Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Stichtse Vecht 2019

I. ALGEMENE BEPALINGEN

1. Algemeen

1.1. Onder politieke ambtsdrager wordt verstaan: de burgemeester, de leden van het college, de leden van de raad en de leden van raadscommissies.

1.2. Het Protocol voorziet in richtlijnen voor de handelswijze van de burgemeester bij vermoedens van integriteitschendingen waarbij een politieke ambtsdrager betrokken is. Het Protocol heeft tevens ten doel het blijvend activeren van de bewustwording van integriteit en het integer handelen van politieke ambtsdragers in de gemeente Stichtse Vecht.

1.3. Erkend wordt dat elk vermoeden van integriteitsschending een eigen aard en achtergrond heeft en de burgemeester derhalve gemotiveerd en in overleg met het fractievoorzittersoverleg kan besluiten af te wijken van dit Protocol.

1.4. Doordat elk vermoeden van integriteitschending een eigen aard en achtergrond heeft is de doorlooptijd van de verschillende fases afhankelijk van de specifieke omstandigheden. De burgemeester draagt zorg voor een juiste balans tussen zorgvuldigheid enerzijds en een snelle doorlooptijd anderzijds.

1.5. De ‘Gedragscode Integriteit volksvertegenwoordigers in de gemeente Stichtse Vecht’ (2017) en de ‘Gedragscode Integriteit college van burgemeester en wethouders in de gemeente Stichtse Vecht’ (2017) vormen de basis voor de afspraken over integriteit die met politieke ambtsdragers in de gemeente Stichtse Vecht zijn gemaakt.

1.6. Het Protocol is openbaar en door derden te raadplegen.

1.7. De burgemeester, de leden van het college, de leden van de raad en de leden van raadscommissies ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van dit Protocol.

II. DE MELDINGSFASE

2. Melding

2.1. Een melding van een vermoeden van een geschonden integriteitsnorm door een politieke ambtsdrager kan door een ieder worden ingediend bij de burgemeester.

2.2. Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld. De burgemeester zal hier alleen bij zwaarwegende omstandigheden, die blijken uit de duiding van de anonieme melding, van afwijken.

2.3. De burgemeester bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding en verzoekt de melder om in deze fase discretie ten aanzien van de melding te betrachten.

2.4. De burgemeester maakt een melding die vertrouwelijk aan de burgemeester gedaan is, in de meldingsfase niet actief openbaar. Indien de melder de melding in het openbaar gedaan heeft of openbaarheid aan de melding gegeven heeft, zal de burgemeester primair terughoudend maar naar bevind van zaken met de informatieverstrekking rond de melding handelen.

2.5. De burgemeester informeert de betrokken politieke ambtsdrager over de aanhangige melding, tenzij de omstandigheden van de melding zich hiertegen verzetten.

2.6. Een melding van een vermoeden van een geschonden integriteitsnorm door de burgemeester wordt ingediend bij de griffie. Het fractievoorzittersoverleg wijst in dat geval één van zijn leden aan die in de plaats treedt van de burgemeester bij het behandelen van de melding en stelt de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht in kennis van de aanhangige melding. De Commissaris van de Koning kan de behandeling van een dergelijke melding overnemen.

3. Duiding van de melding

3.1. De burgemeester toetst ambtshalve de melding om te beoordelen of het instellen van een onderzoek noodzakelijk is.

3.2. De burgemeester kan zich bij de duiding van de melding laten bijstaan door onafhankelijke interne of externe deskundigen, bijvoorbeeld door het door het Ministerie van Binnenlandse Zaken ingestelde Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers.

3.3. De duiding van de melding vindt onder andere plaats langs de volgende toetsingscriteria:

a) de ontvankelijkheid van het bestuursorgaan;

b) de aard en de concreetheid van de melding (gericht op een expliciete gedraging door een politieke ambtsdrager);

c) de ernst van de zaak;

d) de valideerbaarheid van de feiten en omstandigheden;

e) de positie van de melder, van de betrokken ambtsdrager en hun onderlinge betrokkenheid;

f) de geloofwaardigheid/ waarschijnlijkheid van de melding.

3.4. De burgemeester kan bij de duiding van de melding het voorhanden zijnde feitenmateriaal analyseren en eventueel de melder, de betrokken politieke ambtsdrager of andere betrokkenen bevragen.

3.5. De burgemeester besluit, gehoord het fractievoorzittersoverleg, op grond van zijn bevindingen of een onderzoek, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, wordt ingesteld.

3.6. Indien de burgemeester besluit dat er geen onderzoek nodig is worden de melder, de betrokken politieke ambtsdrager en de raad hierover actief geïnformeerd en wordt de melding afgesloten.

3.7. Uit een oogpunt van verantwoording en transparantie kan de burgemeester besluiten de melding te publiceren. Dit gebeurt geanonimiseerd waarbij de namen van melders en politieke ambtsdragers niet worden gepubliceerd.

III. DE ONDERZOEKSFASE

4. Onderzoek

4.1. Het onderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen.

4.2. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de burgemeester door een onafhankelijke onderzoeker.

4.3. De Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht wordt door de burgemeester geïnformeerd over het instellen van een onderzoek.

5. Onderzoeksopdracht

5.1. De burgemeester komt, na overleg met het fractievoorzittersoverleg, een schriftelijke onderzoeksopdracht met de onafhankelijke onderzoeker(s) overeen.

5.2. In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

a) de aanleiding van het onderzoek;

b) de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

c) afspraken over het onderzoeksrapport en de mogelijkheid van wederhoor door de betrokken politieke ambtsdrager;

d) de verwachte duur van het onderzoek;

e) de overeengekomen kosten van het onderzoek;

f) de bevoegdheden waarvan de onderzoeker gebruik mag maken;

g) dat de onderzoeker werkt conform de richtlijnen van dit Protocol.

6. Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager

6.1. De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het besluit tot het instellen van een onderzoek met voorrang mondeling en per brief geïnformeerd.

6.2. In de brief is in ieder geval opgenomen:

a) een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

b) wie het onderzoek gaat uitvoeren;

c) dat betrokkenen en getuigen kunnen worden gehoord;

d) dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de vermeende integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

e) dat de betrokken politieke ambtsdrager zich intern en/of extern kan laten ondersteunen, mits de onafhankelijkheid van het onderzoek gewaarborgd blijft;

f) de afspraken over het vertrouwelijk behandelen van het gehele onderzoek;

g) een verwijzing naar het dit Protocol en de vigerende gedragscode.

7. Horen in de onderzoeksfase

7.1. De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen in de onderzoeksfase worden gehoord.

7.2. Van alle politieke ambtsdragers wordt verwacht dat zij meewerken aan een onderzoek, zij kunnen hiertoe echter niet worden verplicht.

7.3. Betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden minimaal vijf dagen voor het gesprek uitgenodigd en vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek en hen wordt meegedeeld dat zij zich bij het gesprek kunnen laten bijstaan.

7.4. Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en de gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen een afgesproken korte termijn schriftelijk te reageren op het gespreksverslag.

7.5. Het gespreksverslag wordt ondertekend door de onderzoeker(s) en door de gehoorde.

7.6. Als de gehoorde weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het gespreksverslag. Als gehoorde dat wenst wordt een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

8. Onderzoeksrapport

8.1. De bevindingen van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport.

8.2. Het onderzoeksrapport bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

a) de onderzoeksopdracht met eventuele latere uitbreidingen;

b) een beschrijving van de ingezette onderzoeksmiddelen;

c) een weergave van alle feiten, omstandigheden, verklaringen en beweegredenen die betrekking hebben op de vermoedelijke integriteitsschending;

d) de bevindingen op grond van het onderzoek;

e) eventuele reacties op het onderzoek van degenen die bij het onderzoek zijn betrokken.

f) alle schriftelijke (achterliggende) stukken;

8.3. Het onderzoeksrapport is een persoonlijk advies gericht aan de burgemeester.

IV. POLITIEK-BESTUURLIJKE BEHANDELINGSFASE

9. Politiek-bestuurlijke behandeling

9.1. Na afronding van het onderzoek wordt het onderzoeksrapport door de burgemeester onder geheimhouding aangeboden aan de betrokken politieke ambtsdrager, het college, het fractievoorzittersoverleg en de raad.

9.2. Het onderzoeksrapport wordt door de raad in zijn eerstvolgende raadsvergadering als besloten agendapunt geagendeerd.

9.3. De raad besluit tijdens de vergadering of de behandeling van het onderzoeksrapport in openbaarheid zal plaatsvinden en of de door de burgemeester opgelegde geheimhouding op de stukken wordt bekrachtigd of wordt opgeheven.

9.4. Indien de geheimhouding wordt opgeheven besluit de raad, op advies van de burgemeester, in hoeverre en op welke wijze het onderzoeksrapport geheel of gedeeltelijk openbaar wordt gemaakt met inachtneming van de Wet openbaarheid van bestuur en de Algemene verordening gegevensbescherming.

V. SLOTBEPALINGEN

10. Communicatie, vertrouwelijkheid, geheimhouding en transparantie

10.1. De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie. Voor de interne en externe communicatie worden de verschillende belangen, waaronder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen en het belang van transparantie, nauwkeurig tegen elkaar afgewogen.

10.2. In de meldings- en onderzoeksfase is vertrouwelijkheid van stukken en informatie inzake de melding en het onderzoek het uitgangspunt.

10.3. De burgemeester kan in de meldings- en onderzoeksfase besluiten om op grond van de Gemeentewet geheimhouding op te leggen op stukken die de burgemeester aanbiedt aan het college, de raadscommissies, het fractievoorzittersoverleg, de raad of intern en externe adviseurs.

10.4. Na afronding van de meldings- en onderzoeksfase is het van belang dat de burgemeester verantwoording aflegt over zijn handelen. Daarbij past transparantie met inachtneming van de belangen onder artikel 10.1 genoemd.

11. Aangifte

11.1. Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester, na overleg met het fractievoorzittersoverleg, aangifte bij de politie.

11.2. Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

11.3. Indien sprake is van aangifte doet de burgemeester, na zorgvuldige afweging van belangen, al dan niet melding van het feit dat aangifte is gedaan. Over de inhoud van de aangifte doet de burgemeester geen mededelingen; communicatie over de aangifte en het vervolg verloopt via politie en/of justitie.

12. Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

12.1. Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn/haar oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie.

12.2. Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

12.3. Indien sprake is van aangifte doet de burgemeester, na zorgvuldige afweging van belangen, al dan niet melding van het feit dat aangifte is gedaan. Over de inhoud van de aangifte doet de burgemeester geen mededelingen; communicatie over de aangifte en het vervolg verloopt via politie en/of justitie.

12.4. De benadeelde kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk stellen voor eventuele door de benadeelde geleden schade.

13. Rapporteren en actualiseren

13.1. Jaarlijks informeert de burgemeester het college en de raad schriftelijk over de bestuurlijke integriteit waaronder de meldingen.

13.2. Dit Protocol wordt na een periode van twee jaar geactualiseerd.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 1 oktober 2019,

Griffier Voorzitter

Naar boven