Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

 

overwegende dat het wenselijk is regels vast te stellen zodat eenduidig uitvoering wordt gegeven aan vrijlating van giften;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 31, tweede lid, onder m, van de Participatiewet;

 

besluiten vast te stellen de volgende Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet Goeree-Overflakkee.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • belanghebbende: persoon die een bijstandsuitkering aanvraagt of ontvangt;

  • gift: een onverplichte betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of door een instelling;

  • middelen: alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken;

  • vermogen: de waarde van de bezittingen waarover de belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

Artikel 2 Giften met een specifieke bestemming

  • 1.

    Giften die bestemd zijn om aan een specifiek doel te besteden, waarvoor de belanghebbende – indien hij de gift niet had ontvangen – aanspraak zou kunnen maken op een voorziening op grond van de Participatiewet of de bijzondere bijstand, worden volledig buiten beschouwing gelaten.

  • 2.

    Een gift die wordt verstrekt als zakgeld of spaargeld voor een minderjarig inwonend kind en niet groter is dan € 250,00 per kind op jaarbasis, wordt niet in aanmerking genomen als middel.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde vrijlating geldt slechts indien de belanghebbende binnen een termijn van acht weken na ontvangst van de gift aantoont dat hij de gift aan het specifieke doel heeft besteed.

  • 4.

    Het bedrag genoemd in het tweede lid wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 5.

    Indien de gift niet of niet volledig voldoet aan de criteria genoemd in het eerste of tweede lid of indien de belanghebbende niet voldoet aan het bepaalde in het derde lid, wordt de (resterende) gift overeenkomstig artikel 3, 4 of 5 van deze beleidsregel beoordeeld.

  • 6.

    Een gift die wordt ontvangen in afwachting van de beslissing op een aanvraag om bijstand wordt overeenkomstig artikel 3, 4 of 5 van deze beleidsregel beoordeeld.

Artikel 3 Giften in natura

  • 1.

    Van een gift in natura wordt de tegenwaarde in het economisch verkeer in aanmerking genomen.

  • 2.

    Betreft het een eenmalige gift in natura dan geldt de vrijlating van artikel 4, eerste lid.

Artikel 4 Eenmalige gift

  • 1.

    Een eenmalige gift wordt vrijgelaten voor zover de gift, of giften bij cumulatie van meerdere eenmalige giften, per kalenderjaar minder dan € 1.000,00 bedraagt. Het meerdere wordt aan het vermogen toegerekend.

  • 2.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 3.

    Onder eenmalig, zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: een eenmaal per kalenderjaar van een persoon of instelling ontvangen gift. Giften die binnen het kalenderjaar eenmalig van verschillende personen of instellingen worden ontvangen, worden eveneens als eenmalige giften aangemerkt.

Artikel 5 Periodieke giften

  • 1.

    Giften met een periodiek karakter worden beschouwd als inkomen.

  • 2.

    Onder periodiek, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan: giften die binnen een kalenderjaar twee keer of vaker van dezelfde persoon of instelling worden ontvangen.

Artikel 6 Niet-herleidbare kasstortingen

Kasstortingen waarvan de herkomst niet kan worden herleid, worden aangemerkt als middelen.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag volgend op die van bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet Goeree-Overflakkee.

Aldus vastgesteld op ##### door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

TOELICHTING Beleidsregel vrijlating giften Participatiewet Goeree-Overflakkee

 

Algemene toelichting

 

Deze beleidsregel geeft aan hoe giften moeten worden beoordeeld in het kader van de Participatiewet.

 

Artikel 31, tweede lid, onder m, van de Participatiewet bepaalt o.a. dat giften niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

 

Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Voor wat betreft de hoogte van de gift geldt dat giften met een specifieke bestemming, waarvoor anders bijstand was verstrekt, onder bepaalde voorwaarden buiten beschouwing worden gelaten. In andere gevallen is het redelijk om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

 

Of een gift verenigbaar met de bijstand is, is ter beoordeling aan de consulent.

Voorbeelden van giften die verenigbaar zijn met de bijstand:

– Voedselpakketten van de Voedselbank of vergelijkbare giften van andere instellingen;

– Kadobonnen of voedselpakketten in de maanden november en december;

– Verstrekkingen aan minima, zoals vastgelegd in het gemeentelijke Kindpakket.

 

Voorbeelden van giften die niet verenigbaar zijn met de bijstand:

– De gift heeft betrekking op kosten die in de algemene bijstand zijn begrepen;

– De gift heeft een vrij te besteden karakter;

– De gift leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is;

– Een reguliere bijdrage van bijvoorbeeld ouders voor het doen van boodschappen;

– Giften die op jaarbasis meer bedragen dan de bepaalde vrijlating;

– Vergoeding voor verzekering of brandstofkosten van de auto;

– Een regelmatige gift voor betaling van de woonlasten.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begri psbe palingen

De begrippen die in deze beleidsregel zijn gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

 

Artikel 2 Giften met een specifieke bestemming

Lid 1

Giften voor kosten waarvoor in het geval de gift niet was ontvangen, aanspraak op bijzondere bijstand of een voorziening op grond van de Participatiewet bestaat, worden niet gerekend tot de middelen.

 

Lid 2

Zakgeld of spaargeld voor een minderjarig inwonend kind, die wekelijks of maandelijks van bijvoorbeeld een familielid wordt ontvangen, wordt niet verrekend, voor zover deze gift niet meer bedraagt dan € 250,00 op jaarbasis.

 

Lid 3

Voor de giften genoemd in het eerste lid van dit artikel is hier bepaald dat de belanghebbende binnen acht weken na ontvangst van de gift moet aantonen dat deze is besteed aan de specifieke bestemming.

 

Lid 4

In het vierde lid van dit artikel is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de beleidsregel steeds opnieuw moet worden vastgesteld enkel voor indexatie van bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren.

 

Lid 5

Voor zover de gift niet (volledig) voldoet aan de criteria, zoals genoemd in het eerste of tweede lid van dit artikel, wordt de gift volgens de nadere artikelen van deze beleidsregel beoordeeld. Indien de belanghebbende niet binnen acht weken na ontvangst van de gift aantoont dat de gift, zoals genoemd onder het eerste lid, besteed is aan de specifieke bestemming, geldt eveneens dat de gift volgens de nadere artikelen van deze beleidsregel wordt beoordeeld.

 

Lid 6

Een belanghebbende kan in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag een gift ontvangen ter overbrugging van de periode tot de eerste uitbetaling van de uitkering. Op deze giften zijn de nadere artikelen 3, 4 of 5 van deze beleidsregel van toepassing.

 

Artikel 3 Giften in natura

Lid 1

In het algemeen betreft een gift een betaling van een geldsom. Er zijn ook situaties waarbij sprake is van een gift in natura, waardoor de vermogens- of inkomenspositie van de belanghebbende wordt beïnvloed. In dit artikel is bepaald, dat van giften in natura de tegenwaarde in het economisch verkeer in aanmerking wordt genomen.

 

Lid 2

In het tweede lid is bepaald dat een eenmalige gift in natura conform artikel 4 wordt beoordeeld.

 

Artikel 4 Eenmalige gift

Lid 1

In dit artikel is bepaald dat een eenmalige gift wordt vrijgelaten wanneer deze niet meer dan € 1.000,00 bedraagt op jaarbasis.

 

Is sprake van meerdere eenmalige giften van verschillende personen of instellingen, dan worden deze ook aangemerkt als eenmalige giften. Bedraagt de gift of bij meerdere eenmalige giften binnen een kalenderjaar het totaalbedrag van deze eenmalige giften meer dan het vrijgelaten bedrag, dan dient het meerdere te worden opgeteld bij het vastgestelde vermogen. Voor zover het vermogen van de belanghebbende hiermee boven de toegestane vermogensgrens uitkomt (artikel 34, derde lid Pw), betekent dit dat er ingeteerd dient te worden. Blijft het vermogen onder deze vermogensgrens, dan heeft dit geen gevolgen.

 

Door de gift niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van personen of instellingen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen of giften van personen.

 

Lid 2

In het tweede lid van dit artikel is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de beleidsregel steeds opnieuw moet worden vastgesteld enkel voor indexatie van bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren.

 

Lid 3

In het derde lid van dit artikel wordt nader omschreven wat verstaan wordt onder eenmalig. Er is sprake van een eenmalige gift wanneer de gift eenmaal per kalenderjaar van een persoon of instelling is ontvangen, maar ook als in een kalenderjaar van meerdere personen of instellingen eenmalig een gift is ontvangen.

 

Wordt in een kalenderjaar twee keer of meer een gift ontvangen van dezelfde persoon of instelling, dan is er sprake van een periodieke gift en is artikel 5 van toepassing.

 

Artikel 5 Periodieke giften

Een gift wordt als periodieke gift aangemerkt als er binnen een kalenderjaar twee keer of meer van dezelfde persoon of instelling een gift wordt ontvangen. Periodieke giften worden als inkomen in aanmerking genomen over de maand waarin de gift is ontvangen.

Naar boven