Gemeenteblad van Almere
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2019, 250568 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2019, 250568 | Overige besluiten van algemene strekking |
Regeling Categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist
De raad van de gemeente Almere.
gelezen het voorstel van het college aan de raad van 21 mei 2019, met nummer RV-63/2019;
gelet op het bepaalde in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), en artikel 6.5, eerste en derde lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
vast te stellen de navolgende regeling Categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.
Als categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist, worden aangewezen:
Categorie I: Beleid en ruimtelijk kader
Categorie III: Recreatie, sport- en maatschappelijke voorzieningen
Categorie IV: Werken en bedrijven
Artikel 3 uitgesloten categorieën
Een verklaring van geen bedenkingen is altijd vereist wanneer in ieder geval één van de volgende criteria van toepassing is:
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is voor de genoemde categorieën van gevallen toch een verklaring van geen bedenkingen vereist indien tenminste één vijfde van de raadsleden heeft aangeven in een dergelijk geval toch een verklaring van geen bedenkingentraject te willen doorlopen. De raad zal daartoe van alle aanvragen waarover besloten wordt via artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht minimaal één keer per maand een overzicht ontvangen, waarna de raadsleden twee vergaderweken de tijd hebben om een beroep te doen op deze uitzondering.
Op aanvragen omgevingsvergunningen met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvan voor datum inwerkingtreding van dit besluit aan de raad een verklaring van geen bedenkingen is gevraagd, blijft het op dat moment geldende recht van toepassing.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 26 september 2019
De griffier De voorzitter
J.D. Pruim F.M. Weerwind
Bijlage I bij de regeling Categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waaronder detailhandel als ondergeschikte bedrijfsactiviteit. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel en andere vergelijkbare bedrijven;
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals een theater, museum, dansschool, muziekschool, filmhuis, bioscoop, bowlingcentrum, atelier en galerie, met uitzondering van seksinrichtingen;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen;
een terrein of besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft;
1.6 maatschappelijke voorziening
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren;
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming;
project als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
op verblijf- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen of een kampeerterrein, zoals een recreatiewoning of een volkstuin;
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, zoals een fitnesscentrum of speelterrein, niet zijnde recreatieve voorzieningen;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is de procedure vastgelegd voor aanvragen omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo (hierna: uitgebreide omgevingsvergunning). In hoofdlijnen komt de regeling erop neer dat het college bevoegd is om over de aanvraag van een uitgebreide omgevingsvergunning te beslissen. Daarvoor is vereist dat de raad een ‘verklaring van geen bedenkingen’ afgeeft. Het college kan zonder de verklaring van de raad de vergunning niet verlenen.
Een omgevingsvergunning waarvoor een verklaring van geen bedenkingen is vereist, doorloopt de uitgebreide procedure. Onderdeel daarvan is dat een ontwerp van de omgevingsvergunning en een ontwerp van de verklaring van geen bedenkingen zes weken ter inzage worden gelegd en dat een ieder een zienswijze tegen de vergunning en verklaring kan indienen.
De raad geeft in de uitgebreide procedure van de omgevingsvergunning zowel een ontwerp verklaring af, als een definitieve verklaring aan het einde van de procedure (op het moment dat de definitieve vergunning kan worden verleend of geweigerd). De ontwerp verklaring van de raad dient tezamen met het ontwerp van de omgevingsvergunning ter inzage worden gelegd. Zienswijzen kunnen zowel betrekking hebben op de ontwerp omgevingsvergunning als op de ontwerp verklaring van geen bedenkingen van de raad.
Dit betekent dat in de procedure van een uitgebreide omgevingsvergunning twee keer een besluit van de raad wordt gevraagd: namelijk één voor een ontwerp verklaring van geen bedenkingen en één voor de definitieve verklaring van geen bedenkingen.
Om de procedure te versnellen is in de wet de bevoegdheid opgenomen dat de raad op voorhand categorieën gevallen aanwijst waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Hiermee is het niet meer vereist om twee besluiten van de raad te vragen. Valt een project binnen de aangewezen categorieën, dan kan het college de omgevingsvergunning verlenen, zonder dat de raad voor de omgevingsvergunningen een verklaring van geen bedenkingen afgeeft. De procedure wordt dan met twee raadscycli verkort. Dit vereenvoudigt en versnelt de procedure voor een uitgebreide omgevingsvergunning. Belanghebbenden zoals bijvoorbeeld de aanvrager of omwonenden hebben sneller zekerheid of de vergunning wordt verleend of geweigerd.
Het wettelijke kader voor de voorliggende regeling wordt gevormd door artikel 2.27 van de Wabo, in samenhang met artikel 6.5 eerste en derde lid van het Bor.
Op grond van artikel 6.5 eerste lid van het Bor wordt een uitgebreide omgevingsvergunning niet verleend dan nadat de raad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven. De bevoegdheid om de procedure te versnellen door op voorhand categorieën aan te wijzen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist staat in artikel 6.5 derde lid van het Bor. Met voorliggende regeling maakt de gemeente Almere gebruik van deze bevoegdheid.
De regeling bestaat uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk I Algemeen zijn de begripsbepalingen opgenomen. Ten behoeve van de betere leesbaarheid is deze lijst opgenomen in een bijlage. In hoofdstuk II zijn de aangewezen categorieën opgenomen (artikel 2), evenals de uitzondering in welke gevallen de aanwijzing niet opgaat (artikel 3). In hoofdstuk III zijn de slotbepalingen zoals het overgangsrecht, de inwerkingtreding en het citeerartikel opgenomen (artikelen 5 tot en met 7).
De aangewezen categorieën van gevallen zijn geclusterd in zes groepen: categorie I: Beleid en ruimtelijk kader; categorie II: Wonen; categorie III: Recreatie, sport- en maatschappelijke voorzieningen; categorie IV: Werken en bedrijven; categorie V: overig en categorie VI Procedure.
In artikel 3 staat omschreven in welke gevallen de raad om een verklaring van geen bedenkingen wordt gevraagd.
Hieronder wordt ingegaan op het centrale begrip in de regeling, namelijk ‘project’. Daaronder wordt ingegaan op gemengde projecten en conflicterende categorieën. Daaronder volgt de artikelsgewijze toelichting op de regeling.
In de regeling worden diverse projecten aangewezen. Dit gaat om zowel bouwen als gebruik in strijd met het bestemmingsplan als het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Het begrip project sluit daarom ook aan bij de betekenis zoals die in de Wabo is opgenomen.
Bij het aanwijzen van diverse categorieën van projecten is het van belang om na te gaan of een project onder meer categorieën valt of dat het project valt in tegenstrijdige categorieën. De hoofdregel is dat het project valt onder één van de aangewezen categorieën. De regeling voorziet in de mogelijkheid dat een project valt onder meerdere categorieën. Zie hiervoor artikel 2 onder l. van de regeling. In de volgende alinea wordt dit nader toegelicht. Daaronder volgt een passage voor het geval een project valt in twee of meer conflicterende categorieën.
bijbehorende voorzieningen en bouwwerken
In artikel 2 onder b. tot en met e. wordt verwezen naar ‘bijbehorende voorzieningen en bouwwerken”. Daarmee wordt gedoeld op functioneel met de hoofdfunctie van het project verbonden voorzieningen en bouwwerken. Daaronder kan worden verstaan voorzieningen zoals wegen, parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen of water, en eventuele bijbehorende bouwwerken.
Voor de werking van de regeling is het afdoende als het project in ten minste één van de aangewezen categorieën valt. Het kan zijn dat een project valt onder meer dan één categorie, zoals bijvoorbeeld een flatgebouw voor ca 120 woningen met een commerciële plint van bijvoorbeeld winkels en kleine kantoorruimten of bedrijven op de begane grond. Deze vallen zowel onder artikel 2, onder b., d. als e..
Een dergelijk gemengd project is expliciet mogelijk op grond van artikel 2 onder k..
Het is ook mogelijk dat een project conflicteert met twee categorieën: bijvoorbeeld dat een project voor woningen (valt onder artikel 2 onder c.) strijdig is met het ruimtelijk kader zoals is vastgelegd in een stedenbouwkundige visie (waarover de raad heeft ingestemd met de uitgangspunten, valt onder artikel 2 onder a.). Een dergelijk project kan vallen onder artikel 2 onder c. en is strijdig met het ruimtelijk kader als bedoeld in artikel 2 onder a. Op grond van artikel 2 onder a. zou de raad om een verklaring van geen bedenkingen moeten worden gevraagd. Dat is echter niet nodig omdat het project ziet op woningbouw, die expliciet is opgenomen onder artikel 2 onder b..
In een dergelijk geval kan het voor de motivering van het besluit (de goede ruimtelijke onderbouwing) nodig zijn dat de raad voor dit project een expliciete uitspraak wordt gevraagd over de aanpassing van het ruimtelijk kader. Het project komt in dat geval alsnog bij de raad, maar dan niet om (ontwerp-) verklaring van geen bedenkingen, maar om aanpassing van de beleids- of visie uitgangspunten.
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Voor de leesbaarheid van de regeling zijn de begrippen opgenomen in de bijlage. De begrippen zijn overgenomen uit de standaard begrippenlijst voor Almeerse bestemmingsplannen (met uitzondering van het begrip ‘Project’). Daarmee is de kans groot dat in het bestemmingsplan waarvan voor het project moet worden afgeweken dezelfde begrippen zijn opgenomen. Zoals in de algemene toelichting is aangegeven wordt voor het begrip Project aangesloten bij de Wabo.
De aangewezen categorieën zijn geclusterd in zes groepen. Hiervoor wordt verwezen naar de algemene toelichting hierboven, onder de kop ‘opbouw van de regeling’.
Categorie I: Beleid en ruimtelijk kader
In categorie I staat het ‘beleid en ruimtelijk kader’ opgenomen. Onder a. is aangegeven dat projecten die zijn opgenomen in een ruimtelijke visie of plan waarmee de raad met de uitgangspunten heeft ingestemd, niet voor een verklaring van geen bedenkingen weer terug hoeven te komen bij de raad. De raad heeft daarover immers al een uitspraak over gedaan. Het gaat hierbij om ruimtelijke kaders zoals in een stedenbouwkundige visie of een masterplan (zoals bijvoorbeeld de gebiedsvisie Oosterwold, of Masterplan Floriade). In dergelijke beleidsstukken zijn over het algemeen de initiatieven zodanig concreet uitgewerkt dat op voorhand duidelijk is of het initiatief op die locatie volgens de raad verenigbaar is met een goede ruimtelijke ordening. Dit geeft dan voldoende zekerheid voor belanghebbenden, zoals de aanvrager. Het is dan niet op voorhand noodzakelijk om met het initiatief voor een verklaring van geen bedenkingen langs de raad te gaan.
In de regel is de variatie toegevoegd dat het ook kan gaan om een visie of plan die de raad heeft vastgesteld. Dit is opgenomen voor het geval de raad toch ook met een visie op plan heeft vastgesteld in plaats van ingestemd met de uitgangspunten.
In categorie II: ‘Wonen’ (onder b.) zijn de projecten opgenomen voor woningen, woongebouwen met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken. Almere is een groeistad met van oudsher een grote woningbouwopgave. In de categorie is daarom ook geen begrenzing aangegeven voor het aantal woningen, zoals bijvoorbeeld andere gemeenten wel hebben gedaan. Zo heeft Utrecht een onderscheid opgenomen voor een project van maximaal 100 woningen in stad en maximaal 250 voor zover deze is gelegen in de wijk Leidsche Rijn. In andere gemeenten worden maxima opgenomen van 50 of van 30 woningen. In voorliggende regeling is geen maximum aantal woningen opgenomen in de categorie. In de onderbouwing voor de vergunning (de uitgebreide omgevingsvergunning) voor de woningen, moet toch de aanvaardbaarheid van het aantal woningen zijn aangegeven en moet zijn beoordeeld dat de ontwikkeling passend is op grond van een goede ruimtelijke ordening. Onder omstandigheden kan dat voor het ene project bij 30 woningen liggen. Voor een ander project kan dit net zo goed bij 300 liggen. Begrenzing in dit aanwijzingsbesluit voor categorieën van gevallen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist is daarom op voorhand niet eenduidig aan te geven. Daarnaast is voor Almere van belang dat woningbouwproductie eerder mogelijk wordt gemaakt door versnelling in de vergunningprocedure.
[Bij amendement 237/2019 met onderwerp ‘Aanpassing categorie II wonen’ is aan deze categorie toegevoegd het maximum van 150 woningen en een maximum bouwhoogte van 15 meter (vier bouwlagen).]
Categorie III: Recreatie, sport- en maatschappelijke voorzieningen
Onder categorie III: ‘Recreatie, sport - en maatschappelijke voorzieningen’ (onder c.) zijn projecten opgenomen voor bijvoorbeeld kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, schoolgebouwen, religie, gezondheidszorg en ook sportvelden en dansscholen.
Categorie IV: Werken en bedrijven
Op grond van categorie IV: ‘Werken en bedrijven’ zijn opgenomen projecten die zien op bedrijven en bedrijventerreinen (onder d.), en projecten die over het algemeen betrekking hebben op centrum gerelateerde functies (onder e. zoals bijvoorbeeld horeca, winkels, kantoren e.d.). Voor projecten bij bedrijventerreinen is vaak sprake dat een initiatief op onderdelen toch knellend is met het geldende bestemmingsplan. Dat wordt dan vaak als knellend ervaren en potentiële gegadigden haken vaak af als duidelijk wordt dat voor de uitgebreide procedure extra tijd nodig om twee keer langs de raad te gaan voor zowel een ontwerpverklaring van geen bedenkingen, als een definitieve verklaring van geen bedenkingen. Voor de centrum gerelateerde functies is het belang met name gelegen in een kortere proceduretijd ten behoeve van extra arbeidsplaatsen.
In categorie V: ‘overig’ (onder f. tot en met k.) zijn categorieën opgenomen die voornamelijk betrekking hebben op optimalisatie van verkeersafwikkeling, parkeervoorzieningen, oppervlaktewaterbeheer, aanpassingen, aanleg van nieuwe groenstructuur en openbare nutsvoorzieningen. In deze categorie is ook het bouwrijp maken van terreinen ten behoeve van de opgenomen projecten opgenomen (onder j.).Tenslotte is onder m. aangegeven dat als het project valt binnen verschillende categorieën toelaatbaar is. Dit laatstgenoemd artikellid is toegelicht onder de algemene toelichting (zie hierboven).
In Categorie VI: ‘procedure’ is onder l. opgenomen voor het geval voor een uitgebreide omgevingsvergunning wel een ontwerpverklaring van geen bedenkingen is afgegeven en gedurende de ter inzage legging geen zienswijze tegen de ontwerpverklaring is ontvangen. Om de definitieve vergunning versneld te kunnen afgeven wordt een dergelijke situatie als een categorie aangewezen. Het is dan niet noodzakelijk dat dat raad voor het definitieve besluit alsnog een verklaring moet afgeven die ten opzichte van de ontwerpverklaring niet is gewijzigd en dat de ontwerp verklaring met een zienswijze niet ter discussie is gesteld.
Niet als afzonderlijke categorie is aangewezen de weigering van een uitgebreide omgevingsvergunning. De formulering van de regeling, in zowel de aanhef als in de onderlinge artikelleden in samenhang bezien, ziet op projecten ongeacht of daadwerkelijk van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De aangewezen categorieën zien zowel op de gevallen dat wordt meegewerkt als dat wordt geweigerd. Voor projecten die buiten deze lijst vallen is zowel voor de weigering als voor de verlening zowel een ontwerp als een definitieve verklaring van geen bedenkingen van de raad vereist.
Artikel 3: uitgesloten categorieën
In artikel 3 is de situatie aangegeven onder welke omstandigheden voor het project wel een verklaring van geen bedenkingen aan de raad wordt gevraagd. In deze categorie zijn de omstandigheden aangegeven waarin een verklaring van geen bedenkingen van de raad altijd is vereist.
In dit artikel gaat het om de omstandigheid dat voor het project een m.e.r.-plicht geldt (onder a.) of een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit betreft (onder b), danwel dat voor het project een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming is voorgeschreven. Bij de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit gaat het om activiteiten die vallen binnen de drempelwaarden die zijn opgenomen in Kolom 2 van onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Zo is bijvoorbeeld voor een stedelijke ontwikkelingsproject de drempelwaarde van 2000 woningen opgenomen (categorie D11.2 van het Besluit m.e.r.). Als het om 2000 woningen of meer gaat dan wordt het project aan de raad voorgelegd voor een verklaring van geen bedenkingen. Als het gaat om een woningbouw ontwikkeling van bijvoorbeeld 500 woningen, dan is niet direct een m.e.r.-beoordelingsplicht voorgeschreven. Hiervoor geldt dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze projecten kan het college dan de vergunning verlenen zonder dat de raad hiervoor een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven.
Bij een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming gaat het om projecten die gevolgen kunnen hebben voor beschermde Natura 2000 gebieden.
Onder d. van artikel 3 is opgenomen dat voor projecten voor grote windmolens aan de raad een verklaring van geen bedenkingen wordt gevraagd. De raad heeft bij de consultatie van het beleidsstuk Energie Werkt! aangegeven dat elke windmolen voor besluitvorming aan de raad wordt voorgelegd. Zie hiervoor het raadvoorstel Programma Energie Werkt! met RV-nummer RV-40/2015 waarin staat: “(…) plaatsing van iedere windmolen hoe dan ook via de raad zal verlopen omdat dit vanuit het bestemmingsplan dan wel vanuit de omgevingsvergunning die nodig is geborgd wordt (verklaring van geen bedenkingen) (..)”
Er is sprake van een grote windmolen als deze hoger is dan 5 meter gemeten vanaf aansluitend terrein of gemeten vanaf het dak waarop deze is geplaatst. Bij kleinschalige windmolens kan worden gedacht aan windmolens op het dak van een kantoorgebouw. In de meeste bestemmingsplannen is voor de kleinschalige windmolen, conform het programma Energie Werkt!, een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
De maatvoering van 5 meter ten opzichte van het aansluitend terrein of het dak waarop de molen is geplaatst, is grotendeels ontleend aan de artikel 2.2 van de Omgevingsverordening van de provincie Flevoland. De regeling sluit aan met de regeling over kleine windmolens in de meeste Almeerse bestemmingsplannen.
In artikel 3, aanhef en onder e, is de omstandigheid opgenomen dat het college niet bevoegd gezag is om te beslissen op de uitgebreide omgevingsvergunning. Dit kan zich voordoen bij bijvoorbeeld projecten waarin op grond van een bestaande milieuvergunning de provincie al bevoegd gezag is. Als een dergelijk bestuursorgaan bevoegd gezag is voor een project, dan is met dit besluit expliciet aangegeven dat hiervoor een verklaring van geen bedenkingen aan de raad moet worden gevraagd. Dit was onder het oude raadsbesluit van 6 januari 2011, RV-91/2010 ook zo opgenomen. In de voorliggende regeling wordt het voortgezet.
[Bij amendement RG 2016/2019 met onderwerp ‘Voortzetting (met aanpassing) van ‘voorhangprocedure’’ is artikel 4 toegevoegd.]
Artikelen 5 tot en met 7: overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel
In artikel 5 is het overgangsrecht opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat de uitgebreide omgevingsvergunningen waarvoor de raad om een verklaring van geen bedenkingen is gevraagd op het moment van voor datum inwerkingtreden van deze regeling, het dan geldende recht van toepassing blijft. Voor deze procedures heeft het inwerkingtreden van de regeling geen gevolgen.
De artikelen6 en7 gaan over de inwerkingtreding van het besluit en hoe de regeling kan worden geciteerd. De regeling treedt in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-250568.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.