Aanwijzingsbesluit vergunningsplicht voor spyshops, gemeente Amsterdam

De burgemeester van Amsterdam

 

Gelet op:

 

  • -

    Artikel 2.16A van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • -

    Het Regionaal Veiligheidsplan 2019-2022;

  • -

    De rapportage van politie d.d. 12 juni 2019;

 

Overweegt dat:

 

de burgemeester op grond van artikel 2.16A van de APV een gebied, straat of gebouw kan aanwijzen waarin het verboden is zonder vergunning als bedoeld in artikel 3.64 van de APV bepaalde categorieën bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die naar zijn oordeel de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins ondermijning veroorzaken;

 

als een van de ambities van de driehoekspartners in het Regionaal Veiligheidsplan 2019-2022 is benoemd het tegengaan van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit waarbij onder andere als doelstellingen zijn genoemd: het zoveel mogelijk tegengaan, verstoren en beëindigen van georganiseerde criminaliteit en ondermijnende activiteiten, het tegengaan van verwevenheid van onder- en bovenwereld, het wegnemen van onderliggende gelegenheidsstructuren en de aanpak van moeilijk vervangbare criminele dienstverleners;

 

er momenteel nog vier spyshops in Amsterdam bekend zijn, waarvan er één sinds eind vorig jaar door haar gesloten is in het belang van de openbare orde (poging tot liquidatie);

 

in de rapportage van de politie d.d. 12 juni 2019 over de spyshopbranche, met voorbeelden onderbouwd, wordt beschreven dat de (op zich legale) producten die in spyshops worden aangeboden veelal door criminelen worden afgenomen en gebruikt en dat de aangeboden apparatuur en hulpmiddelen gebruikt worden voor zware criminaliteit en excessief geweld;

 

uit de rapportage blijkt dat spyshops veel criminele klanten hebben, de anonimiteit van de klanten waarborgen en dat er (grote) contante geldbedragen in omgaan; geconstateerd wordt dat de spyshopbranche ondermijnende criminaliteit faciliteert met tevens een risico op openbare orde incidenten;

 

in de rapportage wordt ingegaan op verschillende aspecten die de branche kwetsbaar maken voor criminele invloeden, te weten: het aanbod van essentiële diensten en goederen, de aanwezigheid van criminele bezoekers en (daarmee samenhangende) openbare orde risico’s en slecht levensgedrag van eigenaren/medewerkers;

 

de bedrijfsmatige activiteiten die in spyshops plaatsvinden naar haar oordeel de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins ondermijning veroorzaken;

 

het geen betoog behoeft dat door zware criminaliteit en excessief geweld de openbare orde ernstig wordt verstoord, zoals bijvoorbeeld ondervonden bij liquidaties en andere schietpartijen (met soms willekeurige slachtoffers) die hebben plaatsgevonden in Amsterdam;

 

daarnaast ook anonimiteit een fenomeen is dat onlosmakelijk is verbonden met (zware) criminaliteit, dat criminelen immers proberen zo goed mogelijk uit het zicht van politie, openbaar ministerie en andere overheden te blijven;

 

juist in verband met het feit dat het fenomeen ‘spyshop’ als het ware tegen de (zware) criminaliteit aanschurkt, van de exploitant een bijzondere verantwoordelijkheid mag worden geëist die niet verenigbaar is met crimineel gedrag of een crimineel verleden, die maakt dat hij zo goed mogelijk voorkomt dat hij criminaliteit faciliteert en die met zich meebrengt dat hij mee werkt aan controles;

 

met het besluit om de bedrijfsmatige activiteiten van spyshops vergunningplichtig te maken toezicht en handhaving op de branche mogelijk worden en dat een dergelijk besluit mogelijkheden biedt om de bewustwording te verhogen bij bedrijven die criminelen onbewust faciliteren;

 

zij daarbij niet de illusie heeft dat met de onderhavige vergunningplicht dit soort producten niet meer verkrijgbaar zijn aangezien de attributen ook via het internet verkrijgbaar zijn (hoewel anonimiteit dan niet gewaarborgd is), maar dat dit feit wel reden is om ook de activiteit van het enkel (af)leveren van de producten aan de vergunningplicht te binden;

 

een aanwijzingsbesluit onverlet laat de in de artikelen 2.10 en 2.11 van de APV neergelegde bevoegdheid om een gebouw te sluiten in verband met (ernstig) gevaar voor de openbare orde;

 

brengt ter algemene kennis dat zij op 2 september 2019 heeft besloten:

 

  • A)

    Een spyshop te definiëren als: een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waar als bedrijfsactiviteit hoofdzakelijk producten die geschikt zijn om iemand te bespioneren dan wel producten die geschikt zijn om te voorkomen dat iemand wordt bespioneerd te koop of te huur worden aangeboden of worden verkocht, verhuurd dan wel geleverd (of waarvan uit die producten worden afgeleverd) zoals (verstopte) camera’s, afluisterapparatuur, mini zenders en ontvangers, (auto)volgsystemen, anti-afluisterapparatuur, nachtzichtapparatuur waaronder warmtebeeldcamera’s, (undercover)videobewakingsapparatuur.

  • B)

    Gebouwen of die gedeelten van gebouwen waarin een spyshop is gevestigd aan te wijzen als gebouw waarin het verboden is zonder vergunning de hierboven benoemde bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen.

  • C)

    De termijn als bedoeld in artikel 3.69 van de APV waarop de vergunningplicht in werking treedt voor bedrijfsmatige activiteiten die op het tijdstip van de aanwijzing reeds worden uitgeoefend, vast te stellen op acht weken, met dien verstande dat indien een aanvraag om vergunning tijdig is ingediend de bedrijfsmatige activiteiten in principe kunnen worden voortgezet totdat op de aanvraag een besluit is genomen.

  • D)

    De Wet Bibob van toepassing is op de vergunningsaanvraag.

  • E)

    Dit besluit in werking te laten treden op de dag na die van bekendmaking.

2 september 2019,

Burgemeester van Amsterdam voornoemd,

Femke Halsema

Naar boven