Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent financiën Financiële verordening van de gemeente Koggenland 2018

De raad van de gemeente Koggenland;

 

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 november 2017 gelezen en neemt de onderbouwing daarvan over, en

 

BESLUIT

 

vast te stellen de:

 

“Financiële verordening van de gemeente Koggenland 2018”.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    beleidsveld: onderdeel van een programma in de programmabegroting, bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt, op voorstel van het college, bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode de indeling van de programmabegroting voor de komende raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij de aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college van burgemeester en wethouders de taakvelden per programma in de begroting vast.

  • 3.

    De raad stelt, op voorstel van het college, per programma ten minste de verplichte de beleidsindicatoren vast als bedoeld in artikel 25, 2e lid, onder a, van het BBV.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting wordt een overzicht verstrekt van de programmaraming, verdeeld in baten en lasten, onderverdeeld naar de beleidsvelden per programma, en bij de jaarstukken wordt voor elk van de beleidsvelden in de programma’s een overzicht gegeven van de realisatie.

  • 2.

    Bij de begroting en in de jaarstukken wordt onder elk van de programma’s het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en in het overzicht van de overhead de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 3.

    In de begroting wordt per programma een overzicht gegeven van de nieuwe investeringen met de daarbij behorende incidentele en structurele lasten, die in de begroting zijn opgenomen.

  • 4.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde kredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1.

    Voor het zomerreces biedt het college van burgemeester en wethouders aan de raad ter vaststelling de kadernota aan, waarin een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor de komende begroting en het meerjarenperspectief zijn opgenomen.

  • 2.

    In de begroting wordt een post “onvoorziene uitgaven” opgenomen van € 45.000.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    Door de vaststelling van de programmabegroting autoriseert de raad het totaal van de lasten en het totaal van de baten per programma, beleidsveld en taakveld en de opgenomen nieuwe investeringen en kredieten en stelt het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen vast.

  • 2.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar, die niet in de primaire begroting zijn opgenomen, legt het college van burgemeester en wethouders, voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen, een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van het investeringskrediet, inclusief dekking van de daaruit voortvloeiende lasten en baten, aan de raad voor.

  • 3.

    Indien een krediet niet binnen twee jaar na het beschikbaar stellen al dan niet volledig wordt benut, vervalt het (restant van het) krediet, behoudens indien, ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, de noodzaak tot handhaving wordt aangetoond

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage, de zomernotitie, over de realisatie van de programmabegroting over de eerste vijf maanden van het begrotingsjaar in de laatste vergadering voor het zomerreces.

  • 2.

    Deze rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en, indien noodzakelijk, de bijstelling van het beleid, de substantiële aanpassingen van de begrote lasten en baten en een overzicht van:

    • a.

      het totaal van de geraamde lasten, exclusief de financiële ruimte voor nieuw beleid (begrotingssaldo), het totaal van de baten en het daaruit voortvloeiende saldo;

    • b.

      de substantiële mutaties in de lasten en de baten;

    • c.

      de gevolgen voor het begrotingssaldo;

    • d.

      zo nodig, een voorstel tot dekking van een begrotingstekort;

    • e.

      de voortgang van c.q. in de uitvoering van de investeringen en kredieten.

  • 3.

    Naast de voorgaande leden meldt het college dreigende overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en van de investeringskredieten en van dreigende onderschrijding van de geautoriseerde baten indien deze van substantiële omvang zijn. Daaronder wordt in ieder geval verstaan een afwijking die:

    • o

      niet binnen hetzelfde programma kan worden opgevangen op zodanige wijze dat het saldo van de baten en van de lasten niet wijzigt;

    • o

      gedekt of toegevoegd wordt uit de post “onvoorzien”, de budgettaire ruimte of via mutaties in de reservepositie;

    • o

      bij wijziging in c.q. van vastgesteld beleid.

    Zo nodig kan de raad op voorstel van het college van burgemeester en wethouders besluiten tot bijstelling van de budgetten of het beleid.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 7 Waardering en afschrijving van vaste activa

  • 1.

    De kosten van onderzoek en ontwikkeling van een actief en het saldo van de agio en disagio worden niet geactiveerd en komen ten laste c.q. ten bate van de exploitatie.

  • 2.

    De kosten van het afsluiten van geldleningen en de kosten in verband met het vervroegd aflossen van geldleningen worden niet geactiveerd en komen ten laste van de exploitatie.

  • 3.

    Materiële en immateriële vaste activa wordt lineair afgeschreven in maximaal de termijnen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze verordening.

  • 4.

    Activa met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van maximaal € 25.000 worden niet geactiveerd, behoudens als het gronden of terreinen betreft. Deze worden altijd geactiveerd, ongeacht de waarde.

  • 5.

    Op activa van gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 6.

    Investeringen met een maatschappelijk nut, maar waarvan dit nut zich over minder dan drie jaar uitstrekt, worden niet geactiveerd.

  • 7.

    Op een te activeren activum wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.

Artikel 8 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt de gemeenteraad eens in de drie jaar een nota aan over de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen van de gemeente.

  • 2.

    Deze nota behandelt minimaal:

    • a.

      de vorming, het doel, de dotaties, de besteding en de opheffing van reserves;

    • b.

      de vorming, het doel, de dotaties, de besteding en de opheffing van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel tot vorming van een bestemmingsreserve wordt aangegeven:

    • a.

      het investeringsvoornemen;

    • b.

      het specifieke doel van de bestemmingsreserve;

    • c.

      de voeding van de bestemmingsreserve;

    • d.

      de maximale saldo van de bestemmingsreserve;

    • e.

      de maximale looptijd van de bestemmingsreserve.

  • 4.

    Indien een bestemmingsreserve niet binnen de vastgestelde maximale looptijd tot realisatie heeft geleid, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt het vrijvallende saldo toegevoegd aan de algemene reserve van de algemene dienst.

  • 5.

    De raad kan besluiten de vastgestelde maximale looptijd van de bestemmingsreserve te verlengen.

  • 6.

    Er vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

Artikel 9 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de externe rentekosten op de opgenomen langlopende leningen en kortlopende leningen, onder aftrek van de externe rentebaten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van een verdeling op basis van productieve formatieplaatsen.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen, zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel.

Artikel 10 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college van burgemeester en wethouders zendt jaarlijks een voorstel aan de gemeenteraad voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor het daaropvolgende jaar voor de onroerende zaakbelastingen, de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, de forensenbelasting, de hondenbelasting, de lijkbezorgings- c.q. de begrafenisrechten en de legesheffingen. De raad stelt de tarieven voor de aanvang van het nieuwe begrotingsjaar vast.

Artikel 11 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij de uitvoering van de financieringsfunctie minimaal voor het aantrekken van voldoende financiële middelen op een zodanige wijze dat een ongestoorde bedrijfsvoering voor de primaire taken is gewaarborgd.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt voor de uitoefening en de uitvoering van de financieringsfunctie de voorschriften, voorwaarden en bepalingen in acht zoals deze zijn vastgelegd in het laatst vastgestelde treasurystatuut en zoals deze nadien is gewijzigd en/of aangepast.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 12 Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf “onderhoud

kapitaalgoederen” ten aanzien van het onderhoud van de wegen (inclusief kunstwerken), de riolering, het water (inclusief beschoeiingen), de openbare ruimte en de gemeentelijke gebouwen in ieder geval opgenomen:

  • a.

    het beleidskader;

  • b.

    de uit het beleidskader voortvloeiende financiële gevolgen;

  • c.

    de vertaling van de financiële gevolgen in de begroting;

  • d.

    de voortgang van het geplande onderhoud;

  • e.

    de omvang van het achterstallige onderhoud.

Artikel 13 Onderhoudsplannen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt de gemeenteraad minimaal eens in de vier jaar een onderhoudsplan “openbare ruimte” aan. In het plan wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      het beoogde onderhoudsniveau;

    • b.

      de planning van het onderhoud;

    • c.

      de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt de gemeenteraad minimaal eens in de vier jaar een gemeentelijk rioleringsplan aan. In het plan wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      het beoogde onderhoudsniveau;

    • b.

      de planning van het onderhoud;

    • c.

      de kosten van het onderhoud.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders biedt de gemeenteraad minimaal eens in de vier jaar een onderhoudsplan gemeentelijke gebouwen aan. In het plan wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      het beoogde onderhoudsniveau;

    • b.

      de planning van het onderhoud;

    • c.

      de kosten van het onderhoud;

    • d.

      de benodigde jaarlijkse bijdrage ten laste van de exploitatie voor de egalisatie van de onderhoudskosten.

Artikel 14 Financiering

  • 1.

    De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

  • 2.

    In deze paragraaf wordt zowel in de begroting als in de jaarstukken opgenomen:

    • a.

      de drempelbedragen van schatkistbankieren;

    • b.

      (de berekening van) het EMU-saldo;

    • c.

      de berekening van het rentepercentage voor de bepaling van de kostprijzen als bedoeld in artikel 10, lid 6.

Artikel 15 Bedrijfsvoering

 

De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Artikel 16 Grondbeleid

De paragraaf grondbeleid bevat ten minste:

  • a.

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c.

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d.

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e.

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 17 Administratie

  • 1.

    Onder de gemeentelijke administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie voor het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Koggenland en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2.

    De administratie is van een zodanig opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstekken van informatie over de ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, de voorraden, de vorderingen en de schulden;

    • c.

      het verstrekken van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • d.

      het verschaffen van informatie over de uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • e.

      het afleggen van de verantwoordelijkheid over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoeleinden, de begroting en de relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoeleinden, de begroting en de relevante wet- en regelgeving.

Artikel 18 Interne controle

Het college van burgemeester en wethouders zorgt voor een getrouw beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en de lasten en van de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 19 Organisatie

Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van de interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordelijkheidsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2018. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen in deze verordening.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “financiële verordening gemeente Koggenland 2014”, vastgesteld in de vergadering van de raad van 10 maart 2014.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald onder de naam “financiële verordening gemeente Koggenland 2018”.

     

Datum: 18 december 2017, agendapunt 3.05.03

De raad van de gemeente Koggenland,

de griffier,

mevrouw drs. P.M. Tromp

de voorzitter,

R. Posthumus

BIJLAGE 1: afschrijvingstermijnen van activa

 

Omschrijving investering

Afschrijvingstermijn

 

Immateriële activa

 

o

kosten van onderzoek en ontwikkeling

geen

o

kosten van het afsluiten van geldleningen

geen

o

saldo van agio / disagio

geen

 

Materiële activa

 

 

Automatisering

 

o

apparatuur

5 jaar

o

software

5 jaar

 

 

 

Gebouwen

 

o

grondkosten

geen

o

bouwkosten

40 jaar

o

inrichtingskosten en meubilair

10 jaar

o

semipermanente gebouwen

20 jaar

o

verbouwingen, renovatie en restauratie

25 jaar

o

technische installaties

15 jaar

o

restauratie monumenten

5 jaar

 

 

 

Woningbedrijf

 

o

bouw- en grondkosten nieuwe woningen

50 jaar

o

renovatie

25 jaar

o

technische installaties

15 jaar

 

 

 

Bedrijfswagens

 

o

personen- , bestel- en vrachtwagens

8 jaar

o

tractoren en machines buitendienst

8 jaar

 

 

 

Riolering

 

o

elektromechanische installaties

20 jaar

o

bouwkundige constructies en opstallen

50 jaar

o

vrijverval riolering

50 jaar

o

persleidingen

50 jaar

o

drukriolering

25 jaar

 

 

 

Sportterreinen

 

 

o

aanleg

20 jaar

o

renovatie

20 jaar

o

afrastering en hekwerken

25 jaar

o

kleedaccommodaties

40 jaar

o

kunstgrasvelden - toplaag

10 jaar

 

kunstgrasvelden - onderlaag

20 jaar

o

lichtmasten

20 jaar

o

overige opstallen

25 jaar

 

 

 

Begraafplaatsen

 

o

aanleg

40 jaar

o

herinrichting

25 jaar

o

renovatie opstallen

25 jaar

o

aanleg / uitbreiding urnen(heuvel)

25 jaar

 

 

 

Kapitaalgoederen openbare ruimte

 

o

kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde

1 jaar

o

aanleg, reconstructie of vervanging asfaltwegen

20 jaar

o

aanleg, reconstructie of vervanging elementverhardingen

30 jaar

o

herinrichting

20 jaar

o

armaturen openbare verlichting

20 jaar

o

parkeerterreinen

25 jaar

o

aanleg of vervanging straatmeubilair

15 jaar

o

verbetering/herinrichting woonomgeving

20 jaar

o

inrichting 30 km-zones

20 jaar

 

 

 

Speelterreinen

 

o

aanleg en renovatie

20 jaar

o

speeltoestellen

10 jaar

 

 

 

Overige activa

 

Indien een activum niet kan worden gerubriceerd onder de hiervoor opgenoemde activa en de betreffende afschrijvingstermijnen, wordt de afschrijvingstermijn gebaseerd op de kortste gebruiksperiode van de technische of de economische levensduur.

 

 

 

 

Naar boven