Wijziging Nadere regels subsidies gemeente Groningen 2019

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen;

 

Gelet op:

  • -

    artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2019

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende Nadere regel tot wijziging van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen

Artikel I Nadere regels

De Nadere regels subsidies gemeente Groningen 2019 komen als volgt te luiden:

 

  • A.

    In Deel 1 – Algemeen ‘Indieningsvereisten en procedureregels’ wordt na artikel 3 een nieuw artikel toegevoegd luidende:

    Artikel 4 Ontheffing tussenrapportage

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 1 onder c van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2019 behoeven subsidieontvangers uit de volgende categorieën geen tussenrapportage in te dienen:

    • -

      Basissubsidie Amateur Kunst;

    • -

      Subsidies voor accommodaties;

    • -

      Subsidies voor wijkorganisaties;

    • -

      Subsidies lager dan € 5.000, in welk geval de subsidieverlening en -vaststelling samenvallen.

  • B.

    In Deel 2 – Sectoren en beleidsvelden wordt de in de titel Hoofdstuk 3 Jeugd en Onderwijs het gedeelte tussen haakjes (OCSW) geschrapt

     

  • C.

    In Deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt in Hoofdstuk 3 paragraaf 3.1 Algemeen te vervallen

     

  • D.

    In Deel 2 – Sectoren en beleidsvelden wordt in Hoofdstuk 3 paragraaf 3.2 Voorschoolse educatie vernummerd naar paragraaf 3.1. en komt in zijn geheel als volgt te luiden:

    Paragraaf 3.1 Voorschoolse educatie

    Artikel 3:1 Begripsbepalingen

    1.

    Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen:

    De wettelijke en door gemeente Groningen beschreven bovenwettelijke gemeentelijke eisen VVE, onderdeel van het beleidsplan Voor alle jonge kinderen gelijke kansen.

    2.

    Voorschoolse educatie:

    Maatregelen en programma’s gericht op het spelenderwijs stimuleren van de brede (taal-) ontwikkeling van jonge kinderen (2 tot 4 jaar) met als doel de startcondities van kinderen te verbeteren bij hun entree op de basisschool Voorschoolse educatie wordt altijd aangeboden in een groep met enkel kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar.

    3.

    VVE programma:

    Een erkend programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 6 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

     

    Dit programma wordt uitgevoerd volgens de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in:

    - de Wet IKK – Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

    - de Wet OKE – Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie;

    - het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en

    - de bovenwettelijke gemeentelijke eisen VVE, opgenomen in het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen.

     

    Aan een VVE programma is een ouderprogramma gekoppeld.

    4.

    VVE geïndiceerde kinderen:

    Kinderen vanaf 2,5 jaar die door het consultatiebureau geïndiceerd zijn voor VVE (VVE geïndiceerde peuter).

    5.

    VVE geregistreerd kindercentrum:

    Een kindercentrum dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en dus voldoet aan de eisen die voor een dergelijke opneming gelden, en ook geregisterd staat als VVE locatie en daarmee minimaal aan de geldende wettelijke VVE eisen voldoet.

    6.

    VVE Vervolgaanvraag:

    Een subsidieaanvraag voor peuters die het tweede jaar van een VVE programma volgen.

    7.

    Rijksnormtarief:

    Het normuurtarief dat het rijk hanteert voor de toekenning van de toeslag kinderopvang.

    8.

    Basistarief:

    de kostprijs voor uitvoering van de wettelijke eisen voor de kinderopvang, toegespitst op peuters van 2 tot 4 jaar.

    9.

    Kwaliteitsontwikkeling:

    De verdere ontwikkeling van een instelling die al voldoet aan de wettelijke VVE eisen en geregistreerd is als VVE locatie, om te voldoen aan de Groningse kwaliteitsnormen, zoals omschreven in het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen.

    10.

    Ouderbijdrage:

    De eigen inkomensafhankelijke bijdrage die ouders/verzorgers aan de voorschoolse instellingen betalen. Deze bijdrage is gebaseerd op het aantal uren voorschoolse educatie dat wordt afgenomen en wordt berekend aan de hand van de rijksnorm en de kinderopvangtoeslag tabel die door het rijk is vastgesteld voor het betreffende jaar.

    11.

    Kinderopvang toeslag tabel:

    Jaarlijks door het rijk vastgestelde tabel op basis waarvan aan de hand van het (gezamenlijk) toetsingskinkomen wordt berekend welk percentage van de uren dat wordt afgenomen vergoed wordt. Uitgaande van het Rijksnormtarief per uur.

    12.

    Horizontale peutergroep:

    In een horizontale groep zitten kinderen van dezelfde leeftijdscategorie, in dit geval kinderen (peuters) van 2 tot 4 jaar.

    13.

    VVE Thuisprogramma:

    Een programma voor ouders met kinderen van 3 tot 6 jaar die deelnemen aan voor- en vroegschoolse educatie. De activiteiten van VVE Thuis sluiten aan bij vve-programma's zoals Kaleidoscoop en Piramide.

    14.

    KOT-peuter:

    Kind van ouders die een beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslagregeling conform de Wet kinderopvang (WKO).

    15.

    Niet-KOT-peuter:

    Kind van ouders die geen beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslagregeling conform de WKO.

    16.

    Standalone locatie:

    Een locatie waar peuters alleen gebruik kunnen maken van korte opvangmomenten (minimaal 4 uur tot maximaal 6 uur) gedurende de schoolweken gelijk aan de regeling van de gemeente Groningen.

    17.

    Integrale locatie:

    Een dagopvanglocatie waar de peuters gebruik maken van een dag(deel)vullend opvangmoment in een horizontale setting van 2 tot 4 jarigen en waar peuters kunnen instromen in een kort opvangmoment gelijk aan het maximaal aantal uur per moment in deze subsidieregeling.

    Artikel 3:2 Subsidiabele activiteiten

    • 1.

      Het college kan aan de houder van een VVE geregistreerd kindercentrum subsidie verlenen voor de uitvoering van voorschoolse educatie.

    • 2.

      Het college kan aan de houder van een VVE geregistreerd kindercentrum subsidie verlenen voor kwaliteitsontwikkeling op het gebied van bovenwettelijke kwaliteitseisen, op de volgende gebieden:

      • a.

        Professionalisering:

        • -

          gedifferentieerd opbrengstgericht werken;

        • -

          VVE coaching (HBO);

        • -

          doorgaande lijn basisonderwijs;

        • -

          ouderprogramma VVE Thuis (NJI);

        • -

          vroegsignalering (zorg en ondersteuning);

          nt2 programma’s

      • b.

        materiaalkosten voor de uitvoering van het ouderprogramma.

  • Artikel 3:3 Subsidie per activiteit

    • 1.

      De subsidie voor voorschoolse educatie bestaat uit een bijdrage per uur per geplaatst kind. Er zijn twee verschillende tarieven, één voor een standalone locatie en één voor een integrale locatie (zie bijlage 1.).

    • 2.

      De bijdrage per niet-KOT-peuter bestaat uit twee componenten:

      • a.

        een aanvulling op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot de het door de gemeente vastgestelde basistarief (zie tabel tariefsopbouw, bijlage 1.);

      • b.

        een door het college vastgestelde opslag per uur voor de door de gemeente Groningen gehanteerde kwaliteitseisen bovenop de wettelijke minimumeisen voor de uitvoering van VVE.

    • 3.

      Voor niet- KOT-peuters met een VVE indicatie die minimaal 16 uur opvang afnemen geldt dat (maximaal) twee dagdelen van 4 uur volledig wordt gesubsidieerd door de gemeente Groningen. Er is voor deze uren geen ouderbijdrage noodzakelijk.

    • 4.

      De bijdrage per KOT-peuter bestaat uit een door het college vastgestelde opslag per uur voor de door de gemeente Groningen gehanteerde kwaliteitseisen bovenop de wettelijke minimumeisen voor de uitvoering van VVE.

    • 5.

      Voor KOT-peuters met een VVE indicatie die minimaal 16 uur opvang afnemen geldt dat (maximaal) twee dagdelen van 4 uur volledig wordt gesubsidieerd door de gemeente Groningen. Voor deze uren mag er geen kinderopvangtoeslag worden aangevraagd bij het Rijk.

    • 6.

      De subsidie voor de houder van een VVE geregistreerd kindercentrum die nog niet aan de bovenwettelijke eisen zoals beschreven in het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen voldoet, maar daar wel aan werkt, bedraagt maximaal 6.000 euro per locatie.

  • Artikel 3:4 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

    • 1.

      In aanvulling op artikel 7 en 8 respectievelijk 13 en 14 van de Algemene subsidieverordening moet de aanvraag om subsidieverlening voor voorschoolse educatie zijn voorzien van:

      • a.

        een opgave van het aantal kinderen en VVE geïndiceerde kinderen voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd met daarbij duidelijk vermeld het aantal VVE vervolgaanvragen;

      • b.

        een beschrijving en invulling van een effectief bewezen voorschoolse educatie programma, dat is opgenomen in de databank van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI).

      • c.

        een SMART beschreven plan voor kwaliteitsontwikkeling.

    • 2.

      De ontvanger van een subsidie voor voorschoolse educatie:

      • a.

        voldoet aan de wettelijke VVE eisen;

      • b.

        voldoet of zal binnen een overeengekomen termijn voldoen aan het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen.

    • 3.

      voorschoolse educatie wordt uitgevoerd:

      • a.

        gedurende 8, 12 of 16 uur per week, afname te bepalen door de ouders;

      • b.

        indien 8 uur, verspreid over 2 dagdelen en 2 dagen per week, indien 12 of 16 uur, verspreid over 3 of 4 dagdelen en 3 dagen per week;

      • c.

        gedurende 40 weken per jaar.

    • 4.

      indien de voorschoolse educatie wordt uitgevoerd ten behoeve van VVE geïndiceerde kinderen:

      • a.

        gedurende 16 uur per week;

      • b.

        verspreid over 3 of 4 dagdelen en 3 dagen per week;

      • c.

        gedurende 40 weken per jaar.

    • 5.

      De instelling levert gegevens voor de VVE toeleidingsmonitor van Jeugdgezondheidszorg GGD Groningen en voor de gemeentelijke VVE monitor.

    • 6.

      In aanvulling op artikel 8 respectievelijk artikel 14 van de verordening moet het activiteitenplan zijn voorzien van informatie over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen in lid 1 tot en met 5 van dit artikel.

    • 7.

      De ontvanger van een subsidie voor kwaliteitsontwikkeling besteedt de subsidie aan het opleiden van personeel teneinde te gaan voldoen aan het Kwaliteitskader voorschoolse en vroegschoolse voorzieningen in Groningen. Kosten voor personele vervanging zijn niet subsidiabel.

  • Artikel 3:5 Rapportage verplichtingen

    • 1.

      In aanvulling op artikel 12 respectievelijk artikel 17 van de verordening legt de subsidieontvanger verantwoording af over:

      • a.

        het aantal (doelgroep) kinderen, onderscheiden naar de groepen genoemd volgens artikel 3:5 1 t/m 6;

      • b.

        het aantal bezette dagdelen en/of uren per kind;

      • c.

        de wijze waarop invulling is gegeven aan de verplichtingen in artikel 3:6;

      • d.

        het navolgen van de eisen in het Programma van eisen.

    • 2.

      In aanvulling op artikel 12 respectievelijk artikel 17 van de verordening legt de subsidieontvanger behalve bij de aanvraag tot subsidievaststelling ook elk kwartaal verantwoording af over lid 1 onder a.

    • 3.

      Als onderdeel van de rapportage overlegt de instelling jaarlijks een evaluatie van de uitgevoerde VVE activiteiten.

  • Artikel 3:6 Weigeringsgronden

    • 1.

      Het college weigert subsidie indien:

      • a.

        De instelling geen geregistreerde VVE locatie heeft.

      • b.

        Er niet gewerkt wordt met horizontale peutergroepen.

    • 2.

      Het college kan subsidie weigeren indien er niet binnen de overeengekomen termijn wordt voldaan aan de Groningse kwaliteitseisen.

  • Artikel 3:7 Subsidieplafond en verdelingsregels

    • 1.

      Voor voorschoolse educatie zijn de subsidieplafonds gelijk aan de daarvoor in de gemeentebegroting opgenomen bedragen.

    • 2.

      VVE Vervolgaanvragen gaan voor op andere subsidieaanvragen voor voorschoolse educatie.

    • 3.

      Subsidieaanvragen voor voorschoolse educatie gaan voor op subsidieaanvragen voor kwaliteitsontwikkeling.

    • 4.

      Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan de subsidieplafonds, dan is de verdeelwijze als volgt:

      • a.

        op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

      • b.

        als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over nadien ontvangen subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.

    • 5.

      Als na toekenning van de subsidies voor voorschoolse educatie nog middelen resteren, worden de subsidieaanvragen voor kwaliteitsontwikkeling in behandeling genomen.

    • 6.

      Als het totaal van de subsidieaanvragen voor kwaliteitsontwikkeling hoger is dan de subsidieplafonds, dan is de verdeelwijze als volgt:

      • a.

        nieuwe aanvragen hebben voorrang boven vervolgaanvragen;

      • b.

        als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over vervolgaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.

  • E.

    In Deel 2 – Sectoren en beleidsvelden wordt in Hoofdstuk 3 paragraaf 3.13 Jeugdhulp in zijn geheel vervangen en komt te luiden als volgt:

    Paragraaf 3.13 Jeugdhulp

    Artikel 3.60 Begripsbepalingen

    In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:

     

    Collectieve jeugdhulp in het onderwijs: collectief aangeboden ondersteuning op school gericht op leerlingen met ondersteunings- en zorgvragen, zodat zij in staat worden gesteld om optimaal gebruik te maken van het hen geboden onderwijs, en zo ondersteund worden dat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen binnen hun eigen mogelijkheden. Deze ondersteuning is toegankelijk zonder zorgtoewijzing.

    Artikel 3.61 Subsidiabele activiteiten

    Het college kan subsidie verlenen voor collectieve jeugdhulp in het onderwijs.

    Artikel 3.62 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

    Met betrekking tot de inhoud van de collectieve jeugdhulp in het onderwijs zijn de volgende aanvullende bepalingen van toepassing:

    • a.

      collectieve jeugdhulp in het onderwijs vindt plaats in het kader van de Jeugdwet en de Wet passend onderwijs en is aanvullend op (collectieve) ondersteuning die het onderwijs zelf biedt in het kader van Passend onderwijs;

    • b.

      collectieve jeugdhulp in het onderwijs vervangt (een deel van) de individuele jeugdhulp in school waarvoor individuele leerlingen in het kader van de Jeugdwet en op basis van een individuele zorgtoewijzing voor in aanmerking zouden komen;

    • c.

      de inzet van collectieve jeugdhulp in het onderwijs vindt altijd plaats in overleg met de gemeente Groningen;

    • d.

      de hulp voldoet tenminste aan de kwaliteitseisen van de Jeugdwet en de AVG;

    • e.

      de meldcode kindermishandeling wordt gehanteerd;

    • f.

      de onderwijsinstelling en de jeugdhulpaanbieder zijn aangesloten bij de verwijsindex Zorg voor Jeugd Groningen.

  • Artikel 3.63 Subsidieplafond en verdelingsregels

    • 1.

      Voor de in artikel 3.61 genoemde activiteiten wordt jaarlijks een subsidieplafond ingesteld.

    • 2.

      Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond, is de werkwijze als volgt:

      • 1.

        op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

      • 2.

        als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over de overige, op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld op basis van welke subsidieaanvragen het beste voldoen aan artikel 3.61 en 3.62.

  • F.

    In Deel 2 Sectoren en beleidsvelden word in hoofdstuk 4 paragraaf 4.13 Maatschappelijke en vrouwenopvang, verslavingszorg en overlastbestrijding in zijn geheel vervangen en luidt als volgt:

    Paragraaf 4.13 Maatschappelijke en vrouwenopvang, verslavingszorg en overlastbestrijding

    Artikel 4:56 Begripsbepalingen

    In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening en in paragraaf 4.1 wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:

    • a.

      24-uurs opvang: opvang gedurende 1 of meerdere etmalen van de hiervoor in het eerste lid genoemde personen;

    • b.

      begeleiding: ondersteunen van de cliënt gericht op behoud dan wel herstel van maatschappelijk functioneren;

    • c.

      behandeling: het aanbieden van intensieve en gespecialiseerde hulp gericht op herstel van de zelfredzaamheid van de cliënt;

    • d.

      coördinatie en afstemming: het uitvoeren van coördinatie en afstemming van hulpverlening, waarbij meerdere instanties zijn betrokken;

    • e.

      dagopvang: opvang overdag van de onder f onder 3 genoemde personen, niet zijnde 24-uurs opvang;

    • f.

      doelgroep:

      • 1.

        personen die dakloos zijn, thuisloos of marginaal gehuisvest;

      • 2.

        personen in een acute en ernstige crisis;

      • 3.

        zwerfjongeren;

      • 4.

        vrouwen die het slachtoffer zijn van bedreiging, mishandeling dan wel vrouwenhandel;

      • 5.

        personen die verslaafd zijn en bij wie tevens sprake is van achterstandssituaties;

      • 6.

        risicogroepen;

    • g.

      maatschappelijk herstel: het aanbieden van activiteiten gericht op het (hernieuwd) deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

    • h.

      nachtopvang: opvang ’s nachts van de onder f onder 1 en 3 genoemde personen niet zijnde 24-uurs opvang;

    • i.

      nazorg: het bieden van ondersteuning na afloop van een klinische of deeltijdbehandeling;

    • j.

      opvang en zorg: het bieden van een tijdelijke verblijfplaats en/of elementaire hulpverlening;

    • k.

      outreachende hulpverlening: actieve benadering van potentiële klanten die erop gericht is om de doelgroep toe te leiden naar een gestructureerd hulpaanbod;

    • l.

      overlast: gevoelens van onveiligheid bij burgers in de samenleving als gevolg van confrontatie met verloedering, met irritant, hinderlijk en onaangepast gedrag, met geweld en bedreiging, met criminaliteit evenals met ongewenste annexatie van openbare ruimten, mogelijkerwijs leidend tot economische schade, daling van het voorzieningenniveau en/of aantasting van de leefbaarheid;

    • m.

      preventie: het uitvoeren van activiteiten die erop gericht zijn bij risicogroepen verslaving te voorkomen;

    • n.

      risicogroep: groep individuen die extra ontvankelijk is voor verslaving;

    • o.

      verblijf: het beschikbaar stellen van huisvesting in de vorm van dagopvang, nachtopvang en/of 24-uurs opvang en crisisopvang;

    • p.

      verslaving: psychische en fysieke afhankelijkheid van alcohol, drugs, medicijnen en/of gokken;

    • q.

      zelfhulpgroep: een groep lotgenoten die gezamenlijk verbetering tracht aan te brengen in hun eigen problematiek met betrekking tot vrouwenopvang, maatschappelijke opvang, verslavingszorg en overlastbestrijding.

  • Artikel 4:57 Subsidiabele activiteiten

    • 1.

      Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van ondersaande functies:Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:

      • a.

        verblijf;

      • b.

        zorgverlening;

      • c.

        psychosociale begeleiding;

      • d.

        outreachende hulpverlening;

      • e.

        opvang en zorg;

      • f.

        crisishulpverlening;

      • g.

        begeleiding;

      • h.

        behandeling;

      • i.

        nazorg;

      • j.

        maatschappelijk herstel;

      • k.

        consultatie;

      • l.

        coördinatie en afstemming;

      • m.

        deskundigheidsbevordering;

      • n.

        preventie;

      • o.

        voorlichting, informatie en advies;

      • p.

        beleidsadvisering;

      • q.

        zelfhulpgroep;

      • r.

        psychosociale behandeling.

    • 2.

      Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten of projecten op door de raad aangewezen aandachtsgebieden.

    • 3.

      Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten met als doel het voorkomen en/of verminderen van door burgers ervaren overlast.

    • 4.

      Het college kan aan zelfhulpgroepen subsidie verlenen voor activiteiten met als doel om over hun problematiek voortvloeiend uit verslaving, dakloosheid of huiselijk geweld onderlinge contacten te hebben en ervaringen uit te wisselen.

  • Artikel 4:58 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

    • 1.

      In afwijking van artikel 4:2 dienen andere subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:57 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.

    • 2.

      Het activiteitenplan voor subsidieaanvragen op grond van artikel 4:57, eerste, tweede en derde lid moet zijn voorzien van:

      • a.

        een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;

      • b.

        een groepering van de activiteitenbeschrijvingen per doelgroep;

      • c.

        een beschrijving van de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan het in het volgende lid bedoelde preventieve beleid.

    • 3.

      Het activiteitenplan voor subsidieaanvragen op grond van artikel 4:57, vierde lid moet zijn voorzien van:

      • a.

        een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;

      • b.

        gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd;

      • c.

        gegevens over de wijze waarop de activiteiten worden uitgevoerd.

    • 4.

      De ontvanger van subsidies op grond van artikel 4:57, eerste, tweede en derde lid voert een preventief beleid dat erop is gericht:

      • a.

        het aantal daklozen en de duur van de dakloosheid zoveel mogelijk te verminderen;

      • b.

        het aantal verslaafden en de duur van de verslaving zoveel mogelijk te verminderen;

      • c.

        de door de doelgroepen veroorzaakte overlast zoveel mogelijk te beperken. De subsidieontvanger onderhoudt hiertoe contacten met instellingen die zich op dezelfde doelgroepen richten, met omwonenden en hun belangenbehartigers, met omwonende organisaties en met de politie;

      • d.

        het aantal slachtoffers van huiselijk geweld zoveel mogelijk te verminderen en het herstel zo veel mogelijk te bevorderen.

  • Artikel 4:59 Subsidieplafond en verdelingsregels

    • 1.

      Het college kan een deel van de subsidieplafonds behorend bij de subsidies op basis van artikel 4:57, eerste, tweede en derde lid reserveren voor specifiek door het college aan te wijzen activiteiten maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.

    • 2.

      Als het totaal van de aanvragen de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling van deze subsidieplafonds als volgt:

      • a.

        op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

      • b.

        als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van de respectievelijke subsidieplafonds dan worden deze naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld;

      • c.

        resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.

  • G.

    In Deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt in de titel Hoofdstuk 4 Welzijn, gezondheid en zorg (OCSW) de afkorting ‘OCSW’ te vervallen

  • H.

    In Deel 2 – Sectoren en beleidsvelden komt in Hoofstuk 4 paragraaf 4.18 ‘Activiteiten WIJ-teams’ in zijn geheel te vervallen en wordt vervangen door:

    Paragraaf 4.18 Activiteiten sociale wijkteams

    Artikel 4:83 Begripsbepaling

    • a.

      Adviseren en toeleiden: zorgvuldig gemotiveerd en gedocumenteerd advies ten behoeve van besluitvorming door het college als resultaat van het onderzoek naar de ondersteuningsvraag van inwoners alsmede het verwijzen naar de meest geschikte zorgaanbieder.

    • b.

      Casusregie op het ondersteuningsplan en familiegroepsplan: verantwoordelijkheid voor de inhoud van de ondersteuning, het onderhouden van het contact en het bewaken van het bereiken van de doelen.

    • c.

      Checken en present zijn: aanwezig en beschikbaar zijn in de fysieke nabijheid (c.q. in de wijk) om indien nodig snel te kunnen interveniëren. ‘Vinger aan de pols contact’ waar van belang maakt hier onderdeel van uit.

    • d.

      Faciliteren van inloop, ontmoeting en ingang: het digitaal, telefonisch en fysiek faciliteren van een laagdrempelige inloop om wijkbewoners in de gelegenheid te stellen om anderen te ontmoeten, hun vragen te kunnen stellen en om eventuele diensten (zoals vrijwilligerswerkzaamheden) aan te bieden ten behoeve van de samenleving.

    • e.

      Faciliteren en benutten sociale basis: zorgdragen dat ondersteuningskwesties die thuishoren in het normale leven daar ook zoveel mogelijk worden opgelost.

    • f.

      Outreachend signaleren: het vroegtijdig en actief ophalen van (potentiële) ondersteuningsvragen.

    • g.

      Normaliseren van specialistische ondersteuning: het maximaal gebruik maken van ondersteuningsmogelijkheden in de sociale basis, door individuele ondersteuningswerkzaamheden en preventie werkzaamheden aan elkaar te verbinden.

    • h.

      Opstellen van ondersteuningsplan en hulp bij het opstellen van familiegroepsplan: in gezamenlijkheid met de inwoner te behalen doelen en acties vastleggen.

    • i.

      Procesregie op het ondersteuningsplan en familiegroepsplan: faciliteren van samenwerking tussen inwoners, informele netwerken, professionals en/of organisaties en zorgen voor afstemming.

    • j.

      Triageren: ondersteuningsvragen beoordelen in de zin van aard en urgentie en hier vervolgens op acteren.

    • k.

      Verrichten van een integrale vraaganalyse: samen met de inwoner en zijn omgeving alle voor zijn/haar ondersteuningsbehoefte relevante leefdomeinen analyseren, met als doel om de ondersteuningsbehoefte helder te krijgen.

  • Artikel 4:84 Subsidiabele activiteiten

    Het college kan subsidie verlenen voor:

    • 1.

      Preventief werken, met als kernactiviteiten:

      • -

        Faciliteren en benutten van de sociale basis;

      • -

        Normaliseren van specialistische ondersteuning;

      • -

        Faciliteren van inloop, ontmoeting en ingang;

      • -

        Outreachend signaleren

    • 2.

      Toegang, met als kernactiviteiten:

      • -

        Organiseren van de toegang tot algemene en bijzondere voorzieningen in het kader van de Jeugdwet en de Wmo 2015;

      • -

        Triageren;

      • -

        Verrichten van een integrale vraaganalyse;

      • -

        Opstellen van ondersteuningsplannen en hulp bij het opstellen van familiegroepsplannen;

      • -

        Adviseren en toeleiden;

      • -

        Procesregie op het ondersteuningsplan en familiegroepsplan;

      • -

        Checken en present zijn.

    • 3.

      Individueel ondersteunen, met als kernactiviteiten:

      • -

        Bieden van ondersteuning op één of meerdere leefgebieden;

      • -

        Casusregie op het ondersteuningsplan en familiegroepsplan;

      • -

        Checken en present zijn.

  • Artikel 4:85 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

    • 1.

      Subsidieaanvragen zijn voorzien van een activiteitenplan.

    • 2.

      Het activiteitenplan dient in elk geval in te gaan op:

      • a.

        de in art. 4:84 opgenomen subsidiabele activiteiten

      • b.

        de geldende kwaliteitsregels zoals opgenomen in de geldende Jeugdwet, WMO 2015, de verordening jeugdhulp, de nadere regels jeugdhulp en de verordening Wmo 2015 en de nadere regels Wmo 2015.

  • Artikel 4:86 Aanvullende weigeringsgronden

    • 1.

      Het college weigert een subsidieaanvraag die niet afkomstig is van de instelling die eerder subsidie heeft gekregen voor het geheel van de in artikel 4:84 genoemde activiteiten.

    • 2.

      Het college weigert een subsidieaanvraag als de aanvrager niet het geheel van de in artikel 4:84 genoemde activiteiten biedt.

  • Artikel 4:87 Subsidieplafond en Verdelingsregels

    • 1.

      Voor de in artikel 4.84 genoemde activiteiten wordt jaarlijks een subsidieplafond ingesteld;

    • 2.

      Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt dan is de verdeling daarvan als volgt:

      • a.

        Op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

      • b.

        Als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren, dan worden die verdeeld over de overige, op tijd ingediende subsidieaanvragen die het beste voldoen aan de artikelen 4.84 en 4.85.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2019

 

Aldus besloten in de collegevergadering van 24 september 2019

de burgemeester,

Peter den Oudsten

de secretaris,

Diana Starmans

Naar boven