Besluit tot wijziging van de nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen,

 

gelezen het voorstel van 9 juli 2019

 

gelet op het convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang, overwegende dat:

 

-de Wmo bepaalt dat de maatschappelijke opvang in Nederland toegankelijk is voor een ieder die zich genoodzaakt ziet daarop een beroep te doen;

 

-alle gemeenten er gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn dat deze wettelijke landelijke toegankelijkheid voor de maatschappelijke opvang in Nederland is gewaarborgd;

 

-het onwenselijk is dat inwoners die zijn aangewezen op maatschappelijke opvang worden afgewezen voor toegang tot eerste opvang in een gemeente, zonder dat duidelijk is in welke gemeente zij wél aanspraak op toegang kunnen maken,

 

besluit vast te stellen de volgende wijziging van de nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen:

 

 

Artikel I

 

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke opvang, wordt als volgt gewijzigd:

HOOFDSTUK 7 MAATSCHAPPELIJKE OPVANG

Artikel 7.1 Maatschappelijke opvang

1. Het college verstaat onder kortdurende opvang een tijdelijk verblijf gedurende een volledig etmaal of langer, voor mensen die dak- of thuisloos zijn gedurende maximaal 6 maanden.

2. De maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid kan ambtshalve worden verlengd op advies van de uitvoerende instanties voor kortdurende opvang.

3. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening kortdurende opvang in de vorm van:

a. onderdak;

b. slaapgelegenheid;

c. voeding;

d. begeleiding.

4. Het college bepaalt het recht op een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid tevens aan de hand van de mate van zelfredzaamheid van cliënt en doet dit aan de hand van de ZRM.

5. Het college beëindigt het recht op kortdurende opvang als:

a. cliënt zelfstandige woonruimte heeft betrokken of

b. een vorm van beschermd wonen heeft geaccepteerd. 

 

Artikel 7. 2 Melding en (eerste) opvang

 

1. Een behoefte aan maatschappelijke opvang kan door of namens een cliënt bij het college worden

gemeld.

 

2. In die situaties waarin terstond maatschappelijke opvang noodzakelijk is, beslist het college onverwijld tot verstrekking van een voorziening maatschappelijke opvang in afwachting van de uitkomst van het in artikel 7.3 bedoelde onderzoek en de aanvraag van de cliënt.

 

3. Indien het college niet onverwijld maatschappelijke opvang kan bieden waar dit wel terstond noodzakelijk is, treft het college maatregelen om onverwijld op een andere wijze of in een andere gemeente of regio tijdig te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

 

Artikel 7.3 Onderzoek

 

1. Het college vergewist zich met de cliënt wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van

dakloosheid.

 

2. Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een

bepaalde gemeente of regio, niet zijnde centrumgemeente Assen en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 7.4 lid 4 van toepassing is.

 

3. Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.

 

4. Indien het college het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in lid 2 bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

 

5. Het college onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de

grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en

participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

 

6. Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

 

a. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting

vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.

 

b. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting

verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de

zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of

maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

 

 

7. Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of

waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

 

8. Het onderzoek, zoals bedoeld in lid 3, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken

uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

 

9. De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.

 

10. Indien het college, conform lid 2, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist het college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

 

Artikel 7. 4 Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

 

1. Indien het college, op grond van het in artikel 7.3 lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college - in overleg met de cliënt - contact op met die andere gemeente of regio.

 

2. Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de

overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente

of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze

overdracht later plaatsvindt.

 

3. Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke

opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

 

4. Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het

onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

 

5. Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

 

• de datum van overdracht;

 

• welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte

van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

• hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

 

 

6 Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in lid 2 bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

 

Artikel 7.5 Verschil van mening tussen gemeenten

 

1. Bij verschil van mening tussen het college en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

 

2. Indien het college én de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan het college het

geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

 

3. In afwachting van het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie blijft het college een

voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de

cliënt aan maatschappelijke opvang.

 

4. Het college volgt in het geschil het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie.

 

Artikel 7 .6 Begeleiding maatschappelijke opvang

1. Begeleiding Maatschappelijke Opvang betreft ondersteuning aan volwassenen met ernstige problemen op meerdere terreinen van wonen en leven (dak- en thuisloosheid, geweld, maatschappelijke uitval). Het gaat om ambulante begeleiding van zelfstandig wonende mensen gericht op preventie (dakloosheid voorkomen) of nazorg (cliënt is uitgestroomd uit de maatschappelijke opvang voorziening en woont weer op zichzelf).

2. Begeleiding Maatschappelijke Opvang wordt namens de regiogemeenten georganiseerd door centrumgemeente Assen.

3. Begeleiding Maatschappelijke Opvang omvat verschillende hoofdresultaten. Het gaat om begeleiding gericht op (een combinatie van) de volgende hoofdresultaten: V1, Z1, Z2, Z3, Z4, M4, M5, G1 en G2.

Artikel II Aan de toelichting wordt het volgende toegevoegd:

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke opvang

 

Artikel 7.2 Melding en (eerste) opvang

 

Alle gemeenten dragen er (al dan niet in samenwerking met andere gemeenten in de betreffende regio) zorg voor dat personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, zich kunnen melden bij de gemeente voor maatschappelijke opvang. De melding kan worden gedaan door of namens de cliënt.

 

De gemeente (dan wel het regionaal samenwerkingsverband van gemeenten welke zorgdraagt voor

maatschappelijke opvang) tot welke iemand zich heeft gewend voor maatschappelijke opvang is in eerste

instantie verantwoordelijk voor het bieden van maatschappelijke opvang. Gemeenten (dan wel het regionaal samenwerkingsverband van gemeenten welke zorgdragen voor maatschappelijke opvang) bieden altijd maatschappelijke opvang als het gaat om personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Maatschappelijke opvang wordt in elk geval geboden in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

 

Daarbij is het van belang dat er voldoende maatschappelijke opvang in de gemeente (dan wel binnen de

regio maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) beschikbaar is, dusdanig dat de maatschappelijke opvang direct kan worden geboden.

Tegelijk is de praktijk in een aantal gemeenten (dan wel regio’s maatschappelijke opvang) dat er een situatie kan ontstaan dat maatschappelijke opvang tijdelijk niet kan worden geboden. Als er door omstandigheden tijdelijk geen plaats in de maatschappelijke opvang kan worden geboden, zoekt de gemeente (dan wel het regionaal samenwerkingsverband waar de gemeente onderdeel van uitmaakt en dat zorgdraagt voor maatschappelijke opvang) tot welke de cliënt zich heeft gewend samen met de cliënt direct een tijdelijk passend alternatief, dusdanig dat de cliënt in elk geval direct (tijdelijk) onderdak en begeleiding wordt geboden in de betreffende gemeente (of in de regio waar de gemeente onderdeel van uitmaakt en die zorgdraagt voor maatschappelijke opvang).

De verantwoordelijkheid voor het bieden van maatschappelijke opvang hoeft niet altijd te betekenen dat

in de betreffende gemeente (of in de regio maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) zelfdeze maatschappelijke opvang wordt geboden. De maatschappelijke opvang kan ook worden geboden in een gemeente waarmee de betreffende gemeente regionaal samenwerkt in het kader van maatschappelijke opvang, dan wel kan door de betreffende gemeente (of door het regionaal samenwerkingsverband maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) tijdelijk in een andere regio beschikbaar worden gesteld. Ook kan een alternatief voor maatschappelijke opvang worden gebonden, maar in elk geval dusdanig dat wordt voorzien in de geconstateerde ondersteuningsbehoefte aan onderdak en begeleiding. Dit kan dus ook een alternatief zijn welke meer aansluit bij de geconstateerde ondersteuningsbehoefte. N.B. Het gaat in deze fase om de begeleiding tijdens de onderzoeksperiode.

Ook kan de gemeente (dan wel het regionaal samenwerkingsverband waartoe de gemeente behoort en

welke maatschappelijke opvang biedt), waartoe iemand zich heeft gewend erin slagen direct (dezelfde dag)

tot overdracht van de cliënt te komen naar een andere gemeente of regio, waardoor maatschappelijke

opvang kan worden geboden in die andere gemeente of regio.

 

Artikel 7.3 Onderzoek

 

De gemeente (dan wel het regionaal samenwerkingsverband waartoe de gemeente behoort en welke

zorgdraagt voor maatschappelijke opvang), waartoe de cliënt zich heeft gewend, gaat vervolgens eerst met

de cliënt na wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid. De woonplaats is hierbij de gemeente de gemeente waar de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen. Ingeval de woonplaats niet op grond van de onderdelen wet basisregistratie personen kan worden vastgesteld wordt de plaats van het werkelijke verblijf van de cliënt op het moment van de melding gehanteerd als ‘woonplaats’.

 

Indien wordt vastgesteld wat de woonplaats was van de cliënt vóór het ontstaan van dakloosheid, wordt

de uitvoering van het onderzoek in beginsel overgedragen aan deze gemeente van herkomst (dan wel het

regionaal samenwerkingsverband maatschappelijke opvang waartoe de gemeente van herkomst behoort). In beginsel mag van de gemeente van herkomst verwacht worden dat zij hiertoe bereid en in staat is.

Indien de woonplaats niet vastgesteld kan worden of er geen overeenstemming is met de gemeente van

herkomst voert de gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) tot

welke de cliënt zich heeft gewend, het onderzoek zelf uit. Dit is ook het geval indien de gemeente (dan wel

de regio maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) tot welke de cliënt zich heeft gewend het

onderzoek niet wenst over te dragen aan de gemeente van herkomst. Indien de gemeente tot welke de cliënt zich heeft gewend het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de gemeente waar de cliënt woonachtig was voor het ontstaan van dakloosheid verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

 

De gemeente (dan wel het regionaal samenwerkingsverband maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) die het onderzoek uitvoert onderzoekt vervolgens met de cliënt in welke gemeente (dan wel in welke regio) een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen in beginsel het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt. Bij het onderzoek betrekt de gemeente (dan wel het regionaal samenwerkingsverband maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) in elk geval de wens van de cliënt. Ook andere factoren die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten dienen daarbij betrokken te worden. Overigens hoeft het feit dat de cliënt werk, dagbesteding of onderwijs heeft in een bepaalde gemeente (of regio) geen reden te zijn om ook opgevangen te worden in de betreffende gemeente (of regio). Ook hierbij kan reistijd redelijk en acceptabel zijn. Ook dient in het onderzoek te worden betrokken of er factoren zijn in een gemeente (of regio) die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten en/of justitiële maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

 

In het belang van de cliënt dient het onderzoek zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken

uitgevoerd te worden. Dit is ook van belang voor de gemeente (dan wel voor de regio maatschappelijke

opvang waartoe de gemeente behoort), welke gedurende het onderzoek de cliënt maatschappelijke opvang

biedt. Er kunnen redenen zijn waardoor het onderzoek niet afgerond kan worden binnen 2 weken.

 

Indien er – gedurende het onderzoek – een gemeente (dan wel een regio) naar voren komt waarbij een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk de grootste kans van slagen heeft, dan wordt deze gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe deze gemeente behoort), betrokken bij het onderzoek. De verantwoordelijkheid voor het onderzoek blijft echter bij de gemeente (dan wel bij de regio maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort), welke het onderzoek uitvoert. De uitkomsten van het onderzoek worden, door de gemeente (dan wel door het regionaal samenwerkingsverband maatschappelijke opvang waartoe de gemeente behoort) welke het onderzoek uitvoert vastgelegd in een onderzoeksverslag, zoals de Wmo 2015 ook voorschrijft. Dit onderzoeksverslag kan overigens bondig zijn om administratieve lasten zo veel als mogelijk te voorkomen.

 

Artikel 7.4 Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

 

Indien de kans van slagen van een traject groter wordt geacht in een andere gemeente (dan wel in een

regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort), neemt de gemeente (dan wel de regio

maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort), welke het onderzoek uitvoert, contact op met die andere gemeente. Dit in overleg met de cliënt, wat niet hoeft te betekenen dat er overeenstemming is met de cliënt.

 

Deelt de gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort) waar de kans van slagen van een traject het grootst wordt geacht deze conclusie, dan stelt deze gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waar die gemeente bij hoort) direct maatschappelijke opvang beschikbaar, zodat ‘warme’ overdracht tussen de betrokken gemeenten (dan wel de regio’s maatschappelijke opvang waartoe de gemeenten behoren) ook snel kan plaatsvinden. Uitstel van deze overdracht is alleen mogelijk indien de gemeenten (dan wel de regio’s maatschappelijke opvang waartoe de gemeenten behoren) overeenkomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.

 

Ook voor de gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort) waar de

kans van slagen van een traject het grootst wordt geacht betekent de verantwoordelijkheid voor het bieden

van maatschappelijke opvang niet noodzakelijk dat in de betreffende gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort) zelf de maatschappelijke opvang wordt geboden. De maatschappelijke opvang kan eventueel ook door de gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort) waar de kans van slagen van een traject het grootst wordt geacht tijdelijk in een andere regio beschikbaar worden gesteld. Ook kan een alternatief voor maatschappelijke opvang worden aangeboden, maar in elk geval dusdanig dat wordt voorzien in de geconstateerde ondersteuningsbehoefte van onderdak en begeleiding van de cliënt.

 

Tot aan het moment dat de overdracht van de cliënt is gerealiseerd blijft de gemeente (dan wel de regio

maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort) tot welke de cliënt zich oorspronkelijk heeft

gewend verantwoordelijk voor het bieden van maatschappelijke opvang, dan wel blijft die gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort) verantwoordelijk maatregelen te treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

 

Bij de ‘warme’ overdracht wordt alle noodzakelijke informatie over de cliënt overgedragen tussen de

gemeenten (dan wel de regio’s maatschappelijke opvang waartoe die gemeenten behoren), waaronder het

onderzoeksverslag. Dit uiteraard binnen de wet- en regelgeving inzake persoonsgegevens en in overleg met de cliënt. De wijze waarop de overdracht plaatsvindt is vormvrij.

 

Ook worden er tussen de gemeenten (dan wel de regio’s maatschappelijke opvang waartoe die gemeenten

behoren) concrete afspraken gemaakt over de datum van overdracht, welke aanbieder zal voorzien in

de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding

plaatsvindt. Dit zodat er, vóór de overdracht, zekerheid is over de wijze waarop in de andere gemeente of

regio tegemoet gekomen zal worden aan de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. ‘Warme’ overdracht vindt plaats dusdanig dat de cliënt zo min mogelijk hinder ondervindt hiervan.

 

Verder is belangrijk te onderkennen dat de gemeenten (dan wel regio’s maatschappelijke opvang waartoe die gemeenten behoren) personen zonder vaste woon- of verblijfplaats kunnen inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) op een zogenaamd ‘briefadres’. De gemeente dient in die situatie afspraken te maken met een ’briefadresgever’ (bijvoorbeeld een instelling voor maatschappelijke opvang) of kan zelf optreden als ’briefadresgever’.

 

Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de overdracht, kan de gemeente tot welke de cliënt

zich heeft gewend (dan wel een toegangsorgaan welke het mandaat heeft om te beslissen over aanvragen

voor maatschappelijke opvang van de betreffende gemeente) overgaan tot weigering van de aanvraag

tot een voorziening maatschappelijke opvang met verwijzing naar de uitkomst van het onderzoek, waarin

gemotiveerd kenbaar is gemaakt dat de kans op een succesvol traject groter in een andere gemeente of regio is. Ook kan de gemeente vervolgens het bieden van maatschappelijke opvang beëindigen. Desgewenst kan de cliënt in bezwaar (en daarna eventueel beroep) gaan tegen het besluit van de gemeente.

 

Artikel 7.5 Verschil van mening tussen gemeenten

 

Bij verschil van mening tussen gemeenten (dan wel tussen regio’s maatschappelijke opvang waartoe die

gemeenten behoren) proberen de gemeenten (dan wel de regio’s maatschappelijke opvang waartoe

die gemeenten behoren) onderling tot een oplossing te komen. Als de gemeenten (dan wel de regio’s

maatschappelijke opvang waartoe die gemeenten behoren) niet tot een oplossing komen, dan kan het geschil worden voorgelegd aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

 

In afwachting van het oordeel van de commissie wordt dan de maatschappelijke opvang voortgezet bij de

gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeente behoort) waar maatschappelijke opvang in eerste instantie al werd geboden. Ook kan op andere wijze langer voorzien worden door die gemeente (dan wel de regio maatschappelijke opvang waartoe die gemeenten behoort) in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang. De bij het geschil betrokken gemeenten (dan wel de regio’s maatschappelijke opvang waartoe die gemeenten behoren) volgen het oordeel van de commissie bij de te nemen gemeentelijke toekenningsbesluiten.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 9 juli 2019

De burgemeester,

De secretaris,

Naar boven