Gemeenteblad van 's-Gravenhage
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2019, 241419 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2019, 241419 | Overige besluiten van algemene strekking |
Subsidieregeling voorschoolse educatie Den Haag 2019
Op grond van artikel 166 Wet Primair Onderwijs is het college van burgemeester en wethouders verplicht om zorg te dragen voor voldoende aanbod voor voorschoolse educatie. Schoolbesturen bieden in groepen 1 en 2 vroegschoolse educatie. Kinderen met laagopgeleide ouders, kinderen van ouders met weinig middelen om de ontwikkeling van hun kind te ondersteunen of kinderen van ouders met een niet-Nederlandse achtergrond krijgen bij de voor- en vroegschoolse educatie de kans om taal- of sociaalemotionele achterstanden in te lopen. Het voor- en vroegschoolse educatieve programma, waaraan strengere eisen worden gesteld dan in de Wet kinderopvang staan omschreven, wordt door kindercentra uitgevoerd.
Deze subsidieregeling vervangt de Subsidieregeling Kwaliteit voorschoolse educatie 2017, welke in dit besluit wordt ingetrokken. Inhoudelijk worden enkele subsidies geschrapt en worden andere subsidies toegevoegd. Verder is de nieuwe subsidieregeling meer in lijn gebracht met het stramien van de overige nieuw in werking getreden subsidieregelingen onderwijs.
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
gelet op artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening Den Haag 2014,
besluit vast te stellen de volgende Subsidieregeling voorschoolse educatie Den Haag 2019:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in de artikelen 2:1:1, 2:2:1, 2:3:1, 3:1:1, 3:2:1, 3:3:1 en 3:4:1 bedoelde activiteiten.
Subsidie voor activiteiten als bedoeld in deze subsidieregeling wordt uitsluitend verstrekt aan houders van een kindercentrum in Den Haag.
Een aanvraag om een subsidie wordt, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 ingediend in een van de volgende perioden:
a. 15 juni tot en met 15 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, waarin de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, zullen plaatsvinden;
b. 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten zullen plaatsvinden, tot en met 31 oktober in het jaar waarin de activiteiten zullen plaatsvinden.
Het college beslist, in afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 op een subsidieaanvraag als bedoeld in:
Artikel 1:7 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Voor zover niet anders bepaald in deze subsidieregeling komen voor subsidie uitsluitend in aanmerking de redelijk gemaakte kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoeld in deze regeling.
Onverminderd de artikelen 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15 tot en met 18 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, heeft de subsidieontvanger die voorschoolse educatie biedt de volgende verplichtingen:
a. per lokaal wordt voor minimaal 960 uur door doelgroepkinderen deelgenomen aan het aanbod voorschoolse educatie op het kindercentrum;
b. het kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt uitgevoerd, is aangesloten op VVE-UP en periodiek worden de gegevens in VVE-UP geactualiseerd;
c. alle leidsters en leerkrachten op een voorschoolse educatie-groep hebben een certificaat voor het werken met de gebruikte vve-methode of zijn hiervoor in opleiding;
d. op een lokaal wordt minimaal 160 uur per jaar een hbo-coach ingezet, of op de groep wordt tenminste 4 dagdelen per week een hbo-er ingezet.
Onverminderd de artikelen 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15 tot en met 18 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:
a. de subsidieontvanger deelt ervaringen en stelt ontwikkelde producten kosteloos ter beschikking aan andere organisaties;
b. de subsidieontvanger werkt mee aan het onderzoek van de op grond van artikel 27 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 aangewezen toezichthouder;
c. de subsidieontvanger werkt mee aan inhoudelijk onderzoek ten behoeve van monitoring en evaluatie.
Onverminderd de artikelen 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15 tot en met 18 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, kunnen aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen worden opgelegd:
a. de subsidieontvanger neemt deel aan stedelijke bijeenkomsten om ervaringen en kennis te delen;
b. de subsidieontvanger werkt mee aan locatiebezoeken ter verkrijging van inzicht in de gesubsidieerde activiteiten en de aansluiting van de voorschoolse educatie op de vroegschool en op de HEA.
Het college stelt jaarlijks voor 1 juli het subsidieplafond, voor het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft, vast voor subsidieverlening voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1:1, 2:2:1, 2:3:1 en 2:4:1.
Artikel 1:10 Aanvullende weigeringsgronden
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11, eerste en tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 kan subsidieverlening worden geweigerd als:
Hoofdstuk 2. Ambitie 5 “Een brede leer- en ontwikkelomgeving”
Paragraaf 2:1 Subsidie programma voorschoolse educatie
Artikel 2:1:2 Hoogte van de subsidie
Artikel 2:1:3 Wijze van verdeling
Honorering van aanvragen als bedoeld in artikel 1:5 eerste lid onder a. die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in de volgende door het college vastgestelde volgorde, totdat het subsidieplafond is bereikt:
a. eerst aanvragen ten behoeve van lokalen waarvoor in het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag reeds subsidie voor voorschoolse educatie werd verstrekt en er geen sprake is van stopzetting, beëindiging of intrekking van de subsidie;
b. daarna de aanvragen ten behoeve van nieuwe lokalen in wijken in de volgorde als vastgesteld door het college en aangegeven in bijlage 1.
c. indien toepassing van het eerste lid onder a. of b. ertoe leidt dat niet alle aanvragen binnen één categorie kunnen worden gehonoreerd door het bereiken van het subsidieplafond, stelt het college de onderlinge rangorde van de aanvragen binnen die categorie vast door middel van loting.
Voor zover aanvragen als bedoeld in artikel 2:1:5 tweede lid kunnen worden ingediend geschiedt honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.
Artikel 2:1:4 Aanvraagvereiste
In aanvulling op artikel 1:4 overlegt de aanvrager bewijs dat hij:
In aanvulling op artikel 1:8 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:
Paragraaf 2:2 Subsidie “Ontwikkeling Haagse Integrale Kindcentra ”
De doelen die met de verstrekte subsidie worden nagestreefd zijn:
a. een kindercentrum en een basisschool en eventueel andere partijen werken samen volgens een gezamenlijke pedagogische en educatieve visie;
b. het personeel van de verschillende partners werkt, onder één inhoudelijke aansturing, als één team en maakt optimaal gebruik van elkaars expertise;
c. de samenwerkende partners stemmen inhoudelijk en organisatorisch programma’s en activiteiten op elkaar af zodat doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen ontstaan en zij dagarrangementen realiseren voor ouders en peuters; en
d. de samenwerkende partners realiseren een gezamenlijke zorgstructuur en een gezamenlijk ouderbeleid.
Artikel 2:2:2 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Voor subsidie komen in aanmerking de volgende kosten die zijn verbonden aan de in artikel 2:2:1, eerste lid, genoemde activiteiten:
Artikel 2:2:3 Hoogte van de subsidie
Artikel 2:2:4 Wijze van verdeling
Artikel 2:2:5 Aanvraagvereiste
In aanvulling op artikel 1:4 overlegt de aanvrager een afschrift van een samenwerkingsovereenkomst waarin ten minste is geregeld dat:
Subsidies als bedoeld in artikel 2:2:1 kunnen worden aangevraagd in de periode als bedoeld in artikel 1:5 onder a.
Paragraaf 2:3 Subsidie voor “samenwerking doorgaande lijn vve-koppels”
Artikel 2:3:2 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
Voor subsidie als bedoeld in artikel 2:3:1 komen uitsluitend in aanmerking de kosten van:
Artikel 2:3:3 Hoogte van de subsidie
Artikel 2:3:4 Wijze van verdeling
Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in de volgende door het college vastgestelde volgorde, totdat het subsidieplafond is bereikt:
a. eerst de aanvragen waarvoor in 2019 subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling integrale plannen primair onderwijs en voorscholen Den Haag 2016;
Artikel 2:3:5 Aanvraagvereiste
In aanvulling op artikel 1:4 overlegt de aanvrager een afschrift van een samenwerkingsovereenkomst waarin de verdeling van werkzaamheden en de subsidiabele kosten is vermeld.
Subsidies als bedoeld in artikel 2:3:1 kunnen worden aangevraagd in de periode als bedoeld in artikel 1:5 onder a.
Paragraaf 2:4 Subsidie “ Toeleiding naar voorschoolse educatie”
Artikel 2:4:2 Hoogte van de subsidie
In aanvulling op artikel 1:8 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:
a. de houder biedt voorschoolse educatie aan in het lokaal waar Samenspel wordt gegeven;
b. ouder en kind bezoeken ten minste minimaal 3 en maximaal 6 maanden, één dagdeel per week Samenspel;
c. de houder volgt de afgesproken werkwijze Samenspel;
- nemen ten minste 8 en ten hoogste 10 kinderen deel;
- neemt één ouder per deelnemend kind deel;
- is ten minste de helft van de deelnemende kinderen doelgroepkind vve;
e. op Samenspelgroepen staan twee leidsters, van wie ten minste één leidster beschikt over de beroepskwalificatie die krachtens artikel 6 van het Besluit kwaliteit kinderopvang ook vereist is voor beroepskrachten in kindercentra;
f. op Samenspelgroepen staan twee leidsters, van wie ten minste één leidster de basistraining Samenspel met goed gevolg heeft afgerond en de andere leidster is gestart met deze basistraining Samenspel;
g. de leidsters beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag
h. de houder schrijft ouder en kind uit als zij 3 keer zonder goede reden of zonder afmelding niet naar de Samenspelbijeenkomst zijn gekomen;
i. de houder draagt zorg voor een stabiele personele bezetting op de Samenspelgroepen, overeenkomstig artikel 9 van het Besluit kwaliteit kinderopvang ten behoeve van de continuïteit in de uitvoering van Samenspel;
j. houder registreert maandelijks de in- en uitschrijvingen van doelgroepkinderen voor Samenspel via het eigen kindvolgsysteem in VVE-up;
k. de houder toont aan dat per Samenspelgroep voor minimaal 640 uur door kinderen wordt deelgenomen aan Samenspel, waarvan tenminste 400 uur door doelgroepkinderen; en
l. de houder vraagt geen vergoeding aan ouders voor deelname aan Samenspel.
Subsidies als bedoeld in artikel 2:4:1 kunnen worden aangevraagd in de periode als bedoeld in artikel 1:5 onder a.
Hoofdstuk 3. Eindverantwoording
Artikel 3:1 Eindverantwoording van alle genoemde subsidies
In aanvulling op de op grond van artikel 20, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 over te leggen gegevens, legt de aanvrager van een vaststellingsbeschikking de volgende gegevens per locatie over:
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat de in deze subsidieregeling genoemde bedragen worden geïndexeerd. Burgemeesters en wethouders stellen daarbij tevens het tijdstip en de maatstaf voor indexering vast.
Het college kan een artikel of artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van de kwaliteit van voorschoolse educatie en realisatie van een van de ambities uit de HEA, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Burgemeester en wethouders evalueren deze subsidieregeling ten minste eenmaal in de vier jaren.
artikel 1:8 verplichtingen en artikel 2:1:6 aanvullende verplichtingen In deze artikelen staan de verplichtingen die gedurende het subsidiejaar gelden om in aanmerking te komen voor de lokaalsubsidie voorschoolse educatie. Bij het niet naleven van verplichtingen gedurende het jaar kan dit leiden tot een korting op de subsidie bij vaststelling. Bij geconstateerde niet naleving van verplichtingen wordt gemonitord of en wanneer de naleving van de verplichtingen weer op orde is en wat de organisatie voor actie onderneemt om blijvend de verplichtingen na te leven. Herhaalde of langdurige niet naleving van de verplichtingen kan leiden tot stopzetting of niet opnieuw verstrekken van de subsidie. Dit laat onverlet mogelijke acties uit hoofde van toezicht en handhaving uit hoofde van de Wet kinderopvang.
Deze zorg voor voldoende aanbod van voorschoolse educatie is al een aantal jaren een wettelijke taak van de gemeenten. In Den Haag is sinds aanvang gewerkt aan het realiseren van voorschoolse educatie met voorrang op die plaatsen waar dat het meest nodig is. Er is echter behoefte aan uitbreiding van locaties voor voorschoolse educatie, en ook budget beschikbaar voor nieuwe lokalen. De prioritering bij overschrijding van het beschikbare budget is te vinden in bijlage 1. Deze lijst is samengesteld op basis van de criteria: in welke wijken bevinden zich de meeste doelgroepkinderen en is het beschikbaar aanbod aan voorschoolse educatie niet of onvoldoende aanwezig.
Een voorschoolse voorziening, waarvoor voor het eerst subsidie voor vve-kwaliteit wordt aangevraagd is een ‘nieuwe’ voorschoolse locatie. Dit kan een locatie zijn die valt onder een organisatie die al wel voor andere locaties subsidie voor vve-kwaliteit ontvangt of een locatie van een houder die nog niet eerder subsidie heeft aangevraagd. In dat laatste geval is er sprake van een ‘nieuwe’ houder. Voor nieuwe locaties en nieuwe houders geldt het volgende.
Om te voorkomen dat een nieuwe voorschoolse locatie met vve-kwaliteit of een nieuwe houder snel na de start weer moet stoppen, wordt de eis van reeds twee jaar bestaan gesteld. Het idee daarachter is dat na twee jaar een lokaal of houder stabiel genoeg is gebleken.
Op voorschoolse en vroegschoolse locaties wordt de ontwikkeling van alle kinderen gevolgd door middel van een genormeerd kindvolgsysteem. Op basis van de observaties worden groepsplannen opgesteld, die een uitwerking krijgen in de planningen. Zo wordt een beredeneerd aanbod gedaan aan de kinderen. Indien een voorschoolse voorziening intensief samenwerkt met een vroegschool wordt afgestemd over een goede aansluiting van het kindvolgsysteem/-systemen.
De vaste lokaalsubsidie is gebaseerd op de extra taken en uren die nodig zijn om het vve-programma op het huidige kwaliteitsniveau uit te voeren. Hierbij is uitgegaan van 530 uren voor de pedagogisch medewerkers op een lokaal voor extra taken en maximaal 320 uur inzet voor de inzet van een gekwalificeerde medewerker op hbo-niveau per lokaal.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-241419.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.