Aanpassing beoordelingskader nieuwe aanvragen waarderingssubsidies - wijziging Subsidieprogramma Sociaal Domein gemeente Geertruidenberg 2018-2024

 

Het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg;

besluit:

 

1. Het beoordelingskader waarderingssubsidies in het subsidieprogramma sociaal domein 2018-2024 aan te passen voor algemene (eenmalig, of eenmaal per jaar) georganiseerde activiteiten, conform bijlage 2 en 3.

2. Specifiek het bedrag voor de te verlenen waarderingssubsidie aan algemene (eenmalig, of eenmaal per jaar) georganiseerde activiteiten te wijzigen van € 150 - € 250 naar € 0 - €1000, waarbij de onder het beoordelingskader weergegeven wegingscriteria gelden.

 

Raamsdonksveer, 27 augustus 2019.

de secretaris, de wnd. burgemeester,

R.C.J. Nagtzaam, J.J. Luteijn

Subsidieprogramma Sociaal Domein gemeente Geertruidenberg 2018 2024 (incl . aangepast beoordelingskader waarderingssubsidies)

 

 

Inhoud

Inhoud ................................................................................................................................... 1

Inleiding ................................................................................................................................. 2

Leeswijzer ............................................................................................................................. 2

 

Hoofdstuk 1 Visie en uitgangspunten .................................................................................... 3

1.1 Coalitieakkoord 2014-2018 .......................................................................................... 3

1.2 Visie beleidsplannen .................................................................................................... 3

1.3 Uitgangspunten voor het subsidieprogramma .............................................................. 4

Algemene uitgangspunten .............................................................................................. 4

Financieel kader/subsidieplafond ................................................................................... 4

Reikwijdte subsidieprogramma ....................................................................................... 5

1.4 Subsidievormen ........................................................................................................... 6

 

Hoofdstuk 2 Definities en rolverdeling ................................................................................... 7

2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 7

2.2 Definitie subsidie .......................................................................................................... 7

2.3 Rolverdeling ................................................................................................................. 7

 

Hoofdstuk 3 Beleidsgestuurde Contractfinanciering .............................................................. 9

3.1 Inleiding ....................................................................................................................... 9

3.2 Wat is BCF? ................................................................................................................. 9

3.3 Beleidsdoelen BCF .....................................................................................................10

3.4 Overzicht van BCF-subsidies ......................................................................................11

 

Hoofdstuk 4 Activiteitensubsidies .........................................................................................12

4.1 Grondslagen ...............................................................................................................12

4.2 Bedragen per grondslag ..............................................................................................13

4.3 Aanvraagprocedure ....................................................................................................21

Hoofdstuk 5 Waarderingssubsidie ........................................................................................22

5.1 Uitgangspunten waarderingssubsidies ........................................................................22

5.2 Aanvraagprocedure ....................................................................................................22

Hoofdstuk 6 Projectsubsidies ...............................................................................................24

6.1 Beoordelingscriteria ....................................................................................................24

6.2 Aanvraagprocedure ....................................................................................................24

6.3 Financieel kader..........................................................................................................25

 

Bijlagen ................................................................................................................................26

Bijlage 1: Beoordelingskader nieuwe aanvragen waarderingssubsidies .... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

 

Inleiding

De gemeente Geertruidenberg heeft haar subsidiebeleid geformuleerd in het subsidieprogramma 2012-2014 en de subsidieverordening Welzijn 2009. In dit programma en verordening liggen de visie, uitgangspunten en werkwijze vast van het huidige subsidieprogramma. Het subsidieprogramma en de subsidieverordening moeten geactualiseerd worden. Hiervoor is een aantal redenen aan te geven.

  • -

    De invoering van de Wmo, Jeugdhulp en Participatiewet hebben tot een nieuwe visie en doelen op het sociaal domein geleid, en de uitgangspunten en werkwijze van het huidige subsidieprogramma moeten hierop afgestemd worden.

  • -

    De invoering van de Wmo, Jeugdhulp en Participatiewet hebben tot nieuwe taken voor de gemeente geleid. De uitvoering van een aantal van deze taken kan door middel van subsidies ondersteund worden.

  • -

    De uitkomsten van het Rekenkameronderzoek van de Rekenkamer West Brabant van 2011-2012 hebben duidelijk gemaakt dat er nauwelijks een relatie aanwezig is tussen de gemeentelijke doelen en de subsidiegelden die daaraan besteed worden. Het is essentieel dat dit verandert en deze relatie versterkt wordt.

  • -

    De wens om het subsidieprogramma en subsidieverordening op basis van transparantie en inzichtelijkheid op te stellen en te hanteren. Deze transparantie leidt tot een meer gelijke en gelijkwaardigere behandeling van subsidieaanvragen en subsidieontvangers. Binnen gelijke clusters leidt dit tot een betere borging van verantwoording van subsidiestromen (volgens het principe, ‘gelijke monniken, gelijke kappen’).

 

Het nieuwe subsidieprogramma en subsidieverordening moeten een beredeneerde subsidieverlening mogelijk maken. Het biedt de kans om de subsidies gerichter in te zetten en daarmee de doelen te ondersteunen die de gemeente in het sociaal domein heeft geformuleerd. Dit is een verandering in de huidige systematiek van subsidieverstrekking: het maatschappelijk effect dat we willen bereiken wordt leidend voor het verstrekken van de subsidie.

 

Dit subsidieprogramma beschrijft de visie en uitgangspunten en richt zich op het beleid en de inhoud. Op basis van het programma is de subsidieverordening opgesteld. De verordening gaat in op de te hanteren werkwijze. Het subsidieprogramma is in principe geldig voor vier jaar, waarbij het college de mogelijkheid wil bieden om dit programma in een nieuwe raadsperiode aan te passen. Dit betekent dat het programma van 2020-2024 dient te lopen. Eenmalig wordt er, volgens een overbrugging, voor een zesjarig programma gekozen. Dit geeft de organisaties en verenigingen een periode van twee jaar om zich voor te bereiden op het nieuwe programma. Het subsidieprogramma loopt daarom van 2018-2024.

 

Leeswijzer

Hoofdstuk 1 beschrijft de bestuurlijke visie die ten grondslag ligt aan het nieuwe subsidiebeleid. Ook wordt beschreven welke uitgangspunten gehanteerd zijn bij het maken van keuzes in dit programma.

In hoofdstuk 2 worden de definities bepaald en de rolverdeling van de gemeenteraad, het college van B&W en de subsidie-aanvragers toegelicht.

Vanaf hoofdstuk 3 gaat elk hoofdstuk in op de afzonderlijke subsidievormen. Zo gaan hoofdstuk 3, 4, 5 en 6 respectievelijk in op beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF), activiteitensubsidies, waarderingssubsidies en projectsubsidies.

 

Hoofdstuk 1 Visie en uitgangspunten

 

1.1 Coalitieakkoord 2014-2018

In het coalitieakkoord 2014-2018 ‘Een uitnodiging voor de toekomst’ heeft het college beschreven wat haar ambitie is en welke visie zij heeft op de gemeenschap: een moderne gemeente met voorzieningen voor iedereen, ongeacht of dit gaat over winkelen, wonen, werken, recreëren of de zorg. In het coalitieakkoord wordt dit verder uitgewerkt. Over drie transities (Wmo, Jeugdhulp en Participatiewet) merkt het college op dat deze grote gevolgen hebben voor de gemeente en haar inwoners. Het college stelt zich de taak om goede kwaliteit van het voorzieningenniveau te handhaven en zo mogelijk te verbeteren. Verder willen we “in het sociaal domein inzetten op het versterken van de sociale cohesie en zelfredzaamheid, verbeteren van de leefbaarheid en het ondersteunen van inwonerinitiatieven. [1]

 

Uit het coalitieakkoord wordt verder duidelijk dat de gemeente geen allesbepalende factor meer is, maar dat het college de inwoners, organisaties en bedrijven uitdaagt het heft zelf in handen te nemen. De gemeente doet hierin met hen mee en de inbreng van deze partijen is medebepalend voor de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen. Initiatieven van inwoners, organisaties en bedrijven om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken worden van harte ondersteund.

 

[1] Coalitie-overeenkomst 2014-2018 Uitnodiging voor de toekomst  

 

1.2 Visie beleidsplannen

In de afgelopen jaren heeft de gemeente afzonderlijke beleidsplannen Wmo, Jeugdhulp, Jeugdbeleid en Sport opgesteld. Kort samengevat legt de gemeente de prioriteit bij het:

  • -

    versterken en stimuleren van de zelfredzaamheid van prioritaire groepen inwoners (ouderen, jeugd en inwoners met een beperking [2]);

  • -

    versterken en stimuleren van de sociale samenhang en vergroten van de leefbaarheid’;

  • -

    stimuleren van inwonerinitiatieven;

  • -

    versterken en stimuleren van de participatie en inclusie (‘meedoen’) van prioritaire groepen inwoners

  • -

    stimuleren van sportbeoefening in het algemeen en specifiek voor jeugd tot 18 jaar.

 

De gemeente vindt het belangrijk dat jeugd wordt gestimuleerd om te sporten en daarmee een gezonde leefstijl, participatie en inclusie (‘meedoen’) te bevorderen. Dit geldt voor kinderen en jongeren, ongeacht hun (sociale) achtergrond, beperkingen of kwetsbare positie. Sport en sportbeoefening is een middel om de verschillen te overbruggen en jeugd meer zelfredzaam en weerbaar te maken, en onderdeel van de samenleving te laten zijn.

Dit geldt evenzo voor ouderen. Verenigingen die oudere inwoners en inwoners met een beperking stimuleren om aan activiteiten deel te nemen en daarmee sociaal isolement voorkomen en zelfredzaamheid en inclusie bevorderen verdienen onze aandacht en ondersteuning.

 

Wat uitdrukkelijk naar voren komt in de verschillende visies is dat het initiatief bij de inwoner ligt. Begrippen als ‘versterking van de zelfredzaamheid’, ‘de overheid komt in beeld als de burger het niet zelf kan’ en ‘creëren van randvoorwaarden’ geven dit thema krachtig weer. De gemeente Geertruidenberg positioneert zich dan ook als ondersteuner voor inwoners, waar het initiatief bij de inwoner ligt en waar de gemeente helpt en ondersteunt waar nodig. Met zo’n positie wordt het beleid over het toekennen van subsidies des te belangrijker.

Het subsidiebeleid is des te belangrijker, want beleid bepaalt dat burgers ondersteund dienen te worden in hun eigen proactieve aanpak om zichzelf en hun omgeving te helpen, maar ook om sociale samenhang en de leefbaarheid in deze omgeving te vergroten.

Cruciaal hierbij is om subsidies niet zomaar uit te geven. In de gemeente Geertruidenberg dienen díe activiteiten plaats te vinden, die een meerwaarde hebben voor het sociaal-maatschappelijke leven en de te bereiken doelen in het sociaal domein ondersteunen. Voor dat soort activiteiten biedt de gemeente graag ondersteuning aan. Gegeven dat elke euro maar één keer besteed kan worden, wil de gemeente de activiteiten die ertoe doen stimuleren. Dat vraagt om het zodanig goed inrichten van het subsidieprogramma en

-verordening dat deze activiteiten ook plaatsvinden en, indien nodig, worden ondersteund. Zoals aanbevolen in het Rekenkamer van de Rekenkamer West Brabant van 2011-2012, dient het subsidieprogramma dan ook meer sturend en activerend te zijn en de te bereiken doelen in het sociaal domein te ondersteunen. Dit zijn de primaire uitgangspunten van dit nieuwe subsidieprogramma.

 

[2] Beperking: verwijzing naar vaardigheden die niet of niet meer optimaal gebruikt kunnen worden ten gevolge van een onderliggende stoornis of stoornissen. Het gebruiken van deze definitie wordt geadviseerd door de Wereld Gezondheid Organisatie.

 

1.3 Uitgangspunten voor het subsidieprogramma

Op basis van het bovenstaande onderscheiden we een aantal uitgangspunten voor het subsidieprogramma. We lichten deze uitgangspunten hieronder toe.

  • -

    Algemene uitgangspunten

  • -

    Financiële kaders

  • -

    Reikwijdte subsidieprogramma

 

Algemene uitgangspunten

De volgende algemene uitgangspunten zijn leidend in het subsidieprogramma:

  • -

    Gemeentelijk belang: bij elke subsidieverstrekking wordt gekeken welk belang de gemeente Geertruidenberg heeft bij het verstrekken van de desbetreffende subsidie;

  • -

    Het subsidiebeleid van de gemeente Geertruidenberg richt zich met name op structurele ondersteuning van prioritaire groepen inwoners (jeugd, ouderen, mensen met een beperking). Subsidiegrondslagen op basis van deze groepen worden gehandhaafd of daar waar mogelijk, uitgebreid;

  • -

    De gemeente Geertruidenberg verstrekt in principe geen subsidie aan activiteiten uitsluitend voor volwassenen, puur in het kader van eigen plezier, ontspanning en tijdverdrijf. Bij deze vorm van activiteiten geldt het profijtbeginsel: diegene die van een dergelijke activiteit gebruik maakt, moet hiervoor ook betalen. Hooguit wordt in beginsel voor deze doelgroep een waarderingssubsidie verstrekt. Er wordt terughoudend omgegaan met het verstrekken van deze subsidies;

  • -

    Het subsidieprogramma en de verordening is voor één uitleg vatbaar. Hiermee voorkomen we misverstanden of verschillende interpretaties van het programma of verordening;

  • -

    Een transparant, efficiënt, effectief en administratief minder belastend proces van aanvraag, uitvoering en verantwoording van het subsidiebeleid voor zowel subsidieontvangers als gemeente.

  • -

    Dit programma gaat ook uit van het principe van gedeelde verantwoordelijkheid: de gemeente voorziet in een deel van de kosten van de subsidieontvanger door middel van subsidieverstrekking (al dan niet een vast bedrag en/of via een bedrag per activiteit), maar ook de subsidieontvanger is tot inspanning verplicht om een deel van zijn/haar kosten te dragen.

 

Financieel kader/subsidieplafond

De raad stelt jaarlijks het budget voor het subsidieprogramma vast. Op basis van dit budget worden de subsidies aan de verschillende subsidieontvangers toegekend. Het toegekende budget vormt het financiële kader voor het subsidieprogramma, en is daarbij tevens het plafond voor de uitgaven.

 

Het is belangrijk hierbij op te merken dat met de herziening van het programma en de verordening het niet de bedoeling is dat de subsidieontvangers er financieel op achteruit gaan. In dit subsidieprogramma is op basis van de visie en nieuwe grondslagen het huidige subsidieniveau zo goed mogelijk benaderd.

 

Reikwijdte subsidieprogramma

De huidige reikwijdte van de subsidieverordening 2009 bestaat uit tien beleidsterreinen. In de notitie ‘Herijking waarderingssubsidies en overzicht grijze subsidies [3], vastgesteld op 22 juni 2017, heeft de gemeenteraad de reikwijdte vereenvoudigd en de inhoudelijke grondslagen opnieuw gedefinieerd. In dit subsidieprogramma wordt deze vastgestelde reikwijdte voortgezet. De volgende grondslagen en reikwijdte komen letterlijk uit dit raadsbesluit tenzij anders vermeldt:

  • -

    Maatschappelijke samenhang, ondersteuning en zorg:

    Het bevorderen van de zelfredzaamheid van mensen en het uitnodigen, uitdagen en stimuleren dat mensen elkaar kennen, elkaar ondersteunen en verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. Hieronder valt het bevorderen en realiseren van ontmoeting, dagbesteding, cliëntondersteuning, maatschappelijke opvang en preventie, vrijwilligersondersteuning, mantelzorgondersteuning, toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid van de gemeente en het ondersteunen van de participatie en zelfredzaamheid en langer zelfstandig wonen van ouderen, hulpbehoevende personen, personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen.

  • -

    Jeugdbeleid:

    Het stimuleren en ondersteunen van een breed aanbod van activiteiten en voorzieningen op het gebied van jeugd- en jongerenwerk. Hieronder vallen preventie en probleemoplossing ter bevordering van (toekomstige) zelfredzaamheid, bevordering van participatie, ontplooiing en opvang, evenals het initiëren van de afstemming tussen de diverse instellingen werkzaam op het gebied van hulpverlening, zorg en welzijn. We voegen aan deze opsomming peuteropvang en voorschoolse educatie toe. [4]

  • -

    Kunst, cultuur en erfgoed:

    Het bevorderen van cultuur, inclusief het scheppen en genieten van kunst in brede zin, binnen de diverse verschijningsvormen, evenals het bevorderen van het behoud en goed beheer van cultuurhistorische waardevolle zaken.

  • -

    Toerisme en recreatie

    Het bevorderen van activiteiten die bijdragen aan de toeristisch-recreatieve positie van de gemeente Geertruidenberg, waarbij het accent ligt op activiteiten ter bevordering van het cultuurhistorisch toerisme, de waterrecreatie en de route gebonden recreatie.

  • -

    Sport:

    Het scheppen van voorwaarden voor het stimuleren van sportbeoefening in het algemeen en specifiek voor jeugdigen in de gemeente tot 18 jaar.

 

We voegen aan deze reikwijdte de Participatie in het kader van de Participatiewet toe.

  • -

    Participatie:

    Zoveel mogelijk inwoners nemen, geheel of gedeeltelijk, deel aan het arbeidsproces, voorzien in hun eigen inkomen en zijn financieel zelfstandig. Lokale initiatieven kunnen met subsidie ondersteund worden voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of mensen die langdurig afhankelijk van een uitkering zijn (een voorbeeld hiervan is een projectsubsidie voor het opzetten van een lokaal werkbedrijf).

 

[3] Raadsbesluit 22 juni 2017

[4] Deze opvang ondersteunt kinderen in hun zelfontplooiing en zelfredzaamheid.

 

1.4 Subsidievormen

In dit programma maken we een onderscheid in een aantal subsidievormen. Dit wordt hieronder uitgewerkt en toegelicht.

  • 1.

    BCF-subsidies; de BCF is een methode voor subsidieverlening en wordt gebruikt voor de subsidiëring van professionele maatschappelijke organisaties. Op basis van door de gemeente duidelijk geformuleerd beleid en heldere beleidsdoelen stellen de maatschappelijke organisaties een offerte op waarin zij aangeven welke producten of diensten tegen welke prijs zij leveren om de beleidsdoelen en hieraan gerelateerde resultaten te bereiken. Op deze manier kan door de gemeente vooraf en tussentijds gestuurd worden op het behalen van resultaten (en effecten). In de regel gaat het om grote subsidiebedragen, dat wil zeggen vanaf € 75.000.

  • 2.

    Activiteitensubsidies: deze subsidies worden met name ingezet voor vrijwilligersorganisaties. Met deze subsidies tracht het collegeactiviteiten die passen binnen het gemeentelijk beleid en de uitgangspunten van het subsidieprogramma en -verordening, financieel te ondersteunen. Bij activiteitensubsidies wordt meer nadrukkelijk de relatie gelegd tussen de activiteiten en de te bereiken doelen in het sociaal domein. Er worden afspraken gemaakt over de aard en omvang van de uit te voeren activiteiten. Over het algemeen gaat het hier om subsidiebedragen tot circa € 75.000.

  • 3.

    Waarderingssubsidies: de gemeente waardeert bepaalde activiteiten die de gemeentelijke beleidsdoelen en uitgangspunten ondersteunen. Er worden geen afspraken gemaakt over de aard, omvang of te behalen prestaties met de activiteiten en het proces van subsidie verlenen en vaststellen is eenvoudig van aard. Het gaat hierbij om subsidies tot maximaal € 2.500.

  • 4.

    Projectsubsidies: het financieel ondersteunen van projecten binnen het brede spectrum van het sociaal domein, die de doelen van de gemeente Geertruidenberg ondersteunen en realiseren. De subsidies zijn bedoeld om vernieuwing en innovatie te stimuleren en te ondersteunen. Voor een afgebakende periode van maximaal drie jaar wordt een subsidie van maximaal € 5.000 per jaar toegekend. In deze periode wordt op basis van een jaarlijkse evaluatie tot voortzetting van de subsidie besloten. Na afloop van de maximale periode van drie jaar kan bij gebleken succes en/of aantoonbare meerwaarde tot een andere subsidievorm, bijvoorbeeld een activiteitensubsidie, worden besloten. Voor het afsluiten van een projectsubsidie wordt in de subsidiebeschikking een aantal afspraken vastgelegd.

     

Hoofdstuk 2 Definities en rolverdeling

 

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we in op een aantal definities die de basis vormen voor de subsidieverlening en subsidievaststelling en de hierbij behorende rolverdeling.

 

2.2 Definitie subsidie

Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd.

 

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a)

    het betreft een aanspraak op financiële middelen;

  • b)

    die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

  • c)

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • d)

    anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

 

Vertaald betekent dit dat het college van B&W), besluiten neemt over de subsidievaststelling en subsidieverlening. Basis hiervoor is de ingediende subsidieaanvraag die op basis van de subsidieverordening wordt beoordeeld. Bij de subsidieverlening worden vooraf de activiteiten en de hieraan gerelateerde besteding van de financiële middelen vastgelegd. Verstrekkingen in natura vallen niet onder subsidies.

 

2.3 Rolverdeling

In het subsidiebeleid en de vormgeving ervan zijn meerdere belanghebbenden of betrokkenen met elk een eigen rol:

  • -

    Gemeenteraad: de gemeenteraad stelt de kaders vast. Dit betekent concreet dat zij voor een periode van vier jaar beslist over (mogelijke aanpassing van) subsidieprogramma en subsidieverordening en goedkeuring geeft aan de begroting (en eventuele subsidieplafonds) die door het college van B&W is opgesteld en waar de subsidiebedragen in staan vermeld. De gemeenteraad controleert het college van B&W over de verantwoording van de verstrekte subsidies, met name in hoeverre die hebben bijgedragen aan de algemene uitgangspunten.

  • -

    College B&W: het college stelt, binnen het door de raad gestelde kader, de subsidieverleningen beschikbaar en stelt deze subsidies vast. Het college van B&W beslist over de uiteindelijke hoogte van de subsidies en de clusters waarbinnen zij vallen.

 

Voor de BCF zijn de rollen meer specifiek verdeeld, namelijk:

  • -

    Gemeenteraad: wederom stelt de gemeenteraad een algemeen beleidskader of beleidsplan vast. Hierin zijn de doelen en te bereiken resultaten op een zo SMART-mogelijke manier geformuleerd.

  • -

    College van B&W: Het college vertaalt het beleidskader naar de specifieke BCF -opdrachten. Het college beoordeelt de vraag en het aanbod en gaat na of dit binnen het beleid past. Op basis van die vraag en het beleid geeft het college specifieke BCF-opdrachten uit.

  • -

    De instellingen brengen dan een offerte uit, waarop het college het besluit neemt tot opdrachtverlening. In hoofdstuk 3 wordt deze rolverdeling nader toegelicht.

 

Tevens wordt de gemeenteraad via raadsinformatiebrieven op de hoogte gehouden van de verstrekte BCF-opdrachten.

 

Hoofdstuk 3 Beleidsgestuurde Contractfinanciering

 

3.1 Inleiding

Voor de subsidiëring van de professionele (welzijns-) organisaties gaat de gemeente het BCF-instrument gebruiken, omdat:

  • -

    Het college een duidelijke(-re) relatie wil leggen tussen de gemeentelijke beleidsdoelen en de activiteiten van de professionele (welzijns-)organisaties;

  • -

    Het college meer inzicht wil krijgen in de kwalitatieve en kwantitatieve prestaties van de professionele (welzijns-) organisaties;

  • -

    Het college een duidelijke opdrachtgever en opdrachtnemer relatie wil ontwikkelen;

  • -

    De omvang van de subsidiebedragen, circa € 1.4 miljoen op jaarbasis, maakt dat het college meer inzicht in de bereikte resultaten en prestaties wil hebben;

  • -

    Het Rekenkameronderzoek duidelijk heeft gemaakt dat de gehanteerde subsidiëring op basis van activiteiten niet meer passend en geëigend was. Er was nauwelijks een relatie te leggen tussen de verstrekte subsidies, de activiteiten en de behaalde doelen of resultaten.

     

3.2 Wat is BCF?

BCF is een vorm van subsidiëring waarbij de gemeente contracten afsluit met maatschappelijke organisaties, waarin afspraken over prestaties worden gemaakt die gemonitord en geëvalueerd worden. Deze vorm van subsidie gaat gelden voor de professionele (welzijns-)instellingen die actief zijn in de gemeente Geertruidenberg. Bovendien heeft de gemeente al een BCF-contract met Theek5.

 

Met de professionele (welzijns-)instellingen worden prestatieafspraken gemaakt. Dit is een wezenlijk verschil met de huidige wijze van subsidiëring. De huidige manier van subsidiëren is gericht op het bijdragen aan huurkosten, personeelskosten, activiteiten, etc., zonder dat een relatie wordt gelegd tussen de verstrekte subsidie en de te bereiken doelen. Met de nieuwe manier van subsidiëren worden hierover juist wel afspraken gemaakt. In de subsidieovereenkomst worden doelen, resultaten, subsidie-omvang, wijze van volgen van resultaten en de monitoring vastgelegd. Dit leidt tot meer transparantie en een duidelijker relatie tussen subsidie, doelen en resultaten.

 

Het college kan, in het kader van de BCF, een instelling een subsidie toekennen en verlenen volgens het proces van opdrachtformulering en offertestelling. De BCF wordt in principe toegekend voor de duur van vier jaar. Het college formuleert jaarlijks, in dit geval per 1 mei in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, haar opdrachten aan de instellingen, op grond van de doelstellingen zoals beschreven in dit subsidieprogramma onder 3.3. In deze opdrachtstelling verwoordt de gemeente vanuit het beleidskader sociaal domein concrete doelstellingen en resultaatverwachtingen. De resultaatverwachtingen komen tot stand in samenspraak met de instellingen.

 

De instellingen dienen voor 1 juli een offerte in, waarbij zij aangeven op welke wijze en tegen welke prijs zij de opdracht van het college denken uit te voeren. Dit dient op basis van een integrale kostprijs inzichtelijk gemaakt te worden, met daarin de variabele kosten van de organisatie (uurtarief en inschatting van het aantal te besteden uren) en de vaste kosten van de organisatie (overhead). De instellingen dienen beargumenteerd aan te geven welke producten, diensten en interventiestrategieën worden ingezet om bij te dragen aan de realisatie van de beleidsdoelen die zijn verbonden aan het subsidieprogramma van de gemeente. De gemeente neemt vóór 1 oktober een definitieve beslissing over de toekenning van de subsidie, onder voorbehoud van vaststelling van de gemeentelijke begroting door de raad. Het financieel kader en de beschikbare middelen zijn hiervoor leidend. 10

 

Na toekenning van de subsidie vinden er, in het lopende subsidiejaar, periodiek gesprekken plaats tussen gemeente en instelling om de voortgang te monitoren en eventuele aanpassingen in het subsidiejaar door te voeren. In 2019 en 2020 wordt voor het eerst met deze vorm van subsidiëring gewerkt. De periode 2018-2020 kan als een gewennings- en leerperiode voor gemeente en instellingen worden beschouwd. In deze periode leren gemeente en instellingen omgaan met deze nieuwe manier van werken zonder dat direct (financieel) afgerekend wordt op de bereikte resultaten. Uitkomsten uit dit leerproces kunnen leiden tot bijstellingen in de wijze van offreren, contracteren, evalueren en verantwoorden.

 

Op dit moment loopt de BCF-ontwikkeling met de professionele welzijnsorganisaties MEE, Surplus, TREMA en SW(O)G. Het uiteindelijke doel is om met de maatschappelijke instellingen in 2020 een BCF-contract voor de looptijd van vier jaar (2021-2024) af te sluiten, waarbij jaarlijks, op basis van evaluatie van de behaalde resultaten, de subsidie wordt vastgesteld. Vanaf 2021 is de BCF-subsidie volledig ingevoerd.

Met Theek5 loopt deze ontwikkeling al langer. Theek5 wordt al op de BCF-wijze gefinancierd. In het overzicht op bladzijde 11 is Theek5 inclusief subsidiebedrag opgenomen.

 

De subsidieontvangers vallend onder BCF dienen een accountantscontrole toe te laten passen op hun jaarrekening om in aanmerking te komen voor de vaststelling van de subsidie. Het overleggen van deze accountantsverklaring geldt in het in het geval wanneer het subsidiebedrag groter is dan € 75.000.

 

In beginsel en onder voorbehoud van de financiële ontwikkelingen van het Rijk en die hieraan gekoppelde gemeentebegroting, kan een indexatie van de personeelskosten plaatsvinden.

 

3.3 Beleidsdoelen BCF

De beleidsdoelen in het kader van de BCF [5] zijn de volgende:

  • 1.

    Alle inwoners zijn (zo mogelijk) zelfredzaam, waarbij ondersteuning is geboden, die nodig is;

  • 2.

    De eigenkracht en samenkracht (sociale omgeving) is bevorderd en verbeterd bij het oplossen van problemen en het bieden van ondersteuning;

  • 3.

    Inwoners zijn betrokken, burgerinitiatief is bevorderd en er is meer sprake van eigenaarschap en verantwoordelijkheid bij inwoners;

  • 4.

    De 0de-lijn is versterkt (algemene voorzieningen in de directe leefomgeving van onze inwoners), zodat het beroep op de 1e en 2e lijnsvoorzieningen/generalistische en specialistische jeugdhulp is verminderd;

  • 5.

    Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn versterkt en de verbinding tussen het formele (hulpverlenings-)circuit en het informele circuit is verbeterd;

  • 6.

    Er wordt meer nabij en wijkgericht gewerkt;

  • 7.

    Inwoners hebben de mogelijkheden om zolang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, waarbij een effectieve en integrale verbinding is gerealiseerd tussen wonen, zorg en welzijn, de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de buitenruimte;

  • 8.

    De integraliteit in beleid en uitvoering (tussen Wmo, Jeugdwet en Participatiewet) en integratie van voorzieningen is bevorderd en toegenomen, zodat versnippering en overlap tegen wordt gegaan;

  • 9.

    Er is sprake van een inclusieve samenleving, waarin kwetsbare burgers, mensen op afstand tot de arbeidsmarkt en inwoners die langdurig afhankelijk zijn van een uitkering mee kunnen (blijven) doen aan de samenleving en een zinvolle invulling van de dag hebben.

 

Deze negen beleidsdoelen zijn geclusterd in drie beleidsprioriteiten:

  • 1.

    Versterken zelfredzaamheid inwoners;

  • 2.

    Ondersteunen en versterken mantelzorg en vrijwilligers;

  • 3.

    Versterken inclusieve samenleving.

 

Op basis van deze drie beleidsprioriteiten en door de gemeente geformuleerde en gespecificeerde doelen en resultaten wordt een offerte van de welzijnsorganisaties gevraagd.

 

[5] Raadsbesluit “Herijking waarderingssubsidies en overzicht grijze subsidies” d.d. 22 juni 2017.

 

3.4 Overzicht van BCF-subsidies

De toegekende subsidiebedragen in het kader van de BCF kunnen op dit moment nog niet worden gegeven. Het traject van BCF is lopend.

Organisatie

Bekostigingsgrondslag

Bedrag subsidie

MEE

BCF

n.t.b.

SW(O)G

BCF

n.t.b.

Trema

BCF

n.t.b.

Surplus

BCF

n.t.b.

Theek5

BCF

€ 510.472

 

Hoofdstuk 4 Activiteitensubsidies

Activiteitensubsidies worden ingezet als structurele subsidievorm voor met name vrijwilligersorganisaties. De gedachte achter deze subsidies is dat een subsidieontvanger een bedrag krijgt voor het organiseren van de door de gemeente gewenste activiteiten. Activiteit wordt in dit subsidieprogramma gedefinieerd als: verrichtingen die een organisatie ontplooit (1) waaraan iedere inwoner kan deelnemen, (2) welke beoogde doelen passen binnen het gemeentelijk beleid en (3) onderdeel zijn van de reguliere activiteiten en doelgroep van de organisatie.

 

Activiteitensubsidies kunnen de volgende grondslagen hebben:

 • Een vast bedrag (waaronder een evt. bijdrage in de huisvesting (mits van toepassing));

 • Een bedrag per (jeugd-)lid (mits van toepassing);

 • Een bedrag per gewenste activiteit naar aard en frequentie;

 • Een specifiek bedrag, bijv. voor deelname van prioritaire groepen inwoners.

 

4.1 Grondslagen

In tabel 1 staan de oude en nieuwe grondslagen per cluster en organisatie voor de activiteitensubsidies. De veranderingen in de grondslagen activiteitensubsidies zijn gemotiveerd vanuit de beleidsdoelen van de gemeente. Immers, er moet een betere koppeling worden aangebracht tussen het verstrekken van subsidies en de activiteiten waarop de gemeente wil sturen.

 

Daarnaast is getracht om per cluster meer gelijkwaardigheid te realiseren, door zo veel mogelijk dezelfde subsidiegrondslagen te hanteren binnen dezelfde clusters (volgens het principe ‘gelijke monniken, gelijke kappen’). De grondslagen zijn ook zo ingericht dat subsidieontvangers geen financiële terugval ervaren, mits zij de gewenste activiteiten ontplooien. Om de subsidie het karakter van een stimulans te geven, is besloten dat elke vrijwilligersorganisatie de mogelijkheid heeft om voor maximaal één activiteit extra subsidie te ontvangen. Deze extra activiteit moet voldoen aan bovenstaande definitie van een activiteit, en daarnaast uniek zijn en zich richten/focussen op (een) prioritaire groep(en), niet alleen zijnde de eventuele eigen prioritaire groep. De grondslagen voor (jeugd)leden binnen de clusters ouderen/mensen met een beperking, sport en jeugd zijn gelijk gebleven.

 

Op hoofdlijnen zijn de volgende veranderingen aangebracht in de subsidiegrondslagen:

1) Bij veel clusters is de toeslag per jeugdlid verhoogd om beter in te haken op de volgende uitgangspunten:

  • -

    Het stimuleren en ondersteunen van een breed aanbod van activiteiten en voorzieningen op het gebied van jeugd- en jongerenwerk (jeugdbeleid)

  • -

    Het scheppen van voorwaarden voor en het stimuleren van sportbeoefening in het algemeen en specifiek voor de jeugdigen in de gemeente tot 18 jaar.

  • -

    De gemeente Geertruidenberg verstrekt in principe geen subsidie aan activiteiten alleen voor volwassenen, puur in het kader van eigen plezier, ontspanning en tijdverdrijf. Bij deze vorm van activiteiten geldt het profijtbeginsel: diegene die van een dergelijke activiteit gebruik maakt, moet hiervoor ook betalen. Hooguit wordt in beginsel voor deze doelgroep een waarderingssubsidie verstrekt. Er wordt terughoudend omgegaan met het verstrekken van deze subsidies.

 

2) Bij het merendeel van de clusters is (ook) subsidie per gewenste openbare activiteiten toegevoegd. In de 7e kolom ("Activiteit") van tabel 1 staat welke activiteiten de organisatie kan uitvoeren waarvoor subsidie wordt verleend. De formulering van deze activiteiten is breed opgezet zodat de organisaties voldoende ruimte krijgen om juist die activiteiten in te richten die op basis van hun kennis, wensen en ervaringen de meeste meerwaarde opleveren. Dit past ook in het beleid van de gemeente om organisaties uit te dagen en te stimuleren in het versterken van de zelfredzaamheid en de eigen kracht van de inwoners. Subsidies per georganiseerde openbare activiteit zijn toegevoegd om een relatie te leggen met de volgende uitgangspunten:

  • -

    Het bevorderen van de zelfredzaamheid van mensen en het uitnodigen, uitdagen en stimuleren dat mensen elkaar kennen, elkaar ondersteunen en verantwoordelijkheid voor elkaar nemen.

  • -

    Het scheppen van voorwaarden voor en het stimuleren van sportbeoefening in het algemeen en specifiek voor de jeugdigen in de gemeente tot 18 jaar.

  • -

    Het bevorderen van het beleven van cultuur, inclusief het scheppen en genieten van kunst in brede zin, binnen de diverse verschijningsvormen, evenals het bevorderen van het behoud en goed beheer van cultuurhistorische waardevolle zaken.

  • -

    Het bevorderen van activiteiten die bijdragen aan de toeristisch-recreatieve positie van de gemeente Geertruidenberg, waarbij het accent ligt op activiteiten ter bevordering van het cultuurhistorisch toerisme, de waterrecreatie en de route-gebonden recreatie.

 

3) Bij de specificatie van de gewenste activiteiten is vermeld dat de extra activiteit gericht dient te zijn op het betrekken van prioritaire groepen inwoners. Dit is gedaan ter bevordering van de inclusieve samenleving (‘iedereen doet mee’). Doorgaans is deze extra activiteit uniek van aard en gericht op een prioritaire doelgroep (niet behorend tot de eigen doelgroep). Wanneer niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, kan het college bepalen dat zij geen subsidie toekent voor deze extra activiteit.

 

4.2 Bedragen per grondslag

De volgende uitgangspunten zijn leidend geweest bij het koppelen van de bedragen per grondslag:

1) De herverdeling vast bedrag-bedrag per activiteit is gezet op 60 % - 40 %. Als een organisatie dus voorheen een volledig vast bedrag kreeg, is dit vaste bedrag op 60% gezet en kan deze organisatie de andere 40% subsidie ontvangen door de gewenste activiteiten te ontplooien. [6] Er is gekozen voor deze verdeling om de subsidies budgetneutraal te houden (ook voor de subsidieontvangers) en om de grondslagen niet geheel te wijzigen, maar wel de gewenste relatie tussen gewenste activiteiten en het subsidiebedrag te realiseren (conform het onderzoek van de Rekenkamer).

 

2) De herverdeling bedrag per volwassen lid-bedrag per jeugdlid is gezet op 33 % - 67%. Subsidie voor jeugdleden is dus twee keer zo hoog dan voor volwassen leden. Op deze manier bewerkstellingen we een betere balans tussen de bijdrage per volwassen lid en de bijdrage per jeugdlid. Onze prioriteit ligt immers bij de jeugd als prioritaire groep en minder bij volwassenen (gelet op het profijtbeginsel)

 

Uiteraard geldt er een maximum geldbedrag dat een organisatie kan verkrijgen. Dit met de gedachte dat een organisatie niet ongelimiteerd activiteiten kan ontplooien waardoor de gemeente de regie verliest over de kwaliteit en het te verlenen bedrag. De gemeente mag en kan ook geen open eind subsidies verstrekken vanuit het oogpunt van ordentelijk budgetbeheer.

 

Voor organisaties met professionele krachten kan er in beginsel en onder voorbehoud van de financiële ontwikkelingen van het Rijk en die hieraan gekoppelde gemeentebegroting, een indexatie van de personeelskosten plaatsvinden. Voor wat betreft huurkosten is het belangrijk om op te merken dat een subsidie een bijdrage is en niet bedoeld is om de totale kosten van de subsidieontvanger te dekken. Hier geldt het principe van gedeelde verantwoordelijkheid: de gemeente voorziet in een deel van de kosten van de subsidieontvanger door middel van subsidieverstrekking (al dan niet met een vast bedrag waarin een eventuele bijdrage voor huisvestingskosten is verdisconteerd, dan wel via een bedrag per activiteit), maar ook de subsidieontvanger is tot inspanning verplicht om een deel van zijn/haar kosten te dragen en maatregelen te nemen om een eventuele indexering van de huur zelf op te vangen.

 

[6] Er is zoveel mogelijk met ronde bedragen gewerkt om transparantie te vergroten. Een vast bedrag van bijvoorbeeld 992 is zodoende afgerond naar 1000 euro, zodat de 60-40 verdeling iets afwijkt.

 

Per cluster zijn de grondslagen als volgt:

[7] Dit is het maximum subsidiebedrag dat de organisatie kan krijgen, behoudens ledenwijzigingen en mits de organisatie het maximum aantal reguliere activiteiten ontplooit en de extra activiteit ontplooit.

[8] Deze subsidies worden geëvalueerd, alvorens eventuele nieuwe subsidiegrondslagen worden bepaald.

[9] Dit betreft een vereniging met specifieke voorzieningen voor mensen met een beperking, waar ook 2 inwoners uit onze gemeente gebruik van maken. Voor Stichting de Dobbertjes geldt geen activiteitengrondslag, omdat dit een stichting betreft die zich bevindt buiten de gemeente Geertruidenberg.

 

[10] Dit is een nieuwe organisatie ontstaan uit een fusie tussen S.V. Veerse Boys en V.V. Good Luck. Het oude bedrag is daarom een optelling van het oude subsidiebedrag van deze beide organisaties.

[11] Dit betreft een vereniging met specifieke voorzieningen voor mensen met een beperking, waar ook 1 inwoner uit onze gemeente gebruik van maakt. Voor Stichting Scouting De Stormvogels geldt geen activiteitengrondslag, omdat dit een stichting betreft die zich bevindt buiten de gemeente Geertruidenberg.  

 

4.3 Aanvraagprocedure

De aanvraag voor een activiteitensubsidie moet vóór 1 mei voor het jaar daarop ingediend zijn bij de gemeente Geertruidenberg. Deze aanvraag dient te specificeren hoeveel activiteiten voor de grondslag worden ontplooid en bevat een recente (jeugd)ledenlijst 1 januari van het betreffende jaar waarin de aanvraag wordt gedaan. De gemeente doet vóór 1 oktober voor het jaar daarop uitspraak over de verlening van de subsidie, onder voorbehoud van vaststelling van de gemeentelijke begroting door de raad. De subsidie wordt in beginsel voor vier jaar verleend, waarbij jaarlijks de hoogte van het uiteindelijke subsidiebedrag wordt vastgesteld. Na verlening wordt in het 3e jaar van subsidieverlening het ledenaantal gecontroleerd. Als het ledenaantal ten opzichte van het voorgaande jaar gestegen dan wel gedaald is met 15% of meer dient de subsidie aanvrager dit expliciet aan te geven. Als de verandering van ledenaantal binnen de 15%-bandbreedte blijft (stijging of daling), past de gemeente haar subsidiebedrag op basis van de ledenaantallen voor de subsidieaanvrager niet aan. Als het verschil meer dan 15% is, wordt het subsidiebedrag dienovereenkomstig aangepast. [12]

 

Bij indiening van de jaarstukken vóór 1 mei bij de gemeente wordt gecontroleerd of voldaan is aan de aard en het aantal activiteiten in dat jaar, als ook de uit te voeren jaarlijkse extra activiteit voor de prioritaire doelgroepen. Als deze informatie in de jaarstukken niet aansluit op de aanvraag kan de subsidie voor het jaar waarover de verantwoording wordt gedaan lager worden vastgesteld. [13] De eerste twee jaar van deze nieuwe werkwijze wordt als een gewennings- en leerperiode voor gemeente en vrijwillige organisaties en verenigingen beschouwd. In deze periode leren gemeente en vrijwillige organisaties omgaan met deze nieuwe manier van werken. Vrijwillige organisaties en verenigingen hebben een inspanningsverplichting om de in de begroting opgenomen activiteiten en de eventuele extra activiteit voor de prioritaire doelgroepen goed uit te voeren en te laten slagen. Overigens wordt het eventuele subsidiebedrag voor de extra activiteit pas uitgekeerd bij vaststelling van de subsidie.

 

Een vrijwilligersorganisatie of vereniging met een activiteitensubsidie kan geen waarderingssubsidie aanvragen en vice versa. Indien een organisatie een bepaald jubileum of toernooi in het vooruitzicht heeft, is het de verantwoordelijkheid voor die organisatie om hiervoor te sparen of andere (financiële) bronnen aan te boren, zoals sponsoring. Hier wordt in beginsel dus geen aparte (incidentele waarderings-) subsidie voor uitgekeerd. Dit geldt overigens ook voor het aanvragen van een incidentele waarderingssubsidie naast een bestaande structurele waarderingssubsidie. Ook hierbij gaan we uit van de verantwoordelijkheid van de organisatie.

 

[12] Daar waar leden staat, geldt voor de Speel-o-theek abonnementen.

[13] Het subsidiebedrag wordt alleen in het betreffende jaar waarover de verantwoording wordt ingediend lager vastgesteld. De verlening blijft gelijk (behoudens ledenwijzigingen buiten bandbreedte) gedurende vier jaar.  

 

Hoofdstuk 5 Waarderingssubsidie

5.1 Uitgangspunten waarderingssubsidies

Wanneer de activiteiten van de beoogde subsidieontvanger niet direct en duidelijk gelinkt kunnen worden aan het beleid van de gemeente, een eenmalig jaarlijks (terugkerend) evenement betreffen óf wanneer het gevraagde subsidiebedrag gering is (< € 2.500), kan de subsidieaanvrager in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie. Waarderingssubsidies worden ingezet als waardering voor activiteiten van verenigingen en clubs, zonder dat er een bekostigingsgrondslag van toepassing is, waarmee de gemeente in directe zin wil sturen. De waarderingssubsidies zullen merendeels structureel zijn. Er zijn ook incidentele waarderingssubsidies mogelijk. De gemeente zal hierbij in de meeste gevallen niet de enige financier zijn. Sponsoring en eigen bijdragen van inwoners zijn ook nodig om een activiteit uit te kunnen voeren.

 

In bijlage 1, "Beoordelingskader nieuwe aanvragen waarderingssubsidies", is de nieuwe berekening te vinden. [14]

[14] Dit beoordelingskader is vastgesteld tijdens de raadsvergadering 22 juni 2017, “Herijking waarderingssubsidies en overzicht grijze subsidies”

 

5.2 Aanvraagprocedure

De aanvraag voor een waarderingssubsidie moet vóór 1 mei voor het jaar daarop ingediend zijn met het formulier voor het aanvragen van een waarderingssubsidie van de gemeente Geertruidenberg en met een recente ledenlijst per 1 januari van het betreffende jaar waarin de aanvraag wordt gedaan. De gemeente doet vóór 1 oktober voor het jaar daarop uitspraak over de toekenning van de subsidie, onder voorbehoud van vaststelling van de gemeentelijke begroting door de raad. De subsidie wordt voor vier jaar verleend en vastgesteld. Dit bedrag wordt vastgesteld aan de hand van het beoordelingskader in bijlage 1.

 

Na vaststelling wordt in het 3e jaar van subsidieverlening het ledenaantal gecontroleerd (als de waarderingssubsidie hierop is gebaseerd). Als het ledenaantal ten opzichte van het voorgaande jaar gestegen dan wel gedaald is met 15% of meer dient de subsidie aanvrager dit expliciet aan te geven. Als de verandering van ledenaantal binnen de 15%-bandbreedte blijft (stijging of daling), past de gemeente haar subsidiebedrag op basis van de ledenaantallen voor de subsidieaanvrager niet aan. Indien het verschil meer dan 15% is, wordt het subsidiebedrag dienovereenkomstig aangepast.

 

De eerste twee jaar van deze nieuwe werkwijze wordt als een gewennings- en leerperiode voor gemeente en vrijwillige organisaties en verenigingen beschouwd. In deze periode leren gemeente en vrijwillige organisaties omgaan met deze nieuwe manier van werken. Vrijwillige organisaties en verenigingen hebben een inspanningsverplichting om de in de begroting opgenomen activiteiten goed uit te voeren en te laten slagen.

 

Een vrijwilligersorganisatie of vereniging met een waarderingssubsidie kan geen activiteitensubsidie aanvragen en vice versa. Indien een organisatie een bepaald jubileum of toernooi in het vooruitzicht heeft, is het de verantwoordelijkheid voor die organisatie om hiervoor te sparen of andere (financiële) bronnen aan te boren, zoals sponsoring. Hier wordt in beginsel dus ook geen incidentele waarderingssubsidie voor uitgekeerd, naast de bestaande structurele waarderingssubsidie.

 

Hoofdstuk 6 Projectsubsidies

De projectsubsidies zijn bedoeld om vernieuwing te stimuleren en om de diversiteit in het huidige aanbod van welzijnsvoorzieningen te vergroten. Op deze manier probeert de gemeente nieuwe initiatieven te stimuleren die voorzien in de invulling van gemeentelijk beleid en beleidsdoelen welke nog niet ingevuld wordt door huidige subsidieontvangers. In het bijzonder kan hierdoor het meedoen voor kwetsbare mensen en eigenaarschap en zelforganisatie van inwoners versterkt worden. Een andere doelstelling van deze projectsubsidies is om de 0de lijn te versterken (ontmoeting en inclusie of zelfhulpgroepen in het sociaal domein), zodat er minder een beroep op de 1e en 2e lijn gemaakt wordt.

 

Deze projectsubsidies worden voor een maximale periode van drie jaar afgegeven (indien de aanvrager voor een kortere periode behoefte heeft aan de subsidie kan dit dus uiteraard ook). De projectsubsidies kennen dus een tijdelijk en projectmatig karakter. Wanneer na afloop van de projectsubsidie blijkt dat er aantoonbare meerwaarde is van de activiteit(en) kan de gemeente beslissen om de subsidieontvanger een activiteitensubsidie of BCF-contract toe te kennen. De hoogte van die subsidie wordt dan bepaald aan de hand van de grondslagen genoemd in voorgaande hoofdstukken.

 

6.1 Beoordelingscriteria

Er zijn in principe vier beoordelingscriteria waaraan voldaan dient te worden voordat een projectsubsidie toegekend kan worden.

  • 1.

    De beoogde activiteiten dienen meerwaarde te hebben (niet meer van hetzelfde) ten opzichte van het huidige pakket van welzijnsvoorzieningen. Een sterke subsidieaanvraag relateert de beoogde activiteit(en) aan het huidige beleid van de gemeente, geeft aan waar verbeteringen bestaan ten opzichte van het naleven van dit beleid en linkt deze verbeteringen aan de beoogde activiteit(en).

  • 2.

    De beoogde activiteiten dienen zoveel mogelijk gebruik te maken van de lokale sociale infrastructuur. Dat wil zeggen dat de subsidieaanvrager zoveel mogelijk gebruikt maakt van de bestaande multifunctionele voorzieningen en reeds bestaande activiteiten en de beoogde activiteiten hier ook zoveel mogelijk aan linkt. De activiteit moet ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Geertruidenberg. Wanneer samengewerkt wordt met andere organisaties is dit een plus.

  • 3.

    De beoogde activiteiten dienen vraaggericht te zijn en in een duidelijke én urgente behoefte van de lokale gemeenschap te voorzien. Hoe groter de urgentie van de behoefte, des te meer kans dat de projectsubsidie toegekend wordt.

  • 4.

    Na afloop van de projectsubsidie (na maximaal drie jaar) dient de organisatie niet of niet volledig afhankelijk te zijn van een subsidie om de activiteit te kunnen blijven ontplooien. De projectsubsidie is bedoeld als een steuntje in de rug voor de opstart van een nieuw initiatief; het dient dus niet zo te zijn dat na drie jaar de activiteit niet meer uitgevoerd kan worden of dat de gemeente de activiteit(en) vanzelfsprekend structureel dient te financieren. Subsidieontvangers worden dus uitgedaagd om gedurende de periode van subsidieverstrekking door de gemeente, alternatieve financiering voor het project te zoeken en te realiseren.

 

6.2 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een projectsubsidie moet uiterlijk 18 weken voor aanvang van het project worden ingediend, waarna het college van burgemeester en wethouders binnen 10 weken beslist of en hoeveel subsidie wordt toegekend. De aanvraag dient minimaal een beschrijving van de activiteit aan te geven, de wijze waarop het bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling van dit subsidieprogramma, een financiële onderbouwing, de doelgroep van de activiteit, de wijze waarop deze doelgroep wordt bereikt, een indicatie van het 25 draagvlak en de duur van het project. Aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

 

6.3 Financieel kader

We maximeren de projectsubsidies op € 5.000 op jaarbasis, temeer omdat projectsubsidies voor een periode van maximaal drie jaar toegekend kunnen worden. Dit betekent dat gedurende maximaal drie jaar voor een bepaald bedrag beslag gelegd wordt op dit budget. Dit betekent dat de aanvragen voor een projectsubsidie zorgvuldig worden beoordeeld. Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld (volgens het principe ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’).

 

Bijlagen

Bijlage 1: Beoordelingskader nieuwe aanvragen waarderingssubsidies (maximale bedragen)

 

Doelgroepen

(maatschappelijke functie)

Noodzakelijk (publieksfunctie) (Maatschappelijke samenhang, ondersteuning en zorg, jeugdbeleid)

Belangrijk (publieksfunctie) (Kunst, cultuur, erfgoed, recreatie en toerisme, sport)

Alle inwoners

Vereniging georganiseerd naar inwoners per kern(en) /

gemeente breed:

0 - 5.000 € 500

5.000 - 10.000 € 1.000

10.000 - 15.000 € 1.500

15.000 - 20.000 € 2.000

>20.000 € 2.500

 

Een algemene, eenmalige of eenmaal per jaar te organiseren activiteit voor alle inwoners gemeente Geertruidenberg:

€ 0 - € 1.000*

Vereniging georganiseerd naar inwoners per kern(en) /

gemeente breed (bijv. carnavalsvereniging):

0 - 5.000 € 400

5.000 - 10.000 € 900

10.000 - 15.000 € 1.400

15.000 - 20.000 € 1.900

>20.000 € 2.400

 

Een algemene, eenmalige of eenmaal per jaar te organiseren activiteit voor alle inwoners gemeente Geertruidenberg:

€ 0 - € 1.000*

Volwassen

Vereniging met leden:

0 - 20 € 400

20 - 40 € 700

40 - 60 € 1.000

60 - 80 € 1.300

80 - 100 € 1.600

100 - 120 € 1.900

120 - 140 € 2.200

> 140 € 2.500

 

Een algemene, eenmalige of eenmaal per jaar te organiseren activiteit voor volwassenen:

€ 0 - € 1.000*

Vereniging met leden:

0 - 20 € 350

20 - 40 € 650

40 - 60 € 950

60 - 80 € 1.250

80 - 100 € 1.550

100 - 120 € 1.850

120 - 140 € 2.150

> 140 € 2.450

 

Een algemene, eenmalige of eenmaal per jaar te organiseren activiteit voor volwassenen:

€ 0 - € 1.000*

 

Kwetsbare groepen (incl. ouderen/jeugd)

Verenigingen met leden ontvangen in deze categorieën een activiteitensubsidie.

 

Vereniging georganiseerd naar inwoners per kern(en) / gemeente breed:

0 - 5.000 € 300

5.000 - 10.000 € 600

10.000 - 15.000 € 900

15.000 - 20.000 € 1.200

>20.000 € 1.500

 

Een algemene, eenmalige of eenmaal per jaar te organiseren activiteit voor jeugd/kwetsbare groepen/ouderen:

€ 0 - € 1.000*

Bewonersorganisaties en lokale belangenorganisaties

€ 200,-

 

* Wegingscriteria

Beoordeling wordt gebaseerd op het schaalniveau (organisatieniveau en bezoekersdoelgroep) van de te organiseren algemene activiteit. We hanteren de volgende categorieën en maximale bedragen:

 

Kern / wijk € 250

Hele gemeente € 500

Regionaal € 750

Bovenregionaal € 1.000

Naar boven