Subsidieverordening opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare inwoners 2019

De raad van de gemeente Enschede;

 

gelezen het voorstel van het college van 16 juli 2019, nummer 1900042527;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening 2016;

 

gezien het advies van de Wmo-raad,

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende:

 

 

Subsidieverordening opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare inwoners 2019

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening gemeente Enschede 2016;

  • c.

    begeleiding: begeleiding als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • d.

    beschermd wonen: beschermd wonen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • e.

    calamiteit: calamiteit als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • f.

    centrumgemeente: centrumgemeente als bedoeld in artikel 1 onder f en g van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

  • g.

    Cimot: Centrale toegang tot maatschappelijke opvang en beschermd wonen in Twente;

  • h.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

  • i.

    eergerelateerd geweld: elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken;

  • j.

    ketenbenadering: benadering waarbij de opeenvolgende zorgvoorzieningen ten behoeve van een cliënt zodanig op elkaar afgestemd zijn en zo met elkaar samenhangen dat elk individu de meest passende vorm van hulpverlening kan krijgen;

  • k.

    kwetsbare inwoners:

    • mensen met een psychiatrisch ziektebeeld of verslavingsproblematiek die als gevolg hiervan zodanig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid dat ze niet zonder 24-uurs toezicht of begeleiding kunnen en die voor hun functioneren en herstel afhankelijk zijn van een beschermde omgeving waarin zij zich veilig kunnen voelen en hen gespecialiseerde ondersteuning geboden kan worden/noodzakelijk is;

    • mensen die geen enkele vorm van onderdak hebben en tijdelijk niet in staat zijn het noodzakelijke onderdak zelf te verwerven en te behouden, of

    • mensen met een ggz-achtergrond die niet zelf om hun hulp vragen en niet beschikken over stabiele primaire levensvoorzieningen;

  • l.

    landelijke toegankelijkheid beschermd wonen en opvang: iedere ingezetene van Nederland kan zich tot elke gemeente wenden voor een beschermd wonen of opvang voorziening;

  • m.

    mensenhandel: werven, vervoeren, overbrengen, opnemen of huisvesten van een persoon, met gebruik van dwang (in brede zin) met het doel die persoon uit te buiten;

  • n.

    oggz: openbare geestelijke gezondheidszorg;

  • o.

    opvang: opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • p.

    plan van aanpak: plan waarin is aangegeven dat opvang en begeleiding van een cliënt nodig is en welke acties worden ondernomen om de resultaten te bereiken;

  • q.

    verslavingsbeleid: maatschappelijke zorg gericht op verslaafden, alle individuele geneeskundige verslavingszorg daaronder niet begrepen, en preventie van verslavingsproblemen, met inbegrip van activiteiten in het kader van de bestrijding van overlast door verslaving;

  • r.

    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2 Bevoegdheid college

Het college besluit met inachtneming van deze verordening op subsidieaanvragen.

 

Hoofdstuk 2 Subsidiebepalingen

Artikel 3 Toepassingsbereik; doel

  • 1.

    Deze verordening is een bijzondere subsidieverordening als bedoeld in artikel 3 van de Asv 2016.

  • 2.

    Het verstrekken van subsidies krachtens deze verordening heeft betrekking op de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      het bieden van opvang, waaronder vrouwenopvang en bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd;

    • b.

      het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen;

    • c.

      het bevorderen van sociale verslavingszorg;

    • d.

      het bestrijden van kindermishandeling en huiselijk geweld;

    • e.

      het bestrijden van eergerelateerd geweld;

    • f.

      het bestrijden van mensenhandel;

    • g.

      het bieden van beschermd wonen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3, tweede lid kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      preventie;

    • b.

      ambulante begeleiding en dienstverlening;

    • c.

      zorg en zorgtoeleiding;

    • d.

      opvang en (woon) begeleiding;

    • e.

      inloopvoorzieningen en gebruikersruimten;

    • f.

      dagbesteding en activering;

    • g.

      het bieden van een woonvoorziening binnen of onder verantwoordelijkheid van een instelling waarbij:

       

      • 1.

        de individuele ondersteuning is gewaarborgd;

      • 2.

        de subsidieontvanger toezicht houdt op het welzijn en de veiligheid van de cliënt en de omgeving en bijdraagt aan het welbevinden en het welzijn van de cliënt;

      • 3.

        de subsidieontvanger verantwoordelijk is voor het bieden van een zinvolle dagbesteding aan de cliënt en

      • 4.

        de subsidieontvanger toeziet op hygiënische woonomstandigheden van, voldoende lichaamsverzorging door en gezonde voeding van de cliënt;

    • h.

      het verzorgen van de centrale toegang tot opvang, begeleiding en beschermd wonen, waaronder:

      • 1.

        het behandelen van meldingen van een behoefte aan opvang of beschermd wonen, inclusief het verrichten van het noodzakelijke onderzoek, het plegen van overleg met betrokken instellingen en cliënten en het afhandelen van de meldingen;

      • 2.

        het monitoren van het verloop van de plannen van aanpak die ten behoeve van de ontvangers van opvang, begeleiding en beschermd wonen zijn opgesteld;

      • 3.

        het signaleren en waar mogelijk wegnemen van belemmeringen voor wonen;

    • i.

      nazorg detentie;

    • j.

      medische verstrekking van heroïne;

    • k.

      bemoeizorg.

  • 2.

    Voor specifieke activiteiten die verwant zijn met de in het eerste lid bedoelde activiteiten kan het college subsidie verstrekken, indien die activiteiten geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit een daarvoor bedoelde specifieke uitkering of decentralisatie-uitkering en de subsidie wordt verstrekt in de hoedanigheid van Enschede als centrumgemeente.

  • 3.

    Subsidie die het college verstrekt in de hoedanigheid van Enschede als centrumgemeente wordt slechts verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden binnen de gemeenten behorende tot het werkgebied van de centrumgemeente Enschede, met uitzondering van subsidie voor activiteiten op het gebied van vrouwenopvang.

Artikel 5 Vereisten subsidieontvanger

  • 1.

    Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of aan een stichting.

  • 2.

    Indien een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid naar het oordeel van het college gerelateerd is aan een rechtspersoon met winstoogmerk en daardoor de subsidie uiteindelijk geheel of gedeeltelijk ten goede komt of kan komen aan die rechtspersoon in plaats van aan de rechtspersoon zonder winstoogmerk, kan het college de subsidie weigeren.

  • 3.

    Om voor een subsidie voor beschermd wonen in aanmerking te komen dient aanvrager in het bezit te zijn van een door Bureau WOESD afgegeven Keurmerk Beschermd Wonen.

Artikel 6. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie kan bestaan uit een vergoeding van directe en indirecte kosten.

  • 2.

    Directe kosten zijn kosten die een directe relatie hebben met de te verlenen zorgactiviteit zoals genoemd in artikel 4 van de verordening. Voor subsidie komen enkel de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking. Onder werkelijk gemaakte kosten wordt verstaan de kosten van de activiteit verminderd met de eventuele opbrengst van de activiteit.

  • 3.

    Indirecte kosten zijn kosten die niet direct een relatie hebben met de te verlenen zorg.

  • 4.

    De beoordeling of de in de begroting opgevoerde indirecte kosten subsidiabel zijn is aan het college.

Artikel 7 Hoogte subsidie

  • 1.

    Voor de directe kosten geldt dat de hoogte van het subsidiebedrag afhankelijk van de gesubsidieerde activiteit wordt gebaseerd op een of meer van de volgende onderdelen:

    • a.

      aantal fte`s waarbij het gaat om de werkelijke kosten op basis van urenadministratie;

    • b.

      aantal plaatsen;

    • c.

      aantal trajectplannen / plannen van aanpak;

    • d.

      aantal uren;

    • e.

      bezettingsgraad;

    • f.

      aantal en soort toegekende modules beschermd wonen;

    • g.

      de inkomsten van de subsidieontvanger in de vorm van ontvangen eigen bijdrage van cliënten of anderszins ontvangen inkomsten.

  • 2.

    Voor de indirecte kosten geldt dat de hoogte van het subsidiebedrag op basis van een logische en constante, en dus gedurende opeenvolgende jaren, verdeelsleutel wordt bepaald. Deze verdeelsleutel wordt door de aanvrager opgenomen in de begroting, die onderdeel uitmaakt van de subsidieaanvraag zoals bedoeld in artikel 12 lid 2 sub b.

  • 3.

    Het subsidiebedrag voor het bieden van een kleinschalige woonvoorziening op initiatief van ouders wordt gebaseerd op de extra huisvestingskosten. Het gaat hierbij om extra huisvestingskosten die noodzakelijk zijn om het wonen en de zorg binnen het wooninitiatief voor cliënten die hierop zijn aangewezen (door het Cimot) mogelijk te maken.

Artikel 8 Subsidieplafond; verdeling beschikbaar subsidiebedrag

  • 1.

    Het college kan per activiteit als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    Het college stelt per subsidieplafond vast hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld en vermeldt deze verdeelwijze bij de bekendmaking van het subsidieplafond.

Artikel 9 Aanvullende weigeringsgronden

De subsidie kan naast de in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb en in de Asv 2016 genoemde weigeringsgronden worden geweigerd indien naar het oordeel van het college:

  • a.

    de subsidieaanvrager niet voldoende bijdraagt aan de ketenbenadering;

  • b.

    de activiteiten onvoldoende bijdragen aan de doelstelling waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

  • c.

    de subsidieaanvrager niet is ingebed in de lokale of regionale zorgstructuur;

  • d.

    de gemeente waarbinnen de te subsidiëren activiteit wordt verricht vanuit de eigen verantwoordelijkheid voor die activiteit bezien onvoldoende bijdraagt in de kosten van de activiteit;

  • e.

    de subsidieaanvrager de kwaliteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende waarborgt.

Artikel 10 Aanvullende subsidieverplichtingen

  • 1.

    Naast de verplichtingen in de Asv 2016 en de verplichtingen die op grond van artikel 4:37 Awb bij subsidieverlening kunnen worden opgelegd, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger stelt voor elke cliënt bij aanvang een plan van aanpak op in overleg met de betreffende cliënt of zijn vertegenwoordiger. Dit plan wordt regelmatig, in ieder geval minimaal tweemaal per jaar bij langdurige zorg, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld;

    • b.

      de subsidieontvanger werkt samen met gemeenten en instellingen die actief zijn op hetzelfde terrein en levert een positieve bijdrage aan de ketenbenadering;

    • c.

      de subsidieontvanger levert een actieve bijdrage aan de lokale en regionale overleggen;

    • d.

      de subsidieontvanger stelt de eigen registratiegegevens beschikbaar voor onderzoek aan een door het college aan te wijzen onderzoeksbureau voor zover dit en de wijze waarop de gegevens beschikbaar worden gesteld niet in strijd is met de Algemene verordening gegevensbescherming of andere wettelijke regelingen die de privacy betreffen;

    • e.

      de subsidieontvanger heeft een actuele meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en werkt volgens deze meldcode;

    • f.

      de subsidieontvanger heeft een intern protocol hoe om te gaan met calamiteiten en geweld en werkt volgens dit protocol;

    • g.

      onderdeel van het protocol, als bedoeld onder f, is een overzicht van calamiteiten die worden gemeld bij de toezichthouder die is aangewezen op grond van artikel 6.1, eerste lid, Wmo;

    • h.

      voor zover het protocol als bedoeld onder f nog niet in het bezit is van het college, wordt het bij de indiening van de aanvraag om subsidie overgelegd en vervolgens bij iedere wijziging van het protocol;

    • i.

      de subsidieontvanger evalueert op structurele basis de resultaten die bij cliënten zijn geboekt in relatie tot de aanpak en rapporteert hierover aan het Cimot en/of de centrumgemeente;

    • j.

      de subsidieontvanger draagt zorg voor het op peil houden van de kwaliteit van het personeel via opleiding, supervisie en intervisie;

    • k.

      gedurende de subsidieperiode wordt ononderbroken voldaan aan het Keurmerk Beschermd Wonen. Subsidient draagt daarmee onder meer zorg voor de kwaliteit van de eigen organisatie door intervisie en benchmark met andere gelijksoortige organisaties en door het met elkaar delen van gevallen uit de praktijk;

    • l.

      de subsidieontvanger is verplicht tot het vaststellen en innen van de bijdragen van cliënten in de kosten van opvang overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5 van de Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Enschede 2019.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer kalenderjaren is verleend, legt de subsidieontvanger uiterlijk 1 juni volgend op ieder kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend de volgende gegevens over:

    • a.

      een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      een financieel verslag.

  • 3.

    Het college kan bij de subsidieverlening verplichtingen omtrent de openingsuren opleggen.

  • 4.

    Het college is tevens bevoegd bij de subsidieverlening andere doelgebonden verplichtingen dan de in deze verordening en in de Asv 2016 genoemde, op te leggen.

Artikel 11 Verplichtingen andere overheden

Voor zover de subsidie activiteiten betreft waarvoor door andere overheden gelden ter beschikking zijn gesteld aan de gemeente Enschede, zijn de verplichtingen die de andere overheden aan de gemeente Enschede ten aanzien van de besteding van deze gelden heeft opgelegd - voor zover relevant - van overeenkomstige toepassing op de subsidieontvanger.

 

Hoofdstuk 3 Procedurele bepalingen subsidies

Artikel 12 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting van de instelling, inclusief een specifieke begroting van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • c.

      een afschrift van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar indien een aanvrager voor de eerste maal een subsidie aanvraagt of wanneer de statuten gewijzigd zijn;

    • d.

      het intern protocol hoe om te gaan met calamiteiten en geweld, indien de aanvrager voor de eerste maal een subsidie aanvraagt of wanneer het protocol gewijzigd is.

    • e.

      een Verklaring Omtrent het Gedrag voor rechtspersonen, die betrekking heeft op de rechtspersoon die de aanvraag indient;

    • f.

      de jaarrekening voorzien van een accountantsverklaring, indien de gevraagde subsidie € 50.000,00 of meer bedraagt,

  • 3.

    De aanvraag om subsidie wordt uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar of het eerste jaar van de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend.

Artikel 13 Beslistermijn bij subsidieaanvraag

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om subsidie voor 1 januari van het jaar of het eerste jaar van de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, tenzij de aanvraag later dan 1 oktober wordt ingediend in welk geval een beslistermijn van 13 weken geldt.

  • 2.

    Het college kan de termijnen bedoeld in het eerste lid, met redenen omkleed, eenmalig met zes weken verlengen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de subsidieaanvrager.

Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling na subsidieverlening

  • 1.

    De ontvanger van een subsidie dient uiterlijk 1 juni volgend op het jaar of 1 juni volgend op het laatste jaar van de jaren waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een inhoudelijk verslag van de activiteiten;

    • b.

      een financieel (jaar)verslag van de activiteiten.

  • 3.

    Bij een aanvraag tot vaststelling van een subsidie van € 50.000,00 of meer, dient het financieel verslag van de activiteiten vergezeld te gaan van een verklaring van een accountant dat de subsidie is besteed voor het doel en de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 4.

    Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot vaststelling, naast de stukken genoemd in het tweede en derde lid, vergezeld van de jaarrekening van de instelling en indien van toepassing de jaarrekening van de holding waartoe de instelling behoort. Deze dient te zijn voorzien van een controleverklaring.

  • 5.

    Het college kan in de subsidiebeschikking nadere eisen stellen aan de controleverklaring bij de jaarrekening.

  • 6.

    Het college kan in bijzondere gevallen instemmen met afwijking van het gestelde in het derde en vierde lid.

  • 7.

    Subsidieontvanger hanteert bij het opstellen van zijn verantwoording het “Controleprotocol gesubsidieerde instellingen” van de gemeente Enschede of het actuele “Algemeen accountantsprotocol financiële productverantwoording WMO en Jeugdwet”. Bij de aanvraag tot vaststelling geeft subsidieontvanger aan welk protocol is gevolgd.

Artikel 15 Beslistermijn bij subsidievaststelling na subsidieverlening

Het college beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, binnen dertien weken na 1 juni van het jaar volgend op het jaar of 1 juni volgend op het laatste jaar van de jaren waarvoor de subsidie is verleend. Als de aanvraag later dan 1 juni wordt ingediend geldt eveneens een beslistermijn van 13 weken, gerekend van de datum van ontvangst van de aanvraag.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekking oude verordening

De Subsidieverordening opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare inwoners, vastgesteld door de raad op 7 september 2009 en laatstelijk gewijzigd op 21 september 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 17 Overgangsrecht

  • 1.

    Subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens de bepalingen van de ingetrokken verordening.

  • 2.

    Artikel 5 lid 1 van deze verordening geldt niet voor instellingen die een andere rechtsvorm hebben dan een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting en die bij de inwerkingtreding van deze verordening reeds zorg verlenen aan een persoon als bedoeld in artikel 1 sub k van deze verordening en hiervoor subsidie ontvangen op grond van de ingetrokken verordening.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 12 juli 2019.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan de artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de opvang, begeleiding en beschermd wonen van kwetsbare inwoners leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare inwoners 2019.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 30 september 2019

De Griffier, De Voorzitter,

R.M. Jongedijk G.O. van Veldhuizen

 

Toelichting

Algemene toelichting

De reden voor wijziging van de Subsidieverordening opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare inwoners is de aanscherping van de vereisten waaraan de subsidieaanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. In de jaren vanaf 2015 tot aan de inwerkingtreding van deze verordening is de gemeente meerdere malen geconfronteerd met subsidieaanvragers die een bv als rechtsvorm hadden en waarbij winstoogmerk al dan niet door middel van participatie van andere rechtsvormen als doel werden benoemd in de (oprichtings)statuten.

Door als vereiste (zie artikel 5) te benoemen dat slechts stichtingen of verenigingen in aanmerking kunnen komen voor subsidieverlening worden bv`s met winstoogmerk uitgesloten van het recht op subsidie.

Een andere belangrijke reden om de verordening aan te passen is dat nu wordt benoemd wat wordt verstaan onder directe kosten en indirecte kosten. Directe kosten hebben een directe relatie met de zorg die wordt geleverd. Indirecte kosten worden niet direct besteed aan de zorg, maar zijn wel noodzakelijk om de organisatie te laten functioneren. Dergelijke kosten behoren te worden toegeschreven aan de diverse activiteiten binnen de instelling door het toepassen van een logische en constante toerekening van de kosten.

Verder zijn de vereisten bij de subsidievaststelling aangepast, omdat werd geconstateerd dat bij subsidieverleningen die lagen boven de € 50.000,00 er een te zwaar regime werd opgelegd om deze subsidie te verantwoorden. Door de gemeente werd geëist dat er een controleverklaring op de jaarrekening bij de subsidieaanvrager tot vaststelling werd opgeleverd. Dat bleek in meerdere gevallen een te onevenredige en te zware eis die ook nog eens een te grote financiële impact hadden.

Het betrof met name instellingen waarbij de subsidie hoger dan € 50.000,00 bedroeg maar minder dan € 100.000,00. Het huidige artikel 14 is nu trapsgewijs opgebouwd waarbij de eisen van de verantwoording strenger worden naar mate de hoogte van de verleende subsidie stijgt.

Het aanpassen van de verordening is verder aangegrepen om enkele kleine technische en tekstuele wijzigingen door te voeren. Daarnaast is aanleiding gevonden om het instrument van de voucher te schrappen. In al die jaren is hiervan geen gebruik gemaakt en voorzien wordt dat dit instrument ook in de toekomst niet wordt ingezet.

 

Artikelsgewijze toelichting

Voor zover een artikel uit de subsidieverordening om een toelichting vraagt, wordt die hieronder gegeven.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Artikel 4 lid 1 sub k

Bemoeizorg valt onder de openbare geestelijke gezondheidszorg en is voor kwetsbare inwoners die zorg nodig hebben, maar die deze zorg mijden of niet in staat zijn om erom te vragen. Bemoeizorg is gericht op het aangaan en onderhouden van contact en toeleiden naar hulpverlening. Het kan hierbij ook gaan om inwoners die niet beschikken over (stabiele) huisvesting.

 

Artikel 5 Vereisten subsidieontvanger

Artikel 5 lid 3

De Centrumgemeente Enschede heeft de plicht bij Wmo-verordening te bepalen welke eisen aan de kwaliteit van voorzieningen wordt gesteld (artikel 2.1.3. lid 2 sub c Wmo 2015). Dit wordt verder uitgewerkt in deze verordening. Bureau WOESD (Wij Ontwikkelen Effectsturing in het Sociale Domein) is verzocht om een keurmerk te ontwikkelen dat de kaders van kwaliteit aangeeft.

Bureau Woesd, gevestigd in Enschede (www.woesd.nl), heeft ruime ervaring in het sociale domein en in het opzetten van kwaliteitssystemen. Het keurmerk “Beschermd Wonen” voor centrumgemeenten is door hen ontwikkeld en daarnaast is een kwaliteitssysteem ontwikkeld voor kleinere zorgaanbieders. De certificering wordt verzorgd door Bureau Woesd.

 

Artikel 6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Art 6 lid 1

Directe kosten zijn die kosten die direct zijn toe te rekenen aan de (zorg)activiteit.

Er bestaat geen twijfel of (een deel van) deze kosten bij een andere (zorg)activiteit thuishoort. Als voorbeeld kan worden genoemd personeelskosten van directe medewerkers, eten en drinken ten behoeve van de cliënt en huisvestingskosten bij beschermd wonen all-inclusive.

Art 6 lid 2

Indirecte kosten zijn die kosten die moeten worden gemaakt om ervoor te zorgen dat de organisatie kan functioneren. Het zijn kosten die niet direct aan de (zorg)activiteit zijn toe te wijzen. Denk onder andere aan de loonkosten van de directie/bestuurder(s); algemene ruimten in een voorziening waarvan elke cliënt gebruik maakt; kantoorruimten van de administratie/management en kosten van vervoer (autokosten) door medewerkers.

Art 6 lid 3

Indirecte kosten kunnen bestaan uit verschillende soorten kostenposten, waarvan op voorhand niet kan worden vastgesteld of deze kosten subsidiabel zijn. Daarom kan er geen limitatieve opsomming worden gegeven van indirecte kosten die subsidiabel zijn. De beoordeling of indirecte kosten subsidiabel zijn is dan ook aan het college.

 

Artikel 7 Hoogte subsidie

Artikel 7 lid 1

De werkelijke directe kosten komen voor subsidie in aanmerking. Als er diensten, zoals arbeid, bij een derde worden ingehuurd dan wordt dit vooraf begroot en/of achteraf verantwoord. De kosten die hiermee zijn gepaard zullen reëel moeten zijn en moeten aansluiten bij wat in de markt gangbaar is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan personeelskosten en de van toepassing zijnde cao. Dat een opslag wordt gehanteerd voor afdekking van risico die deze derde loopt is logisch. Echter er kan geen sprake zijn van een winstopslag.

Art 7 lid 2

Met de verdeelsleutel wordt de maatstaf aangegeven waarmee wordt aangeduid op welke manier kosten worden verdeeld over meerdere activiteiten. Er zal een logische verdeling van de kosten moeten zijn die recht doet aan het evenredige beroep op de in te zetten middelen. Denkbaar is dat een gemeenschappelijke ruimte aanwezig is in een pand. In dit pand wonen zowel clienten vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) en cliënten beschermd wonen. Er is sprake van twee financieringsvormen ten behoeve van de kosten van het pand/zorg.

De totale kosten van de gemeenschappelijke ruimte zal naar evenredigheid van het aantal cliënten per financieringsvorm verdeeld moeten zijn.

 

Artikel 13 Beslistermijn bij subsidieaanvraag

Art 13 lid 1

Een aanvraag is te laat als die na 1 oktober wordt ingediend. Als het college (op grond van artikel 10 van de Asv 2016) besluit een te laat ingediende aanvraag toch in behandeling te nemen is de uiterste beslisdatum niet 31 december maar wordt een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de aanvraag gehanteerd.

 

Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling na subsidieverlening

Art 14 lid 4

Als de hoogte van de subsidie meer bedraagt dan € 125.000,00 moet er naast de subsidieverantwoording een jaarrekening met controleverklaring worden ingeleverd. Deze grens wordt gehanteerd door gemeenten bij kleine aanbieders die een omzet hebben van minder dan € 125.000,00 (separaat voor Wmo of Jeugdwet). Daarboven is dus wel een controleverklaring vereist. Als subsidient deel uitmaakt van een holding, dan zal om een compleet beeld te verkrijgen over de financiële staat van de holding, een controleverklaring op de jaarrekening van de holding ingediend moeten worden bij de subsidieverantwoording. Van belang is daarnaast om subsidiestromen binnen de holding te kunnen volgen.

Art 14 lid 5

De subsidieontvanger kan worden verplicht de accountant de opdracht te verstrekken te onderzoeken of de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn nageleefd. De schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het verslag die de accountant heeft opgesteld, wordt meegezonden met de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Daarnaast dient te worden voldaan aan de controlevereisten vanuit de beroepsgroep en zijn eigen controleaanpak.

Art 14 lid 7

Tussen zorgaanbieders, gemeenten en accountants is eerder overeengekomen om subsidies voor zorg onderdeel te laten zijn van de verantwoording binnen het Algemeen landelijk controleprotocol Wmo/Jeugdwet (ALC). Vanaf 2017 kunnen zorgaanbieders, die een subsidie voor zorg ontvangen, deze subsidies verantwoorden bij het huidige onderdeel 19 (overige geleverde prestaties of vergoedingen) van het ALC. Bij dit onderdeel worden producten of arrangementen verantwoord die niet zijn gefinancierd op basis van input-of outputfinanciering (p*q).

Het is daarom dat subsidieontvangers de keus hebben welk controleprotocol kan worden toegepast als de subsidie betrekking heeft op zorg(verlening).

Indien en voor zo lang dit ALC van toepassing is wordt hen de keus gegeven welk controleprotocol zij bij de verantwoording wenst te hanteren.

 

Artikel 19 Hardheidsclausule

De hardheidsclausule kan in uitzonderlijke gevallen worden toegepast als vanwege bijzondere omstandigheden in het individuele geval een onevenredig gevolg tot stand komt dat niet redelijk en billijk is en waardoor het belang dat ermee is gemoeid niet wordt gediend.

Het kan betrekking hebben op subsidieaanvragen die dan wel moeten passen binnen de doelstelling van deze verordening, of op termijnen, subsidiebepalingen dan wel -verplichtingen of anderszins.

Naar boven