Derde wijziging beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018

De directeur Welzijn, Zorg & Jeugdhulp van de directie Publieke Gezondheid, Welzijn en Zorg binnen het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling,

 

gelet op:

  • -

    de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    de Jeugdwet;

  • -

    de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018;

  • -

    de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018;

overwegende:

 

  • -

    dat het college van burgemeester en wethouders zich heeft verbonden aan de landelijk opgestelde beleidsregels inzake de landelijke toegankelijkheid van maatschappelijke opvang en het derhalve noodzakelijk is om de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 op dit punt aan te vullen;

  • -

    dat de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en Regeling Jeugdwet ten aanzien van de betaling uit het persoonsgebonden budget van hulp uit het sociaal netwerk zijn gewijzigd;

  • -

    dat de gemeenteraad op 11 april 2019 een wijziging heeft vastgesteld van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 in verband met deze wijzigingen;

  • -

    dat het in verband hiermee ook noodzakelijk is de beleidsregels op dit punt te wijzigen;

besluit vast te stellen:

 

Derde wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018

Artikel I

Bijlage 1 bij de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de inhoudsopgave worden de volgende paragrafen ingevoegd:

  • a.

    3.5.7 Dagbesteding via het sociale netwerk

  • b.

    3.8.7 Mantelzorgondersteuning met verblijf via het sociale netwerk

  • c.

    5.7.3 Mantelzorgondersteuning via het sociale netwerk

B

Aan paragraaf 2.3.5 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

2.3.5.10 Tegemoetkoming hulp uit sociaal netwerk

Voor een aantal resultaatgebieden in het kader van de Wmo 2015 en een ondersteuningselement in het kader van de Jeugdwet die worden geleverd door iemand uit het sociaal netwerk geldt een bijzondere situatie.

Het betreft hier:

  • -

    de resultaatgebieden mantelzorgondersteuning met verblijf en (sociale) dagbesteding in het kader van de Wmo 2015;

  • -

    het ondersteuningselement mantelzorgondersteuning in het kader van de Jeugdwet.

Voor deze resultaatgebieden en dit ondersteuningselement geldt dat deze een ander karakter hebben dan wanneer deze door een professionele zorgverlener worden geleverd. In dat geval is er bijvoorbeeld sprake van verblijf in een instelling en van groepsgewijze ondersteuning. Binnen het sociale netwerk is veeleer sprake van een reguliere logeer- en bezoeksituatie.

Daarom wordt voor deze vormen van ondersteuning geen pgb verstrekt op basis van het minimumloon, maar een informeel pgb waaruit de cliënt een tegemoetkoming kan verstrekken.

 

Voor de overige resultaatgebieden en ondersteuningselementen waarbij volgens de verordening een informeel pgb mogelijk is (bijvoorbeeld het ondersteunen van het sociaal en persoonlijk functioneren van jeugdigen), kiest het college niet voor deze constructie. De reden hiervoor is dat, gelet op te behalen resultaten, continuïteit van ondersteuning en een duidelijke aansturing nodig is, welke alleen binnen een arbeidsrechtelijke relatie kunnen worden gewaarborgd.

 

Als een cliënt gebruik wil maken van de mogelijkheid om een tegemoetkoming te verstrekken, geeft de Wmo-adviseur of wijkteammedewerker hiervoor toestemming via een door de Sociale Verzekeringsbank vastgesteld formulier door aan te geven dat de budgethouder de hulp een symbolische vergoeding per maand geeft. Tevens wordt aangegeven tot welk bedrag deze vergoeding maximaal aan de betreffende hulpverlener mag worden uitgekeerd per maand.

De maximale hoogte van de tegemoetkoming is het laagste van de volgende bedragen:

  • -

    het wettelijk vastgestelde maximum;

  • -

    de hoogte van het informele pgb conform de nadere regels.

Indien een hulpverlener door een cliënt wordt uitbetaald voor een ander resultaatgebied of ondersteuningselement op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst tot opdracht, dan kan deze hulpverlener niet ook voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

Zie hiervoor ook de toelichting bij de betreffende resultaatgebieden/ondersteuningselement.

C

Paragraaf 3.1.7.1 komt te luiden:

3.1.7.1 Toegang tot de crisis/nachtopvang

Onderzoek

Voor de toegang tot de maatschappelijke opvang geldt dat iedere dak- en thuisloze persoon, ook een niet-ingezetene, zich in Rotterdam kan aanmelden voor crisis-/nachtopvang. Met de cliënt wordt vastgesteld wat zijn woonplaats was voor het ontstaan van dakloosheid. Indien wordt vastgesteld dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een gemeente in een andere regio, kan de uitvoering van het onderzoek, na overeenstemming, worden overgelaten aan deze gemeente of regio, waarbij eventuele informatie wordt overgedragen.

Wanneer de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vastgesteld kan worden, voert Rotterdam het onderzoek uit. Dit geldt ook indien er geen overeenstemming is met de andere gemeente of regio. Indien Rotterdam het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de andere gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

 

Onderzocht wordt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft en het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie, en daarmee het duurzaam herstel, van de cliënt.

Bij het onderzoek wordt in elk geval de wens van de cliënt betrokken.

Tevens worden de volgende factoren betrokken in het onderzoek:

  • a.

    de aanwezigheid van een positief sociaal netwerk (familie en vrienden);

  • b.

    en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt;

  • c.

    en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten;

  • d.

    de eventuele aanwezigheid van een sociaal netwerk met een negatieve invloed en

  • e.

    bekendheid bij de politie in de betreffende regio, vanwege bijvoorbeeld actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die zijn opgelegd en/of eerdere agressie tegen medewerkers en hulpverleners.

Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan wordt deze gemeente bij het onderzoek betrokken.

Het onderzoek wordt binnen 2 weken uitgevoerd en vastgelegd in een onderzoeksverslag, tenzij er redenen zijn die dit onmogelijk maken.

Wanneer de uitvoering van het onderzoek is overgedragen aan een andere gemeente of regio, dan wordt er voor gezorgd dat de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn.

Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

Wanneer de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan wordt - in overleg met de cliënt - contact opgenomen met die andere gemeente of regio. Bij overeenstemming met deze gemeente of regio vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats, tenzij wordt overeengekomen dat een latere overdracht bijdraagt aan de kans van slagen van een traject. Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

Bij de overdracht wordt alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, overgedragen aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt. Met de andere gemeente of regio en de cliënt worden concrete afspraken gemaakt over de datum van overdracht en welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang of andere ondersteuning zal bieden, alsmede hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

Wanneer de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

Verschil van mening tussen gemeenten

Bij verschil van mening tussen Rotterdam en een andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt wordt een maximale inspanning gepleegd om tot een oplossing te komen.

Indien deze niet kan worden bereikt, kan het geschil worden voorgelegd aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid. In afwachting van het oordeel van deze commissie blijft het college een voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang. Het oordeel van de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid wordt opgevolgd.

D

Aan paragraaf 3.5 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

3.5.7 Dagbesteding via het sociale netwerk

Dagbesteding die geleverd wordt via het sociale netwerk, heeft een ander karakter dan dagbesteding door een professionele zorgaanbieder. De ondersteuning wordt immers op individuele basis gegeven. Bij professionele aanbieders is dat in een groep, (tijdelijk) als voorbereiding op dagbesteding in een groep dan wel in de vorm van arbeidsmatige dagbesteding.

Om die reden wordt voor dit resultaatgebied bij een informeel persoonsgebonden budget ook een andere keuze gemaakt. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3.5.10.

 

In plaats van het resultaatgebied dagbesteding te indiceren, wordt ook gekeken of andere vormen van (individuele) ondersteuning meer zijn aangewezen. Bijvoorbeeld binnen het resultaatgebied zelfzorg en gezondheid of het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren.

 

Een hulpverlener binnen het sociale netwerk kan door een cliënt niet èn een tegemoetkoming voor dagbesteding ontvangen èn betaald worden voor een ander resultaatgebied op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst tot opdracht.

E

Aan paragraaf 3.8 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

3.8.7 Mantelzorgondersteuning met verblijf via het sociale netwerk

Mantelzorgondersteuning met verblijf die geleverd wordt via het sociale netwerk, heeft een ander karakter binnen het sociale netwerk dan via een professionele zorgaanbieder. De ondersteuning wordt immers op individuele basis verleend, bij iemand thuis en niet in een instelling waar meerdere mensen ondersteuning ontvangen.

 

Dit resultaatgebied heeft binnen het sociale netwerk meer het karakter van logeren.

Om die reden wordt voor dit resultaatgebied bij een informeel persoonsgebonden budget ook een andere keuze gemaakt. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3.5.10.

 

In plaats van het resultaatgebied mantelzorgondersteuning met verblijf te indiceren, wordt ook gekeken of andere vormen van (individuele) ondersteuning meer zijn aangewezen. Bijvoorbeeld binnen het resultaatgebied zelfzorg en gezondheid of het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren.

 

Een hulpverlener binnen het sociale netwerk kan door een cliënt niet èn een tegemoetkoming voor mantelzorgondersteuning met verblijf ontvangen èn betaald worden voor een ander resultaatgebied op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst tot opdracht.

F

Aan paragraaf 5.7 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

5.7.3 Mantelzorgondersteuning via het sociale netwerk

Mantelzorgondersteuning die geleverd wordt via het sociale netwerk, heeft een ander karakter dan via een professionele zorgaanbieder. De ondersteuning wordt immers als aanvulling op een resultaatgebied jeugdhulp op individuele basis verleend, vaak bij iemand thuis. Binnen het sociale netwerk kan dat alleen binnen het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren.

 

Dit ondersteuningselement heeft binnen het sociale netwerk meer het karakter van bezoek of logeren.

Om die reden wordt voor dit ondersteuningselement bij een informeel persoonsgebonden budget ook een andere keuze gemaakt. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3.5.10.

 

Een hulpverlener binnen het sociale netwerk kan door een cliënt niet èn een tegemoetkoming voor mantelzorgondersteuning ontvangen èn betaald worden voor persoonlijk en sociaal functioneren op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst tot opdracht.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2019.

 

Aldus vastgesteld op 22 augustus 2019.

Namens het college van burgemeester en wethouders,

De heer dr. O. de Zwart, MPH

Directeur Welzijn, Zorg en Jeugdhulp

Directie Publieke Gezondheid, Welzijn en Zorg

Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling

Dit gemeenteblad 2019, nummer 122, is uitgegeven op 10 september 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven