Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

Gelezen het voorstel van de wethouder Financiën, Organisatie, Haven en Grote Projecten van 10 september 2019, kenmerk 3294116;

 

gelet op de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 3.2.9, 3.2.10, 3.3.2, 3.3.3 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers;

besluit vast te stellen:

 

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders 2019

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Dienstauto

  • 1.

    Het college stelt ten laste van de gemeente een auto ter beschikking als bedoeld in artikel 3.2.10 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    De dienstauto voor gemeenschappelijk gebruik wordt door wethouders uitsluitend gebruikt voor zakelijke doeleinden en niet voor bestuurlijke doeleinden.

  • 3.

    Onder gebruik voor zakelijke doeleinden wordt in dit artikel verstaan gebruik dat voor de toepassing van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop berustende bepalingen niet als gebruik voor privédoeleinden wordt aangemerkt.

  • 4.

    Onder gebruik voor bestuurlijke doeleinden wordt in dit artikel verstaan gebruik dat voor de toepassing van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop berustende bepalingen als gebruik voor privédoeleinden wordt gezien, maar dat plaatsvindt in het kader van de uitoefening van nevenfuncties, waarvan de uitoefening door de burgemeester of wethouder naar het oordeel van het college in het belang van de gemeente is.

  • 5.

    Voor zover de burgemeester of een wethouder gebruik maakt van een auto als bedoeld in het eerste lid, heeft deze geen aanspraak op vergoedingen als bedoeld in artikel 3.2.7, tweede lid, onder b, en artikel 3.2.9, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 3 Nadere regels reiskosten bij gebruik openbaar vervoer

De wethouder die voor woon-werkverkeer of reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, gebruik maakt van het openbaar vervoer komt in aanmerking voor de volgende voorzieningen:

  • a.

    terbeschikkingstelling NS Businesscard 1e klasse of een toekomstige vergelijkbare vervoersmodaliteit;

  • b.

    vergoeding werkelijk gemaakte kosten voor gebruik van het openbaar vervoer op basis van een declaratie.

Artikel 4 Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer aan deze ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van diens functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van diens functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 5 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

  • 1.

    De burgemeester of de een wethouder die wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de vervulling van diens functie dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de secretaris.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    Het college beslist op de aanvraag op basis van de overgelegde stukken.

Artikel 6 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 7 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur;

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen, of

    • c.

      betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maanden na factuurdatum door de burgemeester of wethouder ingediend bij de secretaris.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders 2019.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

     

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 september 2019.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

B. Wijbenga-van Nieuwenhuizen, l.b.

TOELICHTING

Algemeen

In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is een aantal financiële aanspraken van de burgemeester en de wethouders dwingend voorgeschreven, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Het gaat hierbij met name om:

  • a.

    vergoeding van de kosten van loopbaanoriëntatie tijdens het ambt (artikel 3.2.11);

  • b.

    schadeloosstelling in geval burgemeester of wethouder buiten de gemeente verblijft en om een dringende reden van dienstbelang voornemens is terug te keren (artikel 3.2.12);

  • c.

    vergoeding van de kosten van lidmaatschap van een beroepsvereniging (artikel 3.3.4).

Daarnaast is in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers dwingend bepaald dat het college een voorziening treft voor bedrijfsgeneeskundige zorg voor raadsleden, de burgemeester en de wethouders (artikel 3.3.5).

Ad a.

Het gaat hier om kosten die de burgemeester of de wethouder maakt omdat deze zich tijdens het ambt oriënteert op de verdere loopbaan of mobiliteitbevorderende activiteiten ontplooit.

Tot de inwerkingtreding van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers was er voor geen van de decentrale politieke ambtsdragers een grondslag voor vergoeding van kosten voor loopbaanoriëntatie of arbeidsmobiliteit bevorderende activiteiten tijdens het ambt.

Het gaat om kosten voor activiteiten, cursussen, opleidingen en dergelijke die betrokkene voorbereiden op een volgende stap in de carrière, maar die géén sollicitatieactiviteiten behelzen. Het doel van de mobiliteitbevorderende activiteiten en loopbaanoriëntatie mag niet verder gaan dan dat betrokkene meteen na aftreden of ontslag een vliegende start kan maken met het daadwerkelijk solliciteren.

De gemaakte kosten komen voor vergoeding in aanmerking, als het college van oordeel is dat:

  • a.

    prijs/kwaliteitverhouding redelijk is;

  • b.

    de activiteit niet kan worden aangemerkt als sollicitatieactiviteit;

  • c.

    de kosten niet al uit anderen hoofde worden vergoed.

In Rotterdam kennen we daarnaast sinds 1996 de Verordening outplacementfaciliteiten gewezen politieke ambtsdragers. Deze verordening heeft betrekking op degene die in het genot is van een uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (regelt een voorziening na het vervullen van het ambt). Vastgelegd is dat het college beslist op aanvragen omtrent de toekenning van outplacement faciliteiten.

Ad b.

Al sinds 1 juli 2014 is geregeld dat de schade die de burgemeester en diens gezinsleden lijden, wordt vergoed indien terugkeer uit het buitenland wegens een dringende reden vereist is. Een dringende reden van dienstbelang betekent dat het moet gaan om crisissituaties. Dat kunnen zowel calamiteiten zijn als politieke situaties.

Voor wethouders gold dit niet.

De wetgever vond dat er geen reden was om wethouders in dit opzicht anders te behandelen. Daarom is in het nieuwe Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers ook voor wethouders een dergelijke voorziening getroffen.

Voor de wethouders wordt een marginale toets t.a.v. de noodzaak van terugkeer uitgevoerd door de burgemeester.

Het oordeel over de hoogte van de schadevergoeding is (net als bij de burgemeester) een verantwoordelijkheid van het college. De regeling is niet beperkt tot een terugroeping vanuit het buitenland: het moet gaan om de schade die wordt geleden omdat betrokkene zich buiten diens ambtsgebied bevindt.

Of de terugroeping ook de met de betrokken ambtsdrager meegereisde gezinsleden kan betreffen en of de eventuele daaruit voortvloeiende schade die wordt geleden omdat betrokkene de beslissing neemt om ook die gezinsleden te repatriëren, voor rekening dient te komen van de gemeente, is erg afhankelijk van de individuele omstandigheden van het geval. Het is een weging van die omstandigheden of die schade aan te merken is als de direct uit de terugkeer voortvloeiende kosten of als de consequentie van een in de privésfeer genomen beslissing. Deze weging geschiedt door het college bij de vaststelling van de hoogte van de schadeloosstelling.

Ad c.

In het vervallen Rechtspositiebesluit burgemeesters en het vervallen Rechtspositiebesluit wethouders was dwingend bepaald dat indien een burgemeester of een wethouder in verband met de uitoefening van het ambt lid was van een beroepsvereniging, de gemeente de contributie van die beroepsvereniging vergoedde.

In het nieuwe Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is bepaald dat de contributie voor een landelijk georganiseerde beroepsvereniging aan de burgemeester of een wethouder moet worden vergoed, tenzij het college vindt dat de activiteiten van de vereniging onvoldoende invulling geven aan deskundigheidsbevordering of belangenbehartiging van de betreffende functie.

De betreffende beroepsvereniging moet een voor iedere ambtsdrager van die beroepsgroep toegankelijke, landelijk georganiseerde beroepsvereniging zijn die blijkens haar statuten de deskundigheidsbevordering en/of belangenbehartiging van de functie van die beroepsgroep ten doel heeft of mede ten doel heeft.

Het college bepaalt of er sprake is van zo’n beroepsvereniging. De aanspraak op vergoeding staat voorop, maar het college kan de vergoeding van de contributie weigeren, indien het van oordeel is dat de activiteiten van de vereniging onvoldoende invulling geven aan het omschreven doel.

Bedrijfsgeneeskundige zorg

Wethouders en raadsleden konden voorheen geen aanspraak maken op bedrijfsgeneeskundige begeleiding. Bij de vervulling van een politiek ambt is er geen werkgeversrelatie met de gemeente.

De burgemeesters konden voor de inwerkingtreding van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wel aanspraak maken op bedrijfsgeneeskundige begeleiding, maar die begeleiding was overeenkomstig de voor ambtenaren geldende voorschriften.

Het treffen van een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg is geen keuze, maar de invulling van de bedrijfsgeneeskundige zorg is wél een keuze. Vanwege de variëteit aan opties en behoeften is de invulling van deze zorg aan het college gelaten. Dit kan via aansluiting bij de bedrijfsgeneeskundige zorg voor de ambtenaren van de gemeente, maar hoeft dus niet.

Artikel 2

Onder zakelijk gebruik wordt verstaan het fiscaal-zakelijk gebruik. Hieronder vallen voor de dienstauto voor gemeenschappelijk gebruik de ritten voor woon-werkverkeer, dienstreizen en ritten voor ambtsgebonden (‘qq’-') functies. Hieronder vallen voor de dienstauto voor gemeenschappelijk gebruik niet de ritten naar en van een andere tijdelijke verblijfplaats, zoals bijvoorbeeld een vakantiehuisje. Dit leidt uitzondering indien er sprake is van een onvoorziene situatie en het in verband met de uitvoering van het ambt noodzakelijk is dat de wethouder naar Rotterdam of elders reist.

Artikel 3

Onder reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden in het kader van dit artikel verstaan de reizen in het kader van woon-werkverkeer, de dienstreizen en de reizen ten behoeve van ambtsgebonden en ambtsgerelateerde nevenfuncties. Met betrekking tot de reizen voor ambtsgerelateerde nevenfuncties geldt wel de voorwaarde, dat bij collegebesluit is bepaald dat de uitoefening van de betreffende nevenfunctie in het belang van de gemeente Rotterdam is.

Artikel 5

De gemeente kan ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen.

In artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan stellen.

De nader te stellen regels zijn het kader waaraan individuele scholingsaanvragen moeten worden getoetst. Dit kader kan bijvoorbeeld worden vormgegeven als een scholingsplan. Hierin kunnen ook procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen, alsook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Bij dat laatste is van belang dat de kosten voor functiegerichte scholing tot het werkelijke bedrag onbelast mogen worden vergoed. Er zijn dus geen fiscale redenen om de vergoeding in hoogte te beperken.

 

Om voor kostenvergoeding in aanmerking te komen, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Dit gemeenteblad 2019, nummer 124, is uitgegeven op 12 september 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven