Gemeenteblad van Sint-Michielsgestel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sint-Michielsgestel | Gemeenteblad 2019, 181192 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Sint-Michielsgestel | Gemeenteblad 2019, 181192 | Verordeningen |
Verordening tot 5e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Sint-Michielsgestel 2014
De Algemene plaatselijke verordening Sint-Michielsgestel 2014 wordt als volgt gewijzigd:
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:
In artikel 1:6 wordt voor de dubbele punt aan het slot van de aanhef ingevoegd ‘als’, vervalt in de onderdelen a tot en met e ‘indien’ en wordt in onderdeel b ‘ontheffing of vergunning’ vervangen door ‘vergunning of ontheffing’.
In artikel 1:7, tweede lid, wordt ‘indien’ vervangen door ‘als’.
Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:
In het opschrift van artikel 2:16 wordt ‘e.d.’ vervangen door ‘en dergelijke’.
Artikel 2:18 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2:21, tweede lid, vervalt de komma na ‘Onteigeningswet’.
Artikel 2:22 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:23 wordt als volgt gewijzigd:
Het college dan wel de burgemeester, ieder voor zover het de hen toekomende bevoegdheden betreft, kunnen nadere regels vaststellen die van toepassing zijn op evenementen. Hierbij kunnen andere categorieën van kleine evenementen en jaarlijks terugkerende (vrijwel) identieke evenementen worden aangewezen waarop de meldingplicht van toepassing. Ook kunnen deze regels betrekking hebben op categorieën van evenementen die worden uitgezonderd van de meldingplicht.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
In artikel 2:28, tweede lid, wordt ‘indien’ vervangen door ‘als’.
In artikel 2:31, onder b, wordt na ‘sluitingstijd’ ingevoegd ‘, tenzij het personeel betreft,’.
In artikel 2:32 vervalt het eerste lid, alsmede de aanduiding ‘2.’ voor het tweede lid en wordt na ‘handelaar’ ingevoegd ‘, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht,’.
In artikel 2:33 wordt ‘Indien’ vervangen door ‘Als’ en wordt ‘artikel 2:28 tot en met 2:30’ vervangen door ‘de artikelen 2:28 tot en met 2:30’.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:35 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2:40, derde lid wordt ‘toegesatan’ vervangen door ‘toegestaan’.
Na Hoofdstuk 2, afdeling 10 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
Afdeling 10A. Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2:40a Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit of door de exploitant en/of beheerder onder druk staat. Het aanwijzingsbesluit bepaalt de duur van de periode dat de aanwijzing geldt. Deze duur bedraagt maximaal vijf jaar en kan – als dat met het oog op de bovengenoemde belangen naar het oordeel van de burgemeester nodig is – eenmalig worden verlengd met nogmaals een termijn van maximaal vijf jaar.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
als een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
Een vergunning kan ingevolge artikel 7 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voorts door de burgemeester worden geweigerd dan wel ingetrokken, indien er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde wet. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
De burgemeester kan de sluiting van een gebouw of gedeelte van een gebouw bevelen als het daarin gevestigde bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of als een of meer van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met k, van toepassing is.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet. Indien niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden een aanvraag wordt ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een bestaande vergunning vervalt, zodra de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, in werking treedt.
Het aanwijzingsbesluit geldt voor het aangewezen gebouw, het aangewezen gebied en de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten direct na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Voor bedrijven die vóór de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit in het aangewezen gebouw of gebied gevestigd waren en/of zich bezig hielden met de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten, dient in het aanwijzingsbesluit een redelijke overgangstermijn geboden te worden, na het verstrijken waarvan het verbod uit het derde lid van toepassing wordt. De overgangstermijn bedraagt minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar.
In artikel 2:41, vierde lid, wordt ‘of het gebouw’ vervangen door ‘, het gebouw of een daarbij behorend erf’.
Artikel 2:42 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:43 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2:44, tweede lid, wordt ‘Dit verbod’ vervangen door ‘Het verbod’ en wordt ‘indien’ vervangen door ‘als’.
Artikel 2:47 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:48 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2:49, eerste lid, wordt voor de dubbele punt aan het slot van de aanhef ingevoegd ‘ zonder redelijk doel’ en vervalt in de onderdelen a en b ‘ zonder redelijk doel’.
In artikel 2:50 wordt ‘worden in elk geval begrepen:’ vervangen door ‘worden in elk geval verstaan’.
Artikel 2:51 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:52 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:57 komt te luiden als volgt:
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 2:59 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen, als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Artikel 2:66 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2:67, eerste lid, wordt in de aanhef ‘een door of namens de burgemeester’ vervangen door ‘door de burgemeester’ en wordt in onderdeel c ‘daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is –’ vervangen door ‘voor zover van toepassing daaronder begrepen’.
In artikel 2:68, onderdeel a, worden de aanduidingen ‘1.’, ‘2.’, ‘3.’ en ‘4.’ vervangen door de aanduidingen ‘1º.’, ‘2º.’, ‘3º.’ en ‘4º.’, wordt onder 2º ‘onder a, sub 1,’ vervangen door ‘onder 1º’ en wordt onder 4º de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.
Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2:72, eerste lid, wordt ‘een vergunning’ vervangen door ‘vergunning’.
Artikel 2:73 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:73a wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:73b, tweede lid, komt te luiden:
In artikel 2:75 wordt ‘is bevoegd’ vervangen door ‘kan’ en wordt ‘te besluiten’ vervangen door ‘besluiten’.
In artikel 2:76 wordt ‘is bevoegd’ vervangen door ‘kan’ en wordt ‘aan te wijzen’ vervangen door ‘aanwijzen’.
In artikel 2:77, eerste lid, wordt ‘is bevoegd’ vervangen door ‘kan’ en wordt ‘te besluiten’ vervangen door ‘besluiten’.
Artikel 2:78 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4:15, tweede lid, wordt ‘Het eerste lid’ vervangen door ‘Het verbod’.
Artikel 4:17 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4:18 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4:19 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 5:3, tweede lid, wordt ‘van het verbod verlenen’ vervangen door ‘verlenen van het verbod’.
In artikel 5:4 wordt ‘op drie achtereenvolgende dagen’ vervangen door ‘drie achtereenvolgende dagen’.
Artikel 5:6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:7 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:8 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:9 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:11 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:14 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 5:15, derde lid wordt ‘Wegenverkeerswet’ vervangen door ‘Wegenverkeerswet 1994’.
Artikel 5:17 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:18, derde lid, komt te luiden:
In artikel 5:20, eerste lid, wordt ‘Het verbod van artikel 5:18, eerste lid’ vervangen door ‘Artikel 5:18, eerste lid,’ en wordt ‘Provinciaal wegenreglement’ vervangen door ‘provinciaal wegenreglement’.
Artikel 5:22 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
De snuffelmarkt kan worden gehouden als de burgemeester niet binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding heeft beslist dat het organiseren van de snuffelmarkt wordt verboden in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. De burgemeester geeft daarvan binnen 5 werkdagen weken na ontvangst van de melding aan de organisator met opgaaf van redenen bericht.
Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:33 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt in de aanhef ‘Het verbod in het eerste lid’ vervangen door ‘Het verbod’ en wordt in onderdeel a ‘Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990’ vervangen door ‘van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990’ en vervalt ‘de bescherming van natuur- of milieuwaarden;’.
Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 6:1, tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
Nieuw toegevoegde afdelingen en artikelen en afdelingen en artikelen waarvan het opschrift is gewijzigd, worden toegevoegd resp. gewijzigd opgenomen in de inhoudsopgave behorende bij de Algemene plaatselijke verordening Sint-Michielsgestel 2014.
De Brandbeveiligingsverordening 2008 van de gemeente Sint-Michielsgestel wordt ingetrokken.
De Algemene plaatselijke verordening Sint-Michielsgestel 2014 zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening blijft gelden voor aanvragen en meldingen op grond van artikel 2:25 die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening.
Meldingvrije evenementen op grond van artikel 2:25, derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening Sint-Michielsgestel 2014 zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening mogen tot één maand na inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening plaatsvinden zonder voorafgaande melding of vergunning.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering 20 juni 2019.
De gemeenteraad van Sint-Michielsgestel,
de griffier,
mw. N. Hoogerbrug-van de Ven
de voorzitter,
mr. J.C.M. Pommer
Met deze wijzigingsverordening worden nieuwe bepalingen opgenomen over evenementen, een exploitatievergunningstelsel voor specifieke branches/gebieden/gebouwen in verband met ondermijning, gevaarlijke honden op eigen terrein en wordt het vergunningstelsel voor snuffelmarkten vervangen door een meldingstelsel. Ook worden de regels met betrekking het beperken van overlast door honden aangescherpt.
Voor de rest bestaat de wijzigingsverordening vrijwel alleen uit technisch-redactionele aanpassingen die zijn gebaseerd op de zomerbrief van de VNG. In de zomeraanpassing 2018 is een groot aantal artikelen in de Model-APV gewijzigd vanwege ontwikkelingen in de rechtspraak, wetswijzigingen en tips, verzoeken en opmerkingen die de VNG het afgelopen jaar heeft ontvangen van gemeenten. Deze actualiseringsslag heeft veelvuldig geleid tot een andere redactie van de artikelen. Voor zover de wijzigingen niet voor zich spreken, worden deze hieronder artikelsgewijs nader toegelicht. In verband met de nieuwe versie van de ‘100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever’ en in overeenstemming met de ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’ is het opschrift ‘Begripsomschrijving(en)’ telkens vervangen door: Definitie(s). Een aantal definities zijn overgeheveld naar artikel 1:1 (bromfiets, motorvoertuig, parkeren, voertuig) (zie onderdeel A). Deze definities waren opgenomen in artikel 5:1 resp. artikel 5:31a (deze artikelen vervallen). Ook zijn in de definitiebepalingen de definities in alfabetische volgorde geplaatst Verder zijn enkele wetstechnische verbeteringen doorgevoerd in lijn met de aanbevelingen uit de ‘100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever’ alsmede enkele tekstuele en redactionele verbeteringen die ertoe strekken de bepalingen duidelijker, korter of beter leesbaar te maken en consequentie te bewaken. Waar in artikelen bijvoorbeeld stond: “Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing …” is de tekst vervangen door: “Het verbod is niet van toepassing op …” als het eerste lid het enige verbod van het artikel bevatte Waar het samenvoegen of splitsen van leden of onderdelen de leesbaarheid ten goede kwam of varianten van artikel(led)en gecomprimeerd konden worden, is dit gebeurd evenals waar een verwijzing nog specifieker kon. Bovendien is ‘indien’ telkens vervangen door ‘als’ of door ‘voor zover’. Tot slot zijn enkele opschriften ingekort en afkortingen daarin zijn geschrapt.
Artikelleden waarmee de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) ten overvloede van toepassing werd verklaard of uitgezonderd, zijn vervallen. Daar waar toepasselijkheid van de lex silencio positivo reeds uit de wet voortvloeit, wordt dit in de APV niet meer herhaald. Ook in gevallen waarin de lex silencio positivo niet reeds op grond van de wet van toepassing is en er evenmin redenen zijn om deze van toepassing te verklaren in de APV, is over de toepasselijkheid van de lex silencio positivo niets bepaald. Ingevolge artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb, geldt de lex silencio positivo immers alleen als dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. De lex silencio positivo wordt in de APV nog wel uitdrukkelijk van toepassing verklaard in gevallen waarin dit niet al uit de wet voortvloeit, maar het toch wenselijk is te voorzien in een positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen. Dit geldt voor bepaalde activiteiten die niet onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) vallen (voor activiteiten die wel onder de Wabo vallen verklaart die wet de lex silencio positivo immers al van toepassing). In gevallen waarin de lex silencio positivo op grond van artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet van toepassing zou zijn, maar er dwingende redenen van algemeen belang zijn om daar een uitzondering op te maken, wordt de toepasselijkheid van de lex silencio positivo uitdrukkelijk uitgezonderd.
Tot slot zijn de verwijzingen naar andere verordeningen en wetten geactualiseerd. Een enkele keer is een verschrijving gecorrigeerd.
Artikel I, onderdeel F (artikel 2:3)
In het tweede lid, onder d, vervalt de verplichting niet alleen kennis te geven van de route, maar ook van de plaats van beëindiging. Deze maakt immers als eindpunt al onderdeel uit van de route, zodat reeds op grond daarvan kennis moet worden gegeven van het eindpunt en het niet noodzakelijk is dit expliciet te bepalen.
Artikel I, onderdeel G (artikel 2:10)
In artikel 2:10 is het vierde lid aangepast. Dit lid bepaalde dat in afwijking van de ontheffingsbepaling (derde lid) het bevoegde gezag een omgevingsvergunning kan verlenen als sprake is van voorwerpen bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onder j en k, van de Wabo. Op grond van die bepalingen geldt de ontheffing echter al als omgevingsvergunning.
Artikel I, onderdeel O (artikel 2:24)
Artikel I, onderdeel P (artikel 2:25)
De regels voor evenementen worden in zijn geheel herzien. Hierbij vervalt de categorie meldingvrije evenementen zoals die nu mogelijk zijn op grond van het huidige artikel 2:25, derde lid. Het voordeel van meldingvrij is dat de organisator geen enkele actie hoeft te ondernemen om het evenement te mogen uitvoeren. Nadeel is dat het evenement niet bekend is bij de gemeente en daarmee ook niet bij de hulpdiensten. De omvang van de meldingvrije evenementen is nu beperkt tot maximaal 100 personen, maar voor de kenbaarheid van evenementen is een meldingplicht noodzakelijk. De aan te leveren gegevens voor deze – voorheen meldingvrije –evenementen kunnen beperkt zijn.
In het derde lid van het nieuwe artikel 2:24 wordt een categorie kleine evenementen geïntroduceerd alsmede de voorwaarden waaronder sprake is van een klein evenement. Artikel 2:25, derde lid bepaalt dat voor een klein evenement geen evenementenvergunning nodig is, maar dat volstaan kan worden met een melding.
De maximale omvang van meldingplichtige evenementen wordt beperkt tot 250 personen. In het huidige evenementenbeleid is een grens van 400 personen opgenomen. Deze grens wordt door de hulpdiensten als erg hoog ervaren. Een evenement van 400 personen kan veel impact hebben in relatie tot de aspecten openbare orde en veiligheid. Hiervoor is een beoordeling door de hulpdiensten vaak wenselijk en soms noodzakelijk. Dit past echter niet bij het karakter van de meldingplichtige evenementen waarbij sprake is van relatief korte termijnen. Een melding behoeft slechts 10 werkdagen vóór het evenement ingediend te worden. Vervolgens heeft de burgemeester slechts 5 werkdagen beschikbaar om het evenement eventueel te verbieden, als mogelijk de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu dit noodzakelijk maakt. Een goede beoordeling van een tamelijk omvangrijk evenement is in zo’n korte tijd niet goed mogelijk.
De nieuwe regeling geeft echter ook de nodige flexibiliteit: op grond van artikel 2:24, vierde lid kunnen andere categorieën van kleine, meldingplichtige evenementen worden aangewezen. Ook kunnen bepaalde jaarlijks terugkerende evenementen met nauwelijks gewijzigde omstandigheden worden aangewezen als klein, meldingplichtig evenement. Zo kunnen bijvoorbeeld evenementen worden aangewezen waarbij veel meer personen aanwezig zijn dan 250 maar waar deze zodanig verspreid zijn over een route in plaats van geconcentreerd op een enkel plein dat geen sprake is van een groot risico m.b.t. openbare orde of veiligheid. Hierbij kan gedacht worden aan de intocht van Sinterklaas of carnavalsoptochten.
In artikel 2:25, zesde lid wordt verder bepaald dat in ieder geval vechtsportevenementen altijd vergunningplichtig zijn. Ook kunnen andere categorieën evenementen worden aangewezen die te allen tijde vergunningplichtig zijn. Dit kan gaan om evenementen die weliswaar voldoen aan de criteria voor kleine evenementen van artikel 2:24, derde lid maar waarbij het gewenst is dat er een vergunning geweigerd kan worden vanwege de Wet Bibob dan wel sprake is van een organisator van slecht levensgedrag.
Op grond van artikel 2.1 van het Besluit brandveilig gebruik basishulpverlening en openbare plaatsen (hierna: Bbgbop) is het onder bepaalde omstandigheden verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding bij het bevoegd gezag een plaats of gedeelte daarvan in gebruik te nemen of te gebruiken, tenzij daarvoor een evenementenvergunning vereist is in het kader waarvan de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit, overgelegd moeten worden. Op grond van artikel 2.1, derde lid, van het Bbgbop hoeft dan geen afzonderlijke gebruiks-melding meer gedaan te worden. Artikel 2:25, tweede lid voorziet hierin.
Artikel I, onderdeel X (artikel 2:40a)
De aanpak van ondermijnende criminaliteit is een prioriteit van het veiligheidsbeleid in Sint-Michielsgestel. De aanpak van (georganiseerde) criminaliteit is lastig, maar absoluut noodzakelijk om de verwevenheid van boven- en onderwereld tegen te gaan.
Ondermijnende criminaliteit is niet altijd zichtbaar, maar daardoor des te gevaarlijker voor de integriteit van onze samenleving. Het tast de leefbaarheid aan, faciliteert zichtbare vormen van criminaliteit en zorgt voor een onveilig woon- en ondernemersklimaat. Het is daarom noodzakelijk dat de gemeenten in Oost-Brabant zich beschermen tegen criminele ondermijnende activiteiten.
Ook in Sint-Michielsgestel zien we branches, gebouwen en gebieden die te maken hebben met verschillende vormen van ondermijnende criminaliteit, brancheverschraling en een hoog verloop van ondernemers. Tevens zien we in ondermijningszaken dat na een integrale aanpak vaak sprake is van een wijziging van (administratief) eigenaarschap (of bestuurder) van de rechtsvorm, verandering van branche of een combinatie van beiden. In veel gevallen leiden deze wijzigingen niet altijd tot een bonafide bedrijfsvoering. Het risico bestaat dat de malafide ondernemers zich vestigen in sectoren waar het toezicht van de overheid beperkter is (de vergunningvrije branches).
Om de aanpak ondermijning te versterken, wordt voorgesteld in de Apv een artikel op te nemen gericht op het stimuleren van een gezond ondernemingsklimaat. Artikel 2:40a geeft de burgemeester de bevoegdheid om via een aanwijzing een vergunningplicht te introduceren voor panden, gebieden (bijvoorbeeld straten of bedrijventerreinen) of branches om een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat tegen te gaan. Op grond van de Gemeentewet is de gemeenteraad bevoegd op grond van de autonome verordenende bevoegdheid om openbare belangen zoals een veilig, leefbaar en bonafide ondernemersklimaat, te reguleren met een vergunningplicht in de Apv. Het betreft hier geen vergunning in het belang van economische ordening, maar in het belang van openbare orde en veiligheid. Om die reden is de bevoegdheid in de Apv tot aanwijzing van een gebouw, gebied of bedrijfsmatige activiteit en vergunningverlening, door de gemeenteraad belegd bij de burgemeester.
De mogelijkheid tot het instellen van een vergunningplicht voor ondernemers is een van de instrumenten voor de bestrijding van malafiditeit in het ondernemerschap. De gemeente kan controle uitoefenen op de naleving van de gestelde voorwaarden en handhaven bij overtreding. Van de mogelijkheid om een vergunningplicht te introduceren gaat bovendien een preventieve werking uit. Dit draagt bij aan het aantrekken van bonafide ondernemers en het weren van malafide ondernemers. Pandeigenaren worden zo gestimuleerd hun verantwoordelijkheid te nemen om bonafide ondernemers in hun panden te vestigen. Ook kan bij de aanvraag voor een vergunning de Wet Bibob worden ingezet. In 2013 is het toepassingsbereik van de Wet Bibob uitgebreid naar alle gemeentelijke vergunningen die worden afgegeven voor een bedrijfsmatige activiteit. Het instrument van een vergunningplicht is overigens niet ongebruikelijk in een gemeente. Zo geldt in de gemeente sinds februari 2019 voor de zgn. droge horeca een vergunningplicht, waarbij aan vergelijkbare voorwaarden wordt getoetst. Het gaat dan ook om voorwaarden waarvan in beginsel van ondernemers kan worden geëist dat zij daar aan voldoen.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Voor de definitie van het begrip exploitant is aansluiting gezocht bij hoofdstuk 3. Het ‘voor rekening en risico’ heeft betrekking op de natuurlijke persoon of op de rechtspersoon. Het bestuur van een rechtspersoon kan zelf ook een rechtspersoon zijn, maar gelet op de (persoonlijke) eisen die worden gesteld aan de exploitant dient er uiteindelijk altijd één natuurlijke persoon te zijn die kan worden beschouwd als exploitant in de zin van de Apv – al dan niet als vertegenwoordiger van die rechtspersoon. De dagelijkse leiding in het bedrijf kan in plaats van bij de exploitant zelf, bij een beheerder rusten. Er wordt dus in het kader van de vergunningverlening gewerkt met een beheerderslijst. Voor het begrip bedrijf wordt aangesloten bij het algemeen spraakgebruik. Het betreft hier voor het publiek toegankelijke bedrijven, zoals winkels (al dan niet met een horecacomponent) of dienstverlenende bedrijven.
De systematiek van artikel 2:40a gaat uit van een pand-, gebieds- of branchegerichte aanpak. Hiermee kan maatwerk in de gemeente geleverd worden. De burgemeester kan met een aanwijzingsbesluit nieuwe en reeds gevestigde ondernemers onderwerpen aan een systeem van verplichte vergunningen. De noodzaak van een aanwijzing, alsmede de duur van de aanwijzing, wordt zorgvuldig gemotiveerd. De uitgangspunten van proportionaliteit en subsidiariteit gelden. Bij een gebiedsgewijze aanpak wordt de noodzaak van de aanwijzing mede bezien in samenhang met de andere maatregelen in een gebied.
De vergunningplicht kan op pandniveau worden ingezet door deze bijvoorbeeld na concrete incidenten (strafbare feiten) van toepassing te verklaren op het pand of wanneer als gevolg van de wijze van exploitatie in dat pand de leefbaarheid of openbare orde onder druk staat (repressieve aanwijzing). Daar waar strafbare feiten in een pand worden geconstateerd en de pandeigenaar niet intrinsiek gemotiveerd is om mee te werken aan de bestrijding hiervan biedt een pandsgewijze vergunningplicht soelaas. Daarmee kan maatwerk worden geboden, en worden andere ondernemers, voor zover dat niet nodig is, niet in de aanwijzing betrokken. Een aanwijzing die specifiek op een bepaald pand is gericht, kan dan juist proportioneel en gerechtvaardigd zijn.
Indien sprake is van een (ernstige) structurele problematiek in een bepaalde branche of gebied kan op grond van het Apv artikel een vergunningplicht voor een branche of gebied worden ingevoerd. Een aanwijzing van een bepaalde branche kan op een bepaalde wijk of straat betrekking hebben, maar het gebied waarvoor een bepaalde branche wordt aangewezen, kan ook de gehele gemeente beslaan. Bij aanwijzing van een branche wordt gemotiveerd waarom de bedrijfsmatige activiteiten met het oog op de openbare orde en veiligheid gereguleerd moeten worden.
Tot slot kunnen (op voorhand) straten of gebieden aangewezen worden (preventieve aanwijzing). Bij een dergelijke aanwijzing gelden voor gevestigde en nieuwe ondernemers in die gebieden of straten een vergunningplicht. Dit kan gerechtvaardigd zijn nu de aanwijzing alleen plaatsvindt bij straten of gebieden waar de leefbaarheidsproblemen het grootst zijn en de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Het belang van de verbetering van de situatie in het gehele gebied kan zo’n aanwijzing rechtvaardigen. Het kan ook van belang zijn om te voorkomen dat het probleem zich onmiddellijk naar een naastgelegen gebied verplaatst. Een dergelijke aanwijzing zal doorgaans deel uitmaken van een bredere aanpak.
De burgemeester wijst een pand, gebied of een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend aan als in dat gebied dan wel door de wijze van exploitatie van het pand of door de bedrijfsmatige activiteiten naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder druk staat dan wel nadelig kan worden beïnvloed. Dit criterium drukt uit dat het voor een aanwijzing niet noodzakelijk is dat zich concrete incidenten hebben voorgedaan. Een aanwijzing kan ook preventief worden gegeven voor een branche of gebied waar extra aandacht nodig is, bijvoorbeeld om de leefbaarheid en openbare orde en veiligheid ten goede te keren. Bij de aanwijzing baseert de burgemeester zijn oordeel op klachten, informatie van de politie, informatie van met toezicht belaste ambtenaren en andere relevante gegevens zoals bestuurlijke rapportages, CIE-informatie, RIEC-informatie, controleverslagen of klachten van buurtbewoners.
In het derde lid is het centrale verbod opgenomen om zonder exploitatievergunning van de burgemeester, in een aangewezen gebouw, straat of gebied zonder vergunning van de burgemeester bedrijfsmatige activiteiten te verrichten. In het aanwijzingsbesluit worden de bedrijfsmatige activiteiten genoemd waar de aanwijzing betrekking op heeft. Dat kunnen ook alle bedrijfsmatige activiteiten zijn, zoals detailhandel. De burgemeester kan ook gemeentebreed een bedrijfsmatige activiteit aanwijzen. In dat laatste geval geldt een vergunningplicht voor die activiteiten die behoren tot de branche.
De algemene intrekkings- en weigeringsgronden staan vermeld in de artikelen 1:6 en 1:8. In deze leden staan de specifieke weigerings- en intrekkingsgronden vermeld. Toezicht op en handhaving van de vergunningplicht is mogelijk door intrekking van een reeds verstrekte vergunning of door sluiting van het gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin een malafide bedrijf is gevestigd. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden (artikel 1:4).
Voor de reikwijdte van het begrip ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ wordt aangesloten bij de terminologie van de Drank- en Horecawet.
Indien de exploitant zijn verplichtingen uit het artikel of de vergunningvoorschriften niet nakomt, kan er reden zijn de vergunning in te trekken. Sub d is in lid 7 opgenomen om constructies van schijnbeheer tegen te kunnen gaan indien de praktijk niet in overeenstemming is met de situatie zoals op de vergunning vermeld.
In dit lid wordt de wijze van indiening van de aanvraag van een vergunning geregeld, alsmede welke gegevens en bescheiden moeten worden overgelegd. De vereiste gegevens worden nodig geacht teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
Als het bevoegd bestuursorgaan dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag, kan hij om aanvullende gegevens verzoeken. Uiteraard moeten die gegevens wel in verband staan met de weigeringsgronden van de aangevraagde vergunning. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen.
Dit artikel geeft een aanvullende sluitingsbevoegdheid wanneer sprake is van een vergunningplicht. Ook pandeigenaren spelen een belangrijke rol bij het aantrekken van bonafide ondernemers en weren van malafide ondernemers. Daar waar wordt geconstateerd dat er strafbare feiten plaatsvinden vanuit een pand en de pandeigenaar niet intrinsiek gemotiveerd is om mee te werken aan de bestrijding hiervan kan de pandeigenaar worden gedwongen zijn verantwoordelijkheid te nemen. Er is voor gekozen om de sluitingsbevoegdheid van toepassing te verklaren op gebouwen of op een “gedeelte van een gebouw” omdat het mogelijk is dat in een gebouw (bijvoorbeeld een bedrijfsverzamelgebouw) meerdere bedrijven gevestigd zijn. De sluiting mag niet verder strekken dan noodzakelijk is met het oog op de belangen van deze regeling. Daarom zal in dit laatste geval de sluiting beperkt moeten zijn tot het gedeelte van het gebouw waarin het malafide bedrijf is gevestigd, zodat de sluiting niet (mede) de gebouwdelen omvat waarin “schone bedrijven” gevestigd zijn.
Om oog te kunnen houden op relevante veranderingen moet de vergunningverlener daarvan weet hebben. De vergunninghouder is verplicht wijzigingen te melden. Als er met inachtneming van de geldende regels geen bezwaar bestaat tegen een voortgezet bedrijf, wordt een gewijzigde vergunning verleend. Als blijkt dat de wijzigingen niet zijn gemeld, kan dat leiden tot intrekking van de vergunning. Het is van groot belang om een actueel overzicht te hebben van de in de gemeente actieve exploitanten. Om die reden moet ook worden gemeld dat de exploitatie wordt beëindigd of overgedragen. Ook wanneer slechts een van de exploitanten stopt. Om schijnbeheer te voorkomen en te bestrijden is het van belang dat de beheerders bij de gemeente bekend zijn. Een wijziging in het beheer kan pas plaatsvinden indien de burgemeester de gevraagde wijziging in het beheer heeft bijgeschreven en de exploitant hiervan bericht heeft ontvangen.
De vergunningplicht op grond van het aanwijzingsbesluit en het verbod om zonder vergunning bedrijfsmatige activiteiten te verrichten, geldt voor nieuwe exploitanten onmiddellijk na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Onder nieuwe exploitanten worden ook verstaan: exploitanten die een andere bedrijfsmatige activiteit dan voorheen willen uitoefenen, en/of op een andere locatie dan voorheen. Exploitanten kunnen dus niet de inwerkingtreding van het verbod rekken door op een locatie waar zij al actief zijn, over te stappen op een andere bedrijfsmatige activiteit die ook onder de aanwijzing valt. Zij kunnen de inwerkingtreding van het verbod ook niet rekken door naar een locatie verderop in het aangewezen gebied uit te wijken. Zij worden dan aangemerkt als nieuwe exploitanten en dienen over een vergunning te beschikken.
Voor zittende exploitanten geldt dat zij een bepaalde periode (die in het aanwijzingsbesluit wordt opgenomen) de tijd krijgen voordat de regeling op hen van kracht wordt. Deze termijn wordt opgenomen in het aanwijzingsbesluit en dient redelijk te zijn. Dat laatste betekent dat de termijn voldoende lang is zodat zittende exploitanten zich kunnen voorbereiden op het exploitatievergunning-stelsel en de tijd krijgen om eventuele maatregelen te treffen waardoor zij in beginsel in aanmerking kunnen komen voor een vergunning. Afhankelijk van het soort aanwijzingsbesluit, dient de overgangstermijn minimaal 6 maanden te bedragen en maximaal 1 jaar.
Voor zover de Dienstenrichtlijn van toepassing is op het vergunningstelsel en de voorwaarden, geldt dat met name gelet op de openbare orde en veiligheid er een dwingende reden van algemeen belang is en de gestelde eisen ook evenredig (geschikt en noodzakelijk) zijn, zodat het stelsel en de voorwaarden gerechtvaardigd zijn.
De openbare orde en veiligheid vormt de reden om van een lex silencio positivo af te zien.
Stimulering gezond ondernemingsklimaat
Versterking van de aanpak ondermijning is nodig om hier tegen op te kunnen treden. Sint-Michielsgestel wil het vestigingsklimaat voor ondermijnende criminaliteit beslechten door een brede aanpak welke bestaat uit een combinatie van voorkomen, signaleren en terugdringen van ondermijnende criminaliteit en het stimuleren van positieve ontwikkelingen. Hier maakt sturing op vestiging van bonafide ondernemers en aanpakken van malafide ondernemers deel van uit.
Binnen de brede aanpak wordt aansluiting gezocht bij de inzet die reeds wordt gepleegd op het gebied van fysiek, economie en de aanpak ondermijnende criminaliteit. Er wordt zoveel mogelijk met bonafide pandeigenaren en brancheverenigingen aan de slag gegaan.
Artikel I, onderdeel AI (artikel 2:57)
Het nieuwe onderdeel c gaat loslopende honden tegen. Door het nieuwe onderdeel d van het eerste lid wordt het mogelijk een aanlijngebod in te stellen voor een door het college aan te wijzen plaats, gelegen buiten de bebouwde kom. Hierbij kan gedacht worden aan een bos- of natuurgebied waarbij loslopende honden overlast kunnen veroorzaken voor aanwezige dieren. Ook is het mogelijk om, bij overlast van een bepaalde hond, een gebied rondom de woonomgeving van die hond aan te wijzen.
Artikel I, onderdeel AL (artikel 2:59a)
In dit nieuwe artikel is bepaald dat het de eigenaar of houder van een gevaarlijke hond verboden is die hond zonder muilkorf op zijn terrein los te laten lopen. Het verbod geldt niet als in de bepaling genoemde voorzieningen zijn getroffen waardoor gevaar voor derden in de openbare ruimte en vrij toegankelijke privéruimte niet aanwezig is.
Artikel I, onderdeel BI (artikel 5:6)
In 1997 heeft het college in een aanwijzingsbesluit bepaald dat alle wegen in de gemeente werden aangewezen als wegen bedoeld in (de voorloper van) dit artikel. Met de voorgestelde wijziging wordt dit rechtstreeks in de verordening geregeld en is een apart aanwijzingsbesluit niet meer nodig. Dit biedt minder flexibiliteit maar meer duidelijkheid.
Artikel I, onderdeel BQ (artikel 5:18)
De tekst van het derde lid, onderdeel b is in overeenstemming gebracht met de Dienstenrichtlijn.
Artikel I, onderdeel BT (artikel 5:23)
Jaarlijks wordt voor ong. 20 snuffelmarkten vergunning verleend. Het karakter van deze snuffelmarkten is zodanig dat het niet bezwaarlijk is het vergunningstelsel te vervangen door een meldingstelsel. Het nadeel van een meldingstelsel is dat geen voorwaarden gesteld kunnen worden aan de organisator, bijvoorbeeld met betrekking tot het beperken van overlast voor de buurt.
Artikel I, onderdeel BY (artikel 6:1)
Overtredingen van bepalingen die voortvloeien uit de Wabo (zoals handelingen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning) zijn in de Wet op de economische delicten (hierna: WED) aangeduid als economische delicten. Dat heeft gevolgen voor de strafmaat, die onder de WED anders is dan onder de APV. Om dat onderscheid duidelijk te maken is het derde lid toegevoegd.
In het vierde lid is de bevoegdheid neergelegd een bestuurlijke boete op te leggen ter handhaving van de regels gesteld krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s. Voorheen was de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete opgenomen in artikel 8 van de VNG Model Brandbeveiligingsverordening 2012. Met het Bbgbop wordt in het onderwerp van de in de Brandbeveiligingsverordening neergelegde regels voorzien. De raad is ingevolge artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s nog steeds bevoegd om bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van de regels, gesteld krachtens artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s. Doordat de VNG Model Brandbeveiligingsverordening 2012 is vervallen, is de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen voor overtreding van de krachtens artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels ondergebracht in de APV.
Alhoewel de brandbeveiligingsverordening feitelijk van rechtswege is vervallen met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010, wordt in verband met de kenbaarheid de verordening expliciet ingetrokken. De verordening vond zijn grondslag in artikel 12 van de Brandweerwet. Een brandbeveiligingsverordening gebaseerd op de Wet veiligheidsregio’s is nooit vastgesteld. Op 1 januari 2018 is het Bbgbop in werking getreden.
Aanvragen en meldingen die zijn of worden ingediend voorafgaand aan de wijziging worden afgehandeld volgens het oude recht. Voor meldingvrije evenementen geldt dat een overgangstermijn van een maand wordt geboden. Vindt het (voorheen) meldingvrije evenement plaats ná de overgangstermijn van een maand, is onverkort een (tijdige) melding of vergunning vereist om het evenement te laten plaatsvinden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-181192.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.