Nadere regels jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2019

 

Het college van burgemeester en wethouders

Gelet op verordening Jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2019;

Gezien het advies van de Adviesraad van de gemeente Midden-Groningen .

Besluit de Nadere regels Jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2019 vast te stellen.

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5 van deze Nadere Regels Jeugdhulp Midden-Groningen 2019;

    • b.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Nadere Regels Jeugdhulp Midden-Groningen 2019;

    • c.

      verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4 van de Nadere Regels Jeugdhulp Midden-Groningen 2019. Een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag van een voorziening;

    • d.

      wet: Jeugdwet.

 

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

  •  

    • a.

      Versterken van de sociale context:

      • 1.

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

      • 2.

        Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

      • 3.

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

      • 4.

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

      • 5.

        Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

  •  

    • b.

      Basisondersteuning:

      • 1.

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

      • 2.

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

      • 3.

        Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

      • 4.

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  •  

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

 

  • a.

    Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

    • 1.

      Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

    • 2.

      Langdurige ‘leun en steun’ contacten;

    • 3.

      Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

    • 4.

      Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

  •  

    • b.

      Intensieve ondersteuning:

      • 1.

        Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

      • 2.

        Intensieve dagbehandeling op maat;

      • 3.

        Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

      • 4.

        Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

      • 5.

        Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

      • 6.

        Specialistische diagnostiek.

 

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene overige voorziening.

 

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5 van de Nadere Regels Jeugdhulp 2019, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

 

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en/of de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

 

Artikel 6. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het gesprek, bedoeld in artikel 5 van de Nadere Regels Jeugdhulp 2019.

  • 2.

    Maximaal 6 weken na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

 

Artikel 7. Aanvraag

Het plan of een ondertekend verslag van het gesprek (zoals genoemd in artikel 5 van de Nadere Regels Jeugdhulp) wordt beschouwd als aanvraag voor jeugdhulp.

 

Artikel 8. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 6 van de Nadere Regels Jeugdhulp wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening is afgegeven.

 

Artikel 9. Onderdelen beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      wat de omvang van de voorziening is;

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • d.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

 

Artikel 10. Regels voor een PGB

  • 1.

    Een jeugdige en/of zijn ouders kunnen in aanmerking komen voor een PGB bij een indicatie voor een individuele voorziening indien:

    • a.

      voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet en

    • b.

      er geen spoedeisende jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Als een jeugdige of zijn ouders een individuele voorziening in natura niet passend achten kunnen de jeugdige of zijn ouders in het gesprek aangeven een persoonsgebonden budget te wensen. Daarbij geven zij in ieder geval aan:

    • a.

      wat de voorgenomen uitvoering van de individuele voorziening is, inclusief uitvoerder en kosten;

    • b.

      wat de kwalificaties van de uitvoerder zijn, en

    • c.

      waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder niet passend is naar het oordeel van de jeugdige of zijn ouders.

  • 3.

    Indien jeugdhulp wordt ingezet na verwijzing als bedoeld in artikel 3 van de Verordening kan door of namens de jeugdige of zijn ouders een aanvraag voor een pgb worden ingediend als zij het natura-aanbod niet passend achten. Bij die aanvraag moet in ieder geval worden aangegeven:

    • a.

      wat de voorgenomen uitvoering van de individuele voorziening is, inclusief uitvoerder en kosten;

    • b.

      wat de kwalificaties van de uitvoerder zijn, en;

    • c.

      waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder niet passend is naar het oordeel van de jeugdige of zijn ouders.

  • 4.

    Om de kwaliteit van de met een PGB in te kopen individuele voorziening te kunnen beoordelen dienen de jeugdige en/of zijn ouders een plan te hebben opgesteld over hoe zij het PGB gaan besteden en dienen zij een door het college goedgekeurde ondersteuningsovereenkomst te sluiten met de door hem of haar in te schakelen jeugdhulpverlener.

  • 5.

    Als uit het gesprek en het ondersteuningsplan blijkt, dat het PGB-tarief niet toereikend is, kan het college hiervan afwijken tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 6.

    Ouders kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan de door het college voorgestelde aanbod.

 

Artikel 11. Bestedingsmogelijkheden van de PGB

  • 1.

    Een PGB voor vervoer als bedoeld in artikel 6 lid 4 onder g van de Verordening en een PGB voor vormen van jeugdhulp als bedoeld in artikel 6 lid 4 onder a tot en met f van de Verordening waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, per dagdeel of per etmaal mag uitsluitend besteed worden voor dat vervoer en voor een vergoeding van die daadwerkelijk geleverde diensten per uur, dagdeel of etmaal.

  • 2.

    De hoogte van een PGB kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten.

  • 3.

    Het PGB mag ingezet worden voor de volgende kosten:

    • a.

      Eenmalige uitkering. Na beëindiging van PGB waar de budgethouder niet verantwoordelijk is kan er maximaal 1 volledig maand salaris worden uit betaald.

    • b.

      Feestdagenuitkering. De feestdagen uitkering is een onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Er kan binnen het budget maximaal €272,00 gereserveerd worden. Dit kan op een moment in het kalender jaar als extra loon worden uitbetaald.

    • c.

      Reiskosten. Binnen het werkgeverschap is het wettelijk toegestaan om reiskosten voor woon-werkverkeer te vergoeden als secundaire arbeidsvoorwaarde. Hierbij geldt de vigerende belastingwetgeving en de vergoeding betreft onbelast loon. De kosten moeten gemaakt worden om de zorg uit te kunnen voeren. De reiskosten worden gezien als onderdeel van een arbeidsovereenkomst.

  • 4.

    De keuze van de jeugdige/ ouders om het PGB in te zetten voor deze kosten heeft effect op de bestedingsruimte van het PGB.

  • 5.

    Het PGB mag niet ingezet worden voor de volgende kosten:

    • a.

      Reservering Vrij besteedbaar bedrag. Het budget is bedoeld om zorg in te kopen. Met de invoering van het trekkingsrecht is alleen betaling mogelijk als de zorg geleverd wordt.

    • b.

      Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers en administratiekosten. Om in aanmerking te komen voor een PGB moet iemand zelf in staat zijn, of diens vertegenwoordiger, zelf de regie over het PGB te kunnen voeren.

 

Artikel 12. Formele jeugdhulp

  • 1.

    Onder formele jeugdhulp wordt verstaan:

    • a.

      Jeugdhulp aangeboden door een organisatie of zelfstandige zonder personeel (ZZP’er) die beroeps- of bedrijfsmatig hulp verleent en als zodanig met een SBI-code beginnend met 86, 87 of 88 staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of

    • b.

      een jeugdhulpaanbieder die is geregistreerd zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die beschikt over een AGB-code en die is ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de jeugdige, de bloed-en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de jeugdige of de bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de jeugdige. Zij worden beschouwd als informele zorgaanbieders.

  • 3.

    Voor PGB aanbieders jeugd gelden bij de formele jeugdhulp de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      In bezit zijn van een VOG verklaring van de professionals.

    • b.

      Een jeugdhulpaanbieder mag niet op de zwarte lijst van de gemeente staan vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel.

    • c.

      Jeugdhulpverleners zijn geregistreerd in het beroepsregister of zijn hiervoor aangemeld.

    • d.

      Hulpaanbieders en vrij gevestigden moeten zijn aangesloten bij een professioneel collectief. Het collectief is medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de hulpverlening.

    • e.

      Hulpaanbieders zijn verplicht te melden in de verwijsindex (VIR) en hanteren de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

    • f.

      Hulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst, bijvoorbeeld van uit het flexibele aanbod dan wel specialistische hulp.

    • g.

      De hulpaanbieder werkt actief samen met ander jeugdhulpverleners wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

 

Artikel 13. Informele jeugdhulp

  • 1.

    Onder informele jeugdhulp wordt verstaan:

    • a.

      Ieder ander dan een formele jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 12 lid 1.

    • b.

      Volwassenen behorend tot het sociale netwerk van het kind of de jongere.

  • 2.

    De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp alleen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk mits:

    • a.

      er sprake is van een zware beperking en deze vorm van ondersteuning noodzakelijk is voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin én:

    • b.

      er sprake is van tenminste één of enkele van de onderstaande situaties:

      • 1.

        De hulp is niet goed vooraf in te plannen.

      • 2.

        De hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden.

      • 3.

        De hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden.

      • 4.

        De hulp moet op verschillende locaties worden geleverd.

      • 5.

        De hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn.

      • 6.

        De hulp moet vanwege de aard van de beperking geboden worden door een persoon waar de jeugdige geen hechtings- of contactprobleem mee heeft.

  • 3.

    Voor informele jeugdhulp gelden de volgende eisen:

    • a.

      De persoon die hulp verleend is in het bezit van een VOG verklaring.

    • b.

      De persoon die hulp verleend kan de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven

    • c.

      De persoon die hulp verleend kan inschatten wanneer specialistische ondersteuning is gewenst.

    • d.

      De ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze jeugdhulp verleent.

    • e.

      De geboden jeugdhulp niet leidt tot voor de jeugdige onveilige situaties.

 

Artikel 14. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2019.

 

Artikel 15. Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    De nadere regels jeugdhulp Hoogezand-Sappemeer 2017 worden ingetrokken.

  • 2.

    De nadere regels jeugdhulp Slochteren 2017 worden ingetrokken.

  • 3.

    De nadere regels jeugdhulp Menterwolde 2017 worden ingetrokken.

  • 4.

    Deze nadere regels treden in werking met ingang van 1 september 2019.

 

 

Vastgesteld in de collegevergadering van 21 mei 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen,

Adriaan Hoogendoorn, Burgemeester

Henk Mulder, Secretaris

Naar boven