Wijzigen van de afvalstoffenverordening 2009, gemeente Amsterdam

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 14 mei 2019 (Gemeenteblad 141/1157);

Gelet op:

  • -

    artikelen 10.21 en 10.23 van de Wet milieubeheer;

  • -

    artikel 147 van de Gemeentewet,

 

Besluit:

 

 

  • 1.

    vast te stellen de volgende

 

Verordening tot wijziging van de Afvalstoffenverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 juli 2009 (Gemeenteblad 2009, afd. 3A, nr. 160/375):

Artikel I

Artikel 1 wordt gewijzigd door het verwijderen van de volgende passage:

“10. Westpoort: het gebied aangegeven op de bij deze verordening behorende kaartbijlage.”

Artikel II

Artikel 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het college wijst de inzameldienst aan die belast is met het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2.

    Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3.

    Het college kan over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen nadere regels stellen.

  • 4.

    Aan de aanwijzing kunnen voorschriften en beperkingen verbonden worden in het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel III

Artikel 3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    De inzameldienst of andere inzamelaars zamelen in ieder geval de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in:

    • a.

      klein chemisch afval;

    • b.

      glas;

    • c.

      oud papier en karton;

    • d.

      elektrische en elektronische apparatuur;

    • e.

      asbest en asbesthoudend afval;

    • f.

      grof huishoudelijk afval;

    • g.

      huishoudelijk restafval;

    • h.

      groente-, fruit-, en tuinafval.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld, waaronder het aanwijzen van andere categorieën.

  • 3.

    Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan het college in het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer de aanwijzing van afzonderlijk in te zamelen huishoudelijke afvalstoffen of fracties daarvan achterwege laten.

Artikel IV

Artikel 4 lid 2 en lid 3 worden gewijzigd door in beide leden de passage

“deelraad als bedoeld in de Verordening op de stadsdelen”, te vervangen door “het college”

Artikel V

Artikel 5 wordt gewijzigd door toevoeging van een nieuw lid 3:

“3. Het verbod geldt niet voor de inzamelaar die bij nadere regels van het college van het verbod is vrijgesteld.” Het huidige lid 3 wordt vernummerd tot lid 4.

Artikel VI

Artikel 6, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Het is anderen dan gebruikers van percelen binnen de grenzen van de gemeente verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden binnen die grenzen.

Artikel VII

Artikel 7, lid 2, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor door het college bij nadere regels aan te wijzen categorieën van personen of situaties, waaronder het verlenen van vrijstelling van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

     

    • 2.

      Er van kennis te nemen dat de toelichting is aangepast aan bovenstaande wijzigingen.

       

    • 3.

      Te bepalen dat deze verordening in werking treedt op 1 juli 2019.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 10 juli 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De 1e plv. raadsgriffier

Rob Willems

Toelichting Afvalstoffenverordening 2009

Gewijzigd B&W 14 mei 2019

 

Algemeen

Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer draagt de gemeenteraad op regels vast te stellen voor het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen. De verordening kan dan ook worden gekenschetst als een medebewindsregeling. Bij het opstellen van de verordening is gebruik gemaakt van de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2008 .

De verordening biedt een kaderregeling waarin de belangrijkste regels omtrent het inzamelen en het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen zijn opgenomen. Voor een eenduidige handhaving van deze regels is het van belang dat deze regels in de hele stad hetzelfde zijn. Als bijkomend voordeel geldt dat wijzigingen in de landelijke regelgeving in één keer kunnen worden doorgevoerd in de verordening zodat deze actueel blijft en de juiste basis biedt voor handhavend optreden. De verordening biedt op veel plaatsen de mogelijkheid om nadere regels te stellen. Hiermee wordt aan de stadsdelen de mogelijkheid geboden om zelf te bepalen op welke wijze ingezameld wordt, wanneer en waar afvalstoffen mogen worden aangeboden et cetera. Op die manier kunnen stadsdelen binnen de begrenzingen van de verordening eigen invulling geven aan de uitvoering van hun taken zoals bij het maken van de keuze om in te zamelen met behulp van ondergrondse containers, vuilniszakken, minicontainers of andere voorzieningen en bij het wijzigen van de dagen en tijden waarop wordt ingezameld et cetera.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De dagelijks besturen van de stadsdelen verkrijgen hun bevoegdheid om nadere regels vast te stellen op grond van het Bevoegdhedenregister behorend bij de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam. De centrale stad bepaalt de kaders en de begroting van de afvalketen; de dagelijkse besturen van de stadsdelen besluiten locatiespecifiek over de uitvoering.

 

In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer zijn omschreven, worden, voor zover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Het gaat daarbij om de volgende wettelijke begrippen die in deze toelichting zijn opgenomen ten behoeve van een zo compleet mogelijk beeld.

  • a.

    afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

  • b.

    huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

  • c.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

  • d.

    gevaarlijke afvalstoffen: bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • e.

    afvalbeheersplan: het afvalbeheersplan, bedoeld in artikel 10.3 Wet milieubeheer.

 

Huishoudelijke afvalstoffen omvatten verschillende categorieën afvalstoffen, zoals papier en karton en glas. Deze categorieën kunnen in een uitvoeringsbesluit op grond van artikel 3, derde lid van de verordening nader worden omschreven. In het Model-uitvoeringsbesluit is een groot aantal categorieën afvalstoffen omschreven. Dit geldt bijvoorbeeld voor grof huishoudelijk afval. Er bestaat geen wettelijke definitie van dit begrip. In het model-uitvoeringsbesluit is grof huisafval omschreven als volumineus of zwaar huishoudelijk afval dat door afmeting of gewicht niet in een inzamelmiddel of via een inzamelvoorziening ter inzameling kan worden aangeboden.

 

De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP3, sectorplan 10) is wel een definitie opgenomen:

“Zwerfafval is niet verzameld afval dat mensen bewust of onbewust weggooien of achterlaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn, of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op die plaatsen is terechtgekomen. Niet verzameld marktafval en drijfafval behoren eveneens tot de categorie zwerfafval.”

Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt.

Onder zwerfafval wordt niet verstaan de illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval bijvoorbeeld met een volume van ten minste een plastic tas. Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan om huishoudelijk afval gaan maar ook bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.

 

Het Besluit beheer autowrakken omschrijft een autowrak als een voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

 

Bij het definiëren van het begrip ‘inzamelen’ is in de verordening gekozen voor een brede omschrijving om duidelijk aan te geven dat de gemeentelijke inzamelstructuur zowel bestaat uit haal- als brengvoorzieningen. Deze definitie beziet alle activiteiten ten aanzien van het inzamelen vanuit degene die voor inzameling zorg draagt. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ is eveneens gekozen voor een brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

 

Een inzamelvoorziening is bedoeld voor de afvalstoffen van meerdere huishoudens en een inzamelmiddel is bedoeld voor een huishouden. In de begripsomschrijving is een aantal voorbeelden opgenomen. Overigens hoeft het niet zo te zijn dat een inzamelvoorziening vast is en een inzamelmiddel mobiel. Zo is een flatcontainer die gebruikt wordt door de bewoners van de hele flat een inzamelvoorziening, en zijn minicontainers voor een aantal individuele woningen die op een vaste locatie permanent in een beugel op de weg staan toch inzamelmiddelen, omdat ze bestemd zijn voor een huishouden. In het uitvoeringsbesluit kunnen de regels worden toegesneden op dergelijke bijzondere situaties.

 

De definitie van wegen in de Wegenverkeerswet 1994 luidt als volgt: wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

 

Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wet milieubeheer verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het college wijst de inzameldienst aan. De aanwijzing van inzamelaars is een besluit waartegen bezwaar en beroep mogelijk zijn. Door beleid op te stellen voor het aanwijzen van andere inzamelaars kan bijvoorbeeld worden gekozen om maar een beperkt aantal inzamelaars toe te laten, of om bepaalde voorschriften en beperkingen aan het besluit te verbinden.

Voorschriften en beperkingen dienen het belang van de bescherming van het milieu. Het kan dus ook gaan om voorschriften om bijvoorbeeld geluidsoverlast ten gevolge van de inzameling tegen te gaan.

De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc. Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Zo hebben detaillisten en/of reparatiebedrijven geen aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit is al geregeld in de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.

 

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

“Bestuursorganen moeten bij de uitoefening van hun bevoegdheid met betrekking tot afvalstoffen rekening houden met het landelijke afvalbeheersplan (LAP 3). Het LAP 3 benoemt de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval (gft), papier en karton, glas, textiel (inclusief schoeisel), kunststof en rubber, metalen, hout, batterijen en accu’s, elektrische en elektronische apparatuur, klein chemisch afval, overige mono stromen (onder andere matrassen, steenwol, tapijt, kustgras) en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval en huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).”

 

Op basis van het tweede lid kan het college in een uitvoeringsbesluit nog meer afvalstromen aanwijzen die gescheiden worden ingezameld.

In het centraal uitvoeringsbesluit kan een omschrijving van verschillende afvalstromen worden vastgelegd. Dat is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.

GFT staat in de lijst met stromen die gescheiden worden ingezameld omdat gescheiden inzameling van GFT het wettelijk uitgangspunt is (art 10.21 tweede lid Wet milieubeheer). Op grond van artikel 10.26 eerste lid Wet milieubeheer kan in de verordening op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt. In lid 4 is bepaald dat in afwijking van het eerste lid kan worden besloten dat bepaalde huishoudelijke afvalstoffen, waaronder dus GFT, niet afzonderlijk worden in gezameld. Op de meeste plaatsen in Amsterdam is gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en wordt gft samen met het restafval ingezameld.

 

Artikel 4 Inzamelmiddelen en voorzieningen

Op basis van dit artikel bepaalt het college hoe de verschillende fracties van huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Dat kan zijn in huisvuilzakken, al dan niet op aanbiedlocaties, of in wijkcontainers, glas- en papierbakken et cetera. In het model uitvoeringsbesluit zijn verschillende opties uitgewerkt. De wet gaat in beginsel uit van inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel (art 10.21 Wet milieubeheer). In afwijking daarvan kan de raad besluiten dat nabij elk perceel wordt ingezameld (artikel 10.26 eerste lid, onder a, Wet milieubeheer). Voorheen moest daarbij worden voldaan aan de eisen van de Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel. Deze regeling is komen te vervallen per 26 november 2008 (Stb 2008, 478).

Inzameling bij elk perceel vindt plaats met vuilniszakken of minicontainers die iedere burger aan de straat voor zijn eigen perceel kan aanbieden. Inzameling nabij elk perceel kan plaatsvinden door middel van aanbiedlocaties en met behulp van inzamelcontainers nabij elk perceel. Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn.

Een aanbiedlocatie of clusterplaats is een door het college aangewezen plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Een voorbeeld is een centrale plaats op de stoep die soms als zodanig herkenbaar is gemarkeerd.

Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Een voorbeeld van dergelijke mobiele voorzieningen is de chemokar die alleen op gezette tijden aanwezig is.

 

Artikel 5 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen

Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan anderen dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel valt hieronder. De betreffende winkels of bedrijven kunnen op grond van artikel 2, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie. Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

 

Artikel 6 Afvaltoerisme

Dit artikel beoogt afvaltoerisme tegen te gaan. Het is niet de bedoeling dat bewoners van naburige gemeenten buiten hun woongebied van afval (huishoudelijk afval of grof huishoudelijk afval) ontdoen, omdat zij buiten hun woongebied geen afvalstoffenheffing betalen.

 

Artikel 7 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

In artikel 3 is een opsomming opgenomen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen die gescheiden worden ingezameld. Dit artikel houdt een verbod in voor de burger om deze stromen anders dan gescheiden aan te bieden.

 

Artikel 8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Het artikel biedt de grondslag voor handhavend optreden tegen het aanbieden van huishoudelijk afval in strijd met het in artikel 4, tweede lid aangewezen inzamelmiddel of –voorziening. Als bijvoorbeeld voor een perceel het gebruik van een gezamenlijke inzamelvoorziening is aangewezen dan is het niet toegestaan om separaat het huisvuil met behulp van vuilniszakken aan te bieden. Daarnaast is het niet toegestaan om inzamelmiddelen en –voorzieningen te gebruiken voor het aanbieden van andere huishoudelijke afvalstoffen dan waarvoor zij bestemd zijn. Het is niet de bedoeling dat de inhoud van de glasbak wordt verontreinigd door bijvoorbeeld de inworp van huishoudelijk restafval.

Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om in een uitvoeringsbesluit allerlei praktische zaken te regelen zoals het aanbieden van afvalstoffen zonder uitsteeksels die verwondingen kunnen veroorzaken, het verbod om hete stoffen in een minicontainer te werpen en het ordelijk aanbieden van inzamelmiddelen langs de rijroute van het inzamelvoertuig zonder hinder voor het verkeer.

Het vierde lid biedt de grondslag voor verschillende soorten regels die het college kan stellen in verband met het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Zo kunnen bijvoorbeeld clusterplaatsen of aanbiedlocaties worden aangewezen en regels worden gesteld voor het verwijderen van een inzamelmiddel na lediging maar ook afvalstoffen worden aangewezen die bij een brengdepot of bij de chemokar moeten worden aangeboden. Door dergelijke regels in te vullen in het uitvoeringsbesluit kan worden aansloten bij de gehanteerde inzamelmethode en beleid.

 

Artikel 9 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Dit artikel biedt de grondslag voor het vaststellen van dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen. Het kan gaan om een bepaling dat vuilniszakken of minicontainers pas na een bepaald tijdstip buiten mogen worden geplaatst, of dat tussen bepaalde tijdstippen geen glas in de glasbak mag worden geworpen. Ook de openingstijden van het brengdepot of de dagen dat de chemokar langskomt worden op basis van dit artikel vastgelegd.

 

Artikel 10 In bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden

In dit artikel wordt de bevoegdheid gegeven om in bijzondere situaties een regeling uit te vaardigen voor het ter inzameling aanbieden van huisvuil, bijvoorbeeld in het geval dat een straat is opgebroken en het huisvuil dus – tijdelijk - niet in een bepaalde straat kan worden opgehaald

 

Artikel 11 Onbeheerd plaatsen van kca en asbest

Omdat klein chemisch afval en asbest een gevaar vormen voor het milieu en de gezondheid worden ze als gevaarlijke stoffen beschouwd, en mogen daarom niet onbeheerd op de openbare weg staan. Zo wordt voorkomen dat bodemverontreiniging ontstaat of kinderen of dieren ermee spelen.

 

Artikel 12 Afgifte van autowrakken

Dit artikel dient ter implementatie van artikel 5, tweede lid, van de Europese Autowrakkenrichtlijn waarin wordt bepaald dat lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat alle afgedankte voertuigen aan erkende verwerkers worden overgedragen. Voor zover autowrakken vrijkomen bij bedrijven, is dit reeds geregeld in de Wet milieubeheer, artikel 10.37, tweede lid. De Wet milieubeheer bevat geen rechtstreeks werkende regels voor de afgifte van autowrakken die vrijkomen bij particuliere huishoudens. Wel biedt de wet een bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur, voor zover dat in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen noodzakelijk is, regels te stellen met betrekking tot het opnemen in de gemeentelijke afvalstoffenverordening van regels omtrent onder meer het overdragen van huishoudelijke afvalstoffen aan een ander. Van die bevoegdheid is gebruik gemaakt in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken. Particulieren mogen op grond van dat artikel hun autowrakken onder meer inleveren bij auto demontagebedrijven (onderdeel a), garages en autoschadeherstelbedrijven (onderdeel b).

 

Artikel 13 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen ook bedrijfsafvalstoffen of een bepaalde categorie bedrijfsafvalstoffen inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit kantoren, winkels en de dienstensector. Gemeenten hebben met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen wettelijke zorgplicht en kunnen niet bepalen wie er binnen de gemeenten al dan niet bedrijfsafval mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.

 

Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Alleen bedrijven die reinigingsrecht betalen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de door de gemeente aangewezen inzameldienst. Het college kan evenals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is nadere regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden. Deze regels zullen in het algemeen overeen komen met de regels die op basis van de artikelen 8 en 9 worden gesteld aan het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Op basis van deze nadere regels kan het college daarnaast bijvoorbeeld een maximum stellen aan de per inzameling toegestane hoeveelheid aangeboden bedrijfsafval.

 

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden aan anderen dan de inzameldienst

De grondslag voor dit artikel wordt gevonden in artikel 10.23 van de Wet milieubeheer. De Afvalstoffenverordening mag op grond van het derde lid van dit artikel geen vergunningstelsel voor het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen inhouden. Wel mogen gemeenten regels stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Op grond van dit artikel worden regels opgenomen in het uitvoeringsbesluit over het aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan particuliere inzamelaars. De regels hebben betrekking op het voorkomen van vervuiling en overlast bij de inzameling door particuliere bedrijven.

Zo is het mogelijk om bepaalde dagen of tijden aan te wijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld om ritten zo veel mogelijk te combineren en hinder zo veel mogelijk te voorkomen. Deze regels gelden voor alle particuliere inzamelaars die bedrijfsafval inzamelen.

 

Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om (illegaal) gedumpte zaken of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. In een aantal gevallen zal het op of in de bodem brengen van stoffen en voorwerpen zodanig kunnen geschieden dat hogere regelgeving zoals de Wet bodembescherming van toepassing is. Met opzet worden in het eerste lid ook de termen ‘stof’ en ‘voorwerp’ gebruikt en niet alleen de term ‘afvalstof’ omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Met toepassing van dit artikel worden bijvoorbeeld vuilniszakken, tuinvuil, maar ook fietswrakken verwijderd die niet overeenkomstig de regels voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in de openbare ruimte zijn achtergelaten. Zie voor afvalstoffen die op de weg raken bij het laden en lossen ook artikel 20, waarin ook regels zijn gesteld voor het opruimen van deze afvalstoffen.

 

Artikel 17 Ongeadresseerd reclamedrukwerk

Artikel 17 heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk te voorkomen. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan een van de doelen in het uitvoeringsplan afval 2016-2020: afvalpreventie. Deze regeling maakt daarmee onderdeel uit van de doelstelling in 2020 65% van het huishoudelijk afval te scheiden.

Amsterdammers hebben met de komst van de nieuwe Ja/Ja sticker de volgende mogelijkheden om hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar te maken:

 

Tabel1: Overzicht wanneer bezorging gewenst is en dus mag geschieden

Overzicht stickers

Ongeadresseerd reclamedrukwerk gewenst

Ongeadresseerde Huis-aan-huisbladen

gewenst

Ja/Ja sticker

Ja

Ja

Geen sticker of Nee/Ja sticker

Nee

Ja

Nee/Nee sticker

Nee

Nee

 

Toelichting artikel 17

In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen

ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en drukwerk van

vrijwilligers- en overige niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke

partijen en huis-aan-huisbladen.

Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het

reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie

vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals

bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw”.

Drukwerk van vrijwilligers- en niet commerciële organisaties, waaronder ook

politieke partijen, valt niet onder de definitie ‘ongeadresseerd drukwerk’. De

gemeente kiest voor dit onderscheid omdat de huis- aan-huisbladen en

pamfletten een belangrijke functie voor onder meer de nieuwsverspreiding op

lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt hebben. Daarbij hebben deze

bladen een lage frequentie.

In de definitie van de ‘huis-aan-huisblad’ is een norm gehanteerd van 10% aan

inhoudelijk buurtgericht nieuws. Hiermee sluit de Afvalstoffenverordening aan op de norm die landelijk door de Stichting Reclamecode gehanteerd wordt.

In het tweede lid is bepaald dat de gemeente bezorging van ongeadresseerd

reclamedrukwerk uitsluitend toestaat als de ontvanger onmiskenbaar met een

JA/JA- sticker duidelijk heeft gemaakt hij het ongeadresseerde reclamedrukwerk

wil ontvangen. Daarbij gaat het niet alleen om de bezorging maar ook om het

laten bezorgen. De adverteerders dienen zich ook aan het opt–in systeem te

houden.

In het derde lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden, tenzij

de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen

ontvangen.

 

Artikel 18 Achterlaten van straatafval

In artikel 1 van de verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het om afval dat ‘onderweg ontstaat’, buiten een perceel en dat niet als zwerfafval op straat, in groenvoorzieningen, het water et cetera terecht dient te komen. Daarvoor wordt de burgers waaronder in dit geval ook toeristen worden verstaan de mogelijkheid geboden om zich op verantwoorde wijze van het afval te ontdoen, voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht. Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving.

 

Artikel 19 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereedstaande afvalstoffen

Het eerste lid beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken, verwijderen en verspreiden van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de inzameldienst langs is geweest. Een toezichthouder is op grond van hogere regelgeving (artikel 5:18 Awb) bevoegd om afvalstoffen te doorzoeken. Het meenemen van huisvuil dat ter inzameling gereed staat is toegestaan, zolang de omgeving hierdoor niet wordt verontreinigd. Het vernielen en/of verspreiden van deze afvalstoffen mag dus niet.

 

Artikel 20 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 20 beoogt het voorkomen of beperken van zwerfafval en daardoor mogelijke verontreiniging van de weg en nadelige beïnvloeding van het milieu als gevolg van het vervoeren, laden en lossen van stoffen en voorwerpen en bij het verrichten van andere werkzaamheden. In het tweede lid wordt geregeld binnen welke termijn de weg dient te worden gereinigd als verontreiniging is ontstaan als gevolg van de werkzaamheden zoals bedoeld in het eerste lid en wie daar voor verantwoordelijk zijn.

Ook de Algemene Plaatselijke Verordening bevat een artikel dat is bedoeld om verontreiniging van de openbare weg te voorkomen. Dat artikel, 4.17, is algemeen gesteld en omvat alle vormen van verontreiniging die niet elders zijn geregeld. Artikel 20 van de Afvalstoffenverordening moet in dit verband worden beschouwd als een bijzondere bepaling waarin wordt geregeld wat er moet gebeuren als de weg onverhoopt toch verontreinigd is, die prevaleert boven de algemene regel in de APV.

 

Artikel 21 Verbod opslag van afvalstoffen

In artikel 10.25, onder c, Wet milieubeheer is de basis gelegd voor dit artikel in de Afvalstoffenverordening. Het artikel beoogt het belang van het milieu te beschermen. Onder het verbod valt ook de opslag van autowrakken. Ten aanzien van autowrakken die op de weg zijn geplaatst heeft de APV een verbodsbepaling met als aanvullend motief de verkeersveiligheid, de bescherming van het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte en het ongewenst innemen van (schaarse) parkeerruimte in de stad.

 

Artikel 22 Strafbepaling

In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk te kunnen worden gehandhaafd. De Wet op de economische delicten (Wed) bestempelt overtreding van de verboden en voorschriften gesteld bij of krachtens de in artikel 10.23 van de Wet milieubeheer voorgeschreven gemeentelijke afvalstoffenverordening als een economisch delict. Voorwaarde hiervoor is wel dat in de verordening wordt aangegeven welke overtredingen een strafbaar feit opleveren. In de Wet is de strafmaat aangegeven van overtreding van plaatselijke verordeningen die zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer. In het geval van de Afvalstoffenverordening is dat hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie.

Het tweede lid bevat de strafmaat voor het enige artikel dat als een autonome bepaling in de verordening is opgenomen, namelijk artikel 17 dat handelt over het bezorgen van ongeadresseerd drukwerk. De overige bepalingen in de verordening vinden hun basis in de Wet milieubeheer en zijn in medebewind tot stand gekomen. Voor artikel 17 geldt op grond van artikel 154 Gemeentewet een strafmaat van hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Voor artikel 17 geldt dat op overtreding hiervan, naast het optreden op grond van het strafrecht zoals in dit artikel is bepaald, de gemeente een bestuurlijke boete op kan leggen, zoals is vastgelegd in artikel 1, lid 2 van de Verordening Bestuurlijke Boete Overlast in de Openbare Ruimte.

 

Artikel 23 Aanwijzing toezichthouders

In dit artikel wordt bepaald wie toezicht houdt op de naleving van de bepalingen opgenomen in deze verordening.

 

Artikel 24 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 november 2009. De verordeningen van de stadsdelen vervallen op het moment dat deze Afvalstoffenverordening in werking treedt. De vermelding hiervan in het tweede lid betreft in feite een constatering.

 

Artikel 25 Overgangsbepalingen

In de overgangsbepaling wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met besluiten die op grond van eerdere regelgeving zijn genomen. Door de verwijzing naar artikel 24 wordt een koppeling gelegd met besluiten (inzamelvergunningen) die eerder door de stadsdelen zijn genomen. Het eerste lid regelt expliciet dat bestaande vergunningen worden beschouwd als aanwijzingsbesluiten als bedoeld in artikel 2; de huidige verordening kent geen vergunningstelsel meer. In het vierde lid wordt voor het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten (aanvragen om vergunning) die zijn genomen op grond van eerdere verordeningen verwezen naar deze verordeningen juist omdat in die verordeningen nog vergunningstelsels kunnen voorkomen die de huidige verordening niet meer bevat.

Naar boven