Standplaatsenbeleid Bladel 2019

Burgemeesters en wethouders van de gemeente Bladel;

 

gelet op afdeling 4 van hoofdstuk 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bladel 2017;

 

besluiten vast te stellen:

 

Standplaatsenbeleid Bladel 2019

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvrager: de natuurlijke persoon die een vergunning aanvraagt;

    • b.

      APV: Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Bladel;

    • c.

      Branche: verkoopactiviteiten binnen een bepaalde productgroep, zoals groenten en fruit, brood en banket, vis, zuivel en kaas, bloemen en planten, snacks en aanverwante artikelen, maar ook niet-etenswaren als kleding, schoenen en stoffen;

    • d.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Bladel;

    • e.

      Feestdagen: dagen als bedoeld in artikel 1 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet;

    • f.

      Incidentele standplaats: een standplaats voor maximaal 12 dagen per jaar;

    • g.

      Jaarmarkt: een aangewezen jaarmarkt, als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h van de Gemeentewet;

    • h.

      Reguliere standplaats: een standplaats voor het gehele jaar;

    • i.

      Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare weg en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, niet zijnde een standplaats op een weekmarkt, jaarmarkt of evenement;

    • j.

      Tijdelijke standplaats: een standplaats uitsluitend voor het leveren van diensten, waarbij de standplaats niet langer dan 6 maanden per jaar feitelijk wordt ingenomen;

    • k.

      Standplaatshouder: ieder aan wie door het college een standplaatsvergunning is verleend;

    • l.

      Weekmarkt: de warenmarkt in Bladel.

  • 2.

    Voor begripsbepalingen die niet in deze beleidsregel zijn voorzien, gelden de bepalingen uit de APV.

 

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is niet van toepassing op standplaatsen op een weekmarkt, een braderie/jaarmarkt, een evenement of op een terras dat onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid.

 

Hoofdstuk 2 Reguliere standplaatsen

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op reguliere standplaatsen.

 

Paragraaf 2.1 De aanvraag

Artikel 3 Wijze van aanvragen

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt aangevraagd op een daarvoor vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvrager overlegt bij het indienen van het aanvraagformulier de daarin opgenomen bijlagen.

 

Artikel 4 Persoon van de aanvrager

De aanvrager is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

 

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1.

    De algemene weigeringsgronden uit artikel 1.8 APV zijn van toepassing:

    • a.

      de openbare orde (zoals het voorkomen of beperken van overlast);

    • b.

      de openbare veiligheid (zoals de verkeersveiligheid en de veiligheid voor personen en goederen);

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu (zoals het voorkomen of beperken van geluidsoverlast).

In het belang van deze weigeringsgronden worden locaties voorgeschreven waar standplaatsen ingenomen mogen worden en hoeveel per locatie.

  • 2.

    Op basis van artikel 5:18 lid 2 APV kan een standplaatsvergunning ook worden geweigerd wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

    • Een standplaats ingenomen op een terrein met een bestemming gelijk of vergelijkbaar met de bestemmingen “verblijfsdoeleinden”, “verkeersdoeleinden” of “groendoeleinden” wordt geacht conform het bestemmingsplan te zijn, tenzij wordt aangetoond dat de locatie nodig is om te voorzien in de parkeerbehoefte.

  • 3.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder a APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd als de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

    • Op de aangewezen locaties wordt een standplaats geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand.

  • 4.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder b APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

    • Het redelijk verzorgingsniveau kan in het gedrang komen als binnen het verzorgingsgebied nog slechts één winkel gevestigd is in een bepaalde branche en deze winkel dreigt te verdwijnen door verlening van één of meerdere standplaatsvergunning(en). Om die reden wordt geen standplaatsvergunning verleend voor een branche waarvan nog maar 1 winkel is gevestigd in de kernen Hapert, Casteren, Hoogeloon of Netersel. Voor Bladel is er sprake van een dermate ruim bestedingspotentieel dat winkels in deze kern geen bescherming kunnen krijgen.

    • Aan weigering mogen geen andere economische motieven of behoefteaspecten ten grondslag liggen.

    • Deze weigeringsgrond geldt niet voor standplaatsen die diensten verlenen, omdat dit door de Europese Dienstenrichtlijn wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrije verkeer van diensten.

Artikel 6 Volgorde aanvragen

  • 1.

    Aanvragen worden op volgorde van ontvangst behandeld.

  • 2.

    Als dag van ontvangst wordt de dag aangemerkt waarop het bestuursorgaan de aanvraag volgens het post- c.q. zaaksysteem heeft ontvangen.

 

Paragraaf 2.2 De vergunning

Artikel 7 Duur

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt voor 5 jaar verleend.

  • 2.

    Na afloop van de termijn kan de vergunning steeds met 5 jaar worden verlengd.

 

Artikel 8 Inhoud vergunning

  • 1.

    In de standplaatsvergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      een omschrijving van de toegewezen standplaats met vermelding van de afmetingen van de totale standplaats en het kadastraal nummer van de locatie;

    • b.

      een omschrijving van de verkoopinrichting;

    • c.

      de branche waarin door de standplaatshouder op de hem toegewezen standplaats goederen worden verkocht of diensten worden aangeboden;

    • d.

      de dag(en) en de tijden waarop van de standplaats gebruik mag worden gemaakt;

    • e.

      de motivering van het besluit.

  • 2.

    Aan een standplaatsvergunning voor een standplaats worden de voorschriften opgenomen in de artikelen 18 en 19 opgenomen.

 

Artikel 9 Kosten

  • 1.

    Voor het aanvragen van een vergunning zijn leges verschuldigd. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke legesverordening en bijbehorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor het gebruik van gemeentelijke (nuts)voorzieningen moet worden betaald. De kosten voor aansluiten en verbruik worden afzonderlijk in rekening gebracht en zijn bovenop de leges verschuldigd.

 

Artikel 10 Gebruikelijke vakantieperiode

  • 1.

    Een standplaatshouder mag een standplaats vanwege vakantie éénmaal in de maanden april tot en met september en éénmaal in de maanden oktober tot en met maart een aaneengesloten periode van ten hoogste 4 weken niet innemen zonder dat de vergunning wordt ingetrokken.

  • 2.

    Indien een standplaatshouder een langere periode wegens vakantie de standplaats niet in zal nemen, moet de standplaatshouder dit tijdig voorafgaand aan de betreffende vakantieperiode aan het college meedelen.

  • 3.

    Standplaatshouder kan zich bij vakantie laten vervangen. De standplaatshouder deelt de naam van de persoon die vervangt en voor welke periode mee aan het college voordat de standplaats door de vervanger wordt ingenomen.

 

Artikel 11 Ziekte standplaatshouder

  • 1.

    Een standplaatshouder die wegens ziekte verhinderd is zijn standplaats in te nemen, moet het college binnen één week, vanaf de eerste dag van ziekte, daarvan schriftelijk in kennis stellen.

  • 2.

    Standplaatshouder kan zich bij ziekte laten vervangen. De standplaatshouder deelt de naam van de persoon die vervangt mee aan het college voordat de standplaats door de vervanger wordt ingenomen.

 

Artikel 12 Overschrijving standplaatsvergunning

  • 1.

    Bij overlijden van standplaatshouder, blijvende arbeidsongeschiktheid of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de standplaatshouder kan de vergunning over worden geschreven op de echtgenoot, samenwonende partner, een persoon die minimaal 3 jaar in loondienst van het bedrijf heeft gewerkt of een persoon die gedurende minimaal 3 jaar als mede-eigenaar van het bedrijf heeft gefunctioneerd. De vergunning wordt uitsluitend overgeschreven als aan alle in dit beleid genoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • 2.

    Een verzoek tot overschrijving moet binnen 3 maanden na het voordoen van één van bovengenoemde situaties bij het college wordt ingediend. Aanvragen in dit verband die na de voornoemde termijn zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen. Paragraaf 2.2. is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In het geval dat een rechtsopvolger, zoals bedoeld in het eerste lid, al een vergunning heeft voor het innemen van een andere standplaats binnen de gemeente, vervalt de vergunning voor die andere standplaats van rechtswege op het moment van het effectueren van de gewenste overschrijving.

 

Artikel 13 Intrekken vergunning

  • 1.

    Standplaatshouder kan het college verzoeken de standplaatsvergunning in te trekken. Bij het intrekken van een vergunning moet minimaal 1 maand opzegtermijn in acht worden genomen. De standplaatshouder moet daarom minimaal 1 maand voor het feitelijk niet meer innemen van de standplaats het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

  • 2.

    Het college kan de standplaatsvergunning in aanvulling op artikel 1:6 APV intrekken vanwege het opheffen van de standplaatslocatie vanwege herinrichting van het geografische gebied waarbinnen de standplaatslocatie zich bevindt.

  • 3.

    Op het moment dat het college het voornemen tot intrekken van de vergunning op basis van het tweede lid kenbaar maakt aan standplaatshouder, treedt het college in overleg met standplaatshouder voor een alternatieve standplaatslocatie.

  • 4.

    Tenzij dit in de vergunning voor het innemen van een standplaats op de alternatieve locatie als expliciete voorwaarde is opgenomen, heeft standplaatshouder geen terugkeergarantie naar de oude standplaatslocatie.

 

Paragraaf 2.3 Standplaatsen

Artikel 14 Locaties

  • 1.

    Standplaatsen mogen uitsluitend worden ingenomen op de volgende locaties:

    • a.

      Markt in Bladel, parkeervakken aan zijde Sniederslaan;

    • b.

      Burg. Van Houdtplein in Bladel, bestraat gedeelte;

    • c.

      Markt in Hapert, dinsdag parkeerplaatsen voor Markt 66 en andere dagen het open gedeelte op het trottoir voor Markt 24 en 26;

    • d.

      Valensplein in Hoogeloon;

    • e.

      Frans Bruursplein in Casteren;

    • f.

      Carolus Simplexplein in Netersel.

 

Artikel 15 Dagen en tijden

  • 1.

    Een standplaats mag worden ingenomen op de volgende dagen en tijden:

    • a.

      Markt in Bladel:

      • Donderdag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur, mits niet gelijktijdig op het Burg. Van Houdtplein in Bladel een standplaats wordt ingenomen;

      • Zondag tussen 12.00 en 18.00 uur.

    • b.

      Burg. Van Houdtplein in Bladel:

      • Donderdag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur, mits niet gelijktijdig op de Markt in Bladel een standplaats wordt ingenomen.

    • c.

      Markt in Hapert:

      • Dinsdag tussen 8.00 en 13.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

    • d.

      Valensplein in Hoogeloon:

      • Alle werkdagen tussen 8.00 en 18.00 uur.

    • e.

      Frans Bruursplein in Casteren:

      • Alle werkdagen tussen 8.00 en 18.00 uur.

    • f.

      Carolus Simplexplein in Netersel:

      • Alle werkdagen tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • 2.

    Een standplaats voor een hele dag kan verdeeld worden in 2 verschillende standplaatsen voor een halve dag, van 8.00 tot 13.00 en van 13.00 tot 18.00.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in incidentele gevallen en wanneer sprake is van een bijzondere gelegenheid.

  • 4.

    Onder een bijzondere gelegenheid als bedoeld in het derde lid worden in ieder geval verstaan: een braderie/jaarmarkt, een evenement ter plaatse, carnaval, kermis en feestdagen.

  • 5.

    Wanneer hoofzakelijk sprake is van het verkopen van etenswaren die voor directe consumptie gereed zijn kan voor de kernen Casteren, Hoogeloon en Netersel voor maximaal 3 dagen in de week een tijdstip tussen 10.00 en 22.00 uur worden verbonden aan de vergunning.

 

Artikel 16 Aantal standplaatsen per locatie

  • 1.

    Het aantal standplaatsen per locatie is aan de volgende maxima gebonden:

    • a.

      Markt in Bladel:

      • 1 standplaats per dag, mits niet gelijktijdig een standplaats wordt ingenomen op het Burg. Van Houdtplein in Bladel.

    • b.

      Burg. Van Houdtplein in Bladel:

      • 1 standplaats per dag, mits niet gelijktijdig een standplaats wordt ingenomen op de Markt in Bladel.

    • c.

      Markt in Hapert:

      • 5 standplaatsen op dinsdag en 1 standplaats per dag op donderdag tot en met zaterdag.

    • d.

      Valensplein in Hoogeloon:

      • 3 standplaatsen op woensdag en de andere werkdagen 1 standplaats per week.

    • e.

      Frans Bruursplein in Casteren:

      • 3 standplaatsen op woensdag en de andere werkdagen 1 standplaats per week.

    • f.

      Carolus Simplexplein in Netersel:

      • 2 standplaatsen per week.

 

Artikel 17 Branches

  • 1.

    Op een standplaatslocatie mag per dag gezien maximaal één aanbieder per branche tegelijkertijd standplaats houden.

  • 2.

    Op zondag op de Markt in Bladel mag uitsluitend een standplaats worden ingenomen waarbij hoofdzakelijk sprake is van de verkoop van etenswaren die voor directe consumptie gereed zijn.

 

Artikel 18 Innemen standplaats

  • 1.

    De standplaatsinrichting mag een frontbreedte van maximaal 10 meter hebben en een diepte van maximaal 3 meter.

  • 2.

    Er mag geen terras worden ingericht op de standplaats. Maximaal 2 statafels mogen tot de standplaatsinrichting behoren.

  • 3.

    De standplaatsinrichting mag maximaal een uur voor aanvang van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestart mag worden met de activiteiten, worden geplaatst. Maximaal een uur na afloop van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestopt moet worden met de activiteiten, moet de standplaatsinrichting zijn verwijderd.

  • 4.

    Standplaatshouder is verplicht zijn standplaats voor zonsopgang en vanaf zonsondergang voorzien te hebben van een verlichting, welke geen hinder toebrengt aan omwonenden en waarmee de uitgestalde goederen helder verlicht zijn.

  • 5.

    De standplaats mag niet worden ingenomen op feestdagen.

  • 6.

    Het college heeft het recht om tijdelijk een andere plaats toe te wijzigen in geval van bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden of evenementen.

  • 7.

    De standplaats moet zo worden ingericht dat zo min mogelijk parkeergelegenheid verloren gaat.

  • 8.

    Het is niet toegestaan wagens te parkeren op de plaats waarop deze standplaatsvergunning betrekking heeft, tenzij onlosmakelijk verbonden met het innemen van de standplaats.

  • 9.

    De standplaats moet zo worden ingenomen dat geen overlast wordt veroorzaakt en dat de verkeersvrijheid en -veiligheid niet in het gedrang komen.

  • 10.

    Er mag geen gebruik worden gemaakt van luidsprekers en versterkers.

  • 11.

    Standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 12.

    Voor het inzamelen van afval moeten voldoende voorzieningen worden getroffen.

  • 13.

    Bij het ontruimen moet de standplaatshouder zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon opleveren.

  • 14.

    Afvalwater mag alleen worden afgevoerd via een rioolput in de omgeving van de ingenomen standplaats.

 

Artikel 19 Verplichtingen rondom het gebruik van de standplaats

  • 1.

    Voor noodgevallen of andere zaken is de in de vergunning aangewezen contactpersoon telefonisch bereikbaar. Als de contactpersoon (tijdelijk) wijzigt, wordt de naam en het telefoonnummer van de nieuwe contactpersoon zo snel mogelijk aan het college doorgegeven.

  • 2.

    De standplaats moet door de standplaatshouder persoonlijk worden ingenomen, tenzij sprake is van een uitzondering als genoemd in de artikelen 10 tot en met 12.

  • 3.

    De standplaatshouder moet zich kunnen legitimeren door middel van een officieel identiteitsbewijs. De standplaatshouder moet dit identiteitsbewijs op eerste aanvraag aan de toezichthouder tonen.

  • 4.

    Eventuele aanwijzingen van met opsporing en/of toezicht belaste personen moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 5.

    Verkoop van eet- en drinkwaren moet voldoen aan het gestelde in de Warenwet.

  • 6.

    Alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat de gemeente Bladel of derden, als gevolg van het gebruik van maken van de standplaats, schade lijden.

  • 7.

    De standplaatshouder moet voldoende verzekerd zijn en blijven tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een standplaats krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

  • 8.

    De gemeente Bladel is niet aansprakelijk voor eventuele ongevallen en schade.

 

Hoofdstuk 3 Tijdelijke en incidentele standplaatsen

Paragraaf 3.1 De aanvraag

Artikel 20 Wijze van aanvragen

Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 21 Weigeringsgronden

  • 1.

    De algemene weigeringsgronden uit artikel 1.8 APV zijn van toepassing.

  • 2.

    Op basis van artikel 5:18 lid 2 APV kan een standplaatsvergunning ook worden geweigerd wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

    • Een standplaats ingenomen op een terrein met een bestemming gelijk of vergelijkbaar met de bestemmingen “verblijfsdoeleinden”, “verkeersdoeleinden” of “groendoeleinden” wordt geacht conform het bestemmingsplan te zijn, tenzij wordt aangetoond dat de locatie nodig is om te voorzien in de parkeerbehoefte.

  • 3.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder a APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd als de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

    • Op de aangewezen locaties wordt een standplaats geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Incidentele standplaatsen worden gelet op de beperkte duur geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Bij tijdelijke standplaatsen op niet aangewezen locaties moet aan de hand van een advies van de Welstandscommissie worden geoordeeld of sprake is van redelijke eisen van welstand en er dus geen sprake is van een ernstige verstoring van het straatbeeld.

  • 4.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder b APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

    • Bij een incidentele standplaats komt het redelijk verzorgingsniveau niet in gevaar, omdat het slechts om een beperkte duur gaat.

    • Aan weigering mogen geen economische motieven of behoefteaspecten ten grondslag liggen. Deze weigeringsgrond geldt niet voor standplaatsen die diensten verlenen, omdat dit door de Europese Dienstenrichtlijn wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrije verkeer van diensten. Bij een tijdelijke standplaats kan dan ook geen sprake zijn van een standplaats die een redelijk verzorgingsniveau in gevaar brengt.

 

Artikel 22 Volgorde aanvragen

Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 3.2 De vergunning

Artikel 23 Duur

  • 1.

    Een tijdelijke standplaatsvergunning wordt verleend voor maximaal een jaar, waarbij de standplaats feitelijk maximaal 6 maanden per jaar ingenomen mag worden. Indien het een jaarlijks terugkerende tijdelijke standplaats betreft wordt de vergunning verleend voor 5 jaar.

  • 2.

    Per aanvraag wordt bekeken welke duur wordt toegestaan.

  • 3.

    Een incidentele standplaatsvergunning wordt verleend voor maximaal 12 dagen per jaar. Indien het een jaarlijks terugkerende incidentele standplaats betreft wordt de vergunning verleend voor 5 jaar.

 

Artikel 24 Inhoud vergunning

Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de geldende voorschriften zijn opgenomen in de artikelen 28 en 29.

 

Artikel 25 Kosten

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 3.3 Standplaatsen

Artikel 26 Locaties

Tijdelijke en incidentele standplaatsen zijn niet gebonden aan de in artikel 14 van hoofdstuk 2 bedoelde standplaatslocaties.

 

Artikel 27 Dagen en tijden

  • 1.

    Aan tijdelijke en incidentele standplaatsen kunnen tijden worden verbonden gelegen op maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 uur en 18.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 09.00 uur en 18.00 uur, waarbinnen vanaf de locatie activiteiten mogen worden uitgeoefend.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing wanneer sprake is van een bijzondere gelegenheid.

  • 3.

    Onder een bijzondere gelegenheid als bedoeld in het tweede lid worden in ieder geval verstaan: een braderie/jaarmarkt, een evenement ter plaatse, carnaval, kermis en feestdagen.

  • 4.

    In de uren van 18.00 uur tot 8.00 uur wordt uitsluitend een incidentele standplaatsvergunning ten behoeve van een bijzondere gelegenheid, als bedoeld in het derde lid, verleend.

 

Artikel 28 Innemen standplaats

  • 1.

    Voordat de standplaats fysiek wordt ingenomen moet vooraf contact op worden genomen met team Openbare werken van de afdeling Ontwikkeling om de exacte plaats van de standplaats te bepalen.

  • 2.

    De standplaatsinrichting mag een frontbreedte van maximaal 10 meter hebben en een diepte van maximaal 3 meter.

  • 3.

    Er mag geen terras worden ingericht op de standplaats. Maximaal 2 statafels mogen tot de standplaatsinrichting behoren.

  • 4.

    De standplaatsinrichting mag maximaal een uur voor aanvang van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestart mag worden met de activiteiten, worden geplaatst. Maximaal een uur na afloop van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestopt moet worden met de activiteiten, moet de standplaatsinrichting zijn verwijderd.

  • 5.

    Standplaatshouder is verplicht zijn standplaats voor zonsopgang en vanaf zonsondergang voorzien te hebben van een verlichting, welke geen hinder toebrengt aan omwonenden en waarmee de uitgestalde goederen helder verlicht zijn.

  • 6.

    De standplaats moet zo worden ingericht dat zo min mogelijk parkeergelegenheid verloren gaat.

  • 7.

    Het is niet toegestaan wagens te parkeren op de plaats waarop deze standplaatsvergunning betrekking heeft, tenzij onlosmakelijk verbonden met het innemen van de standplaats.

  • 8.

    De standplaats moet zo worden ingenomen dat geen overlast wordt veroorzaakt en dat de verkeersvrijheid en -veiligheid niet in het gedrang komen.

  • 9.

    Er mag geen gebruik worden gemaakt van luidsprekers en versterkers.

  • 10.

    Standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 11.

    Voor het inzamelen van afval moeten voldoende voorzieningen worden getroffen.

  • 12.

    Bij het ontruimen moet de standplaatshouder zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon opleveren.

  • 13.

    Afvalwater mag alleen worden afgevoerd via een rioolput in de omgeving van de ingenomen standplaats.

     

Artikel 29 Verplichtingen rondom het gebruik van de standplaats

  • 1.

    Voor noodgevallen of andere zaken is de in de vergunning aangewezen contactpersoon telefonisch bereikbaar. Als de contactpersoon (tijdelijk) wijzigt, wordt de naam en het telefoonnummer van de nieuwe contactpersoon zo snel mogelijk aan het college doorgegeven.

  • 2.

    Eventuele aanwijzingen van met opsporing en/of toezicht belaste personen moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 3.

    Verkoop van eet- en drinkwaren moet voldoen aan het gestelde in de Warenwet.

  • 4.

    Alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat de gemeente Bladel of derden, als gevolg van het gebruik van maken van de standplaats, schade lijden.

  • 5.

    De standplaatshouder moet voldoende verzekerd zijn en blijven tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een standplaats krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

  • 6.

    De gemeente Bladel is niet aansprakelijk voor eventuele ongevallen en schade.

 

Paragraaf 3.4 Omgevingsvergunning

Artikel 30 Aanvraag omgevingsvergunning

Bij een tijdelijke standplaatsvergunning kan sprake zijn van een bouwwerk waarvoor ook een omgevingsvergunning is vereist. Er is sprake van een bouwwerk wanneer:

  • a.

    er sprake is van een driedimensionaal gebouwd object (constructie);

  • b.

    er sprake is van een omvang van minimaal 2 m² (enige omvang);

  • c.

    het bouwwerk direct of indirect steun vindt in of op de grond (direct of indirect steun in of op de grond);

  • d.

    het bouwwerk bedoeld is om ter plaatse te functioneren (ter plaatse functioneren).

De objecten op standplaatsen voldoen aan deze criteria, maar zijn daarmee niet direct omgevingsvergunningplichtig. Vooral criterium d is hierbij van belang. Over het algemeen is een object bedoeld om ter plaatse te functioneren als het object langer dan 31 dagen op dezelfde plaats staat. Er moet dan wel sprake zijn van een permanent karakter. Bij een onderzoekswagen e.d. is wel sprake van een periode langer dan 31 dagen, maar niet van een permanent karakter. Daarvoor is dus geen omgevingsvergunning vereist.

Of sprake is van een omgevingsvergunningplicht moet per geval worden beoordeeld. Is een omgevingsvergunning vereist dan blijft ook een tijdelijke standplaatsvergunning vereist.

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 31 Intrekking eerdere beleidsregel en inwerkingtreding

  • 1.

    De ‘Beleidsregel voor standplaatsen gemeente Bladel’, vastgesteld bij besluit van 21 september 2010, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking daags na bekendmaking.

     

Artikel 32 Overgangsregeling

De ‘Beleidsregels voor standplaatsen gemeente Bladel’, vastgesteld 21 september 2010, blijft van toepassing op aanvragen waarop nog niet is beslist op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

 

Voor reguliere standplaatsvergunningen verleend onder het regime van de ‘Beleidsregels voor standplaatsen gemeente Bladel’ wordt een uitsterfbeleid gehanteerd. Dit betekent dat bestaande rechten worden gerespecteerd, zolang er geen intrekkingsgronden van toepassing zijn.

 

Artikel 33 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Standplaatsenbeleid Bladel 2019’.

 

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Bladel op 18 december 2018.

 

de secretaris, drs. E.L.C.M. Mol

de waarnemend burgemeester, ing. P.M. Maas

Bijlage  

Toelichting bij Standplaatsenbeleid Bladel 2019

1.1. Aanleiding

Op 21 september 2010 is de “Beleidsregels voor standplaatsen gemeente Bladel” vastgesteld. Deze beleidsregel is op 2 oktober 2010 in werking getreden. Vanwege actualisatie wordt het beleid voor standplaatsen aangepast. Het ‘Standplaatsenbeleid Bladel 2019” vervangt de “Beleidsregels voor standplaatsen gemeente Bladel”.

1.2. Doel

De beleidsregel is opgesteld om te komen tot een rechtmatige en doelmatige uitoefening van de afdeling 4 uit hoofdstuk 5 van de APV. Hierdoor zijn burgers en bedrijven door de beleidsregel vooraf beter op de hoogte van de criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling van aanvragen om standplaatsvergunning. Toepassing van de beleidsregel maakt dat in gelijke gevallen, gelijk gehandeld wordt. Ten aanzien van een transparante en efficiënte dienstverlening worden met de beleidsregels twee doelen bereikt:

  • 1.

    Er is vooraf duidelijkheid over de haalbaarheid van aanvragen in relatie tot de APV;

  • 2.

    De procedure om tot een besluit op een aanvraag te komen wordt bespoedigd.

Daarnaast biedt in juridische zin het instrument van de beleidsregel de volgende voordelen voor zowel het college als voor burgers en bedrijven:

  • 1.

    Rechtszekerheid: de beleidsregel informeert burgers en bedrijven wanneer het college wel en wanneer het niet gebruik zal maken van een bevoegdheid om een bepaald besluit te nemen (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht).

  • 2.

    Motivering: het hanteren van beleidsregels zorgt ervoor dat het bestuur een goede invulling geeft aan het motiveringsbeginsel (artikel 4:82 van de Algemene wet bestuursrecht).

  • 3.

    Flexibiliteit: de beleidsregel biedt het bestuur meer flexibiliteit dan het instrument van de verordening (wettelijk voorschrift). Het is eenvoudiger om een beleidsregel aan te passen dan een verordening.

  • 4.

    Afwijkingsmogelijkheid: In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het college overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Uit deze bepaling vloeit voort dat voor het college de mogelijkheid bestaat om van de beleidsregel af te wijken (dit wordt de inherente afwijkingsmogelijkheid genoemd). De mogelijkheid om van de beleidsregel af te wijken kan slechts in bijzondere omstandigheden gehanteerd worden. Afwijken is mogelijk en geboden, als de strikte naleving van de beleidsregel, gelet op de strekking van de beleidsregel en de onderliggende wettelijke regeling, in het concrete geval niet nodig is en bovendien een onevenredig nadeel voor de belanghebbenden zou opleveren. Soms kan dit op voorhand duidelijk zijn, maar soms kan dit ook pas blijken als de beoordelingsprocedure van een vergunningaanvraag al is gestart (bijvoorbeeld als gevolg van zienswijzen die worden ingediend). In het algemeen valt niet aan te geven wanneer sprake is van een onevenredig nadeel. Dit zal per situatie moeten worden beoordeeld.

 

1.3. Wettelijke bepalingen

In afdeling 4 (artikel 5:17 tot en met 5:20) van hoofdstuk 5 van de APV zijn artikelen opgenomen over het innemen van standplaatsen.  

Artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Awb bepalen dat beleidsregels vastgesteld kunnen worden.

 

1.4. Toepassing

1.4.1. Afwijkingsbevoegdheid

In deze beleidsregel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat als aan de beleidsregel wordt voldaan, maar er een onevenredig nadeel is voor mogelijke belanghebbenden het college kan besluiten geen medewerking te verlenen. Het voldoen aan de beleidsregel is dan ook geen garantie dat ook daadwerkelijk gecollecteerd mag worden, gevent mag worden of een standplaats ingenomen mag worden. In de beleidsregel is ook opgenomen dat het college de bevoegdheid heeft om de beleidsregel in een specifieke situatie te beperken.

 

1.4.2. Procedurele vereisten

De aanvragen worden afgehandeld conform de procedure opgenomen in hoofdstuk 1 van de APV. 

Als er sprake is van het geheel of gedeeltelijk afwijzen van een aanvraag moet de aanvrager op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht vooraf in de gelegenheid worden gesteld zienswijzen naar voren te brengen.

Naar boven