Wijziging Nadere Regeling Sociaal Domein

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat het in de vergadering van 3 september 2019 heeft besloten vast te stellen de Nadere Regeling Sociaal Domein als volgt te wijzigen:

 

 

 

 

I. A. Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

- In het eerste lid wordt na onderdeel a de volgende nieuwe onderdelen toegevoegd:

  • b.

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld;

  • c.

    regio: een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten welke gezamenlijk zorg dragen voor maatschappelijke opvang in de betreffende regio.

- Onderdelen b, c en d worden vernummerd tot respectievelijk d, e en f.

 

B. Tussen artikel 4.5 en 4.6 worden de volgende nieuwe artikelen gevoegd: Artikel 4.5a Onderzoek bij dak-of thuisloosheid

  • 1.

    In geval van dak-of thuisloosheid gaat het college, in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.5, eerste lid, na wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van zijn dak- of thuisloosheid.

  • 2.

    Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dak-of thuisloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de gemeente Eindhoven of een gemeente die deel uitmaakt van de centrumregio Eindhoven, en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij voor de overdracht van eventuele informatie artikel 4.5b, vierde lid van toepassing is.

  • 3.

    Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dak- of thuisloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio, zoals bedoeld in het tweede lid, voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in het tweede lid bedoelde gemeente of regio.

  • 4.

    Indien het college het onderzoek in verband met de dak- of thuisloosheid van de cliënt zelf uitvoert, kan zij de in het tweede lid bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

  • 5.

    In geval van dak- of thuisloosheid, gaat het college, in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.5, tweede lid, na:

    • a.

      in welke gemeente of regio een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt;

    • b.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten;

    • c.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt;

  • 6.

    Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

  • 7.

    Het onderzoek, zoals bedoeld in het derde lid, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

 

C. Artikel 4.5b Overdracht van cliënt en cliëntgegevens bij maatschappelijke opvang

  • 1.

    Indien het college, op grond van het in artikel 4.5a, derde lid bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college, in overleg met de cliënt, contact op met die andere gemeente of regio.

  • 2.

    Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in het eerste lid, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens en de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang, dat deze overdracht later plaatsvindt.

  • 3.

    Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4.

    Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

  • 5.

    Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

    • a.

      de datum van overdracht;

    • b.

      welke aanbieder de cliënt de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

    • c.

      hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

  • 6.

    Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in het tweede lid bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang.

  • 7.

    Indien het college, conform het tweede lid, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist het college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

  •  

D. Artikel 4.5c Verschil van mening tussen gemeenten bij maatschappelijke opvang

  • 1.

    Bij verschil van mening tussen het college en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

  • 2.

    Indien het college en de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan het college het geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

  • 3.

    In afwachting van het oordeel van de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid blijft het college een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan opvang.

  • 4.

    Het college volgt in het geschil het oordeel van de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

 

E. Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede lid wordt na de tekst “als bedoeld in artikel 4.5” de tekst “en 4.5a” ingevoegd.

 

II. dat het bepaalde onder I. met ingang van bekendmaking in het gemeenteblad in werking treedt.

 

Eindhoven,

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

,burgemeester

, secretaris

Naar boven