Handboek Kabels en leidingen Gemeente Eindhoven

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven is bevoegd op grond van artikel 2.9 en 3.8 van de Verordening Kabels en Leidingen nadere regels te stellen.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft bij besluit van 11 december 2018 vastgesteld Handboek Kabels en Leidingen Gemeente Eindhoven inclusief Nadere regels

op grond van artikel 2.9 en 3.8 van de Verordening Kabels en Leidingen

 

Inleiding

Het Handboek kabels en leidingen Gemeente Eindhoven (hierna : het Handboek) bevat nadere regels welke het college op basis van de Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2014 kan vaststellen.

 

Deze nadere regels hebben onder andere betrekking op: de aanvraag- en meldingsprocedure, de procedure van oplevering, de verkeersveiligheidseisen en de technische eisen en voorwaarden voor alle werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen.

 

Doel van het Handboek is een veilige ligging en ordening van de ondergrondse infrastructuur, een juiste regulering van verkeersstromen, het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte en het optimaliseren van de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad.

 

Hiertoe worden onder andere nadere eisen gesteld aan de gegevens die moeten worden verstrekt bij het aanvragen van een vergunning of instemming en worden nadere procedurele en/of technische voorwaarden gesteld aan het uitvoeren van werken in het openbare beheergebied van de gemeente Eindhoven.

 

Deze nadere regels dragen onder andere bij aan:

1. het afstemmen van het beheer van bovengrondse en ondergrondse infrastructurele werken van de gemeente en de energie-, water- en telecommunicatiebedrijven en andere bedrijven die in, op of aan wegen kabels, leidingen of buizen exploiteren of beheren;

2. het bevorderen van vlotte, snelle en waar mogelijk gelijktijdige uitvoering van de werkzaamheden en het tot een minimum beperken van de hinder en de duur van de werkzaamheden;

3. het bevorderen van werkzaamheden met goede kwaliteit om de openbare ruimte duurzaam te beheren;

4. het beperken van overlast voor direct betrokken omwonenden en belanghebbende derden;

5. het bevorderen van een leefbare stad en het stimuleren van de economische ontwikkeling.

 

1 Definities en Verwijzingen

 

Boring/persing:

Het met behulp van een sleufloze techniek maken van een holle ruimte in de grond zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen.

 

Buisleiding:

Buis voor het doorstromen van gassen of vloeistoffen, bestemd om hetzij een gas of een vloeistof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product. Een voorziening ten behoeve van het inblazen en omvatten van (glasvezel)kabel is geen buisleiding maar wordt gelijkgesteld aan een kabel.

 

Calamiteit:

Een incident met voor de omgeving mogelijk grote gevolgen, die niet zelfstandig kunnen worden afgewikkeld en waarbij gecoördineerde inzet van hulpverleningsorganisaties en diensten van verschillende disciplines is vereist om de gevolgen te beperken.

 

College:

Het college van burgemeester en wethouders.

 

De Standaard:

Standaard RAW Bepalingen 2015

 

Definitief herstel:

Het terugbrengen van alle uitgekomen materialen (boven- en/of ondergronds) op een vakkundige wijze in zijn oorspronkelijk staat.

 

Degeneratiekosten:

De kosten voor de gemeente door vermindering van de kwaliteit en/of duurzaamheid van de verharding of andere gemeente eigendommen, veroorzaakt door de (graaf)werkzaamheden onder verhardingsconstructies of andere voorzieningen.

 

Gemeentegrond:

Wegen en wateren, inclusief fietspaden, voetpaden, trottoirs, bermen, plantsoenen en parken, die in eigendom of beheer zijn bij de gemeente.

 

Gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator:

Degene die uit hoofde van zijn functie en mandaat de gemeentelijke regie voert over de uitvoering door derden van kabel- en leidingwerken.

 

Gemeentelijke inspecteur kabels en leidingen:

Degene die uit hoofde van zijn functie en mandaat het gemeentelijke toezicht houdt over de uitvoering door derden van kabel- en leidingwerken.

 

Gesloten verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit een bitumen, cement of kunststof gebonden materiaal.

 

Graafwerkzaamheden:

Het handmatig en/of mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond.

 

Grondroerder:

De natuurlijke of rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid of leiding de feitelijke (graaf)werkzaamheden worden verricht.

 

Handboek:

Het Handboek Kabels en Leidingen Gemeente Eindhoven welke de nadere regels bevat welke het college op basis van de Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2014 kan vaststellen.

 

Handhole:

Afsluitbare ondergrondse holle behuizing, in de meeste gevallen gebruikt binnen de telecommunicatiesector, voor het onderbrengen van apparatuur met toegangsluik onder de verharding of op maaiveldniveau.

 

(Huis)aansluiting:

Het gedeelte van de kabel of leiding door openbare grond dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt.

 

ICASS:

Digitaal meld- en volgsysteem voor kabels en leidingen van de gemeente Eindhoven. Zie http://desktop.icass.nl

 

KLIC:

Instantie (onderdeel van het Kadaster) waar voorafgaand aan machinale graafwerkzaamheden liggingsgegevens van ondergrondse kabels en leidingen opgevraagd dienen te worden (wettelijke verplichting op basis van De Wet Informatie-uitwisseling Bovengrondse en Ondergrondse Netten (WIBON).

 

Kabels en leidingen:

Kabels en/of leidingen als onderdeel van een net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer, en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken. Voorbeelden van deze kabels en leidingen zijn onder andere telecommunicatie- en omroepkabels, elektriciteitskabels (koppel-, transport- en distributiekabels), gasleidingen (transport-, distributie- en dienstleidingen), waterleidingen, rioleringen (buizen) en kabels en leidingen ten behoeve van industriële netwerken.

 

Lasgat :

Sleuven met over het algemeen beperkte afmetingen, die worden gemaakt t.b.v. de toegang tot een handhole, het opgraven van een kabelrol t.b.v. klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabels c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden.

 

Mantelbuis:

Beschermbuis om een leiding.

 

Net of netwerk:

Één of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen lege buizen, de boven- en ondergrondse ondersteuningswerken, ondergrondse kokerconstructies en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van data, energie of water.

 

Netbeheerder:

De netwerkeigenaar van een kabel- en/of leidingennet. Hiermee gelijk gesteld een ieder die in de uitoefening van een bedrijf of als natuurlijk persoon namens de netwerkeigenaar werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen uitvoert / laat uitvoeren.

 

Normprofiel:

Het door de gemeente eenzijdig vastgestelde en voor de vergunninghouder verplichte schema in de ligging van kabels en leidingen in de gemeentegrond. Binnen een algemeen profielgebied kunnen nog afwijkende profielen voorkomen, deze worden in samenspraak met de Gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator vastgesteld. Voor standaardprofielen zie Standaarddetails.

 

Opdrachtgever:

De natuurlijke of rechtspersoon, die opdracht geeft tot het uitvoeren van een werk waarbij graafwerkzaamheden worden verricht. Een derde partij kan als opdrachtgever optreden namens de netbeheerder in het realisatieproces, mits rechtsgeldig en voldoende door netbeheerder en vergunninghouder gemandateerd.

 

Open verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen op een puinfundering, waaraan geen bindmiddel is toegevoegd, op een hydraulische granulaatfundering of op een gebonden zandfundering.

 

Revisietekening:

Een gewaarmerkte tekening die de gerealiseerde ligging aangeeft van de aangelegde kabels en/of leidingen met X- en Y-coördinaten volgens het RD-stelsel alsmede hoeveel kabels en leidingen gelegd zijn in een sleuf.

 

Sleuf:

De opening die ontstaat door het verwijderen van verharding en/of grond ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen.

 

Standaarddetails:

Laatste versie van de Standaarddetails gemeente Eindhoven. Deze bevatten details ten behoeve van projectuitvoering binnen de gemeente Eindhoven. Zie hiervoor: https://www.eindhoven.nl/sites/default/files/2018-11/standaarddetails%202018.pdf

 

Storing:

Een defect aan een kabel of leiding, dat leidt tot onvoorziene (al dan niet spoedeisende) werkzaamheden voor herstel.

 

Vergunninghouder:

De natuurlijke of rechtspersoon, in de regel een netbeheerder, aan wie de gemeente vergunning, instemming of toestemming heeft verleend voor het leggen, hebben, houden, onderhouden en verwijderen etc. van ondergrondse infrastructuur in openbare gronden die door de gemeente beheerd worden. Een derde partij kan optreden namens de netbeheerder in het proces van de vergunningaanvraag, mits rechtsgeldig en voldoende door netbeheerder gemandateerd.

 

Verordening:

De meest recente versie van de Verordening Kabels en Leidingen Gemeente Eindhoven.

 

Weg:

  • 1.

    alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, sloten en zijkanten, evenals de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

  • 2.

    de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen;

  • 3.

    de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimten toegang geven en niet afsluitbaar zijn.

 

Werkzaamheden:

  • 1.

    Werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden, uitgezonderd de werkzaamheden van niet ingrijpende aard (zie ook artikel 2.1 sub g van de Verordening).

  • 2.

    Alle werkzaamheden in, op of boven de openbare grond in verband met het aanleggen, onderhouden, verleggen en verwijderen van kabels en leidingen, uitgezonderd de werkzaamheden van niet ingrijpende aard (zie ook artikel 3.1 sub k van de Verordening).

 

Werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

  • 1.

    Het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen.

  • 2.

    Werkzaamheden die leiden tot een inbreking in de openbare ruimte -anders dan gestuurde boringen- tot een lengte van 25m1 of tot een oppervlakte van 10m2 en niet vallend onder ernstige belemmeringen en storingen.

  • 3.

    Het maken van huisaansluitingen (het gedeelte van een kabel van minder dan 25m1 in openbare gronden dat een “net” verbindt met een aansluiting voor de eindgebruiker of netwerkaansluitpunt).

 

2 Procedures

 

2.1 Werkzaamheden van niet ingrijpende aard (melding)

In de Verordening wordt onderscheid gemaakt tussen “werkzaamheden” en “werkzaamheden van niet ingrijpende aard”. Voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard (kleine graafwerkzaamheden, zijnde werkzaamheden tot 25 m¹ of 10m²) gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Voor deze werkzaamheden is géén vergunning of instemmingsbesluit vereist.

  • 2.

    De werkzaamheden dienen minimaal 5 werkdagen voor aanvang, door middel van een melding, aangekondigd te worden.

  • 3.

    In geval van ernstige belemmeringen en storingen wordt een uitzondering gemaakt op bovenstaand uitgangspunt, zie hiervoor artikel 2.5 en 3.5 van de Verordening.

  • 4.

    Een melding heeft een maximale geldigheid van 10 werkdagen. De werkzaamheden moeten binnen 10 werkdagen na de gemelde startdatum voltooid zijn.

  • 5.

    De melding moet worden gedaan via ICASS.

  • 6.

    Na afloop van de geldigheidsduur van 10 dagen van de melding worden de werkzaamheden van niet ingrijpende aard als gereed beschouwd.

  • 7.

    Per melding in het digitale volgsysteem ICASS, wordt een standaard tarief meldingskosten aan de netbeheerder in rekening gebracht.

 

2.2 Werkzaamheden (aanvraag instemming of vergunning)

Voor alle werkzaamheden (niet zijnde werkzaamheden van niet ingrijpende aard) gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Er dient een vergunning kabels en leidingen of een instemmingsbesluit aangevraagd te worden.

  • 2.

    Per aanvraag wordt slechts voor één aaneengesloten kabel-en leidingentracé of project instemming/ vergunning verleend, uitgezonderd de aanvraag voor het uitvoeren van diverse huisaansluitingen.

  • 3.

    De aanvraag moet worden gedaan via ICASS.

  • 4.

    De aanvraag moet vergezeld gaan van een situatietekening met een recente ondergrond (topografie). Hierop moeten duidelijk de volgende zaken staan aangegeven:

  • 5.

    het tracé waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd, inclusief maatvoering. Zie standaarddetails.

  • 6.

    straatnamen

  • 7.

    legenda

  • 8.

    noordpijl

  • 9.

    een duidelijke omschrijving van de uit te voeren werkzaamheden

  • 10.

    een separate dwarsdoorsnede inclusief x, y en z coördinaten en alle uit de klic melding verkregen informatie, als bijlage in geval van gestuurde boringen of boogzinker

  • 11.

    een separate situatietekening van de opstelling van materieel en materiaal in geval van gestuurde boringen of boogzinker

  • 12.

    een separaat verkeersplan inclusief een dwarsprofiel van de weg met daarop aangegeven de benodigde werkruimte, vrije ruimte, langsafzetting, obstakelvrees en resterende verkeersruimte wanneer dit volgens de Tekening Verkeersplanverplichting KenL vereist is (wegen aangegeven met blauwe belijning, zie hiervoor https://www.eindhoven.nl/bestuur-en-beleidbeleid/visies-plannen-en-verordeningen)

  • 13.

    een separaat afschrift van andere vergunningen of goedkeuringen die van toepassing zijn op het tracé (bijvoorbeeld omgevingsvergunning, APV, ProRail, Waterschap, RWS of particuliere grondeigenaren)

  • 14.

    In geval van ernstige belemmeringen en storingen wordt een uitzondering gemaakt op bovenstaand uitgangspunt voor reguliere graafwerkzaamheden, zie hiervoor artikel 2.5 en 3.5 van de Verordening. Deze uitzondering geldt niet wanneer er een boring of persing gerealiseerd moet worden. Na een startmelding voor herstelwerkzaamheden van ernstige belemmeringen of storingen, waarbij een tracé van meer dan 25 meter is open gegraven moet achteraf alsnog een vergunning of instemming aangevraagd worden.

  • 15.

    Minimaal 5 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden dient de startdatum gemeld te worden via ICASS.

  • 16.

    Indien tijdens (een fase van) de werkzaamheden rijbanen of fietspaden worden afgesloten of een voorrangsregeling en/of rijstrookafzetting wordt toegepast, dient dit altijd tijdig gemeld te worden bij bereikbaar@eindhoven.nl. Tijdig betekent in dit geval uiterlijk woensdag 12:00 uur, in de week voorafgaande aan de week waarin (de fase van) het werk start. (Voorbeeld: als een maatregel vrijdag week 13 zou starten, dan dient dit uiterlijk woensdag 12.00 uur van week 12 gemeld te worden). Let hierbij op dat de data accuraat zijn, omdat deze binnen diverse gemeentelijke afdelingen, het openbaar vervoer, hulpdiensten, gladheidbestrijders, afvalophaaldiensten e.d. gecommuniceerd worden.

  • 17.

    Deze melding staat los van de startmelding zoals beschreven bij de Procedures artikel 2.1 sub 2.

  • 18.

    Wanneer de werkzaamheden gereed zijn moet dit binnen 10 werkdagen gemeld worden, via ICASS.

 

2.3 Keuring en oplevering

  • 1.

    Nadat de 10 dagen termijn bij meldingen is verlopen of nadat de uitgevoerde werkzaamheden gereed zijn gemeld, voert de gemeente (steekproefsgewijs) een kwaliteitsinspectie uit.

  • 2.

    Wanneer de gemeente van de uitgevoerde werkzaamheden binnen twee weken na de geplande gereeddatum (door netbeheerder zelf gemeld bij de startmelding) geen gereedmelding ontvangt, wordt aangenomen dat de werkzaamheden afgerond zijn, tenzij de netbeheerder in ICASS een andere gereeddatum opgeeft.

  • 3.

    Wanneer tijdens deze kwaliteitsinspectie blijkt dat de openbare ruimte ten gevolge van de uitgevoerde werkzaamheden niet aan de gestelde eisen voldoet (zie hoofdstuk 3, Algemene uitvoeringseisen), ontvangen de netbeheerder en de melder via ICASS een mail met een herstelopdracht. In deze mail stelt de gemeente een termijn waarbinnen de geconstateerde gebreken hersteld moeten worden.

  • 4.

    Blijkt na de gestelde hersteltermijn bij een tweede kwaliteitsinspectie dat de openbare ruimte ten gevolge van de uitgevoerde herstelwerkzaamheden nog steeds niet aan de gestelde eisen voldoet dan geeft de gemeente opdracht aan de gemeentelijke aannemer om de geconstateerde gebreken te herstellen. Hiervan ontvangen de netbeheerder en de melder via ICASS een mail met het inspectieverslag van de definitieve afkeur. Het is dan niet langer toegestaan om als netbeheerder de herstelwerkzaamheden alsnog uit te (laten) voeren. Alle gemeentelijke kosten en de kosten van herstel worden door de gemeente aan de netbeheerder doorberekend.

  • 5.

    Bij directe onveiligheid voor de omgeving wordt de locatie door of namens de gemeente direct veilig gesteld. De netbeheerder dient binnen twee uur na een telefonische melding van de gemeente de benodigde herstelwerkzaamheden uit te (laten) voeren. Indien de netbeheerder de herstelwerkzaamheden niet binnen deze termijn kan (laten) uitvoeren wordt door de gemeente direct opdracht gegeven aan de gemeentelijke aannemer om de herstelwerkzaamheden uit te voeren en worden de kosten aan de netbeheerder doorberekend.

  • 6.

    Direct na afronding van de werkzaamheden moet de tijdelijke afzetting (o.a. borden, hekken, schildjes) verwijderd worden. Bij nalatigheid zullen deze op kosten van de netbeheerder door de gemeentelijke aannemer verwijderd worden.

 

2.4 Garantietermijn

De netbeheerder blijft na gereedmelding van de werkzaamheden nog één jaar verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn uitgevoerde werkzaamheden in de openbare ruimte. Indien binnen deze termijn gebreken optreden dienen de gebreken op eigen kosten hersteld te worden.

Daartoe zal de gemeente (steekproefsgewijs) ongeveer 2 maanden voor het verstrijken van de termijn het tracé nog een kwaliteitsinspectie uitvoeren. Wanneer tijdens deze inspectie blijkt dat de openbare ruimte ten gevolge van de uitgevoerde werkzaamheden niet aan de gestelde eisen voldoet (zie hoofdstuk 3, Algemene uitvoeringseisen), ontvangen de netbeheerder en de melder via ICASS een mail met een herstelopdracht. In deze mail stelt de gemeente een termijn waarbinnen de vastgestelde gebreken hersteld moeten worden.

Blijkt na de gestelde hersteltermijn bij een tweede kwaliteitsinspectie dat de openbare ruimte ten gevolge van de uitgevoerde herstelwerkzaamheden nog steeds niet aan de gestelde eisen voldoet dan geeft de gemeente opdracht aan de gemeentelijke aannemer om de geconstateerde gebreken te herstellen. Hiervan ontvangen de netbeheerder en de melder via ICASS een mail met het inspectieverslag van de definitieve afkeur. Het is dan niet langer toegestaan om als netbeheerder de herstelwerkzaamheden alsnog uit te (laten) voeren. De kosten van herstel worden door de gemeente aan de netbeheerder doorberekend. 

 

 

3 Algemene Uitvoeringseisen

 

3.1 Voorbereidingsfase

 

3.1.1 Bewonersbrief

De netbeheerder, die werkzaamheden uitvoert of uit laat voeren, brengt direct betrokken omwonenden, bedrijven en belanghebbenden minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk op de hoogte van de aard en duur van deze werkzaamheden.

De bewonersbrieven moeten voorzien zijn van:

• Startdatum en duur van de werkzaamheden;

• Beschrijving van de werkzaamheden;

• Locatieomschrijving van de werkzaamheden (inclusief een situatietekening);

• Aard van de overlast;

• Contactpersoon van de uitvoerende partij (inclusief 24 uurs bereikbaarheid);

• Een informatie- of klachtennummer van de uitvoerende partij.

Indien een netbeheerder werkzaamheden uitvoert ten behoeve van een gemeentelijk project, zal de gemeente zorg dragen voor het verspreiden van een bewonersbrief.

 

3.1.2 Vooropname/Administratieve eisen vergunningsaanvraag

Voor aanvang van de werkzaamheden dient de netbeheerder te inventariseren of er naast een vergunning kabels en leidingen of instemmingsbesluit andere vergunningen of toestemmingen verkregen dienen te worden, bijvoorbeeld:

• op basis van de Omgevingswet of de APV;

• toestemming van andere netbeheerders, zoals onder andere ProRail, Waterschap of RWS;

• toestemming van particuliere grondeigenaren.

 

3.1.3 Vooropname/Technische eisen vergunningsaanvraag

Voor aanvang van de werkzaamheden dient de netbeheerder een vooropname van het werkvak uit te (laten) voeren, waarbij eventuele afwijkingen van de kwaliteit van de verharding en omgeving (bijvoorbeeld breuk in bestratingsmateriaal) vastgelegd worden door middel van foto’s. Deze dienen, eventueel voorzien van een toelichting, door de netbeheerder in het digitale systeem ICASS vastgelegd te worden.

 

Tijdens de vooropname dient ook het tracé (middels proefsleuven) onderzocht te worden. Bij ontdekking van onregelmatigheden (zoals mogelijke bovenligging of andere obstakels in het tracé) dient de netbeheerder hiervan een melding te maken bij de Gemeentelijke inspecteur kabels en leidingen.

 

Indien bij de vooropname blijkt dat het noodzakelijk is om een sleuf in gesloten verharding aan te brengen, omdat een persing, boring of alternatief tracé niet mogelijk is, kan de gemeente hier onder bepaalde voorwaarden toestemming voor verlenen. De wijze waarop dit moet gebeuren wordt door de coördinator kabels en leidingen in overleg met de wegbeheerder van de gemeente per geval bepaald.

 

3.1.4 Opslag bouwmateriaal en –materieel

Wanneer voor de opslag van bouwmateriaal en -materieel een tijdelijk opslagterrein nodig is in de openbare ruimte dient dit aangevraagd te worden via https://www.eindhoven.nl/ondernemen/gebruik-openbare-ruimte

 

3.1.5 Ontheffing of vrijstelling parkeer-of inrijverbod

Indien voor de uitvoering van de werkzaamheden een ontheffing of vrijstelling van een parkeerverbod of inrijverbod nodig is, dient dit minimaal 14 dagen voor aanvang van de werkzaamheden aangevraagd te worden via: https://www.eindhoven.nl/stad-en-wonen/stad/parkeren/parkeervergunningen?keyword=Parkeervergunningen

 

3.1.6 Revisie

Na uitvoering van de werkzaamheden dient een revisietekening aangeleverd te worden in de volgende gevallen:

• bij een afwijkende ligging van de originele goedgekeurde tracétekening,

• bij een afwijkende ligging ten opzichte van het normprofiel,

• bij een afwijkende ligging van de originele goedgekeurde boortekening met dwarsprofiel.

 

Wanneer de diepteligging afwijkt van het bij de vergunning goedgekeurde boorprofiel dient tevens de Z-coördinaat bij de revisie vermeld te worden.

 

3.2 Verkeer & Veiligheid

De werkindeling van de uit te voeren werkzaamheden moet erop gericht zijn dat de overlast voor de gebruikers van de openbare ruimte zoveel mogelijk wordt beperkt. Een en ander ter beoordeling van de gemeente. Alle (wettelijke) verkeersvoorzieningen die verband houden met het werk, zoals o.a. het plaatsen van borden, hekken en dergelijke langs sleuven, moeten voor rekening van en door de netbeheerder worden uitgevoerd. De te treffen verkeersmaatregelen moeten middels een verkeersplan voldoen aan de CROW publicatie 96b. Deze moeten verder bij de aanvraag ter goedkeuring aan de coördinator kabels en leidingen worden voorgelegd (zie hoofdstuk 2, Procedures).

 

3.2.1 Technische bepalingen verkeersmaatregelen

  • 1.

    Indien van toepassing dienen de vooraankondigingsborden 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden geplaatst te worden (weg afgesloten van … tot …, tekst in overleg met de verkeerscoördinator)

  • 2.

    Alvorens de afzetting te plaatsen dienen omleidingsaanduidingen te zijn geplaatst.

  • 3.

    Bij het plaatsen van tijdelijke bebording dienen de daartoe opgenomen bestratingselementen van het werk te worden verwijderd. Bij het opheffen van de tijdelijke bebording dienen de opgenomen elementen weer in originele staat te worden teruggeplaatst.

  • 4.

    Alle borden voor tijdelijke verkeersmaatregelen worden voor de weggebruiker zichtbaar geplaatst op een stalen paal of aan een lichtmast, zonder het zicht op de overige (verkeers-)borden te belemmeren.

  • 5.

    Borden worden voor de doelgroep (voetgangers, fietsers, automobilisten) leesbaar geplaatst. Tenzij geplaatst op een afzethek moet de onderzijde van het bord op minimaal 2,20m hoogte geplaatst worden. Als de onderkant van het bord lager hangt dan 4,60m boven maaiveld, mag de zijkant van het bord, zich niet binnen 0,20m buiten de rijbaan bevinden.

  • 6.

    Tekst “voetgangers”, “fietsers”, “bromfietsers” dient zo min mogelijk gebruikt te worden, deze vervangen door de overeenkomstige symbolen.

  • 7.

    De netbeheerder draagt er zorg voor dat de verkeersmaatregelen altijd fysiek geborgd zijn ook buiten de werktijden (inclusief periodieke controle). Tevens is 24 uur per dag een contactpersoon beschikbaar om bij meldingen van de gemeente alle verkeersmaatregelen weer direct in orde te brengen. Deze contactpersoon dient vermeld te worden in de bewonersbrief.

  • 8.

    Bij gereedmelding van het werk zijn alle tijdelijke bebordingen, hekken, schildjes en dergelijke verwijderd.

  • 9.

    De netbeheerder moet er zorg voor dragen dat een veilige bereikbaarheid van de belendende panden en percelen gewaarborgd blijft.

  • 10.

    Tijdens de werkzaamheden moet de toegang (inclusief nooduitgang) tot de openbare ruimte voor hulpdiensten (o.a. brandweer, ambulance) gewaarborgd blijven.

 

3.2.2 Verkeersmaatregelen bij bestuurbare boringen/persingen

Bij de uitvoering van een bestuurbare boring of een persing dient voldoende ruimte afgezet te worden voor het opstellen van het materieel en materiaal. Deze verkeersmaatregelen dienen in het verkeersplan, welke bij de aanvraag van een vergunning of instemmingsbesluit wordt ingediend, vermeld te staan.

 

3.3 Uitvoeringsfase

 

3.3.1 Algemene uitvoeringseisen

  • 1.

    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan de inspecteur kabels en leidingen ter plaatse nadere aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering. Bij onregelmatigheden is de inspecteur gerechtigd om de werkzaamheden (tijdelijk) stil te leggen. Hiervan zal de gemeente altijd melding maken bij de netbeheerder.

  • 2.

    De uitgenomen bestratingsmaterialen moeten zorgvuldig gescheiden worden van grond en andere zaken. Tevens moeten deze zodanig opgestapeld en opgeslagen worden dat het geen hinder oplevert voor weggebruikers.

  • 3.

    Tijdens het ontgraven moet de diverse grondlagen en het aanwezige funderingsmateriaal zorgvuldig en gescheiden worden weggenomen. Hierbij moeten de verschillende materiaalsoorten afzonderlijk worden opgeslagen.

  • 4.

    Het is niet toegestaan opbrekingen of bestratingswerkzaamheden in de openbare ruimte uit te voeren wanneer er vorst in de grond zit of (open) bestrating er zonder breuk niet uit te halen is. De te bewerken/verwerken grond moet vorst- en sneeuwvrij zijn (zie ook artikel 22.22.02 lid 01 van De Standaard). Uitzonderingen hierop zijn storingen en calamiteiten.

  • 5.

    Op het wegoppervlak mogen alleen tijdelijke markeringen of plaatsaanduidingen aangebracht worden door middel van (vet) krijt. Het spuiten van verf is verboden. Aangebrachte markeringen mogen na afronding van de werkzaamheden niet meer zichtbaar zijn.

  • 6.

    Ondergraven van de wegbedekking en fundering is niet toegestaan.

  • 7.

    Brandkranen, sifons, afsluiters, putafdekkingen van riolen, peilbuizen, grondwatermeetpunten, gemalen en schakelkasten VRI moeten bereikbaar en bedienbaar blijven

  • 8.

    Zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Eindhoven mogen geen kadastrale veelhoekpunten, GPS punten, gemeentelijke vaste meetpunten, aanwijspalen, kathodische beschermingspalen, hekken, peilbuizen en grondwatermeetpunten worden verplaatst of verwijderd.

  • 9.

    De werkzaamheden moeten in beginsel in één werkgang uitgevoerd worden. Een onderbreking van de werkzaamheden die langer duurt dan vijf aaneengesloten werkdagen, moet gemeld worden via bereikbaar@eindhoven.nl. De werkhervatting moet ook via bereikbaar@eindhoven.nl gemeld worden.

  • 10.

    Alle kabels en leidingen dienen aangebracht te worden in een rechte lijn conform de goedgekeurde tracétekening en dwarsprofiel (zie Standaarddetails) bij de verleende vergunning.

  • 11.

    Bovenligging van nutskabels en/of –leidingen is niet toegestaan.

  • 12.

    Indien het gevaar bestaat dat een sleuf zal invallen, dient een sleufbekisting aangebracht te worden.

  • 13.

    De straatkolken worden vrij gehouden van uitkomende grond en de waterafvoer wordt gewaarborgd.

  • 14.

    Vrijkomend puin dient op kosten van en door de netbeheerder te worden afgevoerd.

  • 15.

    Struikelstenen (herdenkingsstenen in de openbare ruimte ter nagedachtenis van de 274 omgebrachte Joodse inwoners van Eindhoven in de Tweede Wereldoorlog) dienen te allen tijde herplaatst te worden op exact dezelfde locatie/wijze (tekstrichting) als men ze verwijderd heeft.

  • 16.

    Tijdelijke kabels en leidingen (bouwaansluitingen) dienen na afloop van de bouwactiviteiten verwijderd te worden.

  • 17.

    Na beëindiging van de werkzaamheden moet de openbare ruimte ter plaatste terug gebracht worden in de oorspronkelijke situatie.

 

3.3.2 Ondergrondse voorzieningen

 

3.3.2.1 Mantelbuizen en wegkruisingen

  • 1.

    Bij kruisingen van wegen, fietspaden en uitritten dienen de kabels of leidingen in een mantelbuis te worden aangebracht.

  • 2.

    Een mantelbuis wordt aangebracht zonder dat de gefundeerde of gesloten verharding wordt opgebroken. Deze moeten worden uitgevoerd middels doorpersingen <10m1 of bestuurbare boringen >10m1. Dit gebeurt zodanig dat er geen schade ontstaat door zetting, oppersing, en dergelijke, aan onder meer de gesloten wegconstructie, de overige verharding, de naastgelegen bermen, het groen, etc., evenals aan de overige ondergrondse infrastructuur. Tevens verwijzen wij naar artikel 24.22.01 lid 01 van De Standaard.

  • 3.

    Persingen >10 m1 onder gesloten verharding zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er wegkruisingen van meer dan 10 m1 gerealiseerd moeten worden, kan de netbeheerder na overleg met en goedkeuring door de coördinator kabels en leidingen eventueel een langere persing realiseren. Alle overige kruisingen zullen door een bestuurbare boring uitgevoerd moeten worden.

  • 4.

    De bovenkant van de mantelbuis wordt minimaal 60 cm onder de bovenkant van de wegverharding, gemeten op het laagste punt van de weg.

  • 5.

    De buiseinden moeten minimaal 75 cm buiten de kant van de fundering uitsteken. Na het inbrengen van de kabels of leidingen wordt de mantelbuis afgesloten ter voorkoming van het instromen van zand.

  • 6.

    De kruising wordt zoveel mogelijk onder een rechte hoek ten opzichte van de weg-as uitgevoerd. Afwijkingen worden in overleg met de Gemeentelijke inspecteur kabels en leidingen gerealiseerd.

  • 7.

    De onder de verharding aan te brengen buizen, mantelbuizen en kokers, waarop verkeersbelasting kan worden verwacht, moeten met inachtneming van de te verwachten gronddruk zijn berekend op een verkeersbelasting klasse 60.

  • 8.

    Wegkruisingen zonder mantelbuis die worden gerealiseerd door een “raket Max 50mm” (koude boring zonder mantelbuis) mogen alleen toegepast worden in overleg met inspecteur kabels en leidingen en bij een wegbreedte van <3 m1.

  • 9.

    Bij gescheiden rijbanen of fietspaden met tussenliggende groenstroken wordt de mantelbuis zoveel mogelijk in één lengte aangebracht.

  • 10.

    De uit foutieve persingen voortvloeiende schade wordt door de netbeheerder aan de Gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator gemeld. Ook wordt een foutieve persing tot op 2.00 m onder maaiveld verwijderd en daarna dicht gemaakt met dämmer.

  • 11.

    Indien met een open mantelbuis wordt geperst en de grondwaterstand dit vereist, wordt de grondwaterstand aan weerszijden van de rijweg verlaagd door het plaatsen van bronnering van voldoende capaciteit. In de directe nabijheid van bomen worden, ter voorkoming van uitdroging, voorzieningen getroffen.

 

3.3.2.2 Boringen

  • 1.

    Vanaf 10m1 dient elke onderdoorgang onder gefundeerde of gesloten verharding uitgevoerd te worden middels een (bestuurbare) boring. Dit gebeurt zodanig dat er geen schade ontstaat door zetting, oppersing, en dergelijke, aan onder meer de gesloten wegconstructie, de overige verharding, de naastgelegen bermen, het groen, etc., evenals aan de overige ondergrondse infrastructuur. Tevens verwijzen wij naar artikel 24.22.01 lid 01 van de Standaard.

  • 2.

    Elke boring dient vooraf getoetst te worden door de gemeente Eindhoven. Men mag pas starten met de boring, nadat men schriftelijke toestemming heeft gekregen (vergunning of instemming).

  • 3.

    Wanneer er bij bestuurbare boringen gebruik gemaakt wordt van bentoniet moet de overtollige bentoniet volledig afgevoerd worden door de netbeheerder. Tevens wordt de werkplek geheel schoon (o.a. vrij van bentoniet) opgeleverd.

  • 4.

    De uit foutieve boringen voortvloeiende schade wordt door de netbeheerder aan de Gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator gemeld. Ook wordt een foutieve boring tot op 2.00 m onder maaiveld verwijderd en daarna dicht gemaakt met dämmer.

 

3.3.2.3 Handholes

  • 1.

    Handholes, lasmoffen en ondergrondse manipulatieputten mogen het kabel-en leidingentracé van de overige netbeheerder niet frustreren. De netbeheerder moet de plaats bepalen door de bestaande kabels en leidingen op te zoeken.

  • 2.

    Handholes, lasmoffen en ondergrondse manipulatieputten mogen niet nabij aansluitkasten van riolering, nutsbedrijven, Telecom bedrijven geplaatst worden (minimale afstand 1 meter) handholes zijn niet toegestaan in inritten, fietspaden, rijwegen en openbaar groen.

  • 3.

    Buizen (in- en uitgaande) vanuit de handholes moeten onder de eventueel aanwezige kabels en buizen van derden worden gelegd. Buizen vanuit handholes moeten onderlangs het tracé uitbogen.

  • 4.

    Gronddekking van de handholes bedraagt ten minste 0,30 m, tenzij deze geplaatst wordt op maaiveldhoogte.

 

3.3.3 Verharding

 

3.3.3.1 Open verharding / elementenverharding

  • 1.

    Indien bij de vooropname (zie 4.1.2) geconstateerd is dat er gebroken materialen aanwezig zijn mogen deze niet teruggebracht worden bij de herstelwerkzaamheden. De gemeente Eindhoven levert hiervoor op verzoek nieuwe materialen. Materiaal dat tijdens de werkzaamheden breekt of beschadigd raakt wordt door en op kosten van de netbeheerder verwijderd en vervangen volgens gelijke specificaties. Hierbij legt de netbeheerder een herkomstcertificaat over. Nieuw materiaal dient geclusterd aangebracht te worden. De nieuw aan te brengen materialen mogen, indien nodig, alleen worden geknipt of gezaagd.

  • 2.

    Open- of elementenverharding moet voldoen aan paragraaf 24.05.05 eerste en tweede lid, 83.12.02 lid 01 t/m 05 van de Standaard.

  • 3.

    De constructie moet na herstel van de opgebroken elementenverharding voldoen aan de oorspronkelijke constructie- eisen zoals verband, afschot, opbouw en motief (figuratie en belijning).

  • 4.

    Wanneer er kantopsluitingen of goten worden opgebroken worden deze hersteld volgens de “meest recente standaarddetails gemeente Eindhoven” welke op te vragen zijn bij de sector Realisatie en Beheer. Uitgangspunt hierbij is paragraaf 83.12.03 lid 01 t/m 04 en 07 van de Standaard.

  • 5.

    Na het herstel van de elementenverharding zal klinkerbestrating met brekerzand ingeveegd worden en bij tegels met niet leemhoudend geel zand, welke beide door de netbeheerder geleverd worden. Dit gebeurt totdat alle voegen volledig gevuld zijn, zoals omschreven in paragraaf 83.12.02 lid 06 van de standaard.

 

3.3.3.2 Sleuven in gesloten verhardingen of vaste funderingslagen

  • 1.

    De minimale gezaagde sleufbreedte in de gesloten verharding is 80 cm breed (vanwege het goed kunnen verwerken en verdichten van de nieuw aan te brengen gesloten verharding).

  • 2.

    Tussen de daadwerkelijk te graven sleuf en de zaagsneden/fundering moet minimaal

  • 3.

    15 cm gehandhaafd blijven om “onderholling” van de gesloten verharding/fundering te voorkomen.

  • 4.

    Afhankelijk van de ontgravingsdiepte, de aanwezige grondslag en de benodigde breedte voor de aan te leggen kabels & leidingen, zal de uiteindelijke sleufbreedte worden bepaald.

  • 5.

    Voor een lasgat geldt een minimale afmeting van 100 x 100 cm.

  • 6.

    Het ontgraven en weer aanvullen gebeurt in de aanwezige laagopbouw. Indien er een steenachtige funderingslaag aanwezig is, wordt deze in de oorspronkelijke samenstelling en dikte teruggebracht. Hierop wordt een straatlaag (straatzand) van maximaal 5 cm aangebracht voor de tijdelijke bestrating met betonstraatstenen.

  • 7.

    Indien de gesloten verharding op een zandfundering aangebracht is, of wanneer er een te geringe hoogte op de bestaande fundering aanwezig is om een straatlaag met betonstraatstenen terug te kunnen brengen, wordt de terug te brengen constructie in overleg met de gemeente bepaald.

  • 8.

    De netbeheerder zorgt voor de benodigde betonstraatstenen en het dichtstraten van de sleuf en/of het lasgat. Dit zal moeten gebeuren met grijze BSS 21 x 10.5 x 8 cm in blokverband.

  • 9.

    Uitkomende materialen die niet ter plaatse worden hergebruikt dienen volgens het Bouwstoffenbesluit door de netbeheerder te worden afgevoerd.

  • 10.

    De vrijgekomen materialen dienen te worden onderscheiden naar teerhoudend en niet teerhoudend.

  • 11.

    Teerhoudende materialen moeten worden vervoerd naar een gecontroleerde stortplaats of recyclingbedrijf. Op verzoek moet bij de gereedmelding door de netbeheerder een stortingsbewijs overlegd kunnen worden.

  • 12.

    Niet teerhoudende materialen moeten naar een verwerkingsbedrijf voor secundaire materialen worden gebracht.

  • 13.

    De acceptatiekosten van het hierboven, onder 10 en 11, beschrevene komen voor rekening van de netbeheerder.

  • 14.

    De netbeheerder geeft na tijdelijk herstel een tekening aan de coördinator kabels en leidingen met de locatie van de inbreking inclusief de afmetingen.

  • 15.

    Voor het terugbrengen van de gesloten verharding wordt de nieuwe constructie, samenstelling, kleur, en dergelijke van geval tot geval op maat door de gemeente bepaald.

  • 16.

    De te maken kosten voor het herstel van de gesloten verharding zal tegen een vast tarief doorbelast worden aan de netbeheerder. Tot 5 m2 zal er altijd sprake zijn van een vast starttarief. De overige vierkante meters zullen per m2 doorbelast worden aan de netbeheerder, het starttarief bedraagt: € 1.250,- en per extra m2 wordt: € 250,- berekend (de genoemde prijzen zullen jaarlijks volgens het prijsindexcijfer voor de bouwnijverheid geïndexeerd worden).

 

3.3.3.3 Ongebonden fundering en grondwerk

Het verdichten van de sleuf dient volgens artikel 24.02.03 tot en met 24.02.07 van de Standaard uitgevoerd te worden.

 

3.3.3.4 Bijzondere verharding / Sierbestrating

Sierbestrating is bestrating in een bijzonder patroon al of niet met verschillende bijzondere soorten bestratingmateriaal of getinte stenen. Dit in afwijking van de standaard 21x10,5x8 cm BSS of betontegel 30x30x4,5 cm.

 

Op diverse plaatsen binnen de gemeente Eindhoven komen hoogwaardige verhardingsconstructies of sierbestratingen voor. Deze worden na overleg met de Gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator door de netbeheerder of een aangewezen gemeentelijke aannemer herstraat. Indien de aangewezen gemeentelijke aannemer deze bestrating hersteld worden de kosten rechtstreeks bij de netbeheerder in rekening gebracht. De gemeente Eindhoven zal uitsluitend coördineren en geen opdrachtgever zijn in deze.

 

3.3.4 Gazons, Bermen, Bomen & Beplantingen

 

3.3.4.1 Algemeen

  • 1.

    Lasgaten en sleuven in gazons en beplantingen worden bij hoge uitzondering toegestaan.

  • 2.

    Eerst na overleg en onderzoek van alle alternatieven zal hiertoe pas worden overgegaan.

  • 3.

    Hierbij zal de coördinator kabels en leidingen beoordelen of het op basis van de kwaliteit van de beplantingen en het jaargetijde toelaatbaar is dat deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

  • 4.

    Gemeente en de netbeheerder komen overeen welke maatregelen worden genomen om schade aan te handhaven beplanting te voorkomen en welke te handhaven beplanting als bijzonder wordt beschouwd.

  • 5.

    Indien de sleuf of het lasgat in het plantsoen, berm of gazon is gelegen, worden de aanwezige teelaarde en zand gescheiden ontgraven en opgeslagen.

  • 6.

    Bij aanvulling dienen de grondsoorten weer in de oorspronkelijke lagen te worden aangebracht. De dikten van de teelaarde- en zandlagen zijn gelijk aan de oorspronkelijke laagdikten.

  • 7.

    De insporingsdiepte van materieel voor het bemesten, zaaien, bezoden, planten, bezanden of andere werkzaamheden mag ten hoogste 10 mm bedragen bij (half)verhardingsoppervlakten en grasvelden en 30 mm bij beplantingsvakken.

 

3.3.4.2 Gazons

Na de werkzaamheden wordt door de netbeheerder het tracé puinvrij gemaakt, waarna het tracé wordt geprofileerd, geëgaliseerd en opnieuw ingezaaid met gras van dezelfde samenstelling. Het steken en terugbrengen van zoden is niet toegestaan.

 

3.3.4.3 Bermen

Bermen worden voor de uitvoering van de werkzaamheden gemaaid in de periode april t/m september. Het maaisel wordt op kosten van de netbeheerder afgevoerd.

Na afronding van de werkzaamheden wordt door de netbeheerder het tracé puinvrij gemaakt en daarna geprofileerd, geëgaliseerd en opnieuw ingezaaid met gras van dezelfde samenstelling.

 

3.3.4.4 Bomen en Beplanting

  • 1.

    Alle te handhaven beplantingen zullen door de netbeheerder worden uitgenomen en na de werkzaamheden worden terug geplant. Opgenomen beplanting wordt opgekuild en zo spoedig mogelijk weer teruggezet. De beplanting wordt zo nodig voor het terugzetten ingekort en direct na planten wordt water gegeven. Teruggeplaatste beplanting die als gevolg van de werkzaamheden dood gaat, moet worden ingeboet in het eerstvolgende plantseizoen, tussen 1 oktober en 31 maart.

  • 2.

    Voor eisen aan beplanting tijdens uitvoering wordt verwezen naar hoofdstuk 01.18 artikel 01 t/m 03 en naar hoofdstuk 24.02.01 artikel 01 en 02 van de Standaard

  • 3.

    Hoofdstuk 01.18 artikel 04 en 05 van de Standaard zijn van toepassing indien er sprake is van toegebrachte schade aan bomen.

  • 4.

    Niet te handhaven beplanting mag na overleg met de inspecteur door de netbeheerder worden gerooid en afgevoerd.

  • 5.

    Bij bomen of bijzondere beplanting wordt het graven binnen de wortelzone of de kroonprojectie van de bomen vermeden. De bomenposters van het www.norminstituutbomen.nl zijn hierbij van overeenkomstige toepassing, zie hiervoor ook https://www.eindhoven.nl/bestuur-en-beleidbeleid/visies-plannen-en-verordeningen

  • 6.

    Bij bijzondere bomen dient, indien de gemeente hierom verzoekt, een bomenwacht aangesteld te worden door de netbeheerder. De kosten van de bomenwacht zijn voor de netbeheerder.

  • 7.

    Indien er binnen de wortelzone van bomen wordt gewerkt dient, indien de gemeente hierom verzoekt, een boom effectanalyse (BEA) te worden uitgevoerd. De BEA geeft inzicht in de te treffen maatregelen om de bomen duurzaam in stand te houden. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een onafhankelijk gespecialiseerd bureau. De kosten van de BEA zijn voor de netbeheerder.

  • 8.

    Indien een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, moet in beginsel gebruik gemaakt worden van sleufloze technieken voor het aanbrengen van mantelbuizen. Deze mantelbuizen worden geplaatst op een diepte buiten de wortelzone.

  • 9.

    Moet binnen de wortelzone toch gegraven worden, omdat een sleufloze techniek niet mogelijk is, dan moet binnen de grootste kroondiameter van de boom worden overgegaan op handmatig graven en is machinaal graven niet toegestaan. Het graven binnen de kroondiameter wordt te allen tijde gemeld bij de inspecteur.

  • 10.

    Dit geldt ook indien er boomwortels dikker dan 50 mm in diameter worden aangetroffen welke niet stuk gemaakt mogen worden.

  • 11.

    Ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging en worden zo snel mogelijk, in ieder geval binnen 48 uur, met grond aangevuld.

  • 12.

    Het opnemen en het terug planten van alle te handhaven beplantingen, inclusief vervangend plantmateriaal, onderhoud en inboet, wordt door de netbeheerder uitgevoerd.

 

3.3.5 Verontreinigde grond

  • 1.

    Op diverse plaatsen binnen de gemeente is verontreinigde grond aanwezig. Daarom dient door de netbeheerder gewerkt te worden volgens de richtlijnen van de CROW publicatie 307 “Werken aan kabels en leidingen in verontreinigde grond, Richtlijn voor veilig en zorgvuldig werken aan ondergrondse lijninfrastructuur”.

  • 2.

    Voor informatie over eventuele bodemverontreiniging moet de netbeheerder voor aanvang van de werkzaamheden via de site van de gemeente Eindhoven bodeminformatie opvragen over het betreffende tracé https://www.eindhoven.nl/bouwen/grond-en-vastgoed/bodeminformatie

  • 3.

    Deze module werkt alleen met een password, dat kunt u via de module eenvoudig en snel aanvragen.

  • 4.

    Per adres kan daar de informatie van een perceel en een straal van 50 meter om het perceel informatie opgevraagd worden en er kan informatie van een tracé worden opgevraagd.

  • 5.

    De netbeheerder geeft zelf aan, indien een tracé door vervuilde grond gaat, of ze haar kabels of leidingen daarin wil leggen. De gemeente en ook de netbeheerder kunnen in een dergelijk geval eventueel ook kiezen voor een alternatief tracé. De veiligheid van de werknemers van de netbeheerder (Arbo-wetgeving) is en blijft te allen tijde een verantwoordelijkheid van de netbeheerder.

  • 6.

    Komt een netbeheerder vervuilde grond tegen die niet bekend is bij de gemeente dan moet men dit direct melden bij de coördinator kabels en leidingen. Daarna kunnen er passende maatregelen worden genomen in samenspraak met de gemeente. Extra kosten (o.a. stilstand/oponthoud, aanpassen tracé) welke hiermee gemoeid zijn komen voor rekening van de netbeheerder.

  • 7.

    Alle eventueel te doorlopen procedures omtrent saneringen staan beschreven op de site van de gemeente Eindhoven (http://www.eindhoven.nl/inwonersplein/leefomgeving/Bodem-1.htm). Hier kunt u ook de eventueel noodzakelijke meldingsformulieren downloaden.

 

3.3.6 Explosieven

Met betrekking tot oorlogsmunitie/explosieven is er binnen de gemeente Eindhoven een overzichtskaart voorhanden. Bij de coördinator kabels en leidingen kan er navraag gedaan worden waar deze locaties zich bevinden of bekend zijn (nadere onderzoekskosten zijn voor rekening van de netbeheerder). Gebieden die al onderzocht zijn op explosieven, zijn tot een diepte van maximaal 5 meter onderzocht. Mocht er tijdens de realisatie van de werkzaamheden gestuit worden op een mogelijk explosief dan wordt direct de politie ingelicht en de werkzaamheden worden gestaakt. Hierna zal zo nodig de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) worden ingeschakeld. Oponthoud en gerelateerde kosten zijn niet verhaalbaar bij de gemeente Eindhoven.

 

3.3.7 Bronnering

1. Werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen worden zo mogelijk uitgevoerd in een droge sleuf. Wanneer dit niet mogelijk is en het plaatsen van bronnering noodzakelijk is, dient hiervoor via het Omgevingsloket van de gemeente Eindhoven een vergunning voor aangevraagd te worden.

2. Voor het lozen van door bronnering opgepompt grondwater op het gemeenteriool is rioolheffing verschuldigd.

 

3.3.8 Asbest

Werkzaamheden aan asbesthoudende kabels en of leidingen en werkzaamheden met asbesthoudende materialen dienen uitgevoerd te worden volgens de vigerende regelgeving.

 

3.3.9 Gemeentelijke archeologische monumenten

De gemeente Eindhoven heeft voor haar grondgebied gebieden aangewezen tot gemeentelijk archeologisch monument, gebieden met archeologische waarden en gebieden met archeologische verwachtingen. Dit zijn gebieden waar archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of verwacht worden. Bij werkzaamheden in de bodem binnen deze gebieden moet rekening worden gehouden met de archeologische waarden.

Deze gebieden staan aangegeven op de archeologische waardenkaart van de gemeente Eindhoven. Deze archeologische waardenkaart is via onderstaande gegevens op te vragen bij de afdeling Omgevingskwaliteit.

 

Contactgegevens:

Gemeente Eindhoven, Sector RE, afdeling Omgevingskwaliteit

Postadres: Postbus 90150, 5600 RB Eindhoven

Contactpersonen: Willemien van de Wijdeven w.vd.wijdeven@eindhoven.nl

 

De gebieden die op de archeologische waardenkaart staan zijn onderverdeeld in categorieën. Per categorie gelden verschillende consequenties bij voorgenomen bouw- of andere bodemverstorende activiteiten.

 

Inhoudelijk betekent dit dat de (archeologische) ondergrond in deze gebieden niet verstoord mag worden (m.a.w. dat bepaalde grondwerkzaamheden niet mogen plaatsvinden) zonder voorafgaande vergunning van het college van B&W. Criteria voor deze vergunningplicht zijn ontleend aan de Monumentenwet 1988.

 

Deze criteria zullen per geval afzonderlijk bekeken en toegepast worden. Voor het vervangen van kabels en leidingen in een bestaand tracé zal over het algemeen geen aanvullende vergunning nodig zijn. Als kabels en leidingen in een nieuw tracé, waar nog geen kabels en leidingen hebben gelegen, aangelegd worden is dit wel vergunningsplichtig volgens de Monumentenwet 1988.

 

Zowel binnen als buiten deze aangewezen archeologische gebieden kunnen binnen de gemeente Eindhoven archeologische toeval vondsten worden gedaan (anders dan bij een opgraving). Deze dienen direct gemeld te worden aan de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven (op grond van de meldingsplicht in artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016), waarna bepaald zal worden of en zo ja welke aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.

 

 

4 Aansprakelijkheid , schade en verzekeringen

 

4.1 Aansprakelijkheid

  • 1.

    Ongeacht de vergunning- of instemmingverlening door de gemeente en/of goedkeuring door andere bevoegde instanties, is de vergunninghouder jegens de gemeente en/of derden aansprakelijk voor schade als gevolg van de uitvoering van het werk. Bij gecombineerde werkzaamheden zijn de verschillende vergunninghouders/netbeheerders hoofdelijk aansprakelijk voor de veroorzaakte schade.

  • 2.

    De gemeente is niet aansprakelijk voor schade die netbeheerder en/of grondroerder of derden lijden, ingeval kabels en/of leidingen van verschillende netbeheerders door afwijking van de door haar gegeven aanwijzingen en richtlijnen (waaronder het standaard profiel) in lengterichting boven elkaar of te dicht bij elkaar zijn of worden gelegd.

  • 3.

    Kabels en/of leidingen die zijn gelegd in afwijking van aanwijzingen en richtlijnen van de gemeente (waaronder het standaard profiel) dienen op eerste aanzegging door en voor rekening van de vergunninghouder te worden verlegd naar een door de gemeente aan te geven plaats en/of diepte.

  • 4.

    De vergunninghouder, netbeheerder en/of grondroerder is aansprakelijk conform het aansprakelijkheidsrecht, voor aanspraken van derden wegens schade, die het gevolg is van het (ver)leggen, verwijderen, repareren en dergelijke van kabels en/of leidingen in opdracht van de netbeheerder.

  • 5.

    De vergunninghouder, netbeheerder en/of grondroerder is aansprakelijk voor alle schade aan gemeente-eigendommen die het gevolg is van het (ver)leggen, verwijderen, repareren en dergelijke van kabels en/of leidingen mits hij volgens het aansprakelijkheidsrecht hiervoor kan worden aangesproken. Bij gecombineerde werkzaamheden zijn de verschillende vergunninghouders/netbeheerders hoofdelijk aansprakelijk voor de veroorzaakte schade.

  • 6.

    Het bepaalde in het voorgaande lid geldt evenzeer indien de werkzaamheden worden uitgevoerd in opdracht van of op verzoek van de gemeente.

 

4.2 Schade

  • 1.

    Vergunninghouder zal alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van de werkzaamheden schade lijdt/lijden.

  • 2.

    Schade aan gemeentelijke of andere eigendommen dient te worden vermeden. Mochten toch beschadigingen optreden dan dient vergunninghouder deze direct te melden aan de coördinator kabels en leidingen en aan de eigenaar/beheerder van de beschadigde zaken.

  • 3.

    Het herstel van de schade vindt plaats in overleg en voor rekening van de veroorzaker, mits hij voor de schade aansprakelijk is. Uitgangspunt bij het herstel is dat de vergunninghouder de situatie in oorspronkelijke staat herstelt. Daarop zijn ook de vergunningsvoorwaarden en de uitvoeringsvoorschriften gericht.

  • 4.

    Omdat bij straatwerk al op voorhand bekend is dat er, ook bij goed herstel van de verharding, toch sprake is van een kwaliteitsachteruitgang is de vergunninghouder aan de gemeente een vergoeding verschuldigd. De gemeente brengt deze (degeneratie-)kosten in rekening bij de vergunninghouder (of melder).

  • 5.

    Ondergraven van de wegbedekking en fundering is niet toegestaan. Eventuele gevolgschade wordt op de vergunninghouder verhaald.

  • 6.

    Zonder schriftelijke toestemming van de gemeente mogen geen kadastrale veelhoekpunten, GPS punten, gemeentelijke vaste meetpunten, aanwijspalen, kathodische beschermingspalen of hekken worden verplaatst of verwijderd. Mocht dit onverhoopt toch gebeuren dan worden de hiermee gepaard gaande kosten van herstel verhaald op de vergunninghouder.

 

4.3 Verzekeringen

  • 1.

    De gemeente hanteert een standaard onderhoudstermijn voor bestratingen en voor groenvoorzieningen van 12 maanden na schriftelijke acceptatie van het werk door de gemeente.

  • 2.

    Onverminderd het in voorgaande artikelen van deze paragraaf bepaalde dragen vergunninghouder en haar (onder-)aannemers voor eigen rekening zorg voor de verzekeringen tegen schade als gevolg van wettelijke aansprakelijkheid welke voortvloeit uit het gebruik van aannemersmateriaal bij de uitvoering van het werk.

  • 3.

    Objecten waarvoor een verzekeringsplicht krachtens de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (WAM) geldt, dienen overeenkomstig de voorschriften van de WAM, alsmede tegen het werkrisico verzekerd te zijn. Alleen door deze verzekering gedekte voertuigen mogen voor het werk worden ingezet.

 

4.4 Veiligheid

  • 1.

    Indien een netbeheerder een kabel of leidingtracé wil aanleggen in een gebied waarvan de bodem verontreinigd is, al dan niet vooraf vastgesteld, dan vervalt elke aansprakelijkheid van de gemeente. Een eventuele saneringsplicht ligt in die gevallen bij de netbeheerder.

  • 2.

    Het risico voor het afvoeren en aanvoeren van bouwstoffen ligt altijd bij de netbeheerder. De netbeheerder dient daarbij aan alle eisen en (milieu-)voorschriften te voldoen.

  • 3.

    Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van de veiligheid. De op dit gebied van kracht zijnde voorschriften moeten op het werk beschikbaar zijn.

  • 4.

    Het personeel dat bij de werkzaamheden is betrokken moet zijn geïnstrueerd met betrekking tot de op de bouwplaats geldende wetten en regels ten aanzien van de veiligheid. Leidinggevend personeel van de uitvoerende partij en de vergunninghouder moeten erop toezien dat de van toepassing zijnde voorschriften worden nageleefd.

  • 5.

    Voor de aanvang van de werkzaamheden moet een Veiligheids- en Gezondheidsinstructie zijn opgesteld door vergunninghouder. In deze instructie moet minimaal het volgende zijn opgenomen:

    • a.

      de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften;

    • b.

      milieuvoorschriften;

    • c.

      de wijze waarop verontreiniging van het milieu wordt voorkomen respectievelijk beheerst;

    • d.

      de wijze waarop de afhandeling van calamiteiten en ongevallen wordt geregeld.

  • 6.

    De gemeentelijke inspecteur kabels en leidingen controleert vanuit de publieke taakstelling van de gemeente of het werk veilig wordt uitgevoerd en is bevoegd om, bij onveilige situaties, correctieve maatregelen af te dwingen.

 

Citeertitel : Handboek Kabels en Leidingen gemeente Eindhoven

 

Eindhoven, 9 januari 2019

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

,burgemeester

, secretaris

Mij bekend,

De gemeentesecretaris van Eindhoven

Naar boven