Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent de BRP (Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP) Gemeente Brunssum)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum besluit:

 

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • -

    gelet op de circulaire bestuurlijke boete van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 november 2013;

  • -

    gelet op de handreiking bestuurlijke boete van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) van november 2013;

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om burgers aan te zetten tot het nakomen van verplichtingen die de Wet basisregistratie personen (BRP) aan hen oplegt en fraude rondom die verplichtingen te voorkomen en te bestrijden;

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om de kwaliteit van de gegevens over de ingeschrevenen in de Basisregistratie personen (BRP) verder te verhogen;

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen in een beleidsregel vast te leggen;

 

Besluit vast te stellen:

 

de navolgende

 

Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP) Gemeente Brunssum

Inleiding

Bij de invoering van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) in 2014 is de bestuurlijke boete ingevoerd als instrument voor handhaving van plichten die burgers hebben op grond van de Wet BRP. Het college kan deze boete opleggen aan burgers die een verplichting uit de Wet BRP niet nakomen. Het gaat om verplichtingen, zoals het doen van aangifte van verblijf en adres, aangifte van adreswijziging, het kiezen van een briefadres als er geen woonadres is en het verschaffen van inlichtingen en overleggen van stukken die nodig zijn voor het bijhouden van de basisregistratie. Daarnaast kan een boete worden opgelegd wanneer een burger bewust toelaat dat iemand anders, ten onrechte, op zijn woonadres is ingeschreven.

Overheidsinstanties zijn verplicht persoonsgegevens uit de BRP te gebruiken. De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief juiste en actuele basisregistratie. Hierbij is de gemeente afhankelijk van de verstrekking van juiste gegevens door de inwoners. De wetgever legt de verplichting hiervan daarom bij de inwoners zelf. Over het algemeen voldaan burgers spontaan of op verzoek aan hun verplichtingen. Er zijn echter ook situaties waarin zij niet aan de verplichting voldoen, omdat er een financieel of persoonlijk belang is voor een onjuiste inschrijving in de BRP.

Het opleggen van de bestuurlijke boete is een onvoorwaardelijke sanctie. Dit betekent dat de boete niet kan worden ingetrokken of gewijzigd als de burger alsnog aan zijn verplichting uit de wet BRP voldoet. Alleen in gevallen waar de burger in bezwaar of beroep in het gelijk wordt gesteld, kan de sanctie worden ingetrokken.

Het heffen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het is de bedoeling dat het mogelijk opleggen van de sanctie burgers aanzet tot het nakomen van verplichtingen die de Wet BRP aan hen oplegt. In gevallen waar het niet-voldoen aan de verplichtingen uit de Wet BRP wordt veroorzaakt door een onderliggende hulpvraag, wordt de sanctie niet opgelegd, maar wordt in samenspraak met de betrokkene door de gemeente integraal bekeken op welke wijze de hulpvraag kan worden beantwoord en de burger kan worden geholpen.

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet

    • het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum

    • gelegenheidsgever: de persoon als bedoeld in artikel 4.17 sub b van de wet;

    • ingeschrevene: ingeschrevene als bedoeld in artikel 1.1 sub e van de wet;

    • overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder a of onder b van de wet of een valse aangifte heeft gedaan.

    • toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de wet door het college benoemde ambtenaar

    • de wet: de Wet basisregistratie personen (Wet BRP)

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze beleidsregels onverkort van toepassing.

Artikel 2: Doel

De bestuurlijke boete is een sanctie die wordt opgelegd met het doel te bestraffen. Dit moet echter worden gezien als ultimum remedium (als laatste redmiddel). Primair heeft de boete als doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen uit de Wet BRP (zoals genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de wet).

Artikel 3: Uitgangspunten

Per geconstateerde overtreding kan slechts één bestuurlijke boete worden opgelegd.

  • 1.

    Er is in ieder geval geen sprake van dezelfde overtreding, indien de overtreder:

    • a.

      eerder niet voldaan heeft aan zijn aangifte of informatie verplichting ten aanzien van een inschrijving op een adres, een adreswijziging of een vertrek naar het buitenland;

    • b.

      niet voldaan heeft aan zijn verplichting andere brondocumenten in de zin van artikel 2.8 van de Wet BRP te overleggen, waarvoor hem een boete is opgelegd;

    • c.

      eerder een boete is opgelegd voor het niet voldoen aan zijn identificatieplicht ten aanzien van een andere situatie;

    • d.

      eerder een boete opgelegd heeft gekregen, vanwege het optreden als gelegenheidsgever in de zin van artikel 4.17 lid 2 van de Wet BRP ten aanzien van een andere ingeschrevene dan wel ten aanzien van dezelfde ingeschrevene op een ander moment;

    • e.

      eerder een boete is opgelegd, vanwege de overtreding van de verplichting tot het verstrekken van informatie door een ander dan ingezetene of ingeschrevene aan de gemeente ten behoeve van het bijhouden in de basisregistratie personen, als het een andere persoon betreft dan wel als het een andere overtreding ten aanzien van dezelfde persoon betreft.

  • 2.

    Indien iemand gelijktijdig twee of meer zelfstandige overtredingen pleegt, kan voor alle overtredingen een bestuurlijke boete worden opgelegd.

  • 3.

    Een bestuurlijke boete wordt opgelegd binnen drie jaar nadat het college de overtreding heeft geconstateerd.

  • 4.

    In geval de verplichtingen als bedoeld in de wet moeten worden vervuld door een ander dan de ingeschrevene of de aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degene op wie de verplichting volgens de wet rust.

  • 5.

    Als op grond van de wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd voor dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

  • 6.

    Indien de overtreder vóór inning van de opgelegde bestuurlijke boete komt te overlijden, vervalt deze op de datum van overlijden.

Artikel 4: Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Voor het opleggen van een boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2.

    Het college kan van het opleggen van een boete afzien, of kan een boete matigen, indien de overtreden het aannemelijk maakt dat op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert

      Het opleggen van de (volledige) boete onevenredig is.

  • 3.

    Omstandigheden die niet leiden tot een vermindering van de mate van verwijtbaarheid zijn in ieder geval:

    • a.

      het niet (voldoende) beheersen van de Nederlandse taal;

    • b.

      het niet op de hoogte zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

    • c.

      de stelling van een overtreder dat hij/zij niet in staat is zijn/haar belangen te behartigen, doordat wordt gesteld dat de overtreder tijdelijk niet op het adres woont. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;

    • d.

      de stelling van een overtreder dat er geen post is ontvangen door gebrekkige bezorging of gebreken aan dan wel het ontbreken van een brievenbus;

Artikel 5: Hoogte van de boete

  • 1.

    De hoogte van de standaardboete bedraagt € 200,-.

  • 2.

    De hoogte van de op te leggen hogere boete bedraagt € 325,-. Deze zal worden opgelegd, indien:

    • a.

      het aannemelijk is dat de aangifteverplichting, opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43 van de wet, bewust niet is nagekomen;

    • b.

      het aannemelijk is dat de verplichting, opgenomen in artikel 2.46 van de wet, bewust niet wordt nagekomen;

    • c.

      er sprake is van “gelegenheid geven” als bedoeld in artikel 4.17 onder b. van de wet;

    • d.

      de overtreder eerder een overtreding heeft begaan waarvoor de boete opgelegd kan worden (recidive);

    • e.

      er sprake is van valsheid in geschrifte.

  • 3.

    De boete als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt alleen opgelegd als de overtreder bij voorbaat schriftelijk is geïnformeerd over de oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet-voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de wet.

Artikel 6: Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplichte persoon een valse of vervalste aangifte doet is er sprake van een overtreding van een verplichting als bedoeld in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43, 2.45 en 2.47 van de wet.

  • 2.

    De overtreding in de zin van het eerste lid is ook op te vatten als valsheid in geschrifte in de zin van de artikelen 225 en verder van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    Namens het college wordt, in geval van overtreding van het bepaalde in het eerste lid, aangifte gedaan van valsheid in geschrifte bij de politie.

  • 4.

    Een boete wordt niet opgelegd, als de overtreder strafrechtelijk wordt vervolgd voor dit feit.

Artikel 7: Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8: Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP) Gemeente Brunssum’.

Artikel 9: Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum van 23 juli 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum,

gemeentesecretaris,

dhr. H. Vreuls

(wnd.) burgemeester,

dhr. G. Leers

Naar boven