Algemene Subsidieverordening gemeente Stede Broec 2017

De raad van de gemeente Stede Broec;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 26 januari 2016;

  • -

    gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Stede Broec 2017:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

1.

Awb:

Algemene wet bestuursrecht.

2.

De gemeente:

de gemeente Stede Broec.

3.

De raad:

de gemeenteraad van de gemeente Stede Broec.

4.

Het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec.

5.

Organisatie:

een vereniging, stichting, instelling of groepering van personen die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt activiteiten te verrichten die passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

6.

Subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan als betaling voor geleverde goederen of diensten.

7.

Subsidiejaar:

het jaar waarin de subsidie wordt ontvangen.

8.

Subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten.

9.

Subsidieregeling:

een bij besluit door het college vastgestelde algemene regeling, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, waarin het subsidiebeleid wordt uitgewerkt.

Artikel 2. Subsidiesoorten

 

1.

Activiteitensubsidie:

een subsidie aan een organisatie voor activiteiten die passen bij gemeentelijke beleidsdoelstellingen, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan de activiteiten die de organisatie uitvoert. De hoogte van de subsidie wordt berekend aan de hand van kengetallen. Ook kan voor het geheel of voor bepaalde onderdelen een vast bedrag worden bepaald. De subsidie wordt per boekjaar aan een aanvrager verstrekt of voor een aantal boekjaren met een maximum van vier jaar.

2.

Budgetsubsidie:

een subsidie aan een organisatie die wordt toegekend voor structurele activiteiten of prestaties in de vorm van een budget, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van overeengekomen activiteiten of prestaties die bijdragen aan de realisering van gemeentelijke beleidsdoelen. De budgetsubsidie wordt per boekjaar aan de aanvrager verstrekt.

3.

Incidentele subsidie:

een subsidie die betrekking heeft op (bijzondere) activiteiten, projecten, experimenten of aanschaffingen met een eenmalig karakter die door het college van belang worden geacht en naar het oordeel van het college niet binnen de reguliere exploitatie van een organisatie kunnen worden gedekt.

4.

Investeringssubsidie:

een subsidie die bijdraagt in de kosten van bouw of verbouw van accommodaties anders dan voor het regulier (klein) onderhoud, die door het college van belang wordt geacht en naar het oordeel van het college niet binnen de reguliere exploitatie van een organisatie kunnen worden gedekt.

Artikel 3. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de Awb:

    • -

      Welzijn;

    • -

      Zorg;

    • -

      Onderwijs;

    • -

      Sport en recreatie;

    • -

      Kunst en cultuur.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat deze verordening ook geldt voor subsidies op andere terreinen dan genoemd in lid 1 van dit artikel.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1.

    Wanneer het noodzakelijk is om te voldoen aan een Europees steunkader, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de beschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 5. Bevoegdheden raad en college

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks bij de vaststelling van de gemeentebegroting de subsidieplafonds vast.

  • 2.

    Het college stelt subsidieregelingen vast ter uitvoering van het subsidiebeleid binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders en plafonds.

  • 3.

    Het college is bevoegd besluiten te nemen tot verlening en vaststelling van subsidies, alsmede besluiten tot weigering, intrekking of wijziging van subsidies.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in lid 3 van dit artikel legt het college een verzoek tot investeringssubsidie ter besluitvorming voor aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Als het bij een subsidieregeling behorende subsidieplafond niet toereikend is, kan op de betreffende subsidies een korting worden toegepast naar evenredigheid van de berekende subsidiebedragen.

  • 6.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld. In de beschikking wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 2 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 6. Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt aan organisaties met volledige rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk.

  • 2.

    Bij subsidieregeling of in de beschikking kan het college van het bepaalde in lid 1 afwijken.

  • 3.

    Indien tijdens de subsidieperiode de statuten van een organisatie wijzigen, wordt het college hierover direct geïnformeerd.

Artikel 7. Administratie, onderzoek en aansprakelijkheid

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zorgvuldige administratie.

  • 2.

    De subsidieontvanger verleent medewerking aan onderzoeken die het college in het kader van subsidiering noodzakelijk acht of de rekenkamercommissie in het kader van onderzoek verlangt.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht om de risico’s die hij zelf niet kan dragen te verzekeren. Minimaal geldt een verplichting voor een verzekering tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 8. Ontbinding, fusie, faillissement en terugbetaling

  • 1.

    In geval van ontbinding of fusie van de rechtspersoon of van zijn faillissement, dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surseance van betaling, wordt het college hier zo snel mogelijk van op de hoogte gesteld.

  • 2.

    Bij ontbinding van de rechtspersoon moeten de aanwezige middelen die met subsidiegelden zijn opgebouwd direct worden terugbetaald. Bij faillissement worden deze bij de curator geclaimd.

Artikel 9. Informatieplicht van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel wordt verricht of dat niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen wordt voldaan, meldt de subsidieontvanger dat direct aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel worden nagekomen.

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 10. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot subsidieverlening wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag bevat de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met de activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van deze activiteiten;

    • d.

      een balans per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar;

    • e.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening.

  • 3.

    Bij een eerste aanvraag voor een subsidie moeten de volgende stukken worden ingediend:

    • a.

      De statuten en een kopie van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      Alle andere informatie die het college nodig acht voor een goede beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 11. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een incidentele subsidie, wordt uiterlijk ingediend 8 weken voorafgaand aan de start van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 12. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 11 lid 1, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 11 lid 2, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen voor een subsidie die overeenkomstig artikel 108 lid 3 van het Verdrag op de de-minimissteun worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Hoofdstuk 4 Weigering, intrekking en terugvordering van de subsidie

Artikel 13. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Subsidieverlening kan, naast de in de artikelen 4:25 lid 2 en 4:35 van de Awb geregelde gevallen, worden geweigerd, ingetrokken of teruggevorderd als het college van mening is dat:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet zijn gericht op – of niet aanwijsbaar in belangrijke mate ten goede komen aan – de gemeente Stede Broec of haar inwoners;

    • b.

      de subsidieverlening niet past binnen het gevoerde gemeentelijk beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • c.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd;

    • d.

      de gelden niet of onvoldoende worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • e.

      niet voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur;

    • f.

      de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijke voorschrift;

    • h.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn en/of die een partijpolitieke, godsdienstige of levenbeschouwelijke vorming of een verspreiding ter zake tot doel hebben;

    • i.

      dit onder de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen is geregeld.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid, kan het college verder de subsidie weigeren als:

    • a.

      de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108 lid3 van het Verdrag op de de-minimissteun heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 3.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechtelijke uitspraak.

Hoofdstuk 5 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 14. Verantwoording

Als dit niet is bepaald in de subsidieregeling, wordt bij de beschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie moet verantwoorden.

Artikel 15. Verantwoording activiteitensubsidies

  • 1.

    Activiteitensubsidies worden door het college direct bij de beschikking vastgesteld.

  • 2.

    Bij activiteitensubsidies kan tussentijds de verplichting worden opgelegd tot het afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan toe verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Bij subsidieregeling of in de beschikking kan het college van het bepaalde in het eerste lid afwijken.

Artikel 16. Verantwoording budgetsubsidies

  • 1.

    Bij budgetsubsidies dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling uiterlijk in voor 1 oktober van het jaar dat volgt op het betrokken subsidiejaar.

  • 2.

    De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 17. Verantwoording incidentele subsidies

  • 1.

    Incidentele subsidies worden door het college direct bij de beschikking vastgesteld.

  • 2.

    Bij incidentele subsidies kan achteraf de verplichting worden opgelegd tot het afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Bij subsidieregeling of in de beschikking kan het college van het bepaalde in het eerste lid afwijken.

Artikel 18. Verantwoording investeringssubsidies

  • 1.

    Bij investeringssubsidies moet de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling indienen uiterlijk 8 weken na realisatie van de investering.

  • 2.

    De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde investering is verricht;

    • b.

      een financiële verantwoording waaruit blijkt welke investeringen er zijn gedaan en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;

  • 3.

    Indien niet binnen een jaar na de subsidieverlening met de realisatie van de investering een aanvang is gemaakt, wordt subsidie op nihil vastgesteld en worden eventueel betaalde voorschotten teruggevorderd.

  • 4.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 19. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling of in de beschikking anders is bepaald.

  • 2.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet is ingediend voor het tijdstip, bedoeld in artikel 16 lid 1 of artikel 17 lid 1, kan het college de subsidieontvanger een nieuw termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 3.

    Bij subsidieregeling of in de beschikking kan het college van het bepaalde in lid 1 en 2 afwijken.

Artikel 20. Bevoorschotting

  • 1.

    Het college is bevoegd voorschotten op verleende subsidies te verstrekken.

  • 2.

    Als besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de beschikking de hoogte en termijnen van de voorschotten vermeld.

  • 3.

    Als een rechtspersoon verplicht is subsidiegelden terug te betalen, moet dit gebeuren binnen een maand na dagtekening van de beschikking.

Artikel 21. Vermogen

Het college is bevoegd om bij subsidieverlening voorwaarden te stellen ten aanzien van het eigen vermogen van de subsidieontvanger.

Artikel 22. Accountantsverklaring

Bij een subsidiebedrag hoger dan € 50.000,- kan het college een rechtspersoon verzoeken gelijktijdig met de jaarrekening een accountantsverklaring in te dienen.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 23. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meerdere verplichtingen van deze verordening.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college in bijzondere gevallen de toepassing van een artikel van deze verordening of van een subsidieregeling leidt tot een onbillijke situatie, dan is het college bevoegd hiervan af te wijken.

  • 3.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 24. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als de “Algemene subsidieverordening Stede Broec”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

  • 3.

    Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die gericht zijn op het subsidiejaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening. Hiervoor blijft de Algemene subsidieverordening Stede Broec 2013 van toepassing.

  • 4.

    Aanvragen die worden ingediend gericht op subsidiejaar 2017 en verder worden beoordeeld op grond van de nieuwe subsidieverordening.

  • 5.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene subsidieverordening Stede Broec vervalt de eerdere Algemene subsidieverordening Stede Broec 2013.

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 25 februari 2016

Griffier,

de burgemeester,

Naar boven