan dit uitgangspunt invulling te geven is de wet Bibob in 2003 tot stand gekomen. Bibob staat voor de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Met de Wet Bibob kan het openbaar bestuur vergunningen en subsidies binnen bepaalde branches intrekken of weigeren. Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Drank- en Horecavergunning screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager, de leidinggevenden en de beheerders. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Artikel 30 van de Wet Bibob bepaalt dat de gemeente de Bibob vragenformulieren kan uitreiken bij vergunningaanvragen, subsidies en vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. In de Aanbestedingswet 2012 is een nieuwe regeling opgenomen voor een integriteittoets bij aanbestedingen. In deze beleidslijn is ook opgenomen op welke wijze de gemeente invulling geeft aan de mogelijkheid om bij aanbestedingen een zogenoemde “integriteitverklaring aanbesteden” te vragen.
Door het opnemen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke branches Bibob wordt toegepast en in welke gevallen dit gebeurt. Ten aanzien van de burger wordt door het opnemen van de beleidslijn willekeur voorkomen en ten behoeve van de bescherming van de integriteit binnen de gemeente kan het een preventieve werking hebben.
De wet geldt op dit moment voor de sectoren milieu, horeca, transport, bouw (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten), evenementen, speelautomaten(hallen),
smart-, head- en growshops en vastgoedtransacties. De toepassingsgebieden van de Wet Bibob op gemeentelijk niveau zijn beschikkingen inzake horeca-inrichtingen, coffeeshops, seksinrichtingen, smart-, head- en growshops, evenementen (steeds als de gemeente daarvoor een vergunningstelsel kent) en de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast kan de wet worden toegepast op subsidieregelingen en bij aanbestedingen. Met ingang van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob komen daar vastgoedtransacties bij. Verder kent de Aanbestedingswet 2012 een eigen integriteitstoets die de Bibob-toets op dit terrein nagenoeg overbodig maakt.
Hieronder volgt een uiteenzetting van de toepassingsgebieden zoals deze in de beleidslijn zijn opgenomen. Onder 3.4. worden de gebieden besproken die na inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob van toepassing zullen zijn.
Naast deze ontwikkelingen is in 2016 de Aanbestedingswet in werking getreden. Die wet bevat een eigen integriteitsverklaring aanbesteden. Die maakt in beginsel een Bibob-toets bij aanbesteden in veruit de meeste gevallen overbodig. Het college past de Wet Bibob daarom op dit terrein niet (meer) toe, maar maakt gebruik van de mogelijkheid om van gegadigden in aanbestedingstrajecten een zogenoemde integriteitsverklaring aanbesteden te vragen.
Door de steeds toenemende aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit maken steeds meer gemeenten werk van toepassing van de Wet Bibob. Alleen al ter voorkoming van een zogenoemd waterbedeffect is het daarom van belang toepassing van de Wet Bibob op regionaal niveau eenduidig toe te passen. Daarnaast werken alle gemeenten in de regio Haaglanden/Hollands Midden samen met onder meer politie, OM en Belastingdienst in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Haaglanden/Hollands Midden (RIEC HHM). De verwachting is dat die samenwerking steeds vaker zal leiden tot signalen van georganiseerde criminaliteit binnen de gemeente. Het college wil adequaat op dergelijke signalen kunnen reageren.
3.1 De “kan”en de “zal”bepaling
In de Bibob beleidslijn is onder artikel 2, eerste lid, een “zal”bepaling opgenomen en zijn onder het tweede lid tot en met vierde lid van artikel 2 “kan”bepalingen opgenomen. De “zal”bepaling onder artikel 2, eerste lid, houdt in dat de gemeente er in beginsel op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidslijn dient nader te worden gemotiveerd. Toepassing van deze bepaling brengt met zich mee dat toepassing van de Wet Bibob een preventief karakter heeft.
Uiteraard is het niet altijd mogelijk en/of wenselijk om alle nieuwe vergunningen in een bepaalde categorie te toetsen. De toetsing moet immers wel proportioneel zijn. Als voorbeeld wil het college niet iedere aanvraag voor de bouw van een dakkapel onder de Bibob-toets brengen. Voor die onderdelen waar het college een beperking aan wil brengen in de specifieke vergunningen of transacties die aan de toets worden onderworpen is in bijlagen bij de Bibob-beleidslijn aangegeven ten aanzien van welke categorieën het college de toets wel wenst uit te voeren.
Voor de toepassingsgebieden die onder de “kan” bepaling vallen, geldt dat de gemeente altijd de Wet Bibob in stelling brengt als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van één van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob. Uitgangspunt is dat in alle gevallen waarin de Wet Bibob kan worden toegepast de gemeente in ieder geval op een signaal van het OM of één van de samenwerkingspartners in het RIEC-verband kan reageren.
In een beperkt aantal gevallen komt de bredere “zal” bepaling in beeld. Daarmee wordt tevens gestreefd naar maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers. Met name op het terrein van (horeca-, kansspel- en seksvergunningen,) is het echter van belang dat de gemeente een goede afweging kan maken. Het college is van mening dat op die terreinen het belang van een integere overheid opweegt tegen de administratieve last die aan de ondernemer wordt opgelegd.
Naast de gebruikelijke toepassingsgebieden op het gebied van horecabedrijven en de exploitatievergunning voor seksinrichtingen op grond van de APV is deze beleidslijn ook van toepassing op de vroegere bouwvergunning, thans de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voorts is deze beleidslijn ook van toepassing op een aantal minder gebruikelijke terreinen van de Wet Bibob. Deze lichten wij hierna nader toe.
Indien een gemeente de vestiging van speelautomatenhallen geheel wil tegenhouden, is de Bibob-toets niet toereikend. Door middel van aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd.
Voor zover een gemeente ertoe kiest wel speelautomatenhallen in de gemeente toe te laten, is de toepassing van de Wet Bibob een goed instrument om de malafide ondernemers te weren.
Voor deze gevallen is artikel 2.1, onder iv, van de beleidslijn opgenomen.
Veel milieuvergunningen die voorheen vergunningplichtig waren op grond van Wet milieubeheer, vallen nu onder artikel 2.1 onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Veel onderdelen zijn daarmee niet langer vergunningplichtig, waardoor het toetsingsmoment ontbreekt. Voor de onderdelen die nog wel vergunningplichtig zijn, kan de gemeente vooralsnog de Bibob-toets toepassen. In de beleidslijn is de toetsing van deze milieuvergunningen opgenomen onder artikel 2 onder vi.
Gemeenten zijn als partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven en vastgoedontwikkelaars, maar ook met woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook nog vastgoedtransacties met particulieren. Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het mogelijk om vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij is, aan een Bibob-toets te onderwerpen. Het College kiest met betrekking tot deze transacties voor de “kan” bepaling. Het is hierbij niet noodzakelijk om alle vastgoedtransacties te screenen. Er kan een selectie worden gemaakt aan de hand van bijvoorbeeld de hoogte van het transactiebedrag. Alle andere transacties worden slechts aan een Bibob-toets onderworpen na signalen vanuit een van de partners, politie, justitie en/of belastingsdienst. Gemeenten kunnen hiertoe een verzoek om politie en justitiële informatie doen bij het RIEC. Het toetsingsmoment ligt in dit geval na het onderhandelingstraject, waarbij de gemeente partij is. Om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet laten gaan, kan een ontbindende voorwaarde worden opgenomen in het koopcontract. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de koop door te laten gaan.
Per 1 oktober 2012 is de evenementensector gebracht onder het bereik van de wet Bibob. Voorwaarde om de Wet Bibob te kunnen toepassen is dat er een vergunningstelsel voor die sector is. In gevolge artikel 2: 25 van de APV Noordwijk geldt voor (grote) evenementen een vergunningplicht.
Artikel 6 van de Wet Bibob stelt dat een subsidieregeling expliciet dient te verwijzen naar de Wet Bibob voordat de subsidie kan worden getoetst aan de Wet Bibob. Een subsidieregeling die niet “bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld” behoeft goedkeuring van de minister van Veiligheid en Justitie indien wordt verwezen naar de Wet Bibob. Het vooraf aanmelden van alle gemeentelijke subsidieregelingen om later eventueel op een signaal te kunnen reageren is in de praktijk niet werkbaar. Bovendien heeft het College geen aanwijzingen dat één of meer bepaalde subsidieregelingen worden aangevraagd om criminele of extremistische activiteiten te financieren. Een “zal” bepaling is derhalve niet proportioneel. Het college meent dat met betrekking tot subsidies kan worden volstaan met een “kan” bepaling, mede omdat dat de gebruikelijke toets op rechtmatig en doelmatig gebruik van een verstrekte subsidie op dit vlak ook een barrière opwerpt.
In de huidige en toekomstige Aanbestedingswet kunnen aanbestedende partijen van gegadigden een integriteitsverklaring vragen. Het college meent dat het belang van de Bibob-toets bij aanbesteden daarmee een beperkt belang heeft. Ook hier is daarom volstaan met een “kan”bepaling.
3.6 Niet opgenomen toepassingsgebieden
Ten aanzien van de onderstaande toepassingsgebieden is in beginsel toepassing van de wet Bibob wel mogelijk, maar is dat naar het oordeel van het college niet wenselijk of niet noodzakelijk.
Voor zover een gemeente wil voorkomen dat inrichtingen als head-, smart- en growshops zich in de gemeente vestigen, dan is de toepassing van het Bibob instrument niet toereikend. Hoewel enkele gemeenten in Nederland werken met een vergunningstelsel voor growshops, zijn er anno 2012 nog steeds juridische knelpunten aanwezig. Een belangrijke rol daarin speelt de vraag of growshops wel aantoonbaar overlast veroorzaken en of het wel gerechtvaardigd is deze onder een vergunningplicht te brengen. Ook is het niet (goed) mogelijk om tot een sluitende definitie van het begrip ‘growshop’ te komen: er kan geen onderscheid worden gemaakt met reguliere detailhandel (met name tuincentra en lampenwinkels) waar ook verkoop plaatsvindt van dezelfde producten die in growshops verkrijgbaar zijn. Middels aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er wel op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd. Verder rekent het College er op dat ook inwerkingtreding van de wet die voorbereidingshandelingen voor hennepteelt strafbaar stelt een dam op zal werpen tegen growshops.
Op 9 maart 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle gemeenten middels een brief verzocht de slijterijen niet langer te doen toetsen aan de Wet Bibob. De minister onderbouwt dit als volgt.
Omwille van het tegengaan van de omvang van administratieve lasten, maar ook gelet op het draagvlak voor de Wet BIBOB, acht ik het van belang dat de toepassing van deze wet ook hiertoe beperkt blijft. Ik wil u dan ook vragen hier bij de vormgeving van uw BIBOB-beleid, met name voor slijterijen en particulieren die een bouwvergunning aanvragen, rekening mee te houden en indien het niet nodig is om BIBOB toe te passen, deze sectoren uit te zonderen
Voor dit beleid neemt het College dit standpunt over.
Evenementenvergunningen voor vechtsportgala’s
Vechtsportgala’s kunnen onderworpen worden aan een Bibob-toets, mits de gemeente heeft voorzien in een (evenementen)vergunningplicht in haar APV. De keuze om een vergunningplicht in te voeren, moet samenhangen met het effect dat de sector heeft op de openbare orde / veiligheid in de desbetreffende gemeente. Het invoeren van een vergunningplicht, zodat er getoetst kan worden aan de Wet Bibob zonder dat de openbare orde /veiligheid in een gemeente in het geding is, is niet proportioneel.
De gemeente Noordwijk heeft in haar APV geen expliciete vergunningsplicht opgenomen voor vechtsportgala’s. Binnen de gemeente Noordwijk wordt weliswaar in de Schelft een aantal keren per jaar een vechtsportgala georganiseerd, maar uit politieonderzoek uit het recente verleden is gebleken dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat deze gala’s gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid.
Nu er geen grond is om de expliciete evenementenvergunning voor vechtsportgala’s op te nemen in de APV, acht het College aanvulling van de Bibobbeleidslijn in dit kader niet noodzakelijk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-251957.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.