Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist houdende regels omtrent vergunningen, toezicht en handhaving 2019-2022

  • 1.

    Het beleid voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) 2019-2022 vast te stellen

  • 2.

    Het VTH-uitvoeringsprogramma 2019/2020 en het VTH-bijlagenboek vast te stellen

  • 3.

    De raad via bijgaande raadsinformatiebrief te informeren over uw besluiten

1. INLEIDING

1.1 AANLEIDING

Waarom een VTH-beleidsplan?

Voor u ligt het beleidsplan voor de uitvoering van onze taken op het gebied van Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH-beleid) voor de komende jaren. Dit plan geeft weer hoe wij samen met onze inwoners, ondernemers en onze partners ervoor zorgen dat de kwaliteit van onze (fysieke) leefomgeving op niveau blijft en waar nodig versterkt wordt. Wij baseren ons op de uitkomsten van ambtelijke workshops, onderzoeken en informatie die beschikbaar is gekomen uit bijvoorbeeld de “Maaltijd van Zeist (2018-2019)” en “Verbonden veerkracht (2017)”. Dit plan is open en transparant zijn over wat we als gemeente doen, waarom we het doen, welke keuzes we maken bij het uitvoeren van onze VTH-taken en hoe we dit hebben georganiseerd. Hiermee voldoen we ook aan onze wettelijk verplichte taak om invulling en uitvoering te geven aan de beleids- en uitvoeringscyclus. Dit alles om een continue bijdrage te leveren aan het goede leven in Zeist. Het is geen lijvig beleidsplan, maar een bondig en beeldend weergegeven document.

1.2 WETTELIJK KADER

Over welke VTH-taken gaat dit beleidsplan?

Dit VTH-beleidsplan ziet op de wettelijke taken die een relatie hebben met de (fysieke) leefomgeving. Het gaat om taken waaraan een Vergunningen-, Toezicht- en/of Handhavingscomponent vast zit. Voor de volledige uiteenzetting van het wettelijk kader verwijzen wij naar Bijlage 1 van het Bijlagenboek. Voor de duidelijkheid geven wij hierbij aan dat de VTH-taken die door de Omgevingsdienst Regio Utrecht (OdrU) en de Veiligheidsregio Utrecht (VrU) worden uitgevoerd niet binnen het kader van dit beleidsplan vallen. Voor de VTH-taken die door deze partners worden uitgevoerd is of wordt in regionaal verband beleid gemaakt. Met dit VTH-beleidsplan wordt hier zoveel mogelijk bij/op aangesloten.

1.3 TERUGBLIK VORIGE BELEIDSPERIODE

Het vorige beleid dateert uit 2012. Dit betrof een visie op Toezicht en Handhaving gebaseerd op de kernwaarden: Kracht, Nabijheid en Vertrouwen. Deze visie gaf helder weer hoe toezicht en handhaving worden ingezet ten behoeve van de inwoners en ondernemers van Zeist. De nadruk lag met name op het in samenhang uitvoeren van handhavings- en toezichtstaken. Daar is in die beleidsperiode hard aan gewerkt en staat op dit moment nog steeds voor hoe in Zeist tegen dit onderwerp wordt aangekeken. Zo zijn we zichtbaar en aanspreekbaar, maar zetten bestuurlijke maatregelen in als de situatie daarom vraagt. Zacht waar het kan, hard waar het moet!

Jaarlijkse handhavingsprogramma’s zijn niet altijd tijdig vastgesteld, maar dat neemt niet weg dat vanuit toezicht en handhaving de visie is gevolgd. Ook in de komende beleidsperiode blijven we de uitgangspunten van de visie volgen. Het vormt het fundament voor ons handelen. Onderstaand figuur is daar de visualisatie van.

1.4 LEESWIJZER

Hoe moet dit plan gelezen worden?

Dit VTH-beleidsplan geeft op hoofdlijnen ons beleid weer voor de uitvoering van onze VTH-taken. Hoe we dit vertalen naar de concrete inzet beschrijven wij in het jaarlijkse VTH-Uitvoeringsprogramma. De gedetailleerde uitwerking en toelichting op deze documenten en onderdelen hiervan vindt u in het VTH-Bijlagenboek.

2. MISSIE & VISIE

 

MISSIE

Samen zorgen voor een schone, veilige, gezonde en duurzame (fysieke) leefomgeving in Zeist.

 

VISIE

Vergunningen, Toezicht en Handhaving zijn onze instrumenten waarmee we:

  • -

    Initiatieven en ontwikkelingen mogelijk maken binnen en/of zelfs buiten de kaders, mits derden-belangen niet onevenredig worden geschaad.

  • -

    Integraal (breed) vraagstukken benaderen en hierin adviseren.

  • -

    Eigen verantwoordelijkheid en naleefgedrag van inwoners en ondernemers stimuleren en bevorderen.

  • -

    In verbinding komen, zijn en blijven met onze inwoners en ondernemers en goed in kunnen schatten waar, welke risico’s zich voor kunnen doen.

  • -

    Effectief en efficiënt (‘Slim’) handelen.

  • -

    Rechtszekerheid en -gelijkheid waarborgen en transparant zijn over ons gevoerde beleid.

 

3. UITGANGSPUNTEN & DOELEN

 

UITGANGSPUNTEN

 

DOELEN

  • -

    De kwaliteit van onze (fysieke) leefomgeving blijft op niveau of wordt verbeterd.

 

  • -

    We borgen en verbeteren de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid (participatie) van onze inwoners en ondernemers.

 

  • -

    Het naleefgedrag van onze inwoners/ondernemers blijft op niveau of wordt verbeterd.

 

  • -

    We voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen voor de uitvoering van de VTH-taken.

 

 

4. OMGEVINGSANALYSE & PRIORITEITEN

 

OMGEVINGSANALYSE

 

 

PRIORITEITEN

5. NALEEFSTRATEGIE

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

 

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

 

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

 

6. VTH-ORGANISATIE

 

 

7. SAMENWERKINGSPARTNERS

 

 

Bijlagenboek Vergunningen, Toezicht & Handhaving (VTH-Bijlagenboek)

Hoe we met VTH bijdragen aan het goede leven in Zeist.

 

1. INLEIDING

 

1.1 Waarom dit VTH-bijlagenboek?

Dit VTH-bijlagenboek is gemaakt om ervoor te zorgen dat het VTH-Beleid en het Uitvoeringsprogramma zo beeldend en bondig mogelijk kunnen blijven om de leesbaarheid en praktische toepasbaarheid van deze documenten te vergroten. In het VTH-Beleid en het Uitvoeringsprogramma staan (op de ‘Activiteitenkaarten’ na) op hoofdlijnen en in kernpunten beschreven wat ons VTH-beleid is en hoe wij dit beleid ten uitvoer brengen. In dit VTH-Bijlagenboek worden deze hoofdlijnen en kernpunten nader toegelicht en verder uitgewerkt. Hieronder staat de verhouding van deze documenten tot elkaar weergegeven.

 

 

2. VTH-VISIE

 

Wat is de VTH-Visie?

In de VTH-Visie staat beschreven hoe de gemeente Zeist aankijkt tegen de uitvoering van haar VTH-taken. Het geeft weer wat onze Missie en Visie is en wat onze Uitgangspunten zijn.

 

De beschrijving van de Missie, Visie en Uitgangspunten is enerzijds tot stand gekomen op basis van input uit belangrijke strategische documenten als onder andere het Uitvoeringsprogramma Maaltijd van Zeist, de Begroting 2019. Anderzijds hebben we input opgehaald uit ambtelijke workshops die in april 2019 zijn gehouden.

 

Waarom een Visie van belang is, leggen we uit aan de hand van onderstaande figuur.

 

Toelichting figuur

Het bepalen van een VTH-visie is één van de drie kernonderdelen die nodig is om te komen tot een optimale organisatie voor de uitvoering van de VTH-taken. De twee overige kernonderdelen zijn het Beleid & Programma en de Uitvoering.

 

Het is voor een optimale VTH-organisatie van groot belang dat de Visie, het Beleid & Programma en de feitelijke Uitvoering elkaar zoveel mogelijk overlappen. Als één van de kernonderdelen onvoldoende is ingevuld blijft de VTH-organisatie onder de maat. Als er wel een Visie is en deze is uitgewerkt in een Beleid & Programma, maar het wordt niet uitgevoerd, dan is er eigenlijk sprake van ‘Window-dressing’. Het staat allemaal wel op papier, maar het wordt niet uitgevoerd. Is het Beleid & Programma beschreven, maar ligt hieraan geen visie ten grondslag, dan is er in feite sprake van ‘Ad-hoc’ uitvoering, ook wel de ‘waan-van-de-dag’ genoemd. Is er tenslotte wel en Visie bepaald en wordt deze ook uitgevoerd, maar ligt hier geen Beleid & Programma onder, dan kan je spreken over ‘Toeval’.

 

Voor Zeist gaan we voor de komende beleidsperiode voor de optimale VTH-organisatie. Het VTH-Beleid en het VTH-Uitvoeringsprogramma 2019/2020 zijn hiervoor de eerste aanzet.

 

 

3. WETTELIJK KADER

Over welke taken gaat het VTH-Beleid en VTH-Uitvoeringsprogramma?

 

Reikwijdte

De VTH-taken in het kader van het beleid heeft betrekking op de (fysieke) leefomgeving. Het sociaal domein wordt hiervan uitgesloten. De reikwijdte betreft dus het fysieke/ruimtelijke domein. Binnen de reikwijdte van het fysieke/ruimtelijke domein vallen onder andere de onderdelen Bouwen, Milieu, Ruimtelijke Ordening, Brandveiligheid, maar ook het onderdeel van het toezicht en handhaving in de openbare ruimte door de Buitengewoon Opsporingsambtenaren (Boa’s).

 

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de reikwijdte van het VTH-Beleid en Uitvoeringsprogramma zich beperkt tot de VTH-taken waarvoor de gemeente Zeist het bevoegd gezag is en waarbij de uitvoering van deze VTH-taken ook bij de gemeente is belegd. Bepaalde VTH-taken zijn belegd bij externe samenwerkingspartners. Bijvoorbeeld de uitvoering van de milieutaken is ondergebracht bij de Omgevingsdienst Utrecht (OdrU) en de Brandveiligheids-taken zijn belegd bij de Veiligheidsregio Utrecht (VrU). De VTH-taken die zij voor de gemeente Zeist uitvoeren vallen niet binnen de reikwijdte van het VTH-Beleid en VTH Uitvoeringsprogramma 2019/2020. Deze partners hebben hiervoor namelijk zelf (in regionaal verband) beleid en uitvoeringsprogramma’s opgesteld die door de gemeente Zeist zijn of worden vastgesteld. Dit VTH-Beleid en het VTH-Uitvoeringsprogramma 2019/2020 sluit uiteraard hierop aan.

 

Wettelijk kader

Het wettelijk kader van de VTH-taken op gebied van de (fysieke) leefomgeving betreft taken uit de landelijke wet- en regelgeving, de wet- en regelgeving op provinciaal niveau en op lokaal-/gemeentelijke niveau. Hierna treft u een overzicht aan van de wet- en regelgeving die vanuit de verschillende niveaus van toepassing zijn op de gemeente Zeist. Hierbij zijn de wet- en regelgeving voor de fysieke leefomgeving en de openbare ruimte opgesplitst.

 

WETTELIJK KADER FYSIEKE LEEFOMGEVING

Niveau

Wettelijke regeling

Landelijk/Rijk

Asbestverwijderingsbesluit 2005

Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Besluit Omgevingsrecht (BOR)

Bouwbesluit 2012

Drank- en horecawet

Erfgoedwet

Huisvestingswet 2014

Ministeriele Regeling Omgevingsrecht (MOR)

Vuurwerkbesluit

Wegenverkeerswet 1994

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Wet milieubeheer

Wet Natuurbescherming

Wet op de kansspelen

Wet ruimtelijke ordening

Winkeltijdenwet

Woningwet

Zondagswet

Provinciaal

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (Herijking 2016)

Gemeentelijk

(Brand)preventiebeleid Bestaande Bouw: (Brandpreventieve) eisen voor bestaande gebouwen in de Gemeente Zeist

Aanwijsbesluit toezichthouders gemeente Zeist

Afvalstoffenverordening Zeist

Algemene plaatselijke verordening Zeist 2017

Antenne-installaties voor telecommunicatie in de gemeente Zeist

Beleid uitwegen gemeente Zeist

Beleidslijn wet BIBOB - gemeente Zeist

Beleidsnota gebruik knalapparaten

Beleidsregel hogere waarden Wet geluidshinder

Besluit betaald parkeren Zeist 2019

Besluit betaald parkeren Zeist 2019

Besluit uitgifte parkeervergunningen Zeist 2019

Besluit uitgifte parkeervergunningen Zeist 2019

Bomen in Zeist: beleidsnota

Bomenverordening Zeist 2016

Bouwverordening 2010

Brandbeveiligingsverordening 2012

Destructieverordening

Erfgoedverordening

Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Utrecht

Handhavingsbeleid bouwkundige (brand) veiligheid bestaande bouw

Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015, Gemeente Zeist

Lokale kaders van de huisvestingsverordening

Lokale keuzes voor de uitvoering van de Huisvestingsverordening 2015 regio Utrecht - Gemeente Zeist

Loslopende honden wijk Noord

Loslopende honden wijk Vollenhove

Parkeerverordening Zeist 2019

Ruimtelijke plannen

Speelautomatenhalverordening gemeente Zeist

Speelautomatenverordening

Uitvoeringbeleid voor terrasoverkappingen bij horeca in gemeente Zeist

Uitvoeringsbesluit afvalstoffen gemeente Zeist 2012

Uitvoeringsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening Zeist 2002 - Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Uitvoeringsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening Zeist 2002 - Te late indiening aanvraag

Uitvoeringsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening Zeist 2002 - Plakken en kladden

Uitvoeringsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening Zeist 2002 - Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht

Uitvoeringsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening Zeist 2002 - Sekswinkels

Uitvoeringsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening Zeist 2002 - Caravans e.d.

Uitvoeringskader Horeca 2015

Verontreiniging door honden

Verordening binnentreden ter uitvoering noodverordeningen

Verordening Kansspelautomaten en Speelautomatenhal gemeente Zeist 2018

Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht 2018 gemeente Zeist

Verordening op de monumentencommissie 1994

Verordening op de naamgeving en nummering (adressen) Zeist 2010

Verordening tegemoetkoming planschade 2008

Visie Toezicht en Handhaving in Samenhang

 

 

4. UITGANGSPUNTEN & DOELEN

ALGEMENE UITGANGSPUNTEN

ALGEMENE UITGANGSPUNTEN

  • -

    We passen regels consequent toe en leveren maatwerk waar nodig.

  • -

    We beoordelen en behandelen gelijke gevallen op gelijke wijze.

  • -

    We kennen onze omgeving (inwoners, ondernemers, buurten, wijken, gebieden, gebouwen etc.) zo goed mogelijk.

  • -

    We communiceren open, duidelijk en transparant over ons gevoerde beleid en we zijn duidelijk over de rol van de inwoner/ondernemer. (Wanneer wordt wat verwacht met welk resultaat?).

  • -

    De mate waarin inwoners/ondernemers zich aan de afspraken/regels houden, is van invloed op de snelheid waarmee aanvragen/verzoeken e.d. worden afgehandeld.

  • -

    We blijven op een constructieve manier (persoonlijk) in contact met inwoners/ondernemers.

 

Consequent: We leveren maatwerk waar nodig. Regels worden consequent toegepast. Procedures worden op een gelijke manier doorlopen. We hanteren vaste procedures en processtappen bij het behandelen van aanvragen, meldingen etc. en passen deze consequent toe.

 

Gelijke gevallen: Gelijke gevallen worden gelijk behandeld. We hanteren vaste procedures en processtappen bij het behandelen van aanvragen, meldingen etc. en passen deze consequent toe.

 

Omgevingsbekendheid: We zijn bekend met onze inwoners/ondernemers en de omgeving. Bij het beoordelen van initiatieven kunnen we hierdoor de juiste verbindingen leggen en aanvragers/melders aangeven waar zij rekening mee kunnen/moeten houden. We kijken dan ook breder dan alleen de aangevraagde activiteit en de situatie.

 

Communicatie: Op het moment dat we in contact zijn met inwoners/ondernemers zijn we duidelijk en transparant over ons gevoerde beleid. We leggen zo helder en duidelijk mogelijk uit hoe procedures lopen, welke verwachtingen we hebben, wat inwoners/ondernemers van ons mogen verwachten en welk resultaat er bereikt zal worden.

 

Goed naleefgedrag: Als inwoners/ondernemers zich in het kader van het toezicht bereidwillig en meewerkend opstellen en zich aan de afspraken en regels houden doen we net een ‘stapje extra’. Dit kan betekenen dat we bijvoorbeeld de toezichtfrequentie verlagen.

 

Contact: Ons contact met inwoners/ondernemers is erop gericht om op een constructieve manier tot een positief resultaat te komen. Ook hebben we zoveel mogelijk persoonlijk contact met inwoners/ondernemers en/of hun vertegenwoordigers. Schriftelijk contact gebruiken we zoveel mogelijk om afspraken te bevestigen of als persoonlijk contact niet mogelijk blijkt.

 

UITGANGSPUNTEN VERGUNNINGEN

VERGUNNINGEN

  • -

    We beoordelen initiatieven vanuit mogelijkheden en oplossingen. (“Ja, mits..” i.p.v. “Nee, tenzij..”).

  • -

    We handelen aanvragen zo snel mogelijk af en in ieder geval binnen de beslistermijnen.

  • -

    De diepgang van de beoordeling van aanvragen is afhankelijk van de risico’s van de activiteit. (Risico-gestuurd).

 

Ja, mits…: We hebben een positieve grondhouding ten opzichte van initiatieven. Initiatieven worden beoordeeld op mogelijkheden. De beoordeling gaat dan ook uit van ‘Ja, mits….’ in plaats van ‘Nee, tenzij…’. Dit al in de gedachte van de Omgevingswet.

 

Snelheid: Alle aanvragen, meldingen etc. worden zo snel mogelijk afgehandeld en in ieder geval binnen de wettelijke termijn. Verlenging van de beslistermijn komt slechts bij uitzondering of in bijzondere gevallen voor.

 

Diepgang: De diepgang van de beoordeling van aanvragen is risico-gestuurd. Afhankelijk van het ‘risico’ van de gevraagde activiteit(en) wordt de diepgang van de toetsing bepaald. (Zie ook Hoofdstuk 6 Vergunningenstrategie)

 

UITGANGSPUNTEN TOEZICHT

TOEZICHT

  • -

    Het toezicht voeren we ‘slim’ uit. Dat wil zeggen: Doelmatig, Efficiënt en Effectief, bijv. app voor nieuwgebouwde bouwwerken.

  • -

    Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct opgetreden.

  • -

    De wijze en diepgang van het toezicht is afhankelijk van de risico’s van de betreffende activiteit. (Risico-gestuurd).

  • -

    We houden buurt-/wijk-/gebiedsgericht toezicht.

  • -

    Onze toezichthouders voeren het toezicht zoveel mogelijk integraal uit.

 

Slim: We voeren het toezicht zo ‘slim’ mogelijk uit. Dit betekent efficiënt, effectief en doelmatig. Hiermee wordt de ‘belasting’ voor de gecontroleerde(n) zoveel mogelijk beperkt. We gebruiken zoveel mogelijk informatie (data) voor het uitvoeren van het toezicht, bijvoorbeeld door het gebruik van de App voor nieuwgebouwde bouwwerken.

 

Gevaar: Bij acute hinderlijke, gevaarlijke en/of spoedeisende situaties wordt door onze toezichthouders direct opgetreden. Dit betekent dat er een hele korte of geen termijn wordt gesteld aan de overtreder om de overtreding te beëindigen.

 

Diepgang: De diepgang van het toezicht is risico-gestuurd. Afhankelijk van de ‘risico’s’ van de gecontroleerde activiteit(en) wordt de diepgang van het toezicht bepaald. (Zie ook Hoofdstuk 6, Toezichtstrategie)

 

Buurt-/Wijk-/Gebiedsgericht: Onze toezichthouders werken gebieds-/wijkgericht. Ieder gebied heeft zijn eigen kenmerken en prioriteiten (zie Omgevingsanalyse en Prioriteiten). Hiermee houden de toezichthouders rekening bij het uitvoeren van de controles.

 

Integraal: Onze toezichthouders voeren het toezicht zo integraal mogelijk uit. Dit betekent dat onze toezichthouders zoveel mogelijk controles houden met elkaar (ook met partners), voor elkaar (ook voor partners) of na elkaar.

 

UITGANGSPUNTEN HANDHAVING

HANDHAVING

  • -

    We hebben oog voor de situatie ‘achter’ de overtreding/overtreder.

  • -

    Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct opgetreden.

  • -

    Behoudens spoedeisende omstandigheden is bestuursrechtelijke handhaving het sluitstuk van een voortraject waarbij mogelijke oplossingen zijn bekeken en afgewogen.

 

Situatie: Er is altijd een reden/oorzaak te noemen voor een overtreding of een reden/oorzaak of oorzaak te noemen waarom iemand de regels overtreedt. Wij vinden het belangrijk dat wij hiervoor oog hebben. Dit betekent dat wij bij het beoordelen van de overtreding/overtreder doorvragen om de achterliggende reden/oorzaak te vinden. Hiermee bereiken dat we dan ook de beste aanpak voor de oplossing van de situatie kunnen bepalen.

 

Gevaar: Bij acute hinderlijke, gevaarlijke en/of spoedeisende situaties wordt door onze toezichthouders direct opgetreden. Dit betekent dat er een hele korte of geen begunstigingstermijn wordt gesteld aan overtreder om de overtreding te beëindigen.

 

Sluitstuk: Handhaving is pas aan de orde in die gevallen dat in het (informele) voortraject niet tot de gewenste oplossing wordt gekomen en/of de overtreder niet bereid is om mee te werken aan een mogelijke oplossing. In dat geval wordt overgegaan tot het (formele) handhavingstraject.

 

DOELEN

In ons VTH-Beleid hebben wij onze beleidsdoelen beschreven. Hieronder worden deze doelen verder toegelicht. In ons jaarlijkse Uitvoeringsprogramma worden nadere en meer concrete doelen gesteld op basis van de concrete activiteiten die we uitvoeren.

 

De kwaliteit van onze (fysieke) leefomgeving blijft op niveau of wordt verbeterd.

Het uitvoeren van de VTH-taken draagt bij aan een schone, veilige, gezonde en duurzame (fysieke) leefomgeving in de gemeente Zeist. De huidige kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte blijft geborgd en wordt (waar mogelijk) verbeterd. Inwoners en ondernemers krijgen binnen de wettelijke- en lokale kaders voldoende mogelijkheden activiteiten te ontplooien zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de leefomgeving. De openbare ruimte is op orde. Inwoners voelen zich er veilig en vertrouwd.

 

We borgen en verbeteren de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid (participatie) van onze inwoners en ondernemers.

Een schone, veilige, gezonde en duurzame fysieke leefomgeving en openbare ruimte in de gemeente Zeist is een verantwoordelijkheid van iedereen, van onze inwoners/ondernemers, van onze partners en van onszelf. Iedereen heeft hierin een rol en (eigen) verantwoordelijkheid. Bij de uitvoering van onze VTH-taken stimuleren wij de (eigen) verantwoordelijkheid en betrokkenheid (participatie) van inwoners/ondernemers bij initiatieven, dan wel het oplossen van eenvoudige conflicten door zelf te bemiddelen en/of anderen aan te spreken op houding en/of gedrag.

 

We borgen en verbeteren het naleefgedrag van onze inwoners/ondernemers.

Bekendheid met en draagvlak voor de uitvoering van onze VTH-taken binnen de samenleving dragen bij aan goed naleefgedrag. Als inwoners/ondernemers weten wat we doen, waarom we het doen en hoe we het doen creëren we begrip wat zal bijdragen aan een betere naleving van de regels. Ook willen wij goed naleefgedrag belonen met bijvoorbeeld minder toezichtlast, snellere behandeling van aanvragen/meldingen en/of langere begunstigingstermijnen.

 

We voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen voor de uitvoering van de VTH-taken

Wij geven invulling aan de kwaliteitseisen die zijn opgenomen zijn in de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht 2018 gemeente Zeist. De kwaliteitseisen uit deze verordening zijn de landelijke ‘Kwaliteitscriteria VTH 2.1’. Door deze kwaliteitscriteria na te streven komen we tot een betere uitvoering van de VTH-taken en een professionelere uitvoeringsorganisatie voor de uitvoering van de VTH-taken. Voor zover we niet aan de kwaliteitseisen voldoen, leggen we hierover verantwoording af aan de raad.

 

 

5. OMGEVINGSANALYSE & PRIORITEITEN

OMGEVINGSANALYSE

Wat is de Omgevingsanalyse?

De Omgevingsanalyse is een instrument dat we hebben toegepast om onze ‘Omgeving’ zo goed en volledig mogelijk in beeld te brengen. En met de ‘Omgeving’ bedoelen we de omgeving binnen onze gemeente in de meest brede zin, het gehele grondgebied (fysieke leefomgeving/openbare ruimte) met al haar kenmerken (gebouwen, bewoners/bedrijven/instellingen, natuur etc.) waarvan we (niet) weten of en in hoeverre hier sprake is van risico’s en/of risicovolle activiteiten.

 

Waarom een Omgevingsanalyse?

De Omgevingsanalyse bestaat uit een Gebieds-, Probleem- en een Risicoanalyse. Met de Omgevingsanalyse creëren we een actueel beeld van alles wat we weten over ons grondgebied, de problemen en de risico’s. Op basis van de Omgevingsanalyse kunnen we vervolgens bepalen waar we de komende periode onze prioriteiten leggen voor de uitvoering van onze VTH-taken.

 

De Omgevingsanalyse hebben we uitgevoerd door workshops te houden met een vertegenwoordiging van de ambtelijke uitvoeringsorganisatie.

 

Risicoanalyse

Ook hebben we de Risicoanalyse uitgevoerd. Dit houdt in dat we in een workshop met medewerkers (specialisten) de risicovolle activiteiten hebben gewogen. Bij deze weging werd een ‘risicoscore’ van Hoog, Gemiddeld of Laag gegeven.

 

Bij de ambtelijke workshop met de inhoudelijke vakspecialisten zijn allereerst de risicovolle activiteiten in kaart gebracht. Daarna zijn deze risicovolle activiteiten gewogen. Hierbij is als uitgangspunt genomen wat het negatieve effect zou zijn als wij onze VTH-taken op deze activiteiten niet zouden uitvoeren. Daarbij hebben wij de volgende negatieve effecten onderscheiden: Veiligheid & Gezondheid, Leefbaarheid, Ruimtelijke Kwaliteit & Cultuurhistorie en Duurzaamheid. Vervolgens hebben wij afgewogen wat de kans zou zijn op een overtreding op het moment dat wij onze VTH-taken niet zouden uitvoeren. De afweging van het negatieve effect x de kans heeft uiteindelijk geleid tot een ‘risicoscore’ van Hoog, Gemiddeld of Laag. Op basis van de risicoanalyse resulteren alle scores in een uiteindelijke eindscore op basis waarvan de prioriteiten zijn bepaald.

 

Uit de omgevingsanalyse is naar voren gekomen dat we ons in de komende beleidsperiode in ieder geval op de volgende gebieden/onderwerpen gaan richten in de uitvoering van onze VTH-taken. (OPM. Dit overzicht is niet uitputtend en kan aan verandering onderhevig zijn, bijv. door actuele ontwikkelingen.)

 

 

PRIORITEITEN

Prioriteitenoverzicht

Hieronder en op de volgende pagina treft u de uiteindelijke uitkomst van de ingevulde risicoanalyse verwerkt in het prioriteitenoverzicht (Figuur 3). De activiteiten met de risicoscore ‘Hoog’ zijn voor ons de grootste prioriteiten voor de komende beleidsperiode, naast de landelijke prioriteiten. Hiervoor gaan we ook capaciteit programmeren in het Uitvoeringsprogramma. Voor zover beschikbare capaciteit dit toelaat hebben we daarnaast aandacht voor de activiteiten met de eindscore ‘Gemiddeld’.

 

 

 

6. NALEEFSTRATEGIE

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

Preventiestrategie

gericht op het voorkomen van overtredingen

 

Communicatieplan – Het communicatieplan beschrijft over welke activiteiten wij op welke wijze wij wanneer (actief) communiceren naar inwoners, ondernemers en partners.

 

(Voor-)overleg – Onze (voor-)overleggen gebruiken wij om duidelijkheid te geven over hoe wij invulling en uitvoering geven aan ons beleid. Wij gaan in (persoonlijk) overleg met inwoners/ondernemers om tot (een) oplossing(en) te komen. Ook voeren we evaluatiegesprekken na belangrijke activiteiten.

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

 

Preventiestrategie - gericht op het voorkomen van overtredingen.

 

Communicatieplan – Het communicatieplan beschrijft over welke activiteiten wij op welke wijze wij wanneer (actief) communiceren naar burgers, bedrijven en partners. In onderstaande communicatieplan staat weergegeven welke communicatiemiddelen wij wanneer op welke manier inzetten voor de (hoog geprioriteerde) activiteiten. Daarnaast staat aangegeven wie dit doet.

 

COMMUNICATIEPLAN

Onderwerp/Thema

Activiteit

Communicatiemiddel

Wijze? (Actief/Passief)

Wanneer?

Wie?

Bestaande bouw

 

 

 

 

 

 

Zorggebouwen (brand-/ constructieve veiligheid en duurzaamheid.)

Website, Direct mail

Passief, Actief bij overtredingen

Continue en bij overtredingen

Gemeente, VrU, OdrU

Nieuwbouw

 

 

 

 

 

 

Zorggebouwen (brand-/ constructieve veiligheid en duurzaamheid.)

Website, (digitale) flyer

Passief, Actief bij aanvragen of overtredingen

Continue, bij aanvragen of overtredingen

Gemeente, VrU, OdrU

APV & Bijzondere Wetten

Wijkveiligheid/Kleine ergernissen (fietsenoverlast, wildplassen, hangjongeren, zwerfvuil etc.)

Website, Direct mail

Passief, Actief bij overtredingen

Continue en bij overtredingen

Gemeente, Politie

 

Ondermijning (mensenhandel, aanpak drugspanden, witwassen)

Website, Direct mail

Passief, Actief bij overtredingen

Continue en bij overtredingen

Gemeente, VrU, OdrU, Politie

 

Alcoholgebruik jongeren (leeftijdsgrens)

 

 

 

 

 

(Zwerf-)Afval & Afvaldumping

Website, Direct mail

Passief, Actief bij overtredingen

Continue en bij overtredingen

Gemeente, OdrU

 

Evenementen Categorie C

Website, Direct mail

Passief, Actief bij aanvragen (Categorie C) en overtredingen

Continue, bij aanvragen (Categorie C) en overtredingen of overtredingen

Gemeente, VrU, OdrU, Politie

 

Evenementen Categorie B

Website, Direct mail

Passief, Actief bij aanvragen (Categorie B) en overtredingen

Continue, bij aanvragen (Categorie B) en overtredingen of overtredingen

Gemeente, VrU, ODrU, Politie

 

Drank- en horeca en exploitatievergunning

Website, Direct mail

Passief, Actief bij aanvragen of overtredingen

Continue en bij overtredingen

Gemeente, VrU, OdrU

 

Preventiestrategie - gericht op het voorkomen van overtredingen.

 

(Voor-)overleg – Onze (voor-)overleggen gebruiken wij om duidelijkheid te geven over hoe wij invulling en uitvoering geven aan ons beleid. Wij gaan in (persoonlijk) overleg met burgers/bedrijven om tot (een) oplossing(en) te komen. Vooroverleggen gebruiken we om een goed en volledig beeld te krijgen van nieuwe initiatieven/activiteiten. Hiermee willen we ervoor zorgen dat:

  • -

    de juiste verwachtingen worden gewekt.

  • -

    mogelijke knelpunten (inhoudelijk en/of in het proces) besproken worden.

  • -

    we duidelijkheid kunnen geven over ons gevoerde beleid.

  • -

    de definitieve aanvraag vaker vollediger worden ingediend.

  • -

    we de definitieve aanvraag sneller kunnen verlenen.

 

In handhavingszaken gaan wij altijd in persoonlijk overleg met de overtreder, tenzij er sprake is van bijzondere en/of spoedeisende omstandigheden. Hiermee willen we ervoor zorgen dat:

  • -

    de juiste verwachtingen worden gewekt.

  • -

    mogelijke knelpunten (inhoudelijk en/of in het proces) besproken worden.

  • -

    we duidelijkheid kunnen geven over ons gevoerde beleid.

  • -

    we duidelijkheid kunnen geven over legalisatiemogelijkheden.

  • -

    we partijen bij elkaar kunnen brengen (bij verzoeken om handhaving)

  • -

    we juridische procedures kunnen voorkomen.

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Risicogericht toetsen – De diepgang van de toetsing van aanvragen is afhankelijk van de risico’s van de gevraagde activiteit. Hierin onderscheiden we 4 toetsniveaus, namelijk:

 

Toelichting op de verschillende toetsniveaus (elk volgend toetsniveau is een aanvulling op het vorige toetsniveau):

 

Toetsniveau 0 Geen toetsing (aanvragen worden ontvangen, maar niet getoetst); Ingediende bescheiden worden gearchiveerd.

Toetsniveau 1 Toetsen op Uitgangspunten (toetsen op de aanwezigheid en compleetheid van de technische informatie). Gecontroleerd wordt of de globale uitgangspunten op de aangeleverde stukken in voldoende mate en in samenhang zijn weergegeven. De vergunningverlener bepaalt op basis van ervaring het oordeel over de betreffende aspecten.

Toetsniveau 2 Toetsen op Basisniveau (toetsen of de uitgangspunten van de betreffende aspecten conform de daarvoor gestelde normen zijn aangevraagd). Gecontroleerd wordt of de uitgangpunten op de aangeleverde stukken voor het betreffende aspect de juiste vorm hebben en of de uitkomsten plausibel zijn. Van deze aspecten worden de uitgangspunten gecontroleerd.

Toetsniveau 3 Toetsen op Basisniveau+ (toetsen of alle informatie klopt en eventuele berekeningen correct zijn uitgevoerd). Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten de juiste vorm hebben en of de uitkomsten plausibel zijn. Tevens worden de belangrijkste berekeningen gecontroleerd, dan wel nagerekend. De na te rekenen aspecten worden geselecteerd op basis van de visuele toets. De vergunningverlener bepaalt op basis van zijn ervaring welk aspecten inhoudelijk volledig worden getoetst, bijvoorbeeld door een schaduwberekening uit te voeren of het geheel doorlopen van ingediende berekening(en).

Toetsniveau 4 Grondig toetsen (volledige toetsing op alle onderdelen). Alle aspecten van de aanvraag worden volledig getoetst en beoordeeld.

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Vaste toetsingskaders – Voor het behandelen en beoordelen van aanvragen hanteren wij vaste toetsingskaders. Deze kaders komen voort uit de wet en/of ons vastgestelde beleid.

 

Wabo/Bor/Mor

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) bieden het algemene landelijk kader voor de beoordeling en toetsing van aanvragen omgevingsvergunningen. In deze wettelijke regelingen staan alle algemene wettelijke eisen voor het indienen en behandelen van aanvragen omgevingsvergunningen.

 

Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. Het bevat voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Bij het toetsen van aanvragen voor de activiteit bouwen aan het Bouwbesluit 2012 leggen wij altijd de nadruk op de onderdelen constructieve veiligheid en brandveiligheid. De aandacht voor de overige aspecten uit het Bouwbesluit kan verschillen afhankelijk van de aanvraag. Dit naar beoordeling van de vergunningverlener(s). Een extern constructiebureau controleert de constructieberekeningen die bij de aanvraag worden ingediend.

 

Bouwverordening

De gemeente Zeist heeft een bouwverordening waarin nog een beperkt aantal voorschriften staan waaraan bouwwerken dienen te voldoen. Het gaat hier bijvoorbeeld om normen over het aantal te realiseren parkeerplaatsen en het doen van bodemonderzoeken. De verwachting is dat deze verordening op termijn zal verdwijnen (met de komst van de Omgevingswet). De aspecten die de gemeente met deze verordening regelt, worden straks namelijk zoveel mogelijk ingebracht in het omgevingsplan onder het regime van de nieuwe Omgevingswet. Zolang de bouwverordening bestaat, wordt ieder plan dat nog door de gemeente wordt getoetst, gecheckt op de daarin opgenomen voorschriften.

 

Planologische kaders (Bestemmingsplannen)

De gemeente toetst iedere omgevingsvergunningaanvraag aan de geldende planologische kaders. Deze liggen voornamelijk vast in de geldende bestemmingsplannen, waarin regels zijn opgenomen over onder andere de geldende bestemmingen, definities, gebruiksvoorschriften, bouwvoorschriften, afwijkingsregels en overgangsregels. Doel hiervan is om de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Zeist te beschermen en te borgen.

 

Welstand

In de ‘Welstandsnota 2010 Gemeente Zeist’ zijn de welstandscriteria en welstandskaders vastgelegd die worden toegepast bij de beoordeling van de bouwplannen binnen de gemeente.

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Slopen

De gemeente Zeist heeft de taak risico's die kunnen ontstaan bij de sloop van bouwwerken en asbestverwijdering beheersbaar te houden. Als dergelijke activiteiten worden uitgevoerd is men wettelijk verplicht dit minimaal vier weken van tevoren te melden conform het Bouwbesluit 2012 art. 1.26 en/of het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

 

APV-vergunningen/ontheffingen/meldingen

In de Algemene Plaatselijke Verordening heeft de gemeente de mogelijkheid om activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden aan extra regels te binden. Doel hiervan kan liggen in de bescherming van:

  • de openbare orde;

  • de openbare veiligheid;

  • de volksgezondheid;

  • de bescherming van het milieu.

 

Voor een aantal activiteiten eist de APV expliciet dat vooraf een vergunning/ontheffing wordt aangevraagd of dat er een melding wordt gedaan.

 

Evenementenvergunning

In de APV is geregeld wanneer voor een evenement een vergunning is vereist of dat kan worden volstaan met een melding. Een aanvraag voor een evenementenvergunning wordt getoetst aan zowel de APV, als aan landelijke wet- en regelgeving. Zodra een aanvraag ontvankelijk is wordt deze opgenomen in de evenementenkalender en wordt advies gevraagd aan interne en externe adviseurs. Als de vergunning kan worden verleend wordt deze verzonden en gepubliceerd.

 

Horeca-exploitatievergunning (Hex)

Voor de exploitatie van een openbare inrichting is op grond van de APV een vergunning van de burgemeester vereist. In de APV staan tevens categorieën genoemd waarvoor de vergunningplicht niet geldt. In de APV staan de toetsingsgronden vermeldt. Er wordt onder andere gekeken naar het bestemmingsplan, de leeftijd en het levensgedrag van de ondernemer en de leefbaarheid in de directe omgeving van de openbare inrichting. Zodra een aanvraag ontvankelijk is en de benodigde adviezen zijn ontvangen, wordt deze inhoudelijk beoordeeld en vindt besluitvorming plaats. Een exploitatievergunning is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

 

Drank- en Horecawet (DHW)

De DHW vereist dat ieder bedrijf of organisatie die alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt daarvoor een vergunning/ontheffing bezit. De aanvraag/ontheffing wordt getoetst aan het Besluit eisen zedelijk gedrag, Besluit eisen inrichting Drank en horecawet en eventueel wordt een Bibob-toets uitgevoerd (zie hieronder). De Dhw-vergunning is persoons- en inrichting-gebonden en is voor onbepaalde tijd geldig.

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Wet op de Kansspelen (WOK)

Voor de behandeling van een aanvraag voor een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten wordt de WOK gevolgd. De aanwezigheidsvergunning is persoonsgebonden en wordt voor onbepaalde tijd verleend.

 

Wet Bibob

De Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur), geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als er ernstig gevaar dreigt dat de vergunning of de subsidie wordt misbruikt voor criminele activiteiten, dan kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning of subsidie intrekken. In Zeist zijn de Steynlaan en 2e Dorpsstraat aangewezen als straten waar elke aanvrager een Bibob toets ondergaat.

 

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Intrekken van oude ongebruikte omgevingsvergunningen

Gelet op het bepaalde in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4:81 tot en met 4:84 Algemene wet bestuursrecht, artikel 2.33, tweede lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht besluit Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Zeist vast te stellen de volgende Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning gemeente Zeist.

 

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • b.

    Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

  • c.

    Intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, het uitvoeren van een werk of werkzaamheden en/of slopen van een bouwwerk.

  • d.

    Omgevingsvergunning: vergunningen voor de activiteit bouwen, het uitvoeren van een werk of werkzaamheden en slopen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b of g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • e.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Intrekken omgevingsvergunning

Artikel 2 Intrekken bij uitblijven van de activiteit

  • a.

    Op grond artikel 2.33, tweede lid, onder a en b van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning voor een activiteit geheel of gedeeltelijk in te trekken als niet binnen 26 weken na de datum van verlening van de omgevingsvergunning een handeling is verricht.

  • b.

    Als urgente, zwaarwegende planologische, stedenbouwkundige of technische belangen daartoe aanleiding geven wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt na 26 weken.

  • c.

    In andere gevallen wordt niet eerder dan drie jaar na de datum van verlening van de omgevingsvergunning van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.

 

Artikel 3 Intrekken bij stilligging van de activiteit

  • a.

    Op grond van het bepaalde in artikel 2.33, tweede lid, onder a en b van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als de activiteit langer dan 26 weken heeft stilgelegen.

  • b.

    Als urgente, zwaarwegende planologische, stedenbouwkundige of technische belangen daartoe aanleiding geven wordt na 26 weken na stillegging van de activiteit gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken.

  • c.

    In andere gevallen wordt niet eerder dan één jaar na stillegging van de werkzaamheden gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken.

     

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Intrekken van oude ongebruikte omgevingsvergunningen

 

Artikel 4 Intrekken omgevingsvergunning bij reguliere procedure

  • a.

    Het voornemen om een omgevingsvergunning in te trekken, die is verleend met een reguliere procedure, wordt bekend gemaakt aan belanghebbenden.

  • b.

    Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na bekendmaking van het voornemen een zienswijze naar voren te brengen.

  • c.

    De gemeente neemt binnen acht weken na de ontvangt van een zienswijze, of nadat de zienswijzetermijn ongebruikt is verstreken, een besluit over het intrekken van de omgevingsvergunning aan de hand van deze beleidsregel.

  • d.

    Het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventuele derde-belanghebbenden. Daarnaast wordt het besluit gepubliceerd op de gebruikelijke wijze.

 

Artikel 5 Intrekken omgevingsvergunning bij uitgebreide procedure

  • a.

    Het voornemen om een omgevingsvergunning in te trekken, die is verleend met een uitgebreide procedure, wordt voor zes weken ter inzage gelegd. Daarbij wordt een kennisgeving van het ontwerp besluit gepubliceerd op de gebruikelijke wijze. De vergunninghouder ontvangt een afschrift.

  • b.

    Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na terinzagelegging van het ontwerpbesluit hun zienswijzen naar voren te brengen.

  • c.

    Als geen zienswijzen zijn ingediend neemt de gemeente binnen vier weken nadat de termijn voor het indienen van een zienswijze is verstreken een besluit over het intrekken van de omgevingsvergunning aan de hand van deze beleidsregel.

  • d.

    Zijn er wel zienswijzen ingediend dan neemt de gemeente binnen twaalf weken nadat de termijn voor het indienen van een zienswijze is verstreken een besluit over het intrekken van de omgevingsvergunning aan de hand van deze beleidsregel.

  • e.

    Het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventuele derde-belanghebbenden. Daarnaast wordt het besluit gepubliceerd op de gebruikelijke wijze.

 

Artikel 6 Ruimere termijn voor start of herstart van de activiteit

  • a.

    Van de bevoegdheid om de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken wordt geen gebruik gemaakt als de vergunninghouder met concrete stukken en/of documenten naar het oordeel van het college aantoont dat binnen een termijn van acht weken na het bekend maken van het voornemen tot intrekking van de omgevingsvergunning met de werkzaamheden wordt gestart of herstart.

  • b.

    In concrete gevallen kan een ruimere termijn worden aangehouden dan onder a wanneer de vergunninghouder persoonlijke of bijzondere omstandigheden aanvoert die tot uitstel van de start of het verder gaan van de werkzaamheden hebben geleid. Van deze bevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt als de persoonlijke of bijzondere omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de bekendmaking van het voornemen tot intrekking van de omgevingsvergunning heeft voorgedaan of nog steeds voortduurt.

  • c.

    De omgevingsvergunning wordt zonder voorafgaande bekendmaking ingetrokken als binnen de gestelde ruimere termijn niet met de werkzaamheden is gestart of verder is gegaan.

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Intrekken van oude ongebruikte omgevingsvergunningen

 

Artikel 7 Overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregel ziet niet op de overige intrekkingsgronden als bedoeld in artikel 2.33 van de Wabo en sluit deze niet uit.

 

Artikel 8 Procedure

Op de intrekking van een omgevingsvergunning is artikel 3.15 van de Wabo van toepassing.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning gemeente Zeist”.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking van het VTH-Beleid 2019-2022.

 

Toelichting op de artikelen

Deze beleidsregel ziet op het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het uitvoeren van een werk of werkzaamheden. De grondslag van deze bevoegdheid staat in artikel 2.33, tweede lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo). Op de andere activiteiten die in artikel 2.33 van de Wabo staan is deze beleidsregel niet van toepassing.

 

In de meeste gevallen wordt tijdig gebruik gemaakt van een omgevingsvergunning nadat deze is verleend. Daar zijn uitzonderingen op. Als langere tijd geen gebruik is gemaakt van de omgevingsvergunning of de activiteit stil ligt wordt gesproken over een ‘slapende omgevingsvergunning’.

Het oneindig in stand houden van dit soort omgevingsvergunningen is onwenselijk om redenen van planologische, stedenbouwkundige, technische en administratieve aard, omdat:

  • Door ‘oude’ ongebruikte omgevingsvergunningen in te trekken wordt voorkomen dat nieuwe(re) planologische en stedenbouwkundige ontwikkelingen worden doorkruist door bouw- en aanlegactiviteiten die in het verleden zijn vergund.

  • Door nieuwe inzichten van technische-, veiligheids- en duurzaamheidseisen en wijziging van wet- en regelgeving is het onwenselijk dat bouwwerken worden opgericht die niet aan de laatste eisen voldoen. Dit betreft vooral de energiezuinigheid, duurzaamheid en (brand)veiligheid.

  • Een verschil tussen de feitelijke en de planologische situatie zorgt voor problemen bij waardebepaling voor de taxatie in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ).

  • Het actualiseren en beheren van de Basisregistratie voor Adressen en Gebouwen (BAG) noodzakelijk is om eenduidige informatie te kunnen bieden.

  • Het wenselijk is dat het vergunningenarchief overeenkomt met de feitelijke situatie vanwege correcte informatieverstrekking aan derden en vanuit het oogpunt van bouwtoezicht en adequate handhaving.

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Intrekken van oude ongebruikte omgevingsvergunningen

 

Toelichting op de artikelen

Het doel van de beleidsregel is om rechtszekerheid te bieden aan burgers hoe met de bevoegdheid als bepaald in artikel 2.33, tweede lid, onder a Wabo wordt omgegaan. Daarnaast is het wenselijk dat wat gebouwd wordt voldoet aan de nieuwste inzichten. De termijn van 26 weken wordt daarom niet strikt gehanteerd, maar wordt waar nodig wel toegepast. Intrekken geschiedt aan de hand van deze beleidsregel.

 

De beleidsregel zorgt ervoor dat vergunninghouders en belanghebbenden weten wanneer een omgevingsvergunning ingetrokken kan of gaat worden.

Dat draagt bij aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Hierbij moet opgemerkt worden intrekken een bevoegdheid van het college is een geen plicht. Voordat overgegaan wordt tot (het voornemen tot) intrekking van de omgevingsvergunning is in de regel al veelvuldig mondeling of schriftelijk contact geweest met vergunninghouder om te vragen of en wanneer gebruik gemaakt wordt van de omgevingsvergunning.

 

De beleidsregel ziet op de situatie dat contact met een vergunninghouder er niet toe heeft geleid dat van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

Ook heeft de vergunninghouder zelf geen verzoek ingediend om de omgevingsvergunning in te trekken. Is dat ter sprake dan wordt in beginsel gebruikt gemaakt van de wettelijke bevoegdheid om de omgevingsvergunning in te trekken.

 

Dit gebeurt niet lichtvaardig, gelet op het voortraject. Ook zijn langere termijnen opgenomen dan 26 weken voordat van de bevoegdheid tot intrekking gebruik wordt gemaakt, tenzij urgente, zwaarwegende planologische, stedenbouwkundige of technische belangen aanleiding geven om de omgevingsvergunning in te trekken. Dat kan onder andere het geval zijn bij een verandering van planologische inzichten of verandering van wet- en regelgeving.

 

Voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken worden alle, in aanmerking te nemen, belangen betrokken en tegen elkaar afgewogen, zie ABRvS 21 januari 2015, ECLI:NL: RVS:2015:124 en ABRvS 1 juni 2016, ECLI:NL: RVS:2016:1492. Daarbij komt aan de planologische, stedenbouwkundige en technische belangen een groot gewicht toe ten opzichte van het (enkele) financiële belang van vergunninghouder. Als een vergunninghouder niet voldoende aannemelijk kan maken dat alsnog binnen een redelijke termijn wordt gestart of herstart met de werkzaamheden dan is dat voldoende aanleiding om de ongebruikte omgevingsvergunning in te trekken. Tegen het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning is bezwaar en beroep mogelijk.

 

Een actueel archief is ook belangrijk voor de WOZ, planning van gemeentelijke diensten als het ophalen van huisvuil en bij externe partijen die de gegevens afnemen. De actualiteit wordt gewaarborgd door het vaststellen en het actief uitvoeren van de beleidsregel.

 

In de BAG worden gegevens en brondocumenten vastgelegd van onder meer panden en verblijfsobjecten. Het verlenen van een omgevingsvergunning kan leiden tot het ontstaan van een nieuw pand of verblijfsobject of wijziging daarvan. Om te waarborgen dat de meest actuele gegevens in de BAG worden vastgelegd worden eerder opgenomen voorlopige gegevens in de BAG historisch gemaakt als een omgevingsvergunning wordt ingetrokken.

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten.

 

Intrekken van oude ongebruikte omgevingsvergunningen

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De omgevingsvergunning kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.

Dit betekent dat niet alle ‘activiteiten’ waarvoor een vergunning is verleend worden ingetrokken als van de bevoegdheid als bepaald in artikel 2.33, tweede lid, onder a Wabo gebruik wordt gemaakt. Per geval zal bekeken moeten worden voor welke activiteit de omgevingsvergunning nog geldt, welke activiteit al is uitgevoerd of niet en of die activiteit onder deze beleidsregel valt.

 

Artikel 2

Indien niet binnen drie jaar na de datum van verlening van de omgevingsvergunning is gestart met de activiteit dan wordt de omgevingsvergunning in beginsel ingetrokken als bepaald in artikel 2.33, tweede lid, onder a van de Wabo. In geval van urgente, zwaarwegende stedenbouwkundige, planologische of technische belangen wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt na 26 weken na de datum dat de omgevingsvergunning is verleend. In alle gevallen wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen op het voornemen tot intrekking van de omgevingsvergunning. Aan de hand daarvan wordt bekeken of de omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of niet. Dit betreft expliciet een bevoegdheid van het college en geen verplichting.

 

Artikel 3

Indien de werkzaamheden na stillegging langer dan één jaar zijn gestaakt wordt de omgevingsvergunning ingetrokken als bepaald in artikel 2.33 van de Wabo.

In geval van urgente, zwaarwegende stedenbouwkundige, planologische of technische belangen wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt na 26 weken nadat de werkzaamheden stil zijn komen te liggen. In alle gevallen wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen op het voornemen tot intrekking van de omgevingsvergunning. De noodzaak van het opnemen van deze bepaling is voornamelijk dat tot een (eind)oplossing gekomen moet worden zonder dat stapsgewijs gebouwd wordt, tijdelijk is of wordt voldaan aan artikel 2.33 Wabo en het (bouw)proces nog steeds onnodig lang voortduurt.

 

Artikel 4

In dit artikel is de procedure opgenomen als een omgevingsvergunning wordt ingetrokken die tot stand is gekomen met de reguliere procedure. Belanghebbenden kunnen een zienswijze naar voren brengen. Die wordt meegenomen in de afweging om de omgevingsvergunning in te trekken, een ruimere termijn te bieden of af te zien van intrekking. Als geen zienswijze wordt ingediend dan wordt de omgevingsvergunning ingetrokken. Het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning wordt gepubliceerd.

 

Artikel 5

In dit artikel is de procedure opgenomen als een omgevingsvergunning wordt ingetrokken die tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Het voornemen c.q. het conceptbesluit tot intrekking van de omgevingsvergunning wordt zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen een zienswijze naar voren brengen. Die wordt meegenomen in de afweging om de omgevingsvergunning in te trekken, een ruimere termijn te bieden of af te zien van intrekking. Als geen zienswijze wordt ingediend dan wordt de omgevingsvergunning ingetrokken. Het voornemen tot, en het besluit tot, intrekking van de omgevingsvergunning worden gepubliceerd.

 

 

Vergunningenstrategie - gericht op het reguleren van activiteiten

 

Intrekken van oude ongebruikte omgevingsvergunningen

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 6

In dit artikel is bepaald dat geen gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning in te trekken als de vergunninghouder met concrete stukken en/of documenten kan aantonen dan binnen acht weken na bekendmaking van het voornemen tot intrekking wordt gestart of herstart met de werkzaamheden. Het kan dan onder andere gaan om een opdrachtbevestiging of planning van de aannemer. Enkel een offerte of keuze van aannemer is onvoldoende.

Daarnaast is in dit artikel bepaald dat een ruimere termijn kan worden geboden voordat de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken als persoonlijke of bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het kan dan onder andere gaan om overlijden en ziekte, faillissement van de aannemer, weersomstandigheden en andere bijzondere omstandigheden. De duur van de ruimere termijn die gegeven kan worden hangt af van de omstandigheden van het geval. De omgevingsvergunning wordt zonder uitzondering ingetrokken als de ruimere termijn is verstreken zonder dat is gestart of herstart met de werkzaamheden.

 

Artikel 7

Dit artikel bepaalt dat deze beleidsregel niet geldt voor andere activiteiten/gevallen als bepaald in artikel 2.33 van de Wabo. Deze beleidsregel biedt daarvoor geen kader en de mogelijkheid tot intrekking van een omgevingsvergunning wordt er ook niet door beperkt.

 

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

 

 

Toezichtstrategie - gericht op het controleren van activiteiten.

Toezicht

Doordat we toezicht houden kunnen we overtredingen en illegale activiteiten opsporen en vaststellen. Van de controle maken we een rapport, dat in het (digitale) systeem wordt opgeslagen. Onze werkwijze is gebaseerd op het beginsel dat van toezicht in eerste instantie een preventieve werking uit gaat. Door het houden van toezicht kunnen overtredingen mogelijk worden voorkomen. In de praktijk blijkt dat in veel gevallen onze toezichthouders met het maken van afspraken en/of waarschuwingen ervoor (kunnen) zorgen dat handhaving niet nodig is. Daarbij staat centraal dat onze dienstverlening erop gericht is om op een klantvriendelijke manier tot een oplossing te komen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in preventief, actief en reactief toezicht.

 

Risicogericht toezicht (preventief/actief) – Het (preventieve/actieve) risicogerichte toezicht komt direct voort uit het nemen van beschikkingen (vergunningen, meldingen, ontheffingen etc.). Alle verleende vergunningen/meldingen/ontheffingen etc. worden, waar mogelijk, integraal (zie hieronder) gecontroleerd overeenkomstig dit beleid en de eventuele controlefrequentie op basis van het risico. De mate en diepgang van ons toezicht is gericht op (onderdelen van) risicovolle activiteiten. Hierin onderscheiden we 4 toezichtniveaus, namelijk:

 

Toelichting op de verschillende toezichtniveaus (elk volgend toezichtniveau is een aanvulling op het vorige toezichtniveau):

 

Toezichtniveau 0 Geen toezicht (vergunningen/ontheffingen/meldingen worden ontvangen, maar hierop wordt geen actief toezicht gehouden). Stukken worden gearchiveerd.

Toezichtniveau 1 Toezicht op Uitgangspunten. De toezichthouder houdt minimaal toezicht op de meest relevante voorschriften.

Toezichtniveau 2 Toezicht op Basisniveau. De toezichthouder hanteert het basisniveau met betrekking tot toezicht op de meest relevante voorschriften. De toezichthouder bepaalt op basis van zijn kennis en ervaring wat het basisniveau is en welke voorschriften het meest relevant zijn.

Toezichtniveau 3 Toezicht op Basisniveau+. De toezichthouder hanteert het basisniveau met betrekking tot toezicht op alle voorschriften. De toezichthouder bepaalt op basis van zijn kennis en ervaring wat het basisniveau is en welke voorschriften het meest relevant zijn.

Toezichtniveau 4 Grondig toezicht. De toezichthouder ziet volledig toe op de naleving van alle voorschriften (monitoring).

 

 

Toezichtstrategie - gericht op het controleren van activiteiten.

 

Buurt-/Wijk-/Gebiedsgericht toezicht (preventief/actief) – Ons (preventieve/actieve) toezicht voeren we afhankelijk van de activiteit buurt-/wijk-/gebiedsgericht uit. Hierbij onderscheiden wij in het kader van dit VTH-beleid een verschillende gebieden (zie Hoofdstuk 5, Omgevingsanalyse). Naast de vastgestelde prioriteiten hebben we voor deze gebieden benoemd op welke onderwerpen/activiteiten wij in het bijzonder aandacht besteden in de uitvoering van onze VTH-taken. Periodiek wordt een gebied, al dan niet steekproefsgewijs, gecontroleerd of er overtredingen zijn of deze controles vinden plaats aan de hand van de eventuele objectgebonden controles die in het betreffende gebied plaatsvinden. Dat geldt zowel voor de Wabo-gerelateerde taken, als het toezicht in de openbare ruimte door de BOA’s.

 

Repressief toezicht (reactief) – We voeren toezicht uit naar aanleiding van klachten/meldingen, verzoeken om handhaving etc. Niet alle klachten en/of verzoeken om handhaving resulteren in een controle. Dat is afhankelijk van de prioriteitstelling en aard en ernst van de melding. Op anonieme meldingen wordt in beginsel niet gereageerd. Indien sprake is van een acuut onveilige en/of gevaarlijke situatie wordt uiteraard wel direct actie ondernomen ongeacht de prioriteit.

 

Integraal toezicht - We voeren waar mogelijk integraal toezicht uit. Dit betekent dat onze toezichthouders zoveel mogelijk signaleren met elkaar (ook met partners), voor elkaar (ook voor partners) of na elkaar. Welke vorm van integraal toezicht gehanteerd wordt, hangt sterk af van de situatie. Deze integrale aanpak ligt in lijn met het uitgangspunt dat er zo min mogelijk (administratieve) lasten zijn voor bewoners, ondernemers, etc. We onderkennen de volgende vormen van integraal toezicht:

  • Controleren met elkaar: Toezichthouders vanuit diverse taakvelden voeren gezamenlijk een integrale controle uit. Ieder voor de eigen discipline. Met name van toepassing in situaties die door een groter dan gemiddelde complexiteit of bestuurlijke prioriteit worden gekenmerkt. Soms is deze methode nodig, meestal is die arbeidsintensief en belastend voor de ondernemer of burger.

  • Na elkaar controleren: Verschillende toezichthouders van uiteenlopende instanties of afdelingen voeren zelfstandig en onafhankelijk van elkaar een controle uit. Omdat de inspecties over een relatief groter tijdsbestek worden uitgevoerd, heeft deze aanpak een sterkere preventieve uitwerking. Deze vorm van controleren is de klassieke vorm van toezicht. De toezichtlast neemt echter toe en de efficiëntie neemt af. Bovendien is het risico groot dat controles verschillende vakgebieden bestrijken, hetgeen kan leiden tot interpretatieverschillen.

  • Voor elkaar signaleren: Een toezichthouder kan tijdens zijn ‘eigen’ controle een mogelijke overtreding in een ander taakveld signaleren. Als deze constatering daartoe aanleiding geeft, zal de specialist van dat taakveld zelf een controle uitvoeren. Het voordeel van deze aanpak is dat overtredingen in een eerder stadium worden gesignaleerd. Deze aanpak vergt wel de nodige afstemming (en kunde) binnen een organisatie.

  • Voor elkaar controleren: Een toezichthouder neemt tijdens een integrale controle meerdere aandachtsvelden voor zijn rekening. Dit heeft voornamelijk betrekking op situaties die worden gekenmerkt door een geringe complexiteit. Dit is een vorm van signaaltoezicht, die prima kan worden uitgevoerd door een generalistisch toezichthouder, die bovendien dikwijls wordt ingezet voor uiteenlopende surveillances.

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen?

Handhavingsstrategie

gericht op het optreden tegen overtredingen

 

Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) – Wij hanteren de (interventiematrix van de) LHS als richtlijn voor ons handhavend optreden.

 

Handhaving tegen bestuursorganen

Gelijk aan handhaving tegen inwoners/ondernemers.

 

Buurtbemiddeling/(Pre-)Mediation – Buurtbemiddeling en/of (Pre-)mediation kunnen we inzetten bij geschillen tussen inwoners/ondernemers onderling en/of inwoners/ondernemers en ons of onze partners.

 

 

 

Handhavingsstrategie - gericht op het optreden tegen overtredingen.

 

Handhaving

Als het gaat om handhaving onderschrijven wij de uitgangspunten van de Nationale Ombudsman als het gaat om de rol van de overheid. Bij handhavend optreden proberen wij zo goed mogelijk invulling te geven aan de uitgangspunten en richtlijnen die de Nationale Ombudsman hierover heeft vastgelegd in het rapport ‘Helder handhaven’, de Handhavingswijzer en het rapport van 2017 ‘De kunst van handhaven’. De belangrijkste aandachtspunten hierbij worden weergegeven in onderstaande figuur.

 

 

 

Handhavingsstrategie - gericht op het optreden tegen overtredingen.

 

Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) – Wij hanteren de (interventiematrix van de) LHS als richtlijn voor ons handhavend optreden als het gaat om de VTH-taken die Wabo gerelateerd zijn. De LHS is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat iedereen volgt om van bevinding (constatering van een overtreding) naar interventie (wijze/mate van handhavend optreden) te komen.

 

De LHS heeft als doel dat overheden interveniëren op een wijze die passend is bij iedere bevinding. Dat wil zeggen dat zij weloverwogen kiezen - afhankelijk van de situatie - voor alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- en strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. Op basis van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder wordt informerend, waarschuwend of bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijk opgetreden. In vergelijkbare situaties worden vergelijkbare keuzes gemaakt en interventies op vergelijkbare wijze gekozen en toegepast.

 

De term ‘handhavingsstrategie’ drukt uit dat interveniëren breder is dan het opleggen van sancties. Interveniëren kan ook tijdens het toezicht plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van aanspreken en informeren. Daarnaast erkent de LHS dat er omstandigheden kunnen zijn om tijdelijk van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien, ofwel te gedogen (zie gedoogstrategie, OPM. dit laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet) Met de LHS wordt d.m.v. het doorlopen van de volgende stappen een passende interventie bij iedere overtreding bepaald.

 

Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix

Aan de hand van het gedrag van de overtreder en de (mogelijke gevolgen) van de overtreding wordt de uitgangspositie in de interventiematrix bepaald. Bij verzachtende argumenten (zoals legalisatie) wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten (waaronder recidive) is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

 

Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten

Onderstaande aspecten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven.

  • -

    Verkregen financieel voordeel

  • -

    Status verdachte/overtreder (voorbeeldfunctie)

  • -

    Financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect

  • -

    Combinatie met andere relevante delicten

  • -

    Medewerking van deskundige derden

  • -

    Normbevestiging

  • -

    Waarheidsvinding

     

 

Handhavingsstrategie - gericht op het optreden tegen overtredingen.

 

Stap 3 – Bepalen of overleg met politie en OM noodzakelijk is

De toezichthouder bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of

strafrecht nodig is op basis van de beoordeling van de bevinding met de

interventiematrix (Stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (Stap 2).

Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs-

én strafrecht of alleen het strafrecht.

 

Stap 4 – Optreden met de interventiematrix

De LHS gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren

gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als

naleving uitblijft.

 

Stap 5 – Vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en

transparant vastgelegd in een rapport.

 

 

 

Handhavingsstrategie - gericht op het optreden tegen overtredingen.

 

Handhaving tegen eigen en/of andere bestuursorganen

In de praktijk kan het voorkomen dat de gemeente Zeist en/of een ander bestuursorgaan een overtreding begaat waartegen handhavend moet worden opgetreden. Hier gaan wij als volgt mee om. Wij maken geen onderscheid in de wijze van handelen bij geconstateerde overtredingen tussen burgers, bedrijven en (eigen) bestuursorganen. Overtredingen door eigen en/of andere bestuursorganen worden op eenzelfde manier aangepakt en afgehandeld als bij burgers en bedrijven.

 

Handhavingsstrategie voor overige beleidsvelden

Welke handhavingsstrategie wij toepassen voor de overige beleidsvelden (bv. Dhw) is/wordt indien van toepassing beschreven in het uitvoeringsbeleid dat voor het betreffende beleidsveld is opgesteld. Hiervoor wordt dan ook naar de inhoud van dat uitvoeringsbeleid verwezen.

 

Buurtbemiddeling/(Pre-)Mediation

De gemeente onderzoekt actief en eerst of buurtbemiddeling of (Pre-)mediation kan bijdragen tot een effectieve geschiloplossing bij conflicten (tussen buren). Dit kan ertoe leiden dat niet meer tot handhaving behoeft te worden overgegaan. Komen partijen niet tot overeenstemming of is het onderhandelingsresultaat in strijd met de wet dan zal de gemeente volgens de wettelijke bepalingen en beleid de handhaving (weer) ter hand nemen. Ook bij ingediende bezwaarschriften wordt (pre-)mediation ingezet om partijen tot elkaar te laten komen voordat de formele juridische procedure wordt voortgezet.

 

 

Welke strategieën passen we toe om naleving te borgen en te bevorderen ?

Gedoogstrategie

gericht op het gemotiveerd accepteren van overtredingen

 

Landelijk beleid ‘Grenzen aan gedogen’

 

Voorwaarden van gedogen:

  • -

    Gedogen is verantwoord (ter bescherming fysieke leefomgeving).

  • -

    Gedogen is altijd tijdelijk.

  • -

    Gedogen gebeurt altijd in de vorm van een beschikking.

 

Gedoogstrategie - gericht op het gemotiveerd accepteren van overtredingen.

 

Landelijk beleid ‘Grenzen aan gedogen’

Onder gedogen wordt verstaan: de met handhaving belaste overheidsinstantie treedt na constatering van de overtreding niet (of nog niet) handhavend op. Constatering van de overtreding vloeit daarbij voort uit de toezichthoudende taken van de overheidsinstantie. Benadrukt wordt dat het, volgens deze definitie, noodzakelijk is dat een overtreding wordt geconstateerd alvorens kan worden gesproken van gedogen. Het niet constateren van overtredingen valt niet onder de definitie van gedogen.

 

Wij volgen het gedoogbeleid zoals dat landelijk geformuleerd in het kabinetsstandpunt Gedogen in Nederland ‘Grenzen aan gedogen’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 085). Kort samengevat geldt dat gedogen slechts in de volgende mate voor ons aanvaardbaar is:

  • a)

    Slechts in uitzonderingsgevallen.

  • b)

    Mits tevens beperkt in omvang en/of tijd.

     

Verder dient gedogen:

  • c)

    Expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats te vinden.

  • d)

    Aan controle te zijn onderworpen.

 

Ad. a.) Slechts in uitzonderingsgevallen

a.1 Als handhaving, bijvoorbeeld de uitoefening van bestuursdwang, tot overduidelijke onrechtvaardigheid zou leiden. Gedogen kan in deze situaties aanvaardbaar of zelfs geboden zijn, mits de andere betrokken belangen door het gedogen niet onevenredig worden geschaad. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in overmachtssituaties en soms ook in overgangssituaties, bijvoorbeeld bij de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving.

 

a.2 Als het achterliggende belang evident beter is gediend met gedogen. Met afspraken over de termijn waarbinnen en de wijze waarop naleving zal plaatsvinden, kan soms meer worden bereikt ten behoeve van het door de wettelijke norm te beschermen belang dan met strikte handhaving. Dergelijke afspraken kunnen inhouden dat een deel van de normovertredingen (tijdelijk) zal worden gedoogd onder de voorwaarde dat op een bij de gedoogtoestemming bepaalde termijn volledige naleving wordt bereikt.

 

a.3 Als een zwaarder wegend belang gedogen rechtvaardigt. Rechtsbeginselen kunnen ertoe leiden dat ook andere belangen dan het door de norm te beschermen belang moeten worden meegenomen in de afweging. Als bijvoorbeeld van overheidswege inlichtingen of toezeggingen zijn verstrekt, die bij betrokkene de verwachting wekten dat niet zou worden gehandhaafd, kan onder omstandigheden het vertrouwensbeginsel zwaarder wegen dan het belang dat met handhaving is gediend.

 

 

Gedoogstrategie - gericht op het gemotiveerd accepteren van overtredingen.

 

Ad. b.) Mits beperkt in omvang en/of tijd

Gedogen moet zoveel mogelijk in omvang en/of tijd worden beperkt. Indien zich één van de onder a. omschreven uitzonderingsgevallen voordoet, is dit gedogen uiteraard slechts aanvaardbaar zolang en voor zover de betreffende uitzonderingssituatie zich voordoet. Doet de uitzonderingssituatie zich niet meer voor dan moet alsnog tot handhaving worden overgegaan. Ook kan de noodzaak om te gedogen in bepaalde gevallen worden weggenomen door de gedoogde overtreding alsnog te legaliseren zoals via vergunningverlening, het verlenen van ontheffing of door aanpassing van de regelgeving indien daar aanleiding toe bestaat. Waar (tijdelijk) legalisering van de overtreding mogelijk is, verdient dit altijd de voorkeur boven gedogen.

 

Ad. c.) Expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging

Elk gedoogbesluit dient door het bestuur, expliciet, schriftelijk en na zorgvuldige kenbare belangenafweging te worden genomen. Het gedoogbesluit dient uiteraard ook te voldoen aan de andere eisen die de Algemene wet bestuursrecht aan besluiten stelt, zoals de motiveringseisen. Alleen dan kan voor betrokkene(n) duidelijk zijn waar deze aan toe is/zijn en kunnen eventuele derden-belanghebbenden in staat worden gesteld daartegen rechtsmiddelen aan te wenden. Verder zal het gedoogbesluit volstrekt duidelijk moeten zijn over de gedragingen die gedoogd worden, de termijn gedurende welke dat het geval zal zijn, en zo mogelijk voorwaarden moeten bevatten die aan het gedogen worden gesteld. Dit alles teneinde de afwijking van de wet zo beperkt mogelijk te houden.

 

Ad. d.) Aan controle onderworpen

Voor een geloofwaardig overheidshandelen is het van belang dat de gedogende instantie zelf de controle uitoefent op de gedoogde activiteiten. Een actieve houding van de overheid is daarvoor vereist. Regelmatig moet worden gecontroleerd of de overwegingen die hebben geleid tot de beslissing af te zien van handhaving, nog actueel zijn. Indien aan de gedoogbeslissing voorwaarden zijn verbonden, dient te worden gecontroleerd of deze worden nageleefd. Zo niet, dan moet onmiddellijk tot handhaving worden overgegaan.

 

 

7. VTH-ORGANISATIE

 

 

Voorwaarden voor de VTH-organisatie ( wettelijke verplichting )

 

Scheiding taken VTH

Binnen de verschillende teams zijn de vergunningen-, toezichts- en handhavingstaken op functieniveau gescheiden. Dit betekent in de VTH-uitvoeringspraktijk dat niet door 1 en dezelfde medewerker een vergunning wordt verleend om daar vervolgens ook toezicht op te houden.

 

Roulatiesysteem Toezichthouders

Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen werkzaam bij de te controleren objecten en/of in gebieden (vaste toezichts-/ handhavingsrelatie) rouleren de toezichthouders elke twee jaar van gebied en/of object. Hiermee wordt voorkomen dat dezelfde toezichthouder voortdurend wordt belast met het toezicht op dezelfde gebieden en/of objecten. Voor de andere medewerkers wordt per dossier bekeken of rouleren na verloop van tijd wenselijk is.

 

Taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden vastgelegd

In zijn algemeenheid geldt dat voor alle medewerkers van de gemeente Zeist dat de taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in een toepasselijke functiebeschrijving/aanstellingsbesluit. Ten aanzien van een toezichthouder/BOA geldt dat er een wettelijke verplichting bestaat om zijn/haar bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden op schrift vast te leggen. Alle toezichthouders zijn als zodanig aangewezen en aangesteld door het bevoegde bestuursorgaan (college van burgemeester en wethouders, dan wel de burgemeester), al dan niet onder mandaat. Bij de aanwijzingsbesluiten is vastgelegd ten aanzien van welke regelgeving zij de toezichthoudende bevoegdheden hebben. De toezichthouders Drank- en horecawet zijn tevens beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar. Het directe toezicht op het gebruik van opsporingsbevoegdheden is belegd bij de korpschef van regionale Politie-eenheid. Beëdiging (Ministerie van Justitie en Veiligheid) en indirect toezicht op het gebruik van opsporingsbevoegdheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de (Hulp-) Officier van Justitie.

 

Actueel beleid

Met het vaststellen van dit VTH-Beleidsplan en de hieraan gekoppelde jaarlijkse Uitvoeringsprogramma’s en Jaarverslagen VTH voldoen wij aan deze wettelijke (kwaliteits-)eis.

 

Werkprocessen beschreven

Onze werkprocessen voor VTH-liggen vast en/of zijn verwerkt/opgenomen in onze digitale werkomgeving.

 

Uitvoering conform werkprocessen

Wij geven uitvoering aan onze VTH-taken conform onze werkprocessen.

 

Buiten kantooruren bereikbaar

Wij zijn buiten kantooruren bereikbaar via mail of onze website voor het doorgeven van een melding of het maken van een afspraak. Achter deze link vindt u alle contactinformatie: https://www.zeist.nl/organisatie-bestuur/contact-gemeente/

 

Ook de ODrU is ook buiten kantooruren bereikbaar voor milieuklachten/-meldingen via deze link: https://www.odru.nl/contact/

 

De VrU is buiten kantooruren bereikbaar via deze link: https://www.vru.nl/contact

 

 

Voorwaarden voor de VTH-organisatie ( wettelijke verplichting )

Voldoen aan Kwaliteitscriteria 2.1. VTH

Op grond van de Wabo en het Bor zijn landelijk kwaliteitscriteria voor vergunningen, toezicht en handhaving opgesteld. Deze criteria zijn wettelijk verankerd. Door de vaststelling van de Verordening kwaliteit vergunningen, toezicht en handhaving van december 2016 (Verordening VTH) heeft de gemeenteraad van Zeist vastgelegd dat de gemeente ernaar streeft te voldoen aan de kwaliteitscriteria. De verordening biedt de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van de criteria (Comply or explain).

 

De Kwaliteitscriteria 2.1 VTH gelden voor de onderdelen:

  • procescriteria (beleid, uitvoeringsprogrammering, monitoring en rapportage);

  • criteria voor kritieke massa (deskundigheid en continuïteit van het personeel);

  • criteria voor inhoudelijke kwaliteit en prioriteiten.

 

In de periode maart t/m mei 2019 is voor de VTH-uitvoeringsorganisatie een evaluatie gedaan van de Kwaliteitscriteria 2.1 VTH voor wat betreft de onderdelen kritieke massa en inhoudelijke kwaliteit en prioriteiten. Deze evaluatie is alleen uitgevoerd onder de vaste medewerkers in de gemeentelijke VTH-organisatie. Uit deze evaluatie bleek dat de gemeente Zeist voor het grootste deel voldoet aan de Kwaliteitscriteria. Zie ook het overzicht op de volgende pagina.

 

‘Comply or explain’

Volgens de Verordening VTH gaan we ervan uit dat we met onze Uitvoeringsorganisatie voldoen aan de Kwaliteitscriteria. In het geval we hieraan niet voldoen, moeten we uitleggen hoe we hieraan denken te voldoen, dan wel uitleggen waarom we hier niet aan voldoen. Als uitleg richting de raad voor de huidige afwijkingen is aangegeven dat de punten waar (deels) niet wordt voldaan (zie Figuur 7, vereist opleidingsniveau, vereist aantal aanwezige medewerkers en vereist aantal aanwezige fte en oranje cellen), worden gecompenseerd door inzet van externe medewerkers en/of externe partijen die worden ingehuurd binnen de begroting voor de VTH-organisatie. Deze externe medewerkers voldoen allemaal aan de Kwaliteitscriteria.

 

Daarbij voldoen we (deels) niet aan de criteria voor de kritieke massa (aantal medewerkers/aantal Fte) omdat de vereiste capaciteit voor de betreffende deskundigheidsgebieden niet (volledig) noodzakelijk is. Met andere woorden, voor deze deskundigheidsgebieden is er in de uitvoeringspraktijk niet ‘voldoende werk voorhanden’, zodat voldoen aan het criterium niet noodzakelijk/zinloos is.

 

Procescriteria

Met het vaststellen van het VTH-Beleid 2019-2022, het Uitvoeringsprogramma 2019/2020 en het VTH-Bijlagenboek, als ook in de toekomst het integraal opnemen van het VTH-Jaarverslag in het VTH-Uitvoeringsprogramma voldoet de gemeente Zeist ook aan de Procescriteria.

 

In het geheel genomen betekent dit concreet dat we (gaan) voldoen aan de Kwaliteitscriteria 2.1 VTH volgens de VTH-Verordening.

 

 

Voorwaarden voor de VTH-organisatie ( wettelijke verplichting )

 

 

8. SAMENWERKINGSPARTNERS

 

De Omgevingsdienst regio Utrecht (OdrU) is de organisatie die voor en namens de 15 gemeenten in de Provincie Utrecht wettelijke milieu- en omgevingstaken (vergunningverlening, toezicht en handhaving) uitvoert. Dat doet de OdrU op het gebied van o.a. bodem, bouw- en woningtoezicht, vergunningen en meldingen, geluid en lucht, klimaat, energie en duurzaamheid, natuur- en milieueducatie, ruimtelijke ordening en toezicht en handhaving. Daarnaast geeft de OdrU milieu-advies ten behoeve van ruimtelijke-economische ontwikkelingen (bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen etc.). Vanuit het kantoor in Utrecht werkt de OdrU hierbij samen met andere organisaties.

De OdrU draagt met haar kennis en ervaring over omgevingskwaliteit bij aan de veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en leefbaarheid van de regio. Voor de gemeente Zeist voert de OdrU de wettelijke milieutaken uit. De afspraken tussen de gemeente Zeist en de OdrU liggen vast in het uitvoeringsprogramma dat de OdrU jaarlijks voor de gemeente Zeist opstelt en door het college wordt vastgesteld. Als basis voor het Uitvoeringsprogramma ligt de dienstverleningsovereenkomst (Dvo) die vanuit de gemeenschappelijke regeling periodiek wordt opgesteld.

 

De Veiligheidsregio Utrecht (VrU) is één van de 25 veiligheidsregio’s in Nederland. Namens de 26 gemeenten in de Provincie Utrecht voert de VrU verschillende taken uit op het gebied van crisisbeheersing, rampenbestrijding, brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening. De VrU richt zich hierbij op: Brandweerzorg, rampenbestrijding, bevolkingszorg, crisisbeheersing en geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR); Samenwerking met aan hulpverlening gelieerde diensten en organisaties, zoals politie, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, ambulancedienst (als onderdeel van de Dienst Gezondheid & Jeugd) en de OdrU. Alle afspraken tussen de gemeente Zeist en de VrU liggen vast in een dienstverleningsovereenkomst (Dvo). De VrU maakt zelf jaarlijks een verslag en een uitvoeringsprogramma voor de VTH-taken voor de gemeente Zeist

 

De provincie Utrecht maakt in de uitvoering ook gebruik van de instrumenten vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De provincie is het bevoegde gezag voor de uitvoering van de VTH-taken bij een groot aantal bedrijven en activiteiten in Utrecht.

 

Omgevingsdiensten

Er zijn in Utrecht 2 omgevingsdiensten: de RUD Utrecht en de Omgevingsdienst regio Utrecht. De RUD Utrecht voert in opdracht van de provincie ook VTH-taken uit. De omgevingsdiensten houden zich daarnaast bezig met het beoordelen van (voor)ontwerpbestemmingsplannen op provinciale belangen, zoals externe veiligheid. Ook houden zij milieu-informatie bij voor geluid, lucht en bodemsanering.

 

Vergunningen, Toezicht en Handhaving

De provincie Utrecht is in een aantal bij wet vastgelegde situaties bevoegd gezag voor het afgeven van omgevingsvergunningen, zoals voor zware milieubelastende bedrijven die vallen onder de richtlijn industriële emissies en het Besluit risico's zware ongevallen 1999. De provincie Utrecht is ook belast met de controle op de naleving van deze vergunning. De toezicht- en handhavingstaken hebben betrekking op groen, water, milieu en bouw. De provincie Utrecht houdt onder meer toezicht bij grote industriële - en afvalbedrijven, grote vuurwerkopslagen en -evenementen, zwembaden, zwemwater, grondwateronttrekkingen, koude/warmteopslagen, ontgrondingen, (nazorg) bodemsaneringen, natuurbeschermingsgebieden, de wildbeheerseenheden (Wet Natuurbescherming) en luchtvaartbesluiten. Daarnaast richt de provincie zich samen met de omgevingsdiensten op de samenwerking met onder andere het Openbaar Ministerie, gemeenten, waterschappen en de rijksoverheid.

 

Beleid VTH-zaken

Gedeputeerde Staten hebben het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving 2016-2019 (VTH-beleidsplan 2016-2019) vastgesteld. Het VTH-beleidsplan is het uitvoeringskader voor de RUD Utrecht die in opdracht van Gedeputeerde Staten de VTH-taken uitvoert. Het VTbeleidsplan bevat de provinciale visie, koers en sturing en de daarbij behorende uitvoeringskaders voor vergunningverlening, toezicht en handhaving tot 1 januari 2020.

 

Coördinatie uitvoeringskwaliteit (Interbestuurlijk Toezicht)

In 2013 is een landelijk verbetertraject gestart voor het implementeren van kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. De provincie Utrecht heeft hierbij een coördinerende taak die is vastgelegd in de Wabo. De kwaliteitscriteria zijn per januari 2015 vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Vanaf dan dienen de gemeenten en omgevingsdiensten aan de eisen te voldoen. De provincie Utrecht ziet erop toe dat dit gebeurt door middel van Interbestuurlijk Toezicht (IbT). Het IbT richt zich zowel op de taken vergunningenverlening, toezicht en handhaving, als op ruimtelijke ordening, milieu, externe veiligheid en erfgoed/monumenten.

 

In de provinciale verordening systematische toezichtinformatie is vastgelegd welke informatie de provincie van de gemeenten jaarlijks wil ontvangen op de onderdelen van het omgevingsrecht. Op basis van de aangeleverde informatie vindt de beoordeling plaats. Hierbij kan het oordeel uitkomen op ‘adequaat’, ‘redelijk adequaat’ of ‘niet adequaat’.

 

 

De Stichting Mooisticht, de Federatie ruimtelijke kwaliteit (Frk) en de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (RCE)zijn instanties die de gemeente Zeist adviseren en ondersteunen op het gebied van erfgoed, monumenten en ruimtelijke kwaliteit. Mooisticht organiseert om de week een commissievergadering waarin regionale (bouw-)plannen kunnen worden ingebracht om te bespreken en/of hierover advies te vragen.

 

De RCE voert, als onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het beleid uit van de Rijksoverheid voor archeologie, beschermde monumenten, historisch landschap en roerend erfgoed. In deze Visie, Missie en Strategie beschrijft de Rijksdienst zijn rol en positie in het nationale bestel. Met specialistische kennis over de zorg voor ons erfgoed brengt de Rijksdienst een verbinding tot stand tussen beleid en praktijk. Eigenaren, beheerders, particuliere organisaties en overheden zijn de partners van de Rijksdienst.

 

Ook kunnen deze instanties in bepaalde dossiers om advies worden gevraagd op de voornoemde aspecten. Denk bijvoorbeeld aan een second opinion in een handhavingszaak betreffende een monument.

 

Ingenieursbureau Boorsma adviseert en ondersteunt de gemeente Zeist op het gebied van constructieve veiligheid van gebouwen en bouwwerken. Ingenieursbureau Boorsma beoordeelt en adviseert over bouwplannen. Zij toetsen of en in hoeverre een bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. De afspraken met Ingenieursbureau Boorsma liggen vast in een overeenkomst.

 

In elke provincie is een provinciaal Landschap actief met aankoop, beheer en ontwikkeling van natuurgebieden. Van de twaalf provinciale Landschappen is Utrechts Landschap in 1927 als eerste opgericht. Utrechts Landschap ondersteunt en adviseert de gemeente Zeist bij ontwikkelingen en problemen in natuurgebieden.

 

De samenwerking tussen de waterschappen Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en Waterschap Vallei en Veluwe (Wvv) en de gemeente Zeist heeft betrekking op het toezicht en handhaving van zaken die water gerelateerd zijn, zoals waterkwaliteit en -kwantiteit, dijkveiligheid, medegebruik van openbaar water en nautisch toezicht op vaarbewegingen.

 

 

De waterschappen richten zich op 3 kernopdrachten:

 

Veilige dijken

In het rivierengebied met z'n vele dijken ligt het accent op de bescherming tegen rivierwater. Zeker nu grote dijkversterkingsprojecten uitgevoerd worden en Waterschap Rivierenland een belangrijke bijdrage levert aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Zodat de inwoners van het rivierengebied veilig kunnen leven, werken en recreëren in hun mooie, maar kwetsbare leefomgeving.

 

Voldoende water

Een evenwichtig watersysteem vraagt om een goede balans tussen water aan- en afvoer. Zodat de inwoners in tijden van neerslag droge voeten houden en in tijden van droogte over voldoende water kunnen beschikken. Met sluizen, stuwen en gemalen zorgen we voor een waterpeil dat past bij wat nodig is in het rivierengebied. We houden daarbij rekening met de verschillende belangen van natuur, landbouw, recreatie, bedrijfsleven en inwoners.

 

Schoon water

Daarnaast zorgen we voor een goede waterkwaliteit. Schoon water draagt bij aan een goede leefomgeving voor mensen, dieren en planten. We zuiveren het afvalwater van dorpen en steden in het rivierengebied. En we letten erop dat het oppervlaktewater niet vervuild raakt. Zodat de inwoners van het rivierengebied van het water in hun omgeving kunnen genieten. Evenwicht in het watersysteem refereert ook aan de afwegingen die steeds gemaakt worden, rekening houdend met andere partijen, de omgeving en de toekomst.

 

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Veel werkzaamheden in de buurt van een dijk, water of een weg in het beheer van het waterschap, zijn niet zonder meer toegestaan. Hiervoor is dan een (omgevings-)vergunning nodig. Via deze link is alle informatie hierover te vinden: https://www.vallei-veluwe.nl/toptaken/vergunning-aanvragen/ , https://www.hdsr.nl/vergunningen/

 

De waterschappen zien er bij deze vergunningen en in het algemeen ook op toe dat de wettelijke voorschriften worden nageleefd. Desnoods wordt er ook handhavend opgetreden, al dan niet in samenwerking met de gemeente en/of andere samenwerkingspartners.

De Politie en het Openbaar Ministerie (OM) zijn onze samenwerkingspartners op het strafrechtelijk vlak. In het geval strafrechtelijk optreden is vereist, bijvoorbeeld bij de vervolging van milieuovertredingen en/of situaties waarbij sprake is van economische delicten, vindt afstemming met deze partners plaats. De vervolging van overtredingen openbare ruimte worden afgehandeld door het OM.

 

Op het gebied van strafrechtelijke zaken zijn de (wijk-)agenten het eerste aanspreekpunt voor de medewerkers van de gemeente Zeist.

 

Afhankelijk van de positionering van de overtreding in de matrix van de Landelijke Handhavingsstrategie (zie figuur 6 pagina 38) komt de Politie en/of het OM op enig moment in beeld. Ook vindt er op dossierniveau afstemming met deze partners plaats, bijvoorbeeld bij een constatering van een hennepkwekerij in een woning of het sluiten van een horeca-inrichting.

 

9. VTH-UITVOERINGSPROGRAMMA 2019/2020

 

Het VTH-uitvoeringsprogramma 2019/2020 geeft weer hoe we onze VTH-taken programmeren voor het vervolg van 2019 en 2020. In feite bestaat het document uit een ALGEMEEN DEEL en de ACTIVTEITENKAARTEN. Het algemene deel geeft een weergave aan van de VTH-taken, de VTH-Uitvoeringsorganisatie, de prioriteiten, de doelen en de ontwikkelingen in 2019/2020. In de activiteitenkaarten zijn de Geprogrammeerde werkzaamheden weergegeven.

 

Geprogrammeerde werkzaamheden

Voor onze VTH-taken met een Hoge prioriteit programmeren wij capaciteit voor de VTH-taken in 2019/2020. In de verschillende ‘Activiteitenkaarten’ staat aangegeven welke capaciteit exact wordt geprogrammeerd bij de betreffende activiteit.

 

Reguliere werkzaamheden

Voor alle VTH-taken met een Gemiddelde of Lage prioriteit en alle overige VTH-taken programmeren we geen capaciteit. Deze taken voeren we uit binnen de overgebleven beschikbare capaciteit voor reguliere werkzaamheden. Dit is de capaciteit die overblijft als we onze VTH-taken met een Hoge prioriteit hebben geprogrammeerd.

 

Hieronder staat toegelicht hoe u de Activiteitenkaarten kunt ‘lezen’ en wat u hierin terug kunt vinden.

NAAM ACTIVITEIT

Omschrijving taak

Wat doen we?

Algemene taakbeschrijving. Wat houdt de taak in?

 

Relatie VTH-beleid

Wat vinden we belangrijk?

Beschrijving van de relatie tussen de (deel-)taak, de hieronder beschreven doelstellingen en het overkoepelende VTH-Beleid. Welke plek heeft deze (deel-) taak binnen het VTH-Beleid en/of risicoanalyse (prioritering)?

Doelstellingen

Welk(e) doel(en) willen we bereiken?

Verwijzing naar het VTH-beleid en/of taakdoelstellingen. Wat wil de gemeente dit jaar bereiken met deze taak?

 

Monitoringsindicatoren –

Hoe meten we dit?

Weergave van de indicatoren (kwantitatief/kwalitatief) waarmee we kunnen meten of we de doelstellingen kunnen bereiken.

Uitvoerder

Wie voert/voeren deze activiteit uit?

Beschrijving van degene die de taak uitvoeren, bijv. Gemeente en/of Politie en/of Samenwerkingspartner(s).

Strategie

Hoe gaan we dit doen?

Verwijzing naar de strategieën uit het VTH-beleid waarmee wordt aangegeven welke strategie(ën) wordt/worden toegepast op deze taak.

Jaarverslag 2018*

Wat hebben we afgelopen jaar gedaan?

Verslaglegging van of en in hoeverre de doelstellingen uit het Uitvoeringsprogramma van het voorgaande jaar zijn behaald?

Evaluatie en bijsturing

Hoe is dit gegaan en moeten we bijsturen?

Scherpe uitwerking en ‘waarom’. De link tussen doelstelling, resultaat en bijsturing is erg belangrijk. In hoeverre wordt de inzet bijgesteld? Worden doelstellingen aangevuld/aangepast/gehandhaafd t.o.v. het vorige jaar?

Uitvoeringsprogramma 2019/2020

Wat gaan we het komende jaar programmeren?

Beschrijving van de te programmeren activiteit. Inzet/urenraming voor het nieuwe jaar.

 

Figuur 7. Toelichting op de Activiteitenkaart

 

* OPM. Voor 2018 en de eerste periode van 2019 wordt er geen verslag gemaakt, omdat er ook nog geen Uitvoeringsprogramma voor 2018/2019 was. Met het VTH-Beleid 2019-2022 en het Uitvoeringsprogramma 2019/2020 wordt de start met de beleids-en uitvoeringscyclus gemaakt. In het VTH-Jaarverslag 2019/2020 en het VTH-Uitvoeringsprogramma 2021 zal verslag worden gelegd over de periode 2019/2020.

 

Verder zijn de groene activiteitenkaarten gerelateerd aan vergunningenactiviteiten. De gele activiteitenkaarten hebben betrekking op toezichtactiviteiten. De rode activiteitenkaarten zijn gerelateerd aan handhavingsactiviteiten.

 

Naar boven