Subsidieregeling Preventiefonds voor professionals

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Assen 2010

College: college van burgemeester en wethouders van Assen

Artikel 2. Doelstelling van deze subsidieregeling

Doel van deze subsidieregeling is het stimuleren van preventie, zodanig dat, kwetsbare inwoners of inwoners die kwetsbaar dreigen te worden, minder (of helemaal niet) afhankelijk worden van professionele hulp of ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet, Participatiewet, Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.

Artikel 3. Resultaatgebieden

Het college onderscheidt de volgende resultaatgebieden. De subsidieaanvraag wordt getoetst aan de mate waarin met de initiatieven resultaten kunnen worden gerealiseerd op één of meer van de onderstaande resultaatgebieden.

Preventie: wij verwachten dat initiatieven ertoe leiden dat inwoners minder of geheel niet afhankelijk worden van professionele hulp of ondersteuning.

Samenwerking: samenwerking met andere partijen kan een belangrijke meerwaarde opleveren voor het realiseren van de doelstelling en de borging ervan op langere termijn. Wij zien het liefst nieuwe samenwerkingen ontstaan tussen bewoners van Assen, vrijwilligers, mantelzorgers of professionals. Daarbij geldt dat 1+1=3, de samenwerking is complementair t.o.v. individueel werken.

Signalerende rol: preventief werken vraagt van uw organisatie dat ze zichtbaar is en dat mensen uw activiteit weten te vinden. Wij verwachten dat initiatieven er toe leiden dat moeilijkheden van inwoners vroegtijdig worden onderkend.

Innovatie: de samenleving verandert voortdurend. Wij verwachten dat initiatieven inspelen op veranderingen in de samenleving. Wanneer een aanvraag echt anders is, durft te proberen, nieuwe methodes toepast, dan waarderen wij dat.

Zelfredzaamheid: inwoners moeten zelf de regie kunnen voeren op dagelijkse activiteiten. Wij verwachten dat initiatieven ertoe leiden dat specifieke vaardigheden worden aangeleerd om de zelfredzaamheid van inwoners te ondersteunen, bijvoorbeeld door het bieden van structuur in het dagelijks leven, het bevorderen van het oplossend vermogen of ondersteuning bij het verrichten van dagelijkse levensverrichtingen.

Gezondheid: het behoud en verbeteren van het geestelijk en lichamelijk welbevinden van inwoners zodat die zo optimaal mogelijk in de maatschappij kunnen functioneren. Wij verwachten dat initiatieven bijdragen aan het verbeteren van de gezondheid van inwoners.

Saamhorigheid: het versterken van contact en verbinding tussen inwoners levert een belangrijke bijdrage aan het welzijn en de mate waarin inwoners afhankelijk zijn van formele zorg.

Opvoeden: het begeleiden van een kind bij zijn of haar ontwikkeling tot iemand die zelfstandig kan meedoen aan de samenleving. Wij verwachten dat initiatieven ertoe bijdragen dat kinderen zoveel mogelijk kunnen opgroeien in een verzorgende en beschermde omgeving, dat hen structuur wordt geboden, kennis wordt overgedragen en normen en waarden worden bijgebracht.

Maatschappelijke participatie: meedoen aan de samenleving waarbij zelfredzaamheid de boventoon voert. Wij verwachten dat initiatieven ertoe bijdragen dat inwoners zelf een sociaal netwerk kunnen opbouwen, zinvolle invulling van de dag hebben en zo mogelijk in hun eigen inkomen voorzien.

Artikel 4. Wie kan subsidie aanvragen

1. Aanvragen kunnen worden gedaan door organisaties als zorginstellingen, welzijnsorganisaties, onderwijsinstellingen en andere professionele partijen die het uitvoeren van activiteit op het gebied van zorg en welzijn en participatie tot doel hebben.

2. Het college kan afwijken van het gestelde in het eerste lid als de doelmatigheid van de aanvraag zich niet verzet tegen de doelstellingen van deze regeling.

3. Organisaties kunnen ook in samenwerking subsidie aanvragen. Als er sprake is van een samenwerking tussen meerdere organisaties wijzen zij uit hun midden een penvoerder aan die de subsidie aanvraagt.

Artikel 5. Subsidiabele activiteiten

Activiteiten dienen te voldoen aan de volgende eisen:

1. Activiteiten dienen in overwegende mate ten goede te komen aan de inwoners van Assen;

2. onderscheidend zijn wat betreft de inhoud, aanpak of werkwijze ten aanzien van het bestaande aanbod in het sociaal domein in Assen, waarbij wordt aangesloten bij de behoefte van inwoners;

3. bestaan uit een samenwerking met één of meer andere partners;

4. de activiteit kan worden voorgezet na afloop van een bijdrage uit het fonds

Artikel 6. Aanvraag

Naast de indieningsvereisten van de Algemene wet bestuursrecht, de ASV en het bepaalde in deze regeling bestaat uw aanvraag ook uit een uiteenzetting van uw activiteit. U geeft daarbij een zo helder en compleet mogelijke beschrijving van uw plannen/activiteit:

a. u geeft aan hoe u de doelstelling zoals omschreven in artikel 2 wilt realiseren. Wij verzoeken u aan te geven hoe u wilt bijdragen aan één of meer van de resultaatgebieden als genoemd in onderdeel 4 van deze subsidieregeling;

b. hoeveel mensen effectief worden bereikt of naar verwachting gaan deelnemen aan de activiteit;

c. de duur van de activiteit en een tijdsplanning;

d. hoe uw activiteit een blijvende bijdrage kan leveren aan de doelstelling van deze subsidieregeling en hoe de realisatie van de activiteit (elders) kosten bespaart;

e. een begroting van de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd inclusief de inzet van eigen financiële middelen en die van uw partner(s) (minimaal 25% van totale kosten);

f. op welke wijze u samenwerking met andere partijen gestalte geeft;

g. welke stappen ondernomen worden om de activiteit te realiseren;

h. een beschrijving van factoren of voorwaarden die het succes van de activiteit bepalen;

i. de wijze waarop de resultaten van de activiteiten of projecten inzichtelijk gemaakt worden.

 

 

Artikel 7. Beoordeling van de aanvraag

Voor de beoordeling van een aanvraag kent de adviescommissie een puntenscore toe volgens onderstaande tabel:

De visie en ambitie van de organisatie komen overeen met deze regeling.

10 punten

Geen 0 pnt

Matig 3 pnt

Goed 7 pnt

Uitstekend 10 pnt

De mate waarin de resultaatgebieden worden gerealiseerd.

50 punten

Geen 0 pnt

Matig 15 pnt

Goed 35pnt

Uitstekend 50 pnt

De mate waarin de activiteit innoverend is.

10 punten

Geen 0 pnt

Matig 3 pnt

Goed 7 pnt

Uitstekend 10 pnt

Het bereik van de activiteit (aantal personen) t.o.v. de inzet van financiële middelen.

10 punten

Geen 0 pnt

Matig 3 pnt

Goed 7 pnt

Uitstekend 10 pnt

Het blijvende karakter van de activiteit na subsidiëring.

10 punten

Geen 0 pnt

Matig 3 pnt

Goed 7 pnt

Uitstekend 10 pnt

De mate van effectiviteit van de activiteit (prijs/kwaliteit)

10 punten

Geen 0 pnt

Matig 3 pnt

Goed 7 pnt

Uitstekend 10 pnt

Samenwerking met andere partijen

10 punten

Geen 0 pnt

Matig 3 pnt

Goed 7 pnt

Uitstekend 10 pnt

Totaal te behalen

100 punten

 

 

Artikel 8. Subsidiebedrag en (niet-)subsidiabele kosten

1. Het jaarlijkse subsidieplafond wordt bij vaststelling of wijziging van de begroting door de raad toegewezen.

 

2. Per aanvraag is maximaal €50.000,-- beschikbaar en activiteiten komen slechts eenmalig in aanmerking voor subsidie.

3. Voor subsidie komen alleen in aanmerking de redelijkerwijs te maken kosten die direct verbonden zijn met de activiteit.

4. In uw aanvraag (begroting) worden in elk geval de volgende kosten aangemerkt als niet- subsidiabel:

a. administratiekosten en andere overheadkosten;

b. kosten van personeel die niet direct betrokken zijn bij de activiteit;

c. kosten die worden besteed aan onderzoek of het ontwikkelen van werkmethoden.

Artikel 9. Subsidieplafond en de verdeling daarvan

1. Het beschikbare jaarlijkse subsidieplafond wordt in drie gelijke delen als volgt in een kalenderjaar verdeeld:

a. Ieder subsidietijdvak beslaat een viertal kalendermaanden te beginnen in januari. De facto beslaat een kalenderjaar dus 3 subsidietijdvakken:

Periode januari tot en met april (sluitingsdatum 1 mei)

Periode mei tot en met augustus (sluitingsdatum 1 september)

Periode september tot en met december (sluitingsdatum 1 januari)

b. als het subsidieplafond uit een periode nog niet is benut, schuift dit bedrag automatisch door naar een volgend subsidietijdvak.

2. De aanvra(a)g(en) met de hoogste puntenscore per subsidietijdvak komen in aanmerking voor toekenning van subsidie.

Artikel 10. Adviescommissie

1. Er is een adviescommissie in het kader van deze Subsidieregeling.

2. De adviescommissie heeft als taak een beargumenteerd advies uit te brengen aan het college.

3. De adviescommissie bestaat uit minimaal 3 en maximaal 5 leden inclusief 1 voorzitter.

4. De adviescommissie beoordeelt de subsidieaanvragen aan de hand van het bepaalde in deze subsidieregeling.

5. De adviescommissie kan van de aanvrager vragen om een presentatie van de plannen om tot een beter oordeel van de aanvraag te kunnen komen.

6. Het college kan gemotiveerd afwijken van een advies van de commissie.

Artikel 11. Termijnen

1. Het college besluit binnen 8 weken na afloop van het einde van een subsidieperiode als bedoeld in onderdeel 8.

2. Voor de vaststelling van de subsidie geldt het bepaalde in de ASV.

Artikel 12. Weigeringsgronden

De subsidie wordt in elk geval geweigerd als:

a. er niet minimaal 55 punten zijn gescoord als bedoeld in onderdeel 7.

b. er geen sprake is van een subsidiabele activiteit zoals bedoeld in onderdeel 5.

c. de activiteit onderdeel uitmaakt van het reguliere aanbod of van de reguliere financiering in het sociaal domein.

d. niet tenminste 25 % van het benodigde bedrag uit eigen middelen wordt gefinancierd.

Artikel 13. Subsidieverplichtingen

Als de subsidieontvanger op de hoogte is van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat dit van negatieve invloed is op de gesubsidieerde activiteit of op de verleende subsidie dient hij het college daarvan onmiddellijk op de hoogte te stellen.

Artikel 14. Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

2. In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist het college.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. Deze regeling kan worden aangehaald als het “Preventiefonds professionals”.

 

Aldus besloten in de vergadering van B&W van Assen op 25 juni 2019

M.L.J. Out, voorzitter

T. Dijkstra, secretaris

Naar boven