Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten houdende regels over de verlening van subsidie voor instandhoudingskosten en het opstellen van een inspectierapport, duurzaamheidsrapport en/of herbestemmingsrapport (Subsidieregeling monumenten Voorschoten 2019)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten;

 

overwegende dat de gemeente Voorschoten streeft naar:

  • het culturele DNA van Voorschoten wordt beschermd en uitgedragen;

  • duurzame instandhouding van cultureel erfgoed;

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Voorschoten 2019;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende Subsidieregeling monumenten Voorschoten 2019:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeentelijk monument: Een monument dat volgens de Erfgoedwet en overeenkomstig de Erfgoedverordening Voorschoten 2016 door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen.

  • b.

    Beeldbepalend pand: Pand dat niet als monument is beschermd, maar dat naar het oordeel van het gemeentebestuur cultuurhistorisch waardevol is en/of in een stads- of dorpsgezicht, dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in de gemeente is aangewezen, gelegen is, dan wel een pand, object of structuur van cultuurhistorische waarde waarvan de uiterlijke kenmerken in een ruimtelijk plan is beschermd.

  • c.

    Rijksmonument: Monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister.

  • d.

    Gemeentelijke monumentenlijst: De lijst waarop overeenkomstig de Erfgoedverordening Voorschoten 2016 de beschermde monumenten zijn vermeld.

  • e.

    Inspectierapport: Een rapport dat de technische of fysieke staat beschrijft van een monument en opgesteld is door een door de stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM)-gekwalificeerd bureau of een ander naar het oordeel van het college kundig bureau zonder winstoogmerk.

  • f.

    Duurzaamheidsrapport: Een rapport dat de mogelijkheden voor verduurzaming van een pand beschrijft conform de richtlijnen van de stichting ERM.

  • g.

    Herbestemmingsrapport: Een rapport dat de resultaten bevat van de haalbaarheid van de mogelijke herbestemming van een pand;

  • h.

    Subsidiabele instandhoudingskosten: De kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die als zodanig zijn aangemerkt in de meest recente “Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten”, zoals uitgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, met dien verstande dat:

    • -

      hieronder mede wordt verstaan onderzoeken zoals vermeld in artikel 1, sub n, onder 1 en 2 van de Erfgoedverordening Voorschoten 2016 en;

    • -

      kosten voor het opheffen van acute bouwtechnische gebreken dan wel wind- en waterdicht houden van panden gedurende het proces van herbestemming, indien de voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen;

    • -

      bij beeldbepalende panden en objecten de instandhoudingskosten uitsluitend betrekking hebben op exterieuronderdelen, inclusief de kap en dragende constructie, mits deze cultuurhistorische waarde hebben

  • i.

    Eigenaren: Eigenaren van een rijksmonument, gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of cultuurhistorisch waardevolle structuur, pand of object gelegen binnen het beschermde dorpsgezicht en als zodanig via de erfgoedverordening of in een dubbelbestemming cultuurhistorie in de bestemmingsplannen is aangemerkt.

    Hieronder wordt mede verstaan:

    • -

      degene die het recht van erfpacht heeft;

    • -

      de houder van een recht van opstal;

    • -

      de vruchtgebruiker;

    • -

      de rechthebbende op een appartementsrecht;

    • -

      de toekomstige eigenaar, erfpachter, houder van een recht van opstal, vruchtgebruiker of rechthebbende op een appartementsrecht;

    • -

      degene die het eigendomsrecht heeft.

Artikel 2 Subsidieverlening

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor:

    • -

      de subsidiabele instandhoudingskosten van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden en objecten;

    • -

      het opstellen van een inspectierapport, duurzaamheidsrapport en/of herbestemmingsrapport. De kosten van het inspectierapport is inclusief voorrijkosten van gemeentelijke- en rijksmonumenten en het abonnement van de Monumentenwacht voor een periode van maximaal 3 jaar; reparaties zijn niet inbegrepen.

  • 2.

    Het college beslist binnen 10 weken na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

  • 3.

    Het college kan de beslissing maximaal zes weken verdagen; de subsidieontvanger wordt hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 3 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Eigenaren vragen subsidie aan bij het college, door middel van een standaard digitaal aanvraagformulier, voordat met de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd wordt aangevangen.

  • 2.

    Een aanvraag voor een subsidiering van de subsidiabele instandhoudingskosten bevat:

    • a.

      een inspectierapport dat minder dan twee jaar (bij niet-woonhuizen), respectievelijk drie jaar (bij woonhuizen) voor de datum van indiening is opgesteld en indien niet in het rapport opgenomen, 1 of meer actuele overzichts- en detailfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument en zijn gebreken;

    • b.

      een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden en een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten;

    • c.

      (detail-)tekeningen van de bestaande situatie en de nieuwe situatie;

    • d.

      de naam en het adres van de betrokken en erkende aannemer(s) en/of architect, werkzaam volgens de ERM-richtlijnen;

    • e.

      een gespecificeerde begroting van de kosten.

  • 3.

    Een aanvraag voor subsidiëring van alleen een inspectierapport, een duurzaamheidsrapport of herbestemmingsrapport bevat een onderbouwde offerte voor het opstellen van het rapport, waaruit blijkt dat conform de richtlijnen van het ERM wordt gewerkt, en een beschrijving van de problematiek, waarvoor een rapport gewenst is.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van de in het tweede en derde lid gestelde plichten.

Artikel 4 Voorwaarden

  • 1.

    Een subsidie wordt verleend op voorwaarde dat de eigenaar het gemeentelijk monument of het beeldbepalende pand zal onderhouden in de staat, waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

  • 2.

    De werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden conform de uitvoeringsrichtlijnen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zie: www.cultureelerfgoed.nl/dossiers/restauratiekwaliteit/uitvoeringsrichtlijnen.

  • 3.

    De instandhoudingswerkzaamheden moeten binnen twee jaar na de verzenddatum van het besluit tot verlening van de subsidie zijn voltooid.

  • 4.

    De subsidieontvanger doet onverwijld een schriftelijke melding zodra het aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Er wordt geen subsidie toegekend als het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken.

  • 2.

    De subsidie voor subsidiabele instandhoudingskosten wordt niet verleend indien voor de betreffende instandhoudingswerkzaamheden binnen een periode van 10 jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag wordt ingediend reeds subsidie is verleend dan wel indien voor het betreffende adres eerder in hetzelfde kalenderjaar subsidie is verleend op grond van deze regeling.

  • 3.

    Er wordt ook geen subsidie voor instandhoudingskosten verleend indien:

    • a.

      het pand is aangewezen als rijksmonument;

    • b.

      de kosten op grond van een verzekering of enig andere vorm van verzekering zijn gedekt;

    • c.

      voor de uit te voeren werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist en deze niet is verleend;

    • d.

      het monument eigendom is van de Staat de Nederlanden, de gemeente, de provincie of andere overheidsinstellingen;

    • e.

      reeds met de werkzaamheden is aangevangen, tenzij dit met schriftelijke toestemming vooraf vanwege een acuut belang voor de instandhouding van het pand is overeengekomen.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt voor subsidiabele instandhoudingskosten:

    • a.

      een gemeentelijk monument: 50 % van de subsidiabele kosten en zover het subsidieplafond reikt;

    • b.

      een beeldbepalend pand, gebouw zijnde: 25 % van de subsidiabele kosten en zover het subsidieplafond reikt.

  • 2.

    De subsidie bedraagt voor inspectierapporten, duurzaamheidsrapporten en herbestemmingsrapporten:

    50 % van de subsidiabele kosten met een maximum bedrag van € 500; maximaal 1 keer in de drie jaar bij woonhuis-monumenten en maximaal 1 keer in de twee jaar bij niet-woonhuis-monumenten.

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeling

  • 1.

    Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

  • 3.

    Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst volgens het principe: eerst-komt-eerst-maalt, tenzij wegens urgentie een andere volgorde is gewenst. In dat geval wordt in overleg met de Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed een urgentieplan vastgesteld, waarin de mate en de volgorde van subsidieverlening opnieuw wordt bepaald. Bij het opstellen van het urgentieplan wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met:

    • a.

      de landschappelijke, karakteristieke, esthetische of culturele waarde van het object in zijn omgeving;

    • b.

      de bouwkundige toestand waarin het betreffende gebouw verkeert;

    • c.

      de omstandigheid. Dat in het verleden al of niet reeds een bijdrage is verstrekt voor het treffen van voorzieningen;

    • d.

      de volgorde van binnenkomst van de aanvragen om steun;

    • e.

      (bij niet-woonhuis-monumenten) of er sprake is van cofinanciering;

    • f.

      of er sprake is van een integrale aanpak van het monument en het cultuurgoed.

Artikel 8 Vaststelling

  • 1.

    Het college stelt subsidies tot € 5.000,- direct vast bij verlening. Wel zal het college steekproefsgewijs om een verantwoording achteraf kunnen vragen of een inspectie van de uitgevoerde werkzaamheden uitvoeren.

  • 2.

    Bij subsidies van € 5.000,- en meer dient de aanvrager uiterlijk binnen 8 weken na afronding van de gesubsidieerde activiteiten een aanvraag tot vaststelling in.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval:

    • a.

      een inhoudelijk verslag van het herstel of rapportage van het onderzoek;

    • b.

      de originele rekeningen, betalingsbewijzen van de uitgevoerde werkzaamheden, de kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden zijn gerangschikt als in de begroting en voor zover van toepassing een lijst van meer- en minderwerk;

    • c.

      indien van toepassing: foto’s van het herstelde object.

  • 4.

    Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken nadat de aanvraag tot vaststelling is ingediend.

  • 5.

    Het college kan de beslissing tot vaststelling maximaal zes weken verdagen; de subsidieontvanger wordt hiervan op de hoogte gesteld.

  • 6.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie zijn verleend niet of niet geheel zijn verricht;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling monumenten Voorschoten 2019.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 23 juli 2019.

De secretaris

A.R. de Graaf

de voorzitter

P.J. Bouvy-Koene

Naar boven