Gemeenteblad van Schagen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schagen | Gemeenteblad 2019, 178985 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schagen | Gemeenteblad 2019, 178985 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen houdende regels omtrent handboek bijzondere bijstand Schagen 2019
HOOFDSTUK 1 Wijzingen Handboek Bijzondere Bijstand Schagen 2019
In het Handboek Bijzondere Bijstand Schagen 2019 zijn de volgende wijzingen zijn aangebracht:
In hoofdstuk 3 van het Handboek worden de verschillende kostensoorten behandeld. Per kostensoort wordt aangegeven welke bewijsstukken door de klant moeten worden overgelegd om de noodzaak van de kosten te kunnen beoordelen. De kwestie van de bewijstukken wordt aanstonds nader geregeld in het Handhavingsplan. Alle tekst in het handboek die betrekking heeft op dit onderwerp wordt daarom geschrapt.
Paragraaf 3.5 Garantietoeslag is geschrapt. Uit de geldende jurisprudentie kan worden afgeleid dat beleid op grond waarvan de ouder aanspraak maakt op compensatie van inkomensdaling in verband het verlies van de alleenstaande-ouderkop buitenwettelijk begunstigend beleid is (zie CRvB 11-08-2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5297). Het 18-jarige kind kan namelijk zo nodig zelf (algemene) bijstand aanvragen. Als de lagere jongerennorm ontoereikend is om de kosten van levensonderhoud te bestrijden, zal hij een beroep moeten doen op de onderhoudsplicht van zijn ouder, die niet in gezinsverband met hem leeft. Als dat niet mogelijk is kan hij een beroep doen op artikel 12 P-wet.
Paragraaf 3.13b Reiskosten schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd.
Besloten is de kilometergrens te verlagen naar 10 km. In het re-integratiebeleid wordt deze kilometergrens ook gehanteerd (zie Beleidsregels inzake de reiskostenvergoeding en vervoersvoorziening).
Paragraaf 3.18 Kosten uit huis geplaatste kinderen is geschrapt.
In de Jeugdwet, die op 1 januari 2015 in werking is getreden, was geregeld dat ouders voor jeugdhulp met verblijf een ouderbijdrage verschuldigd zijn. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) werd belast met de vaststelling en de inning van de ouderbijdrage. Gemeenten werden verplicht informatie te verstrekken aan het CAK over de aanvang, wijziging en beëindiging van jeugdhulp met verblijf. De opbrengsten van de ouderbijdrage waren bestemd voor de gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het treffen van een voorziening voor de jongere. Er is maatschappelijk en politiek veel kritiek ontstaan op de ouderbijdrage. Zo werd de ouderbijdrage voor jeugdhulp met verblijf als onrechtvaardig beschouwd, omdat geen eigen bijdrage wordt gevraagd wanneer jeugdigen vanwege lichamelijke aandoeningen op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet worden behandeld en daarbij worden opgenomen in bijvoorbeeld een kliniek of een ziekenhuis. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van de ouderbijdrage is besloten de ouderbijdrage af te schaffen per 1 januari 2016.
De Wet hervorming kindregelingen heeft de aparte norm voor de alleenstaande ouder afgeschaft. Sinds 1 januari 2015 is de bijstandsnorm voor een alleenstaande die zelfstandig woont, met of zonder kinderen, 70% van het referentieminimumloon. In plaats van de extra 20%-punt is de alleenstaande-ouderkop gekomen, die wel afhankelijk is van het inkomen, maar verder niet van wel of niet werken. Dit beoogt de armoedeval weg te nemen. Vanaf 01-01-2015 (en voor het overgangsrecht vanaf 01-07-2015) is er derhalve geen grond meer voor toekenning van een afwijkende norm voor de dagen dat het kind thuis verblijft.
Paragraaf 3.15 De Computerregeling is gewijzigd. Het beleid is verruimd. De beleidsregel inzake een computervoorziening ten behoeve van kinderen uit minimagezinnen bestaat uit twee onderdelen, namelijk:
Het college verstrekt een Gezinscomputer, indien de aanvrager:
Het college verstrekt een Computervoorziening t.b.v. scholieren voortgezet onderwijs (Chromebook), indien de aanvrager:
Paragraaf 3.15 a Computervoorziening statushouders
Als belanghebbende van buiten de EU langdurig in Nederland komt wonen, moet hij inburgeren. Met andere woorden, hij moet de taal leren spreken en de Nederlandse samenleving leren kennen. Daarom moet hij een inburgeringsexamen doen. De kosten van een inburgeringscursus worden vergoed uit een lening die de inburgeraars bij Duo aangaan. De kosten voor een laptop vallen hier buiten.
Het is noodzakelijk dat inburgeraars de beschikking hebben over een laptop bij het volgen van de inburgeringslessen en voor het maken van het huiswerk c.q. opdrachten. De inburgeraar is zelf verantwoordelijk voor het regelen van de inburgeringscursus. Na aanmelding bij een taalinstituut met kenmerk Blik op Werk kan bij de gemeente een aanvraag worden ingediend voor vergoeding van een computervoorziening via de bijzondere bijstand. Deze beleidsregel staat alleen open voor alleenstaanden zonder kinderen, echtparen zonder kinderen, echtparen of alleenstaanden met kinderen die nog niet in groep 3 of hoger zitten van de basisschool. Inburgeraars met schoolgaande kinderen vanaf groep 3 van de basisschool vallen immers onder de computervoorziening ten behoeve van kinderen uit minimagezinnen.
De computervoorziening wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming van maximaal € 500,- per huishouden. Deze tegemoetkoming wordt, nadat de klant een pro forma nota heeft overgelegd, betaalbaar gesteld.
Het begrip ‘per huishouden’ betekent dat als de aanvraag wordt ingediend door gehuwden zonder kinderen in principe slechts een computervoorziening wordt verstrekt.
De computervoorziening wordt eenmalig verstrekt.
Deze beleidsregel blijft van toepassing totdat de nieuwe Inburgeringswet in werking is getreden.
Paragraaf 3.17 Kosten woninginrichting is gewijzigd. Kosten van woninginrichting kunnen bestaan uit:
Als een aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend ter voorziening in de kosten van een gedeeltelijke woninginrichting na verhuizing of echtscheiding of in de kosten van vervanging van inboedel of stoffering in geval van slijtage, dan wordt in de gemeente Schagen de volgende beleidslijn gevolgd. De kosten van woninginrichting of duurzame gebruiksgoederen zijn kosten die betaald kunnen worden uit de bijstandsnorm en/of de langdurigheidstoeslag. Als er geen spaargeld is om de kosten van te betalen, dan is een lening bij de Kredietbank Nederland (hierna: de kredietbank) de voorliggende voorziening. Is een lening niet mogelijk dan moet de volgende afweging gemaakt worden:
Het beleid is aldus gewijzigd, dat de gemeente aanvragers niet meer standaard zal doorverwijzen naar de kredietbank. De gemeente zal een aanvraag om leenbijstand innemen. Dezelfde werkwijze dus zoals die bij de volledige woninginrichting wordt gevolgd. Bij de volledige woninginrichting (statushouders) vindt namelijk ook geen doorverwijzing naar de kredietbank plaats. Op deze wijze wordt de afhandeling van aanvragen om bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting geüniformeerd. Als het gaat om een volledige woninginrichting, dan wordt de bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt. De gemeente brengt dus geen rente bij de klant in rekening. De reden hiervoor is dat het binnen de bestaande applicatie niet mogelijk is om rente te berekenen. Als je er als gemeente toch voor kiest om rente bij de klant in rekening te brengen, dan dient de rente handmatig te worden berekend. Dit handmatig berekenen van de rente is een tamelijk arbeidsintensieve aangelegenheid. De kosten om de rente te berekenen zullen vrijwel zeker hoger zijn dan de rente die bij de klant in rekening wordt gebracht. Niet erg efficiënt dus. Het college heeft daarom besloten om bij de gedeeltelijke woninginrichting ook geen rente in rekening te brengen.
De bijzondere bijstand in de kosten van een gedeeltelijke woninginrichting wordt in de vorm van een (renteloze) lening verstrekt, als er verwijtbaar niet (voldoende) gespaard is en de noodzakelijke verhuizing daardoor niet mogelijk is. Echter, ingeval er niet verwijtbaar niet (voldoende) gespaard is, dan wordt de bijzondere bijstand om niet verstrekt.
De regels met betrekking tot de volledige woninginrichting zijn ook gewijzigd. Het oude beleid luidde -kort samengevat- als volgt: “Van statushouders die zich vanuit een Asielzoekerscentrum in een woning vestigen, kan niet verwacht worden dat zij reserveren. Zij krijgen een volledige inrichting. Een deel wordt in natura verstrekt (het meubel- en witgoedpakket dat werd geleverd door Rataplan) en een deel in de vorm van geld. Het deel dat in de vorm van geld wordt verstrekt, moet worden terugbetaald. Er moet maximaal over een periode van drie jaren 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld worden terugbetaald. Nadat aan de aflossingsverplichting is voldaan, wordt het restantbedrag kwijtgescholden.”
Het meubel- en het witgoedpakket zijn afgeschaft. Het beleid met betrekking tot de volledige woning inrichting is aldus gewijzigd, dat de bijzondere bijstand in de kosten van een volledige woninginrichting is opgebouwd uit de volgende twee componenten:
Het ene deel van de bijzondere bijstand inzake de kosten van woninginrichting wordt dus om niet verleend Onder witgoed wordt het navolgende verstaan: wasmachine, koelkast, stofzuiger en gasfornuis. Het andere deel van de bijzondere bijstand wordt dus verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening. Er moet maximaal over een periode van drie jaren 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld worden terugbetaald. Nadat aan de aflossingsverplichting is voldaan, wordt het restantbedrag kwijtgescholden..
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aansluiting gezocht bij de NIBUD-prijzengids, met dien verstande dat deze normbedragen van het NIBUD met 45% worden verlaagd. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat vandaag de dag meubels voor een relatief lage prijs kunnen worden gekocht bij de kringloopwinkels of via het internet (Marktplaats of Marktnet). Deze beleidskeuze past bovendien bij het uitgangspunt dat bij bijstandsverlening uitgegaan moet worden van de goedkoopst adequate oplossing. In dat opzicht is het beleid dus ongewijzigd gebleven.
Paragraaf 3.24 Broodnood voor jongeren tijdens zoektijd van 4 weken is geschrapt, omdat dit probleem op de reguliere wijze via de voorschotverlening kan worden opgelost.
Paragraaf 3.20 Budgetbeheer. Het bijzondere bijstandsbeleid met betrekking tot het budgetbeheer is aangepast. Wat de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand betreft werd voorheen aansluiting gezocht bij de tarieven de door Plangroep gehanteerde tarieven. Aangezien Plangroep vanaf 1 januari 2017 niet meer de schuldregelingen en de complexe betalingsregeling voor de gemeente uitvoert, is het niet meer logisch om aansluiting te zoeken bij de tarieven die door dit bedrijf worden gehanteerd. Besloten is bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand uit te gaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Wel geldt er een aanvullende eis. De budgetbeheerder dient ter zake kundig en betrouwbaar te zijn. Daarom verlangt de gemeente dat de budgetbeheerder lid is van PBI (Professionele bewindvoerders en inkomensbeheerders) of een vergelijkbare brancheorganisatie. Als de budgetbeheerder geen lid is van de PBI of een vergelijkbare brancheorganisatie, dan wordt er ter zake van de kosten van budgetbeheer geen bijzondere bijstand verleend.
Paragraaf 3.27 Kindpakket Meedoen Noordkop is geschrapt en overgeheveld naar de Verordening Meedoen Schagen.
Paragraaf 3.22 Reiskosten i.v.m. re-integratie, participatie en tegenprestatie wordt geschrapt en overgeheveld naar het document Beleidsregels inzake de reiskostenvergoeding en vervoersvoorziening Participatiewet Gemeente Schagen 2019. Aan deze overheveling ligt de overweging ten grondslag dat deze kosten moeten worden betaald uit het werkdeel en niet- zoals nu gebeurt- uit het budget bijzondere bijstand.
Paragraaf 3.23 Vervoersvoorziening wordt geschrapt en overgeheveld naar het document Beleidsregels inzake de reiskostenvergoeding en vervoersvoorziening Participatiewet Gemeente Schagen 2019. Aan deze overheveling ligt de overweging ten grondslag dat deze kosten moeten worden betaald uit het werkdeel en niet - zoals nu gebeurt- uit het budget bijzondere bijstand.
Paragraaf 5.4 Pedicurekosten is gewijzigd. Besloten is geen bijzondere bijstand meer te verlenen voor pedicurekosten. In het algemeen is het zo dat de Zvw en de Wlz alle noodzakelijke medische of paramedische kostensoorten vergoeden. Beide regelingen gelden samen als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (artikel 15 lid 1 Participatiewet;).
2.1 Bijzondere bijstand is maatwerk
De mogelijkheid om bijzondere bijstand te verlenen voor bijzondere kosten is opgenomen in de Participatiewet. Er zijn situaties waarin het inkomen niet voldoende is om in bepaalde noodzakelijke en bijzondere kosten te voorzien. In het individuele geval moet het college de afweging maken of de situatie bijzonder is en of het inkomen voldoende is. Die afweging - in het individuele geval - maakt echter niet dat er geen beleidsregels opgesteld kunnen / moeten worden. Beleidsregels dragen bij aan rechtszekerheid en rechtsgelijkheid en zijn van belang voor een doelmatige uitvoering. De beleidsregels hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop er met inkomen en vermogen wordt omgegaan. De zogenaamde draagkrachtregels. Verder is het handig om afspraken te maken - en die vast te leggen – over een aantal kostensoorten. Er zijn namelijk bepaalde kosten die per definitie voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In de rechtspraak is ook voor een aantal kostensoorten een bepaalde lijn uitgezet. Bijvoorbeeld: Het feit dat een cliënt een eigen bijdrage rechtshulp moet betalen, duidt er op dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waarvoor bijstandsverlening op zijn plaats is. De beleidsregels zijn echter niet meer en niet minder dan een kader. In het individuele geval zal steeds een individuele afweging gemaakt moeten worden en kan er aanleiding zijn om van de beleidsregels af te wijken.
Bij iedere aanvraag moeten vier vragen worden beantwoord:
Hoofdstuk I van dit handboek is opgebouwd aan de hand van deze vier vragen, Het is een aanvulling op datgene wat in het handboek Grip Op en het handboek van StimulanSZ staat.
2.2 Categoriale bijzondere bijstand
Voor categoriale bijzondere bijstand is het voldoende om vast te stellen dat een persoon tot een bepaalde doelgroep behoort. Het enkele feit dat hij tot die doelgroep hoort, maakt dat er aangenomen kan worden dat er sprake is van bepaalde kosten. Die kosten hoeven niet te worden aangetoond en er hoeft dus ook geen onderzoek gedaan te worden naar de noodzaak van die kosten. Er moet alleen vastgesteld worden of er sprake is van draagkracht. Met ingang van 01-01-2015 is categoriale bijzondere bijstand alleen nog mogelijk voor de collectieve zorgverzekering.
2.3 Doen de kosten zich voor (aantoonbaarheid) en is bijstand met terugwerkende kracht mogelijk?
De aantoonbaarheid van de kosten
Voor zover de kostensoorten beschreven zijn is daarbij aangegeven op welke wijze de kosten moeten worden aangetoond. Dat is afhankelijk van een aantal factoren. Het is afhankelijk van de voorwaarden waaronder de bijstand verleend wordt en of het om incidentele of periodieke bijstand gaat. De omvang van de kosten en de mate waarin je wil controleren is ook van belang.
Het uitgangspunt in de P-wet is dat de bijstand op aanvraag verleend wordt. Dat betekent dat er pas vanaf het moment van aanvraag bijstand verleend kan worden en dus niet met terugwerkende kracht. Dat geldt voor levensonderhoud en bijzondere bijstand. Voor de bijzondere bijstand is het echter niet wenselijk om daar te strikt mee om te gaan. De bijzondere omstandigheden zijn redenen om hier soepel mee om te gaan. Er moet wel een bepaalde relatie zijn tussen het moment dat de kosten gemaakt zijn en de aanvraag. De terugwerkende kracht beperkt zich in de regel tot een jaar. Bij het aanvragen via de snelbalie wordt gevraagd naar de datum van de nota. Als de datum niet kan worden ingevuld, omdat de nota niet meer aanwezig is, zal dat leiden tot een afwijzing. Terugwerkende kracht is niet mogelijk als de noodzaak van de kosten niet meer is vast te stellen.
2.4 Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?
Voor dit onderdeel verwijs ik naar het Handboek Grip Op, Bijstand > Bijzondere bijstand > 1. Recht op bijzondere bijstand >Vraag 2: Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? Ook in het Handboek van StimulanSZ treft u hierover informatie aan.
In deze handboeken staat een overzicht met voorbeelden van noodzakelijke en niet-noodzakelijke kosten en de afweging die gemaakt moet worden om tot een bepaalde conclusie te komen.
2.5 Vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?
Er zijn een aantal kosten die per definitie het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden. In die gevallen hoeven de bijzondere omstandigheden niet onderzocht te worden. Per concreet geval zal steeds de vraag beantwoord moeten worden of er in het individuele geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat kan ook het geval zijn als er in het algemeen geen bijstand verleend wordt voor bepaalde kosten, omdat ze in het algemeen niet als bijzonder zijn aan te merken. Het kan echter zijn dat ze in een bepaalde situatie wel bijzonder zijn. Maatwerk is en blijft de hoofdregel.
Het bij wijze van individualisering afwijken van het vastgestelde eigen gemeentelijk beleid is op grond van wet en jurisprudentie toegestaan. Wanneer dit gebeurt is het college niet verplicht om vervolgens in andere gevallen ook van het eigen beleid af te wijken. Het gelijkheidsbeginsel gaat namelijk niet zo ver dat een incidentele afwijking van het beleid een verplichting schept om in andere gevallen ook af te wijken. De afwijking moet wel goed gemotiveerd zijn en zijn oorzaak hebben in de bijzondere omstandigheden.
Ook de vraag of er wel of niet gereserveerd kan worden, maakt onderdeel uit van de vraag of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er kan in het algemeen van worden uitgegaan dat er 5% gespaard kan worden van een bijstandsuitkering. Dat wordt echter moeilijker naar mate de bijstandsuitkering langer duurt. De individuele inkomenstoeslag is bedoeld als aanvulling op de bijstandsnorm als er langdurig sprake is van een laag inkomen. In de Verordening Individuele inkomenstoeslag P-wet Schagen 2015 is opgenomen dat er recht op een individuele inkomenstoeslag is als het inkomen langer dan drie jaren lager is dan 110% van de bijstandsnorm. Er moet ook voldaan zijn aan de voorwaarden die opgenomen zijn in de Beleidsregel Individuele inkomenstoeslag P-wet Schagen 2015 Uit de memorie van toelichting bij de Wet decentralisatie langdurigheidstoeslag blijkt dat de individuele inkomenstoeslag bedoeld is voor vervangingsuitgaven. Als er sprake is van vervangingsuitgaven mag er verwacht worden dat die betaald worden van de individuele inkomenstoeslag. Als er – ondanks het feit dat er een individuele inkomenstoeslag is toegekend – toch geen geld is voor vervangingsuitgaven, zal eerst gekeken moeten worden of er gespaard is en of dat mogelijk was. Er zijn situaties dat er wel gespaard had moeten worden, maar dat het niet gedaan is, terwijl er wel sprake is van noodzakelijk uitgaven. In dat geval wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een renteloze geldlening. Indien belanghebbende niet kan worden verweten dat hij niet heeft gereserveerd voor de noodzakelijke uitgaven, dan wordt de bijzondere bijstand verleend om niet.
Het ontbreken van reserveringsruimte in verband met het aflossen van schulden is niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid waardoor niet gespaard kon worden. In dat geval wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een renteloze geldlening.
Het college heeft bij de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende. Dit betekent dat het college zelf bepaalt welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. Hierbij is het volgende van belang:
Dat betekent dat het college deze voor de algemene bijstand wettelijk vrij te laten middelen geheel of gedeeltelijk kan betrekken bij de beoordeling van de draagkracht. Het college kan ook besluiten deze middelen voor de bijzondere bijstand buiten beschouwing te laten. Artikel 35 lid 1 Participatiewet bepaalt immers dat het college zelf oordeelt over draagkracht uit de middelen anders dan het inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm.
NB Vaak speelt de vraag of een belanghebbende heeft kunnen reserveren voor de kosten. Dit speelt geen rol bij de vraag of een belanghebbende de kosten kan voldoen uit de draagkracht. Deze vraag maakt exclusief onderdeel uit van de beoordeling of er sprake is van bijzondere omstandigheden
De draagkracht wordt nader uitgewerkt in de paragrafen 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12 2.13 en 2.14 van dit handboek.
2.8 De bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen
De bijstandsnorm is bedoeld voor de noodzakelijke kosten van het bestaan. Het gaat om de kosten van levensonderhoud, wonen, vervanging van duurzame gebruiksgoederen en kleding. Er is geen vaste lijst van wat wel en wat niet onder de noodzakelijke kosten wordt verstaan.
Ik verwijs naar het hoofdstuk bijzondere bijstand van Grip Op voor een aantal voorbeelden uit de jurisprudentie. Zie Bijstand > Recht op bijzondere bijstand Vraag 4: Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige middelen? Ook het handboek van StimulanSZ bevat informatie over deze materie.
Als er recht bestaat op een individuele inkomenstoeslag mag er verwacht worden dat de vervangingsuitgaven daarvan betaald worden (zie reservering)
2.9 Het inkomen boven de bijstandsnorm
Het college heeft besloten dat er bij een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm geen draagkracht is voor bijzondere kosten. Van het meer-inkomen is 35 % draagkracht en 65% van het meer-inkomen blijft vrij beschikbaar. Daarmee is er voldoende ruimte in het inkomen om de lagere inkomensafhankelijke voorzieningen als gevolg van het hogere inkomen op te vangen.
In artikel 23 lid 1 Participatiewet is geregeld wat de norm is voor een alleenstaande/alleenstaande ouder en gehuwden bij een verblijf in inrichting. In het tweede lid wordt bepaald dat het bedrag van de norm bedoeld in het eerste lid wordt verhoogd met een bedrag van € 35,00 voor een alleenstaande/alleenstaande ouder en een bedrag van € 75,00 voor gehuwden (premie zorgverzekeringswet).Bij de berekening van de draagkracht gaan we uit van 110% van de norm als bedoeld in artikel 23 lid1 en het bedrag bedoeld in artikel 23 lid 2. Met andere woorden, het bedrag van de norm bedoeld in artikel 23 lid 1 en het bedrag van artikel lid 2 worden bij elkaar opgeteld en vervolgens wordt hiervan 110% van genomen.
2.10 Vaststelling bijstandsnorm voor vergelijking met inkomen
Uitgangspunt voor de draagkrachtberekening is het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm waarop belanghebbende recht zou hebben als hij geen inkomen had. De bijstandsnorm is de norm zoals genoemd in de Participatiewet. Besloten is om de kostendelersnorm (artikel 20 lid 3 en 22 sub a, per 01-01-2016 artikel 19 sub a van de P-wet) niet toe te passen voor de bijzondere bijstand. In plaats daarvan wordt de norm die van toepassing is, verlaagd met 10% als er in de woning van belanghebbende andere meerderjarige personen wonen. Het aantal personen dat inwoont is niet van belang. Ook de uitzondering van studerenden en kamerbewoners – zoals bij de kostendelersnorm – is niet van toepassing. Er wordt geen rekening gehouden met inkomsten uit onderhuur. Deze systematiek komt overeen met de bepalingen van de Toeslagenverordening, zoals die van toepassing was voor de invoering van de kostendelersnorm.
De Beleidsregel lage woonlasten en commerciële huur P-wet Schagen 2015 is alleen van toepassing voor wat betreft de lage woonlasten.
Het inkomen wordt op dezelfde wijze bepaald als in de P-wet Dat betekent dat artikel 31 lid 2 van de P-wet (vrijlating van bepaalde middelen) en artikel 33 lid 5 (vrijlating deel van pensioen) worden toegepast. Het inkomen dat wordt vrijgelaten, wordt dus ook niet als inkomen gezien. Dat betekent dat bij alleenstaande ouders het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouder kop, niet als inkomen wordt aangemerkt.
In de P-wet is bepaald dat er moet worden uitgegaan van het inkomen waarover redelijkerwijs beschikt kan worden. Dat betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat afgelost wordt aan schulden, niet wordt afgetrokken van het inkomen. Op die regel zijn uitzonderingen, te weten: executoriaal beslag, WSNP en regelingen op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Het deel van het inkomen waarop executoriaal beslag ligt, mag in het kader van de bijzondere bijstand niet tot het inkomen worden gerekend. Het is inkomen waarover hij feitelijk niet kan beschikken en hij heeft geen mogelijkheid om verandering in de situatie aan te brengen.(CrvB 28-03-2006, nr. 04/5465 NABW). Het is wel raadzaam om na te gaan bij de beslaglegger of de beslagvrije voet op correcte wijze is vastgesteld. Het kan ook zijn dat de beslagvrije voet laag is vastgesteld, omdat belanghebbende geen informatie heeft verstrekt aan de beslaglegger. In dat geval zal belanghebbende deze informatie alsnog moeten verstrekken aan de beslaglegger. De beslagvrije voet wordt dan aangepast. Verstrekt aanvrager geen gegevens aan de beslaglegger dan zal er voor de vaststelling van het inkomen uitgegaan worden van het inkomen minus het beslag dat op grond van de gegevens gelegd mag worden. Bijvoorbeeld: inkomen is € 2.000. Beslag € 1.000. Het beslag zou – als belanghebbende alle gegevens had verstrekt - € 750 moeten zijn. We gaan uit van een inkomen van € 2.000 minus € 750 = € 1.250, terwijl hij in werkelijkheid maar € 1.000 heeft.
Tijdens het WSNP-traject (en ook tijdens een minnelijke schuldregeling) is het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) beschikbaar voor levensonderhoud en vaste lasten. Het VTLB wordt vastgesteld op 90% van de bijstandsnorm, vermeerderd met diverse correcties afhankelijk van de situatie van werk/inkomen en bepaalde lasten ( waaronder in ieder geval woonlasten en zorgkosten rekening houdende met toeslagen van de Belastingdienst in verband met het werkelijke inkomen).Wij gaan ervanuit dat er in deze situatie geen draagkracht is boven de 110% van de bijstandsnorm. Wel is 5% van de norm beschikbaar voor het doen van vervangingsuitgaven. Het deel van het inkomen dat gespaard wordt voor aflossing van de schulden is geen inkomen.
De WSNP-bewindvoerder maakt de berekening VTLB. Bij de bijstandsaanvraag kan de verplichting opgelegd worden om de WSNP-bewindvoerder een hoger vrij te laten bedrag te laten berekenen. Dat hoeft alleen als er bijstand wordt gevraagd voor de volgende kosten: huur hoger dan maximumgrens huurtoeslag, noodzakelijke kosten budgetbeheer en beschermingsbewind. Gaat de bewindvoerder daar niet in mee, dan kan belanghebbende zich rechtstreeks tot de rechter wenden (CrvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW). Het verzoek om een hoger VTLB te laten vaststellen heeft alleen zin als er een bedrag gereserveerd wordt voor de schuldeisers. Is dat niet het geval, dan zal er ook geen ruimte in het inkomen ontstaan door de VTLB hoger vast te laten stellen.
Instrumenten op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Budgetcoaching is nodig omdat er ondersteuning nodig is bij het beheren van het inkomen.
Wat doen we berekening van het inkomen?
De gewone draagkrachtberekening is van toepassing, want er kan beschikt worden over het inkomen. Is er sprake van beslag of moet er geleefd worden van het VTLB, dan moet gekeken worden naar het bovenstaande onder de kopjes ‘executoriaal beslag’ of ‘WSNP’,
Stabilisatie ten behoeve van de schuldregeling
Dit is de voorbereiding op de schuldregeling. In deze situatie leven belanghebbenden vaak van de beslag vrije voet, omdat er beslag ligt op het inkomen. Het geld dat gereserveerd kan worden, gaat dan naar beslagleggende schuldeiser waardoor de belanghebbende zelf nergens voor kan reserveren. Het doel van dit traject is om de situatie stabiel te krijgen, zodat gestart kan worden met een schuldregeling.
Wat doen we met berekening van het inkomen?
We houden rekening met het feit dat er executoriaal beslag ligt en we houden rekening met het bedrag dat gereserveerd wordt voor de schuldeisers. Het is belangrijk dat stabilisatie slaagt, zodat de schuldenregeling kan starten. Afwijzen van bijzondere bijstand voor noodzakelijke bijzondere kosten door geen rekening te houden met de reservering voor de schuldeisers, kan de stabilisatie frustreren en dat is niet wenselijk.
Doel van schuldbemiddeling is het bewerkstelligen van een minnelijke regeling van de totale schuldenlast. Belanghebbende leven gedurende de schuldenregeling van het VTLB en het eventuele inkomen boven VTLB is voor de schuldeisers.
Wat doen we met berekening van het inkomen?
Hier wordt op dezelfde wijze mee omgegaan als bij een WSNP. Met dit verschil dat het VTLB niet is vastgesteld door de rechter, maar door de schulddienstverlener. Als er aanvragen zijn voor bijzondere kosten neemt de consulent inkomen contact op met de schulddienstverlener om na te gaan of er in het VTLB wel of geen rekening gehouden is of kan worden gehouden met de kosten. In geval van aanvragen voor vervangingsuitgaven (huisraad/witgoed) vraagt de consulent inkomen of er een bedrag opzij is gelegd voor de kosten. Toekenning aanvraag is afhankelijk van aanwezigheid reserve.
In alle gevallen waarin er sprake is van schulden – ook als belanghebbende de schulden zelf hebben geregeld – wordt verwezen naar schuldhulpverlening als belanghebbende daar nog niet bekend is. In geval van twijfel over noodzaak of nut van de verwijzing, wordt vooraf contact opgenomen met de schulddienstverleners.
Bij een saneringskrediet wordt door een kredietbank of gemeente een lening aan de schuldenaar verstrekt. De schuldeisers krijgen meteen het bedrag uitgekeerd waarmee ze akkoord zijn gegaan en de schuldenaar lost het krediet af in 36 maanden. Het bedrag dat de schuldeisers ontvangen ligt hiermee vast. De hoogte van het krediet wordt vastgesteld aan de hand van de huidige draagkracht van de schuldenaar over een periode van 36 maanden. Saneringskrediet is in feite het afsluiten van een nieuwe lening om oude schulden af te betalen. Overigens kan bij weigering van een of meer schuldeisers evenals bij schuldbemiddeling een dwangakkoord worden aangevraagd bij de rechtbank.
Wat doen we met de berekening het inkomen?
U wordt verwezen naar hetgeen hierover is vermeld bij de schuldbemiddeling.
Doel van de 100% betalingsregeling is het volledig betalen van de vordering in een aantal termijnen. Belanghebbende leven gedurende de betalingsregeling ongeveer van het VTLB en het eventuele inkomen boven VTLB is voor de schuldeisers.
Wat doen we met berekening van het inkomen?
Hier wordt op dezelfde wijze mee omgegaan als bij een WSNP. Met dit verschil dat het VTLB niet is vastgesteld door de rechter, maar door de schulddienstverlener. Als er aanvragen zijn voor bijzondere kosten neemt de consulent inkomen contact op met de schulddienstverlener om na te gaan of er in het VTLB wel of geen rekening gehouden is of kan worden gehouden met de kosten. In geval van aanvragen voor vervangingsuitgaven (huisraad/witgoed) vraagt de consulent inkomen of er een bedrag opzij is gelegd voor de kosten. Toekenning aanvraag is afhankelijk van aanwezigheid reserve.
In alle gevallen waarin er sprake is van schulden – ook als belanghebbende de schulden zelf hebben geregeld – wordt verwezen naar schuldhulpverlening als belanghebbende daar nog niet bekend is. In geval van twijfel over noodzaak of nut van de verwijzing, wordt vooraf contact opgenomen met de schulddienstverleners.
Inkomen bij opname in een inrichting
In de situatie dat belanghebbende opgenomen is in een inrichting is de bijstandsnorm voor personen in een inrichting van toepassing. De eigen bijdrage op grond van de Wet langdurige zorg wordt niet tot het inkomen gerekend. Vanzelfsprekend wordt voor de eigen bijdrage geen bijzondere bijstand verleend.
2.12 De periode waarover rekening gehouden wordt met de draagkracht
De periode waarover rekening wordt gehouden met het inkomen is een jaar. Het draagkrachtjaar begint te lopen met ingang van de 1e dag van de maand waarin de kosten zich voordoen. Voor de berekening van de draagkracht wordt uitgegaan van het inkomen op het moment van aanvraag. Wel wordt aan de hand van digitale bronnen gecontroleerd of er tijdens het draagkrachtjaar sprake was van een aanzienlijke daling of stijging van het inkomen. Bij een aanzienlijke verandering tijdens het draagkrachtjaar wordt er uitgegaan van het werkelijke inkomen. Bij een aanvraag tijdens het lopende draagkrachtjaar wordt uitgegaan van de berekende draagkrachtruimte en de wel of niet gebruikte draagkracht in dat jaar.
Bijzondere kosten die tijdens de draagkrachtperiode door belanghebbende zijn gemaakt en waarvoor bijstand zou zijn verleend als er aangevraagd was, worden in mindering gebracht op de draagkracht.
2.13 Aflossing van leenbijstand
Bijstand die in de vorm van een lening is verstrekt moet worden terugbetaald. De maximale aflossingstermijn is drie jaar, Met een inkomen gelijk aan de bijstand is het niet mogelijk om langer dan drie jaar af te lossen. Nadat er drie jaar trouw is afgelost, wordt de lening kwijtgescholden.
Aflossing van een lening kan tijdens de uitkering door inhouding van het aflossingsbedrag op de uitkering. Na beëindiging van de uitkering bewaakt het team Terugvordering en verhaal de aflossing. Komt de belanghebbende zijn aflossingsplicht niet na, dan vordert het college de verleende bijstand terug en kan er vervolgens beslag worden gelegd op het inkomen van de belanghebbende.
Het college bepaalt zelf of het aanwezige vermogen wordt vrijgelaten. Tot nu toe wordt het vermogen op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand en wordt uitgegaan van de vrijlatingsgrenzen zoals genoemd in artikel 34 van de P-wet. Het vermogen is de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande, alleenstaande ouder of een gezin beschikt of kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden.
2.15 Vermogen in de eigen woning
Op dit onderdeel is het beleid gewijzigd met ingang van 1 april 2011. Bij de vaststelling van het beleid in 2009 was uitgegaan van een vergissing. Er is abusievelijk vanuit gegaan dat er ook voor bijzondere bijstand in geval van vermogen in de eigen woning een lening verstrekt zou kunnen worden. Dat kan echter niet. Het kan alleen voor algemene bijstand (artikel 50 lid 2 van de P-wet). Als het niet mogelijk is om een lening af te sluiten bij een kredietverlenende instantie, moet bijstand worden toegekend en wel als een gift.
3.1 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar, zelfstandig wonend
Jongeren van 18 tot en met 20 jaar die zelfstandig wonen, krijgen een lage norm. Er wordt vanuit gegaan dat de ouder(s) bijdra(a)g(en)t in de kosten van levensonderhoud. Als de ouders financieel niet kunnen of willen bijspringen, dan kan er bijzondere bijstand verleend worden als aanvulling op de norm. De wettelijke basis hiervoor is artikel 12 van de P-wet.
De voorliggende voorziening bestaat uit de onderhoudsplicht van de ouders. De jongere die een aanvulling op zijn uitkering aan komt vragen zal dus in eerste instantie zelf aan de ouders een bijdrage moeten vragen. Als dat niet mogelijk is, vanwege verstoorde verhoudingen, dan neemt de verhaalsambtenaar contact op met de ouders en informeert naar de financiële situatie en de bereidheid om op vrijwillige basis bij te dragen. Als ook dat contact niet mogelijk is vanwege ernstig verstoorde verhoudingen dan wordt er voorlopig afgezien van verhaal vanwege dringende redenen. Het onderzoek naar de verstoorde verhouding wordt gedaan door de consulent. Om de objectiviteit van het onderzoek te waarborgen wordt er, indien aanwezig, contact opgenomen met de hulpverlener.
Er is in ieder geval recht op aanvullende bijzondere bijstand als:
Er kan recht op aanvullende bijzondere bijstand zijn als:
De opsomming kan niet limitatief zijn. De rechter heeft beleid, waarin de bijstand zich beperkt tot bepaalde situaties, afgekeurd.
De bijstand op grond van artikel 12 van de P-wet kan verstrekt worden aan:
De normen waarop recht zou bestaan als hij of beide partners 21 jaar zouden zijn(19 sub a van de P-wet) minus 15% van de norm (jongerennorm, zonder kinderen artikel 20 lid 1 P-wet en jongerennorm, met kinderen artikel 20 lid 2 P-wet). Het verschil tussen het minimum jeugdloon en de bijstand is anders te groot en de stimulans om te gaan werken klein. Deze aftrek op de normen is een afspiegeling van de systematiek op grond van de Toeslagenverordening van voor 01-01-2015. De eventuele bijdrage van de ouders die de jongere zelf ontvangt en de inkomsten van de jongere worden in mindering gebracht op de algemene bijstand.
De bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt om niet verleend en kan verhaald worden op de ouders.
3.2 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar in een inrichting
Jongeren van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven hebben geen recht op algemene bijstand op grond van artikel 13 lid 2 onder a van de P-wet De wetgever is van mening dat verstrekking van bijzondere bijstand in deze situatie geschikter is dan de verstrekking van een uitkering voor levensonderhoud. Het gaat bij verblijf in een inrichting om de kosten waarin niet voorzien wordt door de inrichting. Voor personen van 21 jaar en ouder is er een aparte norm bij verblijf in een inrichting.
De voorliggende voorziening bestaat uit de onderhoudsplicht van de ouders. De jongere die een aanvulling op zijn uitkering aan komt vragen zal in eerste instantie zelf aan de ouders een bijdrage moeten vragen. Als dat niet mogelijk, is vanwege verstoorde verhoudingen, dan neemt de verhaalsambtenaar contact op met de ouders en informeert naar de financiële situatie en de bereidheid om op vrijwillige basis bij te dragen. Als ook dat contact niet mogelijk is vanwege ernstig verstoorde verhoudingen dan wordt er voorlopig afgezien van verhaal vanwege dringende redenen. Het onderzoek naar de verstoorde verhouding wordt gedaan door de consulent. Om de objectiviteit van het onderzoek te waarborgen wordt er, indien aanwezig, contact opgenomen met de hulpverlener.
Er kan recht op bijzondere bijstand zijn als:
De bijstand op grond van artikel 12 P-wet kan verstrekt worden aan:
Hoogte en ingangsdatum bijzondere bijstand
De hoogte is gelijk aan de normen die gelden voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden van 18 tot en met 20 jaar (artikel 20 lid 1 en 2 P-wet). Het is niet redelijk om jongeren die opgenomen zijn in een inrichting een hoger bedrag te verstrekken dan waar zij recht op zouden hebben als zij thuiswonend zouden zijn.
De bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt om niet verleend en kan verhaald worden op de ouders.
3.3 Bijstand voor personen opgenomen op grond van de Wet BOPZ ((Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen) of de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
Personen die gedwongen zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis zijn rechtens van hun vrijheid beroofd en daarom hebben zij geen recht op bijstand. De kosten van verblijf worden betaald op grond van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Aangezien zij geen recht op bijstand hebben, hebben zij voor de persoonlijke uitgaven en de premie zorgverzekering geen geld. In de P-wet (artikel 13 lid 3, tweede zin) is voor de verstrekking van bijzondere bijstand een uitzondering gemaakt. Daarop bestaat wel recht.
Er is geen voorliggende voorziening voor personen van 21 jaar en ouder.
Voor personen van jonger dan 21 jaar, zijn de ouders onderhoudsplichtig (zie hiervoor 3.1 en 3.2 van dit hoofdstuk)
Aangezien de situatie vergelijkbaar is met personen die in een inrichting verblijven, is de hoogte van de bijstand gelijk aan de normen genoemd in artikel 23 van de P-wet. Voor personen van 18 tot en met 20 jaar is de hoogte van de bijstand gelijk aan de normen genoemd in artikel 20 lid 1 onder 1 en 2. De bedragen worden aangevuld met de toeslag voor de premie zorgverzekering minus de zorgtoeslag (artikel 23 lid 2 van de P-wet).
De bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt om niet verleend en kan voor de jongeren verhaald worden op de ouders. Zie wat dat betreft “3.2 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 die in een inrichting verblijven”.
3.4 Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting
Artikel 13 lid 3 tweede volzin P-wet luidt als volgt: “Het eerste lid, onderdelen a en b, is voor zover het recht op bijzondere bijstand betreft, niet van toepassing op de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, dan wel van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht of, na ontslag van alle rechtsvervolging, van artikel 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en op de persoon die zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende maatregel op grond van die artikelen.”
Dit betekent dat het onderstaande niet alleen van toepassing is op personen die vrijwillig zijn opgenomen maar ook op personen die zijn opgenomen op grond van de Wet BOPZ ((Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen) of de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.
NB Deze paragraaf geldt niet voor personen die in detentie verblijven. Deze hebben immers op grond van artikel 13 lid 1 onder a P-wet geen recht op bijstand (algemene en bijzondere bijstand).
Als een belanghebbende wordt opgenomen in een inrichting ontvangt hij een norm voor zak- en kleedgeld. Uit dat normbedrag kunnen de vaste lasten van een woning niet betaald worden. Als de opname tijdelijk is en de woning wordt niet opgezegd lopen de kosten wel gewoon door.
De CRvB is van mening dat de volgende kosten in ieder geval niet van de norm voor zak- en kleedgeld betaald kunnen worden:
Daaraan valt op grond van beleid toe te voegen:
Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:
Er is geen voorliggende voorziening voor de kosten.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de bovengenoemde vaste lasten vanaf het moment dat de norm gewijzigd is naar de norm voor verblijf in een inrichting. Voorwaarde is dat het de bedoeling moet zijn om terug te keren naar de woning.
Het is lastig om een uitspraak te doen over wat een tijdelijk opname is. Het is relevanter om de vraag te stellen of terugkeer naar de woning een reële optie is. Indien mogelijk en op grond van de situatie noodzakelijk wordt hierover – met toestemming van belanghebbende – informatie gevraagd bij de behandelend arts.
Beëindiging van de bijzondere bijstand
Zodra bekend is dat de woning opgezegd wordt, worden de vaste lasten doorbetaald tijdens de opzegtermijn van de huur en daarna wordt de bijzondere bijstand beëindigd.
De bijzondere bijstand wordt eveneens beëindigd bij verlaten van de inrichting en wel met onmiddellijke ingang, tenzij het zo goed als zeker is dat het verblijf in de eigen woning zeer kort zal zijn. Er zal dan eventueel aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud verstrekt moeten worden.
De gehele termijn van gas, licht en water komt voor vergoeding in aanmerking. Er wordt weliswaar niets verbruikt tijdens de periode van opname, maar voor gas, water en licht wordt een gemiddeld maandbedrag betaald, dat is gebaseerd op het hele jaarverbruik. In de zomer wordt als het ware te veel betaald in en in de winter te weinig. Het is handiger om het gehele termijnbedrag te betalen dan af te laten sluiten of het bedrag aan te laten passen.
Hoogte en duur bijzondere bijstand en wijze van betaling
N.B. Voor deze kostensoort geldt 100% draagkracht voor inkomen boven bijstandsniveau.
3.5 Bijzondere bijstand voor huur
De huur moet betaald kunnen worden van de normbijstand en de huurtoeslag die de belanghebbende van de belastingdienst ontvangt. Er zijn situaties waarin er geen huurtoeslag is toegekend of waarin er voor een beperkte of blijvende periode geen recht op een huurtoeslag bestaat. Voor een aantal van deze situaties kan bijzondere bijstand verleend worden.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. De voorliggende voorziening is de huurtoeslag. De hoogte van de huurtoeslag is afhankelijk van de hoogte van het inkomen, de hoogte van de huur en de woonsituatie. Als er een medebewoner staat ingeschreven op het adres is de huurtoeslag lager, omdat uitgegaan wordt van het gezamenlijke inkomen. Kamerverhuur – die aan de belastingdienst is doorgegeven - heeft geen invloed op de huurtoeslag. Bij tussentijdse wijzigingen tijdens het huurtoeslagjaar wordt de hoogte van de huurtoeslag aangepast aan de nieuwe situatie, zodat er achteraf niet terugbetaald hoeft te worden. De wijziging moet wel door de huurder worden doorgegeven aan de belastingdienst.
Er kan een woonkostentoeslag voor een huurwoning verstrekt worden in de volgende situaties:
Als niet noodzakelijke wordt beschouwd:
De huur van een woning met een huurprijs boven de maximum huurprijs van de huurtoeslag, terwijl de woning geaccepteerd is tijdens de bijstandsperiode of kort daarvoor, terwijl bekend was dat huurder aangewezen zou raken op een uitkering.
(Bij afwijzing voor een te hoge huur is het verstandig om de afwijzing te baseren op twee gronden: het feit dat de er bij een dergelijk hoge huur geen huurtoeslag verstrekt wordt (dus buiten de voorliggende voorziening is gelaten) en het ontbreken van bijzondere omstandigheden)
Huur voor een niet zelfstandige wooneenheid. Een zelfstandige wooneenheid is een woning met een eigen toegangsdeur, die van binnen en buiten op slot kan. In de woning moeten op zijn minst aanwezig zijn: een eigen woon(slaap)kamer, een eigen keuken met aanrecht, aan- en afvoer voor water en een aansluitpunt voor een kooktoestel en een eigen toilet met waterspoeling
De kosten verbonden aan het wonen in een stacaravan, pension, hotel of Bed&Breakfast.
(De afwijzing voor deze situaties moet gebaseerd worden op grond van het feit dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Er kan niet verwezen worden naar het feit dat de huur voor deze situaties nadrukkelijk buiten de huurtoeslagwet is gelaten.
De situatie dat de huurtoeslag te laat is aangevraagd, waardoor de huurtoeslag niet wordt toegekend of met ingang van een latere datum.
De afwijzing hiervoor moet gebaseerd worden op het feit dat er gebruik gemaakt kan worden van een voorliggende voorziening, die toereikend is en waarvan door eigen toedoen geen gebruik is gemaakt.
Toekenning voor in het algemeen gesproken niet noodzakelijke beschouwde kosten is alleen mogelijk in bijzondere omstandigheden, waarbij er geen sprake is van verwijtbaarheid en bij overmacht situaties.
Hoogte en duur bijzondere bijstand
Let op: Draagkrachtpercentage is 100%
De hoogte van de woonkostentoeslag bij een gebroken maand is dezelfde als de huurtoeslag waarop recht bestaat. De site van de belastingdienst wordt daarvoor gebruikt. Het bedrag wordt berekend op basis van het aantal dagen van de maand waarop recht bestaat op de woonkostentoeslag.
Bij een huur hoger dan maximumbedrag bedraagt de woonkostentoeslag in ieder geval het bedrag dat aan huurtoeslag toegekend kan worden bij een maximumhuur. De huur boven het maximumbedrag, wordt volledig vergoed.
De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor de duur van een half jaar onder de voorwaarde dat er gezocht wordt naar goedkopere woonruimte. Verlenging is alleen mogelijk als huurder zich aantoonbaar maximaal heeft ingespannen om andere woonruimte te zoeken.
Er kan tijdelijk afgezien worden van de voorwaarde om goedkopere woonruimte te zoeken in geval van bijzondere omstandigheden.
De hoogte van de woonkostentoeslag moet per 1 juli van ieder jaar herberekend worden in verband met wijziging bedragen huurtoeslag. Dan zullen ook de bewijsstukken, voor zover nodig, geactualiseerd moeten worden.
De bijzondere bijstand wordt verstrekt om niet.
Bijstandsverlening in de vorm van een lening op grond van artikel 48 lid 2 onder b van de WWB is mogelijk als de bijstandsverlening noodzakelijk is als gevolg van tekort schietend besef van verantwoordelijkheid.
3.6 Bijstand voor woonkosten bij bewoning eigen woning
Net als huur moeten de woonlasten in verband met de eigen woning betaald kunnen worden van de bijstandsnorm.
Bij betaling van rente voor hypotheek bestaat er recht op een belastingteruggave. Die teruggave kan achteraf na afloop van het kalenderjaar via de belastingteruggave worden ontvangen. De teruggave kan ook maandelijks via de voorlopige teruggave worden ontvangen. De teruggave voorziet slecht in een deel van de kosten.
De woonlasten voor de eigen woning worden vergeleken met de huur. Zou er in een huursituatie recht bestaan op een huurtoeslag, dan wordt daarvoor in de plaats bij de eigen woning een woonkostentoeslag verstrekt. Bij woonlasten boven de maximale huurgrens geldt feitelijk hetzelfde als bij een huur boven de maximum huurgrens.
Bij “Bijzondere bijstand voor huur” (3.5) van dit Handboek staan situaties omschreven waarin geen recht op bijzondere bijstand bestaat. Dat is vergelijkbaar van toepassing voor woonlasten bij de eigen woning. Kortheidshalve wordt daar naar verwezen.
Hoogte en duur bijzondere bijstand
De woonlasten worden berekend aan de hand van bovengenoemde bewijsstukken + de onderhoudskosten eigen woning. De onderhoudskosten voor de eigen woning zijn per 01-07-2012 voor het laatst gepubliceerd in Schulinck. Vanaf die datum worden de laatst gepubliceerde bedragen verhoogd met het percentage van de consumentenprijsindex.
Als de teruggave van de belastingdienst op grond van een voorlopige teruggave wordt ontvangen, dan wordt het direct op de rente in mindering gebracht. Wordt het achteraf uitbetaald na aangifte en aanslag dan moet het bedrag dat terugontvangen wordt voor de rente, teruggevorderd worden.
Na vaststelling van de hoogte van de woonlasten wordt de woonkostentoeslag berekend als bij “Bijzondere bijstand voor huur” (zie 3.5).
De hoogte van de woonkostentoeslag moet per 1 juli van ieder jaar herberekend worden in verband met wijziging bedragen huurtoeslag. Dan zullen ook de bewijsstukken, voor zover nodig, geactualiseerd moeten worden.
De bijzondere bijstand wordt verstrekt om niet.
De bijzondere bijstand wordt niet ten laste van de krediethypotheek gebracht. Zie artikel 50 lid 2 van de P-wet Dit is alleen mogelijk voor algemene bijstand.
Bijstandsverlening in de vorm van een lening op grond van artikel 48 lid 2 onder b van de P-wet is mogelijk als de bijstandsverlening noodzakelijk is als gevolg van tekort schietend besef van verantwoordelijkheid.
De kosten van de aanschaf van een babyuitzet zijn kosten die uit de bijstandsnorm en/of individuele inkomenstoeslag betaald moeten kunnen worden.
Als er geen spaargeld is om genoemde kosten van te betalen kan ter zake van deze kosten bijzondere bijstand worden verleend.
In overleg met de aanstaande ouder(s) wordt bekeken wat er noodzakelijk is. Uitgangspunt is dat de onderstaande spullen tweedehands worden aangeschaft. Kan via Marktplaats, kringloopwinkel, Arker Boetje in Middenmeer, advertenties supermarkt etc.
Het gaat om de volgende artikelen:
De hoogte van de bijzondere bijstand in de kosten van bovengenoemde artikelen wordt als volgt vastgesteld. Uitgegaan wordt van de NIBUD-norm minus 45% van voornoemde norm, met dien verstande dat ingeval de klant het desbetreffende artikel heeft aangeschaft tegen een prijs die lager is dan de NIBUD-norm minus 45% bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van dit lagere bedrag.
Er wordt geen bijstand verleend voor de spullen die al aanwezig zijn. Als het om een 2e of daaropvolgende kind gaat, mag er van worden uitgegaan dat er volstaan kan worden met het babypakket en eventueel een bedje (ligt aan leeftijd van het oudere kind).
Zie onder kopje voorliggende voorziening.
Babybox 1 van de Stichting babyspullen Externe link: www.stichtingbabyspullen.nl.
Inhoud van het pakket: kleertjes van maat 50 tot en met 65 en de meest noodzakelijke spullen zoals een fles met speen, een molton, een laken, een slaapzak, luiers etc.
De babybox wordt als volgt geleverd, namelijk door verzending van het verwijsformulier dat op de website staat. De wijkteamconsulent vult desgevraagd samen met de klant dit formulier in, waarna dit wordt verzonden. De babybox wordt thuis bezorgd.
Noodzakelijke bewijsstukken voor beoordeling noodzaak van kosten
Een verklaring van arts of verloskundige waarin zwangerschap en vermoedelijke bevallingsdatum staat.
3.8 Begrafenis- of crematiekosten
Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn en niet betaald kunnen worden uit de nalatenschap.
Wanneer een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering onderdeel uitmaakt van de nalatenschap, moeten de kosten daaruit zoveel mogelijk worden voldaan.
Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten kan verleend worden aan ouders, kinderen, behuwd kinderen, schoonouders en stiefouders (Zie artikel 392-396 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek) Het gaat om degenen die bij leven onderhoudsverplichting zouden zijn geweest voor de overledene. Bij de afhandeling van de aanvraag moet dus bepaald worden door hoeveel personen een bijdrage betaald kan worden. Alleen voor het aandeel in de kosten van aanvrager wordt bijstand verleend.
Er bestaat geen recht op bijstand voor de kosten van of in verband met een begrafenis in het buitenland (territorialiteitsbeginsel)
De volgende kosten kunnen als noodzakelijk worden aangemerkt:
Bij vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand ter zake van bovengenoemde kosten wordt uitgegaan van de NIBUD-normen.
Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:
De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend. Een uitzondering wordt gemaakt in het geval de erfenis nog niet is vastgesteld en dat daaruit waarschijnlijk middelen beschikbaar komen (artikel 48 lid 2 onder b P-wet). Als bewijsstuk kan een kopie van de aangifte voor de successierechten worden opgevraagd.
3.9 Kosten kinderopvang (sociaal medische indicatie)
De Verordening financiële tegemoetkomingen kosten kinderopvang Schagen heeft betrekking op drie soorten voorzieningen, te weten
De tegemoetkomingen voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en wel hun peuters op school willen voorbereiden door twee maal per week een paar uur met andere kinderen te kunnen spelen (en ontwikkelen) bij een voorschoolse voorziening.
Belanghebbende kan kinderopvangtoeslag krijgen als hij en zijn eventuele toeslagpartner aan de volgende voorwaarden voldoen:
De bekostiging van Voorschoolse educatie (VE) voor een peuter met ontwikkelingsachterstand. . Deze bekostiging van VE is tweeledig. Ten eerste is er een tegemoetkoming in de kosten voor de ouders, omdat de kinderen niet 6 uur maar 12 naar een voorschoolse voorziening moeten gaan om het volledige VE-programma aangeboden te krijgen. De eerste 6 uur worden opgevat als een reguliere situatie, met algemeen gebruikelijke kosten. Maar als het kind om het programma te volgen vaker naar de kinderopvang moet gaan, kan dat meer kosten met zich mee brengen. De gemeente vindt het niet wenselijke als deze extra kosten een drempel in het gebruik zouden vormen. Daarom springt de gemeente voor de kosten van het 7e t/m 12e financieel bij. Ten tweede is er een forfaitaire vergoeding voor de extra kosten die het geven van VE voor een houder met zich mee brengt.
De SMI: gemeente ondersteunt tijdelijk inwoners op basis van een Sociale Medische Indicatie inwoners door een (zo kort mogelijke) periode een vergoeding te verstrekken voor kinderopvang om een crisissituatie te overbruggen en de gelegenheid (tijd) te bieden naar een andere structurele oplossing te zoeken.
Voor de inkomensafhankelijke eigen bijdragen kan bijzondere bijstand verleend worden. Dat staat in paragraaf 3.14.
NB De SMI-vergoeding is in de meeste gevallen dekkend en is er dus geen sprake van een eigen bijdrage.
3.10 Voor- en vroegschoolse educatie (voorheen peuterspeelzaal)
Voor de eigen bijdrage in verband met kinderopvang op basis van VVE wordt bijzondere bijstand verstrekt. Zie paragraaf 3.14.
3.11 Kleding, schoenen en/of beddengoed
De kosten van aanschaf en reiniging van kleding, schoenen en beddengoed zijn kosten die algemeen gebruikelijk zijn en die van de bijstandsuitkering betaald moeten kunnen worden. Er zijn bijzondere situaties dat de kosten in verband met kleding etc. hoger zijn dan gebruikelijk. Dat kan het gevolg zijn van ziekte of handicap.
Ouders met een thuiswonend gehandicapt kind van 3 tot 18 jaar oud hebben recht op dubbele kinderbijslag als en voor het kind een CIZ-indicatie is afgegeven. De dubbele kinderbijslag is een voorliggende voorziening voor de extra kosten en kleding, schoenen en/of beddengoed.
Voor volwassenen kan een deel van de kosten in een bepaalde situatie deel uitmaken van het PGB. Dit zal per situatie beoordeeld moeten worden.
De volgende kosten kunnen als noodzakelijk worden aangemerkt:
Het moet in alle gevallen gaan om extra kosten ten opzichte van een gebruikelijke situatie en de kosten moeten noodzakelijk zijn. Voor de vaststelling van de noodzaak wordt advies gevraagd aan de GGD.
Hoogte en duur bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld met behulp van de prijzengids NIBUD. De duur van de periodieke bijzondere bijstand is afhankelijk van de duur van de indicatie.
3.12 Verhuiskosten en dubbele huur
Het gaat om de kosten van de verhuizing van de inboedel en de kosten van de dubbele huur.
Vanaf het moment dat bekend is dat er een noodzaak is om te gaan verhuizen, mag er verwacht worden dat er gespaard wordt voor de kosten. Ook de individuele inkomenstoeslag kan gebruikt worden voor deze kosten. Als er geen spaargeld is, dan kan besloten worden ter zake van deze kosten bijzondere bijstand te verlenen. Onder spaargeld dient in dit verband het volgende te worden verstaan: het saldo op de lopende rekening(en) plus het saldo op spaarrekening(en) minus de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een voorliggende voorziening als de woning waarin belanghebbende woont niet aangepast kan worden en verhuizing naar een aangepaste woning de oplossing is. In dat geval kunnen de verhuiskosten door de Wmo vergoed worden.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand als de verhuizing noodzakelijk is. Bij een medische indicatie moet de vraag beantwoord worden of het een verhuizing is die door de Wmo kan worden vergoed. Is dat niet het geval dan kan er in bepaalde situaties een GGD-advies gevraagd worden. Er zijn echter ook situaties die zo duidelijk zijn dat een advies niet nodig is. De sociale noodzaak om te verhuizen kan divers zijn. De consulent motiveert in het rapport de noodzaak van de verhuizing.
De volgende kosten kunnen daarbij als noodzakelijk worden aangemerkt:
Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:
de kosten van dubbele huur bij een verhuizing buiten de gemeente.
Zie onder recht op bijzondere bijstand.
Zie onder kopje voorliggende voorziening. Als de bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt dan is dat op grond van artikel 48 lid 2 onder b van de P-wet. Er is dan sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
3.13a Reiskosten in verband met medische behandelingen en bezoek gezinsleden
Het gaat om reiskosten in verband met:
NB Voor reiskosten die verband houden met een incidenteel bezoek aan een arts/specialist, gedetineerde of een persoon die verblijft in een ziekenhuis of AZC, wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend. Deze kosten kunnen worden voldaan uit de uitkering.
Het GemeentePakket Compleet kent de volgende vergoedingen:
Met een specifieke medische indicatie worden reiskosten naar ziekenhuis en behandelaars vergoed. Er moet vooraf een machtiging worden gevraagd. Voor reizen met de eigen auto wordt € 0.31 per kilometer vergoed en de kosten van het openbaar worden volledig vergoed. De eigen bijdrage die betaald moet worden op grond van de basisverzekering wordt door GemeentePakket Compact vergoed..
Voor het overige zijn er geen voorliggende voorzieningen. Reiskosten zijn in het algemeen kosten die van de bijstandsuitkering betaald kunnen worden. De reiskosten zoals hier genoemd zijn kosten die het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden.
In geval van detentie of verblijf AZC worden reiskosten vergoed wanneer:
Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:
Voor alle reiskosten geldt dat er voor het reizen met de auto € 0,19 per kilometer wordt vergoed. Voor het reizen met het openbaar vervoer wordt de goedkoopste vorm van reizen vergoed.
3.13b Reiskosten schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs
Het gaat om reiskosten in verband met het reizen van huis naar school van kinderen die na de basisschool onderwijs volgen en voor wie de afstand van huis naar school meer is dan 10 kilometer enkele reis. De bijzondere bijstand heeft betrekking op de reiskosten die de zogenaamde 3% norm overstijgen. Dit betekent dat de maandelijkse reiskosten tot het bedrag dat gelijk is aan 3% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor rekening van de ouder(s) blijven. De gemeente vergoedt dus alleen de meerkosten.
Vanaf 1 januari 2017 is voor mbo-studenten onder de 18 jaar het Externe link: studentenreisproduct (ov-jaarkaart) een voorliggende voorziening. Voor het overige zijn er geen voorliggende voorzieningen. De bijdrage op grond van WTOS en het kindgebonden budget zijn geen voorliggende voorzieningen (zie CRvB 27-01-2009, nr. 07/5172 WWB en Rechtbank Arnhem van 29-01-2008, nr. AWB 07/3591).Het kindpakket op grond van de Verordening Meedoen Schagen is evenmin een voorliggende voorziening. Het is niet bedoeld voor reiskosten van en naar school. Van ouders mag verwacht worden dat zij een bepaald bedrag per maand besteden aan de reiskosten. Dat bedrag is bepaald op 3% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Dit bedrag is gebaseerd op wat er normaliter voor woon-school-verkeer wordt uitgegeven per gezin.
Recht op en hoogte van bijzondere bijstand
Er is recht op bijzondere bijstand voor de reiskosten van huis naar school en vice versa. De bijzondere bijstand ziet uitsluitend op de reiskosten die de zogenaamde 3% norm overstijgen. Dit betekent dat alleen de meerkosten (de reiskosten boven de 3% van de toepassing zijnde bijstandsnorm) voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
NB Wat de goedkoopste manier van reizen betreft, kan nog het volgende worden opgemerkt. Er doet zich wel eens de situatie voor dat de school zowel per bus als per trein is te bereiken. Het reizen met de bus is in het algemeen goedkoper en minder comfortabel dan het reizen per trein. In principe gaan we dan uit van de reiskosten per bus. Het vorenstaande lijdt uitzondering, ingeval de reistijd van huis naar school per bus een uur langer is dan die per trein.
3.14 Kosten in verband met kinderopvang – eigen bijdragen en overblijfkosten
NB Als de klant kinderopvang heeft, betaalt hij deze kosten zelf. Een deel van deze kosten wordt vergoed door de kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag dekt echter niet alle kosten van de opvang. De klant betaalt dus altijd een eigen bijdrage.
de eigen bijdrage die de ouder moet betalen op grond van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Schagen;
Het gaat om de volgende eigen bijdragen:
Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en wel hun peuters op school willen voorbereiden door twee maal per week een paar uur met andere kinderen te kunnen spelen (en ontwikkelen) bij een voorschoolse voorziening, ontvangen van de gemeente op grond van voornoemde verordening een financiële tegemoetkoming. Deze ouders betalen een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van hun verzamelinkomen. De gemeente vergoedt dus slechts een deel van de kosten.
Ouders van een peuter met een ontwikkelingsachterstand ontvangen van de gemeente een tegemoetkoming in de kosten van Voorschoolse educatie (VE). omdat de kinderen niet 6 uur maar 12 naar een voorschoolse voorziening moeten gaan om het volledige VE-programma aangeboden te krijgen. Deze tegemoetkoming dekt niet alle kosten. Ouder betalen altijd een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van hun verzamelinkomen.
Gemeente ondersteunt tijdelijk ouders op basis van een Sociale Medische Indicatie door ouders een (zo kort mogelijke) periode een vergoeding te verstrekken voor kinderopvang om een crisissituatie te overbruggen en de gelegenheid (tijd) te bieden naar een andere structurele oplossing te zoeken. De vergoeding van de gemeente dekt niet alle kosten. Ouders betalen een eigen bijdrage, waarvan de hoogte afhankelijk is van het inkomen. Hierbij zij nog vermeld dat bij een verzamelinkomen tussen 0 en € 19.433,- de eigen bijdrage nul is.
Er is geen voorliggende voorziening voor de kosten.
De kosten van de eigen bijdragen worden vergoed, ongeacht de reden waarvoor er gebruik gemaakt wordt van de kinderopvang. Dit betekent dat belanghebbenden die hun kinderen naar de kinderopvang sturen, zonder dat zij wegens werk, een opleiding, een re-integratie- of inburgeringtraject daartoe genoopt zijn, voor de kosten van de eigen bijdrage bijzondere bijstand kunnen krijgen. Het inschrijfgeld en de bemiddelingskosten die gemaakt worden voor de gastouderorganisatie worden in bovengenoemde gevallen eveneens vergoed.
De overblijfkosten die gemaakt worden als de ouders de kinderen in verband met werk, re-integratie of inburgering tussen de middag niet thuis kunnen opvangen, worden vergoed.
Er is geen recht op bijstand voor de kosten die betaald moeten worden door de ouder, indien de kinderopvangorganisatie een tarief in rekening brengt dat hoger is dan het maximumtarief voor kinderopvang dat door het Rijk wordt vastgesteld.
Hoogte van de vergoeding, duur van de toekenning en wijze van betaling
De hoogte van de vergoeding van de eigen bijdrage in verband met de Wet kinderopvang en kinderopvang op grond van SMI en peuterspeelplaatsen is gelijk aan de kosten die de ouder(s) zelf moet(en) betalen (behalve kosten boven maximumtarief). De bijzondere bijstand wordt voor maximaal een kalenderjaar toegekend.
De vergoeding wordt betaald aan de ouder zelf als deze zelf de rekening van de kinderopvang betaalt en aan de kinderopvangorganisatie als de toeslag op grond van de Wet kinderopvang of op basis van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Schagen aan de kinderopvangorganisatie wordt betaald.
In afwijking van het vorenstaande kan een hoger tarief dan bovengenoemd maximumtarief voor kinderopvang vergoed worden, indien in de nabije omgeving geen goedkopere voorziening aanwezig is. Het hogere tarief dat wordt vergoed, mag evenwel het maximale uurtarief als bedoeld in de Nadere regels tegemoetkoming kosten kinderopvang niet overstijgen.
3.15 Computervoorziening t.b.v. kinderen uit minimagezinnen
De beleidsregel inzake een computervoorziening ten behoeve van kinderen uit minimagezinnen bestaat uit twee onderdelen, namelijk:
Begrippen die in deze beleidsregel niet nader worden toegelicht hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het primair onderwijs, en de bij of krachtens deze wetten gestelde (nadere) regels.
Het college verstrekt een Gezinscomputer, indien de aanvrager:
De Gezinscomputer is een voorziening die wordt verstrekt in de vorm van een tegoed, niet zijnde een geldbedrag, waarmee belanghebbende via de webwinkel Meedoen Schagen een keuze kan maken uit een ruim aanbod van verschillende computers (laptop of desktop), inclusief een officepakket. Het tegoed bedraagt € 500,00 per gezin. De Gezinscomputer wordt naar analogie van de regeling BYOD om de drie jaar verstrekt, met dien verstande dat vanaf de datum waarop het (jongste) ten laste komende kind onderwijs volgt aan een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra geen aanspraak meer kan worden gemaakt op deze voorziening.
Het college verstrekt een Computervoorziening t.b.v. scholieren voortgezet onderwijs (Chromebook), indien de aanvrager:
De Computervoorziening t.b.v. scholieren voortgezet onderwijs (Chromebook) is een voorziening die wordt verstrekt in de vorm van een tegoed, niet zijnde een geldbedrag, waarmee belanghebbende via de webwinkel Meedoen Schagen een keuze kan maken uit een ruim aanbod van Chromebooks met daarbij behorende accessoires, waaronder muis, tas, toetsenbord et cetera. Het tegoed bedraagt
€ 400,00 per kind. Het Chromebook wordt om de drie jaar verstrekt, met dien verstande dat het Chromebook voor het laatst wordt verstrekt in het schooljaar waarin het ten last komende kind 18 jaar wordt.
Uit het vorenstaande volgt dat de Gezinscomputer per gezin en de Computervoorziening t.b.v. scholieren voortgezet onderwijs (Chromebook) per kind wordt verstrekt. Dit betekent dat:
Het college stelt met inachtneming van de artikelen 31, 32, 33 en 34 van de Participatiewet de hoogte van het inkomen en vermogen van de aanvrager vast.
In afwijking van artikel 32 van de Participatiewet wordt niet onder inkomen verstaan:
3.15 a Computervoorziening statushouders
Als belanghebbende van buiten de EU langdurig in Nederland komt wonen, moet hij inburgeren. Met andere woorden: hij moet de taal leren spreken en de Nederlandse samenleving leren kennen. Daarom moet hij een inburgeringsexamen doen. De kosten van een inburgeringscursus worden vergoed uit een lening die de inburgeraars bij Duo aangaan. De kosten voor een laptop vallen hier buiten.
Het is noodzakelijk dat inburgeraars de beschikking hebben over een computer bij het volgen van de inburgeringslessen en voor het maken van het huiswerk c.q. opdrachten. Inburgeraar is zelf verantwoordelijk voor regelen van de inburgeringscursus. Na aanmelding bij een taalinstituut met kenmerk Blik op Werk kan bij de gemeente een aanvraag worden ingediend voor vergoeding van een computervoorziening via bijzondere bijstand. Dit geldt alleen voor meerderjarige alleenstaande inburgeraars, echtparen zonder kinderen, echtparen of alleenstaande met kinderen die nog niet in groep 3 of hoger zitten van de basisschool. Inburgeraars met schoolgaande kinderen vanaf groep 3 van de basisschool vallen immers onder de computervoorziening ten behoeve van kinderen uit minimagezinnen.
Voorwaarden computervoorziening statushouders
Het college verstrekt een computervoorziening, indien de aanvrager:
aangemerkt kan worden als een alleenstaande, een gehuwde zonder kinderen, een gehuwde of alleenstaande met kinderen die nog niet in groep 3 of hoger zitten van de basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;
De computervoorziening wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming van maximaal € 500,- per huishouden. De financiële tegemoetkoming wordt, nadat de klant een pro forma nota heeft overgelegd, betaalbaar gesteld. Het begrip ‘per huishouden’ impliceert dat als de aanvraag wordt ingediend door gehuwden zonder kinderen in principe slechts één computervoorziening kan worden verstrekt.
De computervoorziening wordt eenmalig verstrekt.
Het college stelt met inachtneming van de artikelen 31, 32, 33 en 34 van de Participatiewet de hoogte van het inkomen en vermogen van de aanvrager vast. In afwijking van artikel 32 van de Participatiewet wordt niet onder inkomen verstaan:
Deze beleidsregel blijft van toepassing totdat de nieuwe Inburgeringswet in werking is getreden.
3.16 Kosten in verband met inburgering
Het volgen van een inburgeringstraject brengt een aantal kosten met zich mee, die voor een deel te beschouwen zijn als bijzondere kosten van het bestaan. Het gaat om:
Kosten van de keuring komen in aanmerking voor vergoeding op grond van de bijzondere bijstand.
De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.
NB Deze beleidsregels blijven gelden totdat de nieuwe Wet Inburgering in werking is getreden.
Kosten van woninginrichting kunnen bestaan uit:
Gedeeltelijke woninginrichting of vervanging van inboedel of stoffering
De kosten van woninginrichting zijn kosten die betaald kunnen worden van de bijstandsnorm en/of de inkomenstoeslag Als dit niet mogelijk is en is er ook geen spaargeld om de kosten van te betalen, dan kan ter zake van de kosten bijzondere bijstand worden verleend. Onder spaargeld dient in dit verband het volgende te worden verstaan: het saldo op de lopende rekening(en) plus het saldo op spaarrekening(en) minus de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verleend als er verwijtbaar niet (voldoende) gespaard is. De bijzondere bijstand wordt om niet verleend als er niet verwijtbaar niet (voldoende) gespaard is.
Van statushouders die zich vanuit een Asielzoekerscentrum in een woning in de gemeente Schagen vestigen, kan niet verwacht worden dat zij reserveren. Zij krijgen een volledige inrichting. De bijzondere bijstand in de kosten van een volledige woninginrichting bestaat uit de volgende twee componenten:
Het ene deel van de bijzondere bijstand inzake de kosten van woninginrichting wordt om niet verleend Onder witgoed wordt het navolgende verstaan: wasmachine, koelkast, stofzuiger en gasfornuis.
Het andere deel van de bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van renteloze geldlening. Er moet maximaal over een periode van drie jaren 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld worden terugbetaald. Nadat aan de aflossingsverplichting is voldaan, wordt het restantbedrag kwijtgescholden. Dit wordt vermeld in de toekenningsbeschikking.
De bijzondere bijstand in kosten van een zowel een gedeeltelijk als volledige woninginrichting wordt verleend in de vorm van een renteloze geldlening. De gemeente brengt dus geen rente bij de klant in rekening. De reden hiervoor is dat het binnen de bestaande applicatie niet mogelijk is om rente te berekenen. Als je er als gemeente toch voor kiest om rente bij de klant in rekening te brengen, dan dient de rente handmatig te worden berekend. Dit handmatig berekenen van de rente is een tamelijk arbeidsintensieve aangelegenheid. De kosten om de rente te berekenen zullen vrijwel zeker hoger zijn dan de rente die bij de klant in rekening wordt gebracht.
Totaal = 55% van het bedrag voor volledige inrichting Nibud-prijzengids |
Renteloze geldlening, bestemd voor de overige kosten woninginrichting |
||
Hoogte van bijzondere bijstand
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand is aansluiting gezocht bij de NIBUD-prijzengids, met dien verstande dat deze normbedragen van het NIBUD met 45% worden verlaagd. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat vandaag de dag meubels voor een relatief lage prijs kunnen worden gekocht bij de kringloopwinkels of via het internet (bijvoorbeeld Marktplaats of Marktnet). Deze beleidskeuze past bovendien bij het uitgangspunt dat bij bijstandsverlening uitgegaan moet worden van de goedkoopst adequate oplossing.
Uitbetaling bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting wordt aan de cliënt uitbetaald in twee termijnen:
Deze begeleiding is maatwerk, passend bij budgettaire zelfredzaamheid/inzichten van de statushouder, maar vraagt dus wel in de eerste weken op dit onderdeel hoe dan ook vinger aan de pols houden. De begeleiding is ook daar waar nodig, concreet gericht op het bevorderen van de budgettaire vaardigheden van de statushouder
Uitgangspunt bij dit proces is dat de statushouder uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor een doelmatige en rechtmatige besteding van de van gemeentewege verstrekte middelen. De consequenties van een ondoelmatige en /of onrechtmatige besteding van deze middelen kunnen niet worden afgewenteld op de gemeente. Wanneer door Vluchtelingenwerk of de wijkteamconsulent wordt gesignaleerd dat de besteding niet doelmatig plaatsvindt en de financiële zelfredzaamheid van de klant te wensen overlaat, wordt ter voorkoming van financiële problemen extra begeleiding ingezet, in de vorm van bijvoorbeeld budgetbeheer of budgetcoaching.
Geen recht op bijzondere bijstand
Voor de 1e woninginrichting wordt geen bijstand verleend. Er mag van worden uitgegaan dat iedereen daarvoor geld opzij legt.
In de praktijk kan zich de situatie voordoen dat een bijstandsgerechtigde in acute financiële problemen raakt en daardoor de periode tot de volgende uitbetaling niet meer kan overbruggen. Oorzaken hiervan zijn bijvoorbeeld het verlies of diefstal van de portemonnee of een fors negatief saldo op de bankrekening. Ook kan het gaan om de wijziging van een weekbetaling naar een maandbetaling. De P-wet biedt geen mogelijkheid om voorschotten te verstrekken aan belanghebbenden die reeds een bijstandsuitkering ontvangen. Het inkomen – uit werk of een uitkering – is voldoende om in de kosten van levensonderhoud te voorzien.
Het reguliere inkomen is toereikend. Als hoofdregel geldt dat een overbruggingsuitkering niet mogelijk is. Een overbruggingsuitkering is dus altijd een uitzondering. In bepaalde situaties kan er een beroep gedaan worden op de Voedselbank. Zie de info daarover op Intranet.
Er is één situatie waarin een overbrugging standaard verstrekt wordt. Dat is voor de statushouder die zich vanuit een asielzoekerscentrum in de gemeente vestigt en die een uitkering op grond van de P-wet gaat ontvangen. Er is dan sprake van de overgang van een laag wekelijks inkomen naar een maandelijks inkomen.
Bij de start van de uitkering moet verplicht na 4 weken een voorschot worden verstrekt. Het voorschot wordt in de regel in één keer verrekend met de uitkering. In de situatie dat er bij de start van de uitkering geen geld beschikbaar is voor levensonderhoud en de verrekening in één keer tot problemen leidt, kan er voor gekozen worden om het voorschot in termijnen te verrekenen.
Tijdens de uitkering kan er bij wijze van hoge uitzondering besloten worden om het gereserveerde vakantiegeld uit te betalen.
Noodzakelijke bewijsstukken voor beoordeling noodzaak van kosten
De overbruggingsuitkering wordt altijd om niet verstrekt. Bijstand in de vorm van een lening op grond van artikel 48 lid 2 van de P-wet, is in de jurisprudentie, uitgesloten.
3.18a Kindgebonden budget alleenstaande ouder kop
De alleenstaande ouder die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de P-wet heeft vanaf 01-01-2015 recht op een alleenstaande ouderkop (alo-kop) op het kind gebonden budget. Deze alleenstaande ouderkop is in de plaats gekomen van de norm voor een alleenstaande ouder. De alleenstaande ouder heeft vanaf 01-01-2015 recht op de norm voor een alleenstaande. De alleenstaande ouderkop is een voorziening die bedoeld is voor de kosten van levensonderhoud. Het recht op het kind gebonden budget wordt beoordeeld op grond van de Algemene wet inkomensregelingen (Awir) en het wordt uitbetaald door de belastingdienst Toeslagen.
De alleenstaande ouderkop is een voorliggende voorziening ten opzichte van de P-wet voor de kosten van levensonderhoud. Er zijn echter situaties dat de alleenstaande ouder geen recht heeft op de alo-kop en in die situaties wordt bijzondere bijstand verleend voor de kosten van levensonderhoud in aanvulling op de normbijstand voor een alleenstaande.
Er is recht op bijzondere bijstand in plaats van de alo-kop in de volgende situaties:
De alleenstaande ouder heeft op grond van de bepalingen van de Awir een toeslagpartner en heeft daardoor geen recht op de alo-kop. De toeslagpartner kan als medebewoner onderdeel uitmaken van het huishouden van de alleenstaande ouder, maar kan ook een partner zijn die elders woont (duurzaam gescheiden maar er is nog geen verzoek om echtscheiding bij de rechtbank ingediend, opgenomen in een inrichting). Door gebruik te maken van de rekenhulp op de site van de belastingdienst Toeslagen kan worden vastgesteld of er een Toeslagpartner is.
Hoogte en duur van de bijzondere bijstand
De bijstand wordt om niet verstrekt. Het gaat in de situatie onder 1 om belaste bijzondere bijstand omdat het om kosten van levensonderhoud gaat en periodiek wordt betaald.
3.18 b Kind gebonden budget alleenstaande ouder kop in geval van minderjarigen (<18) Omschrijving van de kosten
In beide gevallen is de Jeugdwet de voorliggende voorziening en is verwijzing naar het wijkteam de aangewezen weg.
Voor de baby van de tienermoeder is de onderhoudsplicht van de vader een voorliggende voorziening. De ouders van de tienermoeder zijn niet onderhoudsplichtig voor de baby (kleinkind). Er is geen recht op de alo-kop, omdat de ouders toeslagpartner zijn. De eventuele onderhoudsbijdrage die de tienermoeder ontvangt van de vader wordt in mindering gebracht op de bijstand.
Voor de weggelopen minderjarige die inwonend is, is de onderhoudsplicht van de ouder de voorliggende voorziening. Er wordt alleen bijstand verleend als zij de onderhoudsplicht niet of niet voldoende nakomen. De eventuele onderhoudsbijdrage die de minderjarige ontvangt van de vader wordt in mindering gebracht op de bijstand.
Er zijn nog twee ander voorliggende voorzieningen:
Voor het kind dat niet bij de ouders kan wonen, kan door de verzorgers een pleeggeldvergoeding worden aangevraagd bij het Bureau Pleegzorg Nederland. Het bureau beoordeelt of er een indicatie is en als dat het geval is ontvangt de verzorger een pleeggeldvergoeding.
Voogdij is gezag over een minderjarig kind dat niet door de ouders wordt uitgeoefend, maar door iemand anders. De voogd neemt het recht en de plicht om voor een kind te zorgen over van de ouder(s). Voogdij kan door 1 voogd of door 2 voogden samen worden uitgeoefend. Als de voogdij door twee voogden wordt uitgeoefend zijn de voogden onderhoudsplichtig. In geval van één voogd is de voogd niet onderhoudsplichtig.
Beoordeling van het recht en behandeling van aanvraag
Voor bijstand aan de baby van de tienermoeder hoeft er geen sprake te zijn van dringende redenen. Er moet worden onderzocht of de baby financieel onderhouden wordt. Is dat niet het geval dan is daarmee de noodzaak van de bijstand aangetoond.
Alleen in geval van zeer dringende redenen kan er bijstand verleend worden. Na een gesprek met de jongere zal dan allereerst bekend moeten worden of er een beroep gedaan kan worden op de jeugdhulpverlening en zo nee waarom niet. Daarvoor wordt de jongere verwezen naar het wijkteam. Vervolgens zal nagegaan moeten worden met welke hulpverleners er contact is en zal er informatie over de situatie ingewonnen moeten worden bij de hulpverleners. Als de jongere daar geen toestemming voor geeft, betekent het feitelijk dat er geen bijstand verleend kan worden. De jongere heeft feitelijk geen goed argument voor het weigeren van contact met een hulpverlener. Ook contact met de ouders is belangrijk. Het verhaal van de jongere is één kant van het verhaal. Er zullen jongeren zijn die niet willen dat er contact met de ouders wordt opgenomen, omdat zij bijvoorbeeld niet willen dat de verblijfplaats bekend wordt. De jongere kan daarvoor redenen hebben, maar dat moet dan wel met een geloofwaardig verhaal worden onderbouwd.
Voordat bij wijze van hoge uitzondering tot bijstandsverlening wordt overgegaan, zal de gehele situatie goed in beeld gebracht moeten worden. De leeftijd van de jongere speelt natuurlijk ook nog een rol.
Er is recht op bijzondere bijstand in plaats van de alo-kop in de volgende situaties:
De tienermoeder wordt onderhouden door haar ouders. Als de ouders van de tienermoeder de baby niet onderhouden dan kan er bijstand verleend worden aan de baby voor het gemis van de alo-kop.
Het bedrag van de alo-kop is het bedrag dat extra nodig is in het gezin door aanwezigheid van de minderjarige. De tienermoeder heeft geen recht op de alo-kop, omdat de ouder(s) toeslagpartners zijn (is). De tienermoeder heeft wel recht op kinderbijslag maar dit is geen voorliggende voorziening voor de kosten van levensonderhoud.
Hoogte en duur van de bijzondere bijstand
3.19 Bewindvoering, mentor en curatele
Curatele, beschermingsbewind en mentorschap zijn verschillende maatregelen om mensen te beschermen die zelf niet goed beslissingen kunnen nemen. Bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, verslaving of dementie.
Curatele is voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen en voor wie beschermingsbewind en/of mentorschap niet volstaat. Een curator beslist over geld, verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding van de betrokkene. Iemand die onder curatele staat is handelingsonbekwaam. Dit betekent dat hij zonder toestemming van de curator geen rechtshandelingen kan verrichten die niet kunnen worden teruggedraaid. Bijvoorbeeld het kopen van een huis. Alle lopende ondercuratelestellingen staan in het openbare curateleregister.
Beschermingsbewind is voor mensen die hun financiële zaken niet zelf kunnen regelen. De beschermingsbewindvoerder beheert het geld en de goederen van de betrokkene. Beschermingsbewind kan wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden worden ingesteld. Wie onder bewind staat, blijft handelingsbekwaam. Hij mag dus nog wel zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Deze bewinden staan in het openbare bewindregister.
Mentorschap is voor mensen die hun persoonlijke zaken niet meer zelf kunnen regelen. De mentor beslist over de verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding van de betrokkene. Iemand die een mentor heeft, blijft handelingsbekwaam.
Curatele, bewind of mentorschap vraag je aan bij de kantonrechter. Je hebt hiervoor geen advocaat nodig.
Bewind en mentorschap kun je tegelijk aanvragen. Ook kun je eerst een bewind en later een mentorschap aanvragen of andersom. Het is niet mogelijk om naast een curatele ook een bewind of een mentorschap aan te vragen. Een curatele kan wel omgezet worden in een bewind of een mentorschap. Daarvoor moet je naar de kantonrechter.
Je hebt een formulier nodig voor het aanvragen van curatele, bewind of mentorschap. Op het formulier staat welke stukken je mee moet sturen. Je stuurt het formulier naar de rechtbank in je regio. Curatele, bewind of mentorschap kan onder andere worden aangevraagd door de betrokkene zelf of zijn familie. Iedereen die meerderjarig is, kan tot curator, bewindvoerder of mentor worden benoemd. Wel gelden er eisen aan die benoeming.
Je betaalt griffierecht voor de behandeling van je verzoek om curatele, bewind of mentorschap. De overheid bepaalt de hoogte van het griffierecht. Die hoogte kan jaarlijks op 1 januari worden aangepast.
Beloning bewindvoerder, mentor en curator
Bij de benoeming stelt de kantonrechter op verzoek de beloning vast. Voor de hoogte van deze vergoeding geldt sinds 1 januari 2015 een landelijke regeling, de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Als betrokkene op dit moment nog wel in staat is om zijn (persoonlijke en financiële) zaken te regelen, dan kan de (soms langdurige) procedure voor het aanvragen van curatele, bewind en/of mentorschap waarschijnlijk voorkomen worden. De betrokkene kan bijvoorbeeld een algemene, notariële volmacht of zelfs een levenstestament maken waarin hij/zij zelf een gevolmachtigde en/of bewindvoerder aanwijst.
Er is geen voorliggende voorziening voor deze kosten. De noodzaak van de kosten moet worden aangenomen. De rechter heeft bepaald dat er een bepaalde vorm van belangenbehartiging nodig is en dan kan er niet getornd worden aan de noodzaak. Dit blijkt uit constante jurisprudentie.
Er is recht op de kosten van de beloning van de bewindvoerder, mentor of curator.
Met ingang van 01-01-2015 is de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren van toepassing. De kantonrechter bepaalt de beloning op basis van deze Regeling.
Er zijn ‘familiecuratoren, -bewindvoerders en -mentoren’, of ‘familievertegenwoordigers’ en ‘professionele curatoren, bewindvoerders en mentoren’, of ‘professionele vertegenwoordigers.
De “familievertegenwoordigers” zijn bijvoorbeeld de partner, een familielid, vriend of buurvrouw, terwijl de “professionele vertegenwoordigers” ten minste drie personen onder hun hoede moeten hebben en aan kwaliteitseisen moeten voldoen.
Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen tevens aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing. De beloning voor deze extra werkzaamheden wordt toegekend door de kantonrechter.
De regeling is zeer gedetailleerd. In geval van problematische schulden (bewind en curator) en extra problematiek bij jeugdigen (mentor) wordt een hogere beloning toegekend.
Als aan een bewindvoerder of curator een hogere beloning is toegekend vanwege problematische schulden moet nagevraagd worden of er gebruik gemaakt wordt van schuldhulpverlening door de gemeente voor dezelfde werkzaamheden. De consulent of schuldhulpverlener neemt in dat geval contact met de bewindvoerder om de zaak te bespreken en afspraken te maken over de werkzaamheden.
Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:
De vergoeding voor de WSNP-bewindvoerder moet betaald worden door de saniet. De bewindvoerder berekent aan de hand van de Recofa-methode over welk deel van het inkomen de saniet zelf moet kunnen blijven beschikken. Uit het meerdere wordt de vergoeding voor de bewindvoerder betaald. Als er niet genoeg over is voor het betalen van de bewindvoerder is er geen betalingsverplichting voor de saniet. De CrvB heeft op 29 juni 2010 (nr. 07/5153) uitgesproken dat er geen plaats is voor bijstandsverlening voor de bewindvoerder, omdat er geen noodzaak is voor betaling van de vergoeding.
Kosten van bewindvoering in het kader van MSNP
Op 24 april 2019 heeft de CRvB met betrekking tot dit onderwerp de volgende uitspraak gedaan. De CRvB overweegt dat in het geval van een minnelijk schuldhulpverleningstraject belanghebbende bij het sluiten van de minnelijke schuldregeling de vrijheid heeft om een hoger VLTB te bedingen bij zijn schuldeisers. Het VLTB-rapport biedt volgens de CRvB deze ruimte. Hierdoor kan hij de kosten voor zijn beschermingsbewind uit het VLTB voldoen. Het college mocht de bijzondere bijstand in dit geval dus weigeren, omdat belanghebbende over (voldoende) fictieve draagkracht beschikte om de kosten zelf te kunnen dragen. Het feit dat zo’n verhoging van het VLTB ten koste gaat van de schuldeisers, die hierdoor niet bereid zijn om mee te werken aan een minnelijke schuldregeling, leidt in het kader van bijstandsverlening niet tot een ander oordeel.
Besloten is ondanks deze uitspraak van CRvB toch tot bijstandsverlening ter zake van deze kosten over te gaan, omdat bij afwijzing van de aanvraag een gerede kans bestaat dat de schuldeisers geen medewerking willen verlenen aan de minnelijke regeling, hetgeen betekent dat de belanghebbende in dat geval ter oplossing van zijn financiële geen andere mogelijkheid meer rest dan een beroep te doen op de WSNP. En dat is juist niet de bedoeling van de overheid die de voorkeur geeft aan het minnelijk schuldregelingstraject boven de WSNP.
Hoogte en ingangsdatum bijzondere bijstand
De ingangsdatum is de datum van de beschikking van de kantonrechter. Dit wijkt af van de Regeling. Daarin staat dat de beloning op de 1e of de 16e van de maand ingaat. Hierover is contact geweest met de afdeling bewind van de rechtbank. Zij bevestigen dat de ingangsdatum van de Regeling niet werkbaar is.
Als een belanghebbende vanwege persoonlijke eigenschappen of financiële omstandigheden niet in staat is om zijn zaken zelf goed te regelen kan hij een beroep doen op een persoon of instelling om zijn zaken te behartigen. Voor het budgetbeheer worden kosten in rekening gebracht.
Er is geen voorliggende voorziening aanwezig. De kosten kunnen worden aangemerkt als bijzondere kosten van het bestaan waarvoor bijstand verleend kan worden als er geen draagkracht is.
Er is recht op bijstand voor de kosten van budgetbeheer als het budgetbeheer noodzakelijk is en de belanghebbende niet in staat is om zelf de zaken te regelen. De vraag of het budgetbeheer in het individuele geval noodzakelijk is dient in samenspraak met de consulent schuldhulpverlening te worden vastgesteld. Daarbij wordt ook gekeken of er geen goedkoper alternatief, in dit geval de Thuisadministratie van Humanitas, mogelijk is. De gemeente Schagen heeft namelijk een dienstverleningsovereenkomst gesloten met Humanitas. Humanitas heeft zich jegens de gemeente verbonden om met inzet van vrijwilligers de ondersteuning te organiseren voor personen met financiële problemen. De ondersteuning is gericht op preventieactiviteiten, namelijk het op orde brengen van de financiële administratie van de klant.
De budgetbeheerder dient ter zake kundig en betrouwbaar te zijn. Daarom verlangt de gemeente dat de budgetbeheerder lid is van PBI (Professionele bewindvoerders en inkomensbeheerders). Als de budgetbeheerder geen lid is van PBI, dan wordt er ter zake van de kosten van budgetbeheer geen bijzondere bijstand verleend.
De kosten budgetbeheer moet betaald worden door de saniet. De WSNP-bewindvoerder berekent aan de hand van de Recofa-methode over welk deel van het inkomen de saniet zelf moet kunnen blijven beschikken. Uit het meerdere wordt de vergoeding voor de budgetbeheerder betaald. Als er niet genoeg over is voor het betalen van de budgetbeheerder is er geen betalingsverplichting voor de saniet.
Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
De bijzondere bijstand wordt om niet verleend. De vergoeding voor de budgetbeheerder wordt maandelijks betaald.
N.B. Correspondentie moet gericht worden aan de budgetbeheerder en belanghebbende
3.21 Rechtsbijstand en griffierecht
De Wet op de rechtsbijstand kent de volgende voorziening voor personen met een laag inkomen:
De raad voor de rechtsbijstand beoordeelt aan de hand van bepaalde criteria of een
procedure (en dus toevoeging) noodzakelijk is.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. De Wet op de rechtsbijstand is een voorliggende voorziening voor de kosten van rechtsbijstand, maar voor de eigen bijdrage en het griffierecht is er geen voorliggende voorziening. De CrvB (uitspraak 31-10-2006 nr. 06/3262 WWB) is van mening dat de eigen bijdrage en griffiekosten gezien kunnen worden als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor bij het ontbreken van draagkracht, bijzondere bijstand kan worden verleend. De noodzaak van de kosten staat vast op grond van de beoordeling van de Raad voor de rechtsbijstand.
Het Juridisch Loket verleent gratis rechtshulp en kan veel juridische problemen oplossen of voorkomen zonder dat de toevoeging van een advocaat nodig is. Als er toch toevoeging van een advocaat nodig is, verstrekt het Juridisch Loket een diagnosedocument. Als de cliënt met dit diagnosedocument bij een advocaat komt, wordt de eigen bijdrage voor rechtsbijstand met € 50,-- verlaagd. Het is belangrijk dat cliënten gebruik maken van de gratis rechtshulp bij het Juridisch Loket.
Als een cliënt niet eerst naar het Juridisch Loket gaat, maar rechtstreeks naar een advocaat en daardoor een hogere eigen bijdrage moet betalen, dan verlenen wij bijstand voor die hogere eigen bijdrage. Wij zeggen dus niet standaard dat het verwijtbaar is als de cliënt niet eerst naar het Juridisch Loket gaat. Niet iedereen is op de hoogte van deze mogelijkheid en de advocaat zal niet in alle gevallen terugverwijzen naar het Juridisch Loket.
De volgende kosten kunnen als noodzakelijk worden aangemerkt:
Het komt voor dat een bezwaar- of beroepsprocedure gevoerd wordt tegen de gemeente. Op grond van het Besluit proceskosten kan een verplichting bestaan om de proceskosten te vergoeden. Als de rechter de gemeente veroordeelt tot betaling van de proceskosten dan wordt in dat besluit meegenomen dat de gemeente de griffierechten moet vergoeden aan belanghebbende. Als wij al bijzondere bijstand hebben betaald voor die kosten dan is dat dubbel. De medewerker die de beroepszaak afhandelt, controleert of er bijzondere bijstand verstrekt is. Als dat het geval is, wordt het griffierecht niet voor de 2e keer betaald.
De hoogte is gelijk aan de wettelijk vastgestelde bedragen. Voor meer informatie hierover wordt u verwezen naar de website van de Raad voor Rechtsbijstand.
HOOFDSTUK 4 CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND
Het bijzondere van categoriale bijzondere bijstand is gelegen in het feit dat het toegekend kan worden aan personen die tot een bepaalde categorie behoren. Er hoeft niet onderzocht te worden of er feitelijk sprake is van bepaalde kosten en ook niet waaraan de bijstand besteed wordt. Wel moet het gaan om kosten die niet bestreden kunnen worden uit de algemene bijstand. Met ingang van 01-01-2015 is categoriale bijzondere bijstand alleen nog mogelijk voor deelname aan een collectieve zorgverzekering en de vergoeding van (een deel van) de premie van die verzekering (artikel 35 lid 3 van de P-wet).
Het aanbod van Univé bestaat voor nieuwe verzekerden vanaf 01-01-2016 uit twee pakketten:
Belanghebbenden die op 31-12-2015 gebruik maken van pakket Compleet kunnen daarvan gebruik blijven maken. Vanaf 2016 wordt Compleet niet meer aangeboden.
De voordelen van de collectieve zorgverzekering gemeenten
De duur van de deelname aan de verzekering
NB Als iemand is toegelaten tot de collectieve aanvullende verzekering en hij krijgt in de loop van het jaar bijvoorbeeld als gevolg van werkaanvaarding een inkomen dat hoger is dan 130% van de geldende bijstandsnorm, dan behoudt hij gedurende het resterende jaar de bijzondere bijstand, in de vorm van de aanvullende zorgverzekering (lees: de financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van deze zorgverzekering). Zodoende heeft hij tot en met december van dat jaar de tijd om op zoek te gaan naar een goedkopere zorgverzekering.
HOOFDSTUK 5 MEDISCHE EN GEZONDHEIDSGERELATEERDE KOSTEN
In het algemeen is het zo dat de Zvw en de Wlz alle noodzakelijke medische of paramedische kostensoorten vergoeden. Beide regelingen gelden samen als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (Externe link: artikel 15 lid 1 Participatiewet;). In dit verband zij er op gewezen dat in de toelichting bij Externe link: artikel 15 lid 1 Participatiewet onder meer is opgemerkt dat de Participatiewet geen functie heeft indien binnen de voorliggende regeling een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van de voorziening in het algemeen of in een specifieke situatie. Indien op grond van een dergelijk noodzakelijkheidsoordeel de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking.
Dit betekent tevens dat medische of paramedische kosten die niet op grond van de Zvw of Wlz worden vergoed in beginsel ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Volgens de CRvB moet namelijk worden aangenomen dat in het kader van de Zvw en de Wlz een bewuste beslissing is genomen over de omvang van de genees- en heelkundige hulp.
Om te kunnen bepalen of bijzondere bijstand mogelijk is voor bepaalde kosten, moeten de volgende vragen worden beantwoord.
Zo ja: geen bijzondere bijstand mogelijk.
Zo ja: geen bijzondere bijstand mogelijk.
Voorbeelden hiervan zijn geneesmiddelen die niet vergoed worden op grond van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) en medicijnen die niet erkend zijn.
Zo ja: geen bijzondere bijstand mogelijk, de vergoeding is passend en toereikend.
Iedere Nederlander is verplicht om een basisverzekering voor ziektekosten af te sluiten. Als iemand niet verzekerd is kan hij een boete krijgen. Het is niet verplicht om een aanvullende verzekering af te sluiten Dat is een eigen keuze.
De premie voor een aanvullende zorgverzekering komt in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Het betreft hier immers vrijwillig te maken kosten (zie CRvB 07-01-2003, nrs. 00/6132 NABW e.a., CRvB 08-03-2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7532 en CRvB 26-07-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2849).
Dat het om vrijwillig te maken kosten gaat, betekent naar mening van de auteurs van Grip op dat geen sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als een belanghebbende geen aanvullende zorgverzekering heeft. Artikel 35 lid 1 Participatiewet biedt overigens ook geen ruimte voor de beoordeling of een belanghebbende zich verwijtbaar heeft gedragen en of dit verwijtbaar gedrag ertoe heeft geleid dat hij een beroep op bijzondere bijstand moet doen. Die beoordeling moet plaatsvinden in het kader van de toepassing van artikel 18 lid 2 Participatiewet en de afstemmingsverordening (zie Afstemming (maatregelen)) of in het kader van de vaststelling in welke vorm de bijstand wordt verleend Zie CRvB 19-04-2011, CLI:NL:CRVB:2011:BQ3009. Dit in tegenstelling tot het niet hebben van een 'gewone' ziektekostenverzekering, hetgeen nadrukkelijk wel gezien moet worden als een vorm van tekortschietend besef.
Hoe moet worden gehandeld als belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt voor kosten, bijvoorbeeld kosten van manuele therapie, die zouden zijn vergoed als hij zich aanvullend zou hebben verzekerd? De aanvraag kan niet worden afgewezen, omdat er sprake is van tekort schietend besef van verantwoordelijkheid, aangezien, zoals de CRvB al eerder heeft overwogen (CRvB 02-03-2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL7308), artikel 35 lid 1 WWB geen ruimte biedt voor de beoordeling of een belanghebbende zich verwijtbaar heeft gedragen en of dit verwijtbaar gedrag ertoe heeft geleid dat hij een beroep op de bijzondere bijstand moet doen. Die beoordeling dient plaats te vinden in het kader van de toepassing van artikel 18 lid 2 WWB en de in artikel 8 lid 1 onderdeel b WWB bedoelde verordening, dan wel in het kader van de vaststelling in welke vorm de bijstand wordt verleend. Zie artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB.
Schulinck meent dat een afwijzing van de aanvraag op grond van artikel 35 WWB meer kans van slagen heeft als de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zijn opgekomen door aan de aanvrager te verwijten gedragingen. Zijn de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd noodzakelijk, dan moet het college immers ook nog de vraag beantwoorden of het gaat om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Dat zijn twee vragen die - strikt genomen - elk apart hun antwoord behoeven maar wel in onderlinge samenhang moeten worden bezien. Wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die zijn opgekomen door verwijtbaar nalatig gedrag van de aanvrager, dan zal doorgaans geen sprake zijn van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Voorbeelden van dergelijk gedrag zijn: het door eigen toedoen verloren hebben laten gaan van de inboedel, het niet tijdig handelen waardoor een huurschuld oploopt en kleding verloren gaat (zie CRvB 08-01-2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC2481 en CRvB 27-11-2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB8875). Ook het niet afsluiten van een aanvullende zorgverzekering is een voorbeeld. Is wel sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, dan staat het recht op bijzondere bijstand in beginsel vast.”
Voorwaarde van schuldhulpverlening in geval van premieachterstand
In geval er bijzondere bijstand verleend wordt, omdat belanghebbende in verband met een premieachterstand niet verzekerd is, is het van belang dat de premieachterstand betaald wordt, waarna verzekering weer mogelijk is. Immers zolang de premieachterstand blijft bestaan, is de kans aanwezig dat er in de toekomst opnieuw een beroep gedaan moet worden op de bijstand voor noodzakelijk te maken kosten. Dit patroon moet worden doorbroken.
Toelating tot de aanvullende verzekering is niet mogelijk zolang belanghebbende geregistreerd staat bij het Zorginstituut Nederland. Na een schuldenregeling wordt de registratie ongedaan gemaakt en is verzekering voor een aanvullende verzekering weer mogelijk.
Aan de bijstandsverlening moet derhalve de voorwaarde verbonden worden of om zelf de achterstand in te lopen en als dat niet mogelijk is hulp te zoeken. Verwijzing naar het wijkteam voor een verzoek om schulphulpverlening is de aangewezen weg. In de beschikking opnemen dat er bij een volgende aanvraag voor medische kosten gecontroleerd wordt of er gebruik gemaakt is van schuldhulpverlening. Als dat niet het geval is kan dat een reden zijn voor afwijzing van de aanvraag.
Vrije keuze voor verzekeraar – vergoeding conform pakket Compact
Iedere Nederland is vrij in de keuze van de zorgverzekering en het pakket dat hij kiest. Van belanghebbende met een laag inkomen wordt verwacht dat hij een verzekering kiest met een aanvullend pakket. Als de aanvullende verzekering die hij heeft afgesloten bij een andere verzekering minder vergoedt dan pakket Compact, wordt de vergoeding aangevuld tot de vergoeding die gegeven wordt op grond van pakket Compact.
5.1.2 Verplicht en vrijwillig eigen risico
Bijstand voor medische kosten is niet mogelijk als de kosten bewust buiten de voorliggende voorziening zijn gelaten. Indien er sprake is van dringende redenen kan er afgeweken worden van deze regel (artikel 16 P-wet). Er is geen algemene regel voor het begrip dringende reden. In ieder geval moet er sprake zijn van een bepaalde vorm van “lijden” die in het individuele geval niet te dragen is. Ook moet duidelijk zijn dat er geen alternatief voorhanden is. Bijstandsverlening is de enig mogelijke oplossing. Verder is ook nog van belang om wat voor soort kosten het gaat. Als het bijvoorbeeld gaat om medicijnen die niet op de Geneesmiddelenvergoedingslijst staan en daarom niet vergoed worden, kan er alleen bijstand verleend worden na inwinning van een medisch advies. Bijstandsverlening voor medicijnen of hulpmiddelen die nog niet erkend zijn als medicijn is feitelijk in het geheel niet mogelijk. In artikel 14 sub e van de P-wet staat dat kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, uitgesloten zijn van vergoeding.
Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen Wmo
De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo komt niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Artikel 15 lid 1, eerste volzin Participatiewet staat hieraan in de weg. De eigen bijdrage is immers vastgesteld met toepassing van het op de Wmo 2015 gebaseerde Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en is afhankelijk van het inkomen en vermogen van een belanghebbende (artikel 2.1.4 Wmo 2015). De afstemming van de hoogte van de eigen bijdrage op de individuele inkomenssituatie van een belanghebbende maakt dat de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo altijd financieel draagbaar is en dus toereikend en passend is te achten. Tevens heeft de wetgever met deze invulling in gedecentraliseerde wetgeving een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak tot vergoeding van de kosten voor een eigen bijdrage, waardoor deze is aan te merken als een in beginsel aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorziening. Alleen in het geval van zeer dringende redenen kan dit anders zijn (zie Rechtbank Overijssel 17-07-2017, nr. AWB 17/568).
Eigen bijdrage algemene voorzieningen Wmo
Als een algemene voorziening financieel gezien niet draagbaar is voor een belanghebbende, dan is deze niet compenserend en kan het college hier niet mee volstaan. Het college kan dan een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo verstrekken. Een maatwerkvoorziening is altijd financieel draagbaar, omdat de bijdrage in de kosten wordt afgestemd op het inkomen en vermogen van de cliënt (artikel 2.1.4 Wmo 2015). Dat betekent dat er in principe altijd een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 Participatiewet voorhanden is.
5.3 Meerkosten maaltijdvoorziening
De meerkosten van de warme maaltijd ten opzichte van de prijzen in de NIBUD-prijzengids.
Belanghebbende is als gevolg van een ziekte of gebrek niet of onvoldoende in staat om zelf de dagelijkse maaltijden te bereiden. Het gaat dus om belanghebbenden met een beperking. Alleen maaltijdvoorzieningen van een daartoe gespecialiseerd bedrijf of instelling komen in aanmerking voor de in deze beleidsregel bedoelde bijzondere bijstand.
Hoogte, duur en betaling bijzondere bijstand
De meerkosten zijn het verschil tussen het vastgestelde bedrag voor een maaltijdvoorziening € 7,00 en de Nibud normen voor een zelfbereide maaltijd.
Het vastgestelde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het consumentenprijsindexcijfer van het CBS.
Het vastgestelde bedrag voor een maaltijdvoorziening is het gemiddelde van de kosten voor een hoofdmaaltijd van de maaltijdserviceorganisaties in en rond Schagen.
Als er sprake is van een situatie dat de kosten maandelijks hetzelfde zijn, kan de bijstand als periodieke bijstand per maand worden betaald, zonder dat er nota’s ingeleverd hoeven te worden. Er moet dan één keer per jaar een onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en hoogte van de kosten. Dit wordt op initiatief van de consulent gedaan. Zolang er niets veranderd hoeft te worden, is een nieuwe beschikking niet nodig.
Besloten is geen bijzondere bijstand meer te verlenen voor pedicurekosten. Aan dit standpunt liggen de volgende overwegingen ten grondslag. In het algemeen is het zo dat de Zvw en de Wlz alle noodzakelijke medische of paramedische kostensoorten vergoeden. Beide regelingen gelden samen als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (Externe link: artikel 15 lid 1 Participatiewet;). In dit verband zij er op gewezen dat in de toelichting bij Externe link: artikel 15 lid 1 Participatiewet onder meer is opgemerkt dat de Participatiewet geen functie heeft indien binnen de voorliggende regeling een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van de voorziening in het algemeen of in een specifieke situatie. Indien op grond van een dergelijk noodzakelijkheidsoordeel de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Dit betekent tevens dat medische of paramedische kosten die niet op grond van de Zvw of Wlz worden vergoed in beginsel ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Volgens de CRvB moet namelijk worden aangenomen dat in het kader van de Zvw en de Wlz een bewuste beslissing is genomen over de omvang van de genees- en heelkundige hulp.
Het beleid inzake de pedicurekosten is derhalve gewijzigd, met dien verstande dat ter zake van deze kosten geen bijzondere bijstand meer wordt verleend.
Personen die voor de inwerkingtreding van deze nieuwe beleidsregel bijzondere bijstand ontvingen voor de kosten van pedicure, behouden gedurende een periode van maximaal 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het nieuw beleid ter zake, hun aanspraken op grond van het oude beleid.
5.5 Abonnement Wonen Plus Welzijn
De kosten van het abonnement worden vergoed.
Noodzakelijke bewijsstukken voor beoordeling noodzaak van kosten
De nota of afschrijving op een afschrift van de bank.
Hoogte, duur en betaling bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.
Verplichtingen voor aanvrager bij toekenning van de bijstand (alleen bij periodieke bijstand)
Wijzigingen die van invloed zijn op de bijstand moeten worden doorgegeven aan de gemeente.
Verschillen Handboek bijzondere bijstand 2011 en 2012
Per 15 oktober 2014 is paragraaf 5.7 Bijstand voor verplicht eigen risico zorgverzekering 2014 toegevoegd.
2.2 Categoriale bijzondere bijstand
2.11 Het inkomen boven de bijstandsnorm
2.12 Vaststelling bijstandsnorm voor vergelijking met inkomen
2.14 De periode waarover rekening gehouden wordt met de draagkracht
3.1 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar, zelfstandig wonend
3.2 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar in een inrichting
3.3 Bijstand voor personen opgenomen op grond van de Wet BOPZ ((Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen)
3.5 Garantietoeslag voormalig alleenstaande ouder (Titel wijzigen in: Aanvullende bijstand op de gezinsnormen waarvan één persoon 18, 19 en 20 is en de ander(en) 21 jaar of ouder)
3.7 Bijstand voor kosten bij bewoning eigen woning
3.10 Kosten kinderopvang (sociaal medische indicatie)
3.14 Reiskosten in verband met medische behandelingen en bezoek gezinsleden
3. 15 Reiskosten in verband met re-integratie en participatie
3. 16 Vervoersvoorzieningen in verband met re-integratie en participatie
3 .17 Kosten uit huis geplaatste kinderen (titel luidde: Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen (LBIO) Nieuwe titel dekt de lading beter.
3.18 Kosten in verband met inburgering (Vergoeding eigen bijdrage kinderopvang afhankelijk van besluit DB)
3.21 Broodnoodvoorziening toegevoegd (Tijdens DB van 15-12-2011 vastgesteld)
3.22 Bewindvoering, mentor en curatele
3.23 Rechtsbijstand en griffierecht
Mogelijkheid van gratis rechtshulp bij het Juridisch Loket opgenomen onder kopje voorliggende voorziening. Als het Juridisch Loket een diagnosedocument afgeeft en daarmee gaat de cliënt naar een advocaat dan wordt de eigen bijdrage rechtshulp met € 50,00 verlaagd. Wij stimuleren het gebruik van het Juridisch Loket wel.
4.4 Aanvullende Zorgverzekering Gemeenten. Gewijzigd in Univé GemeentePakket Compleet
De criteria of er wel of geen bijzondere bijstand verstrekt kan worden voor medische kosten, was te strikt. Er stond dat er geen bijstand verstrekt kan worden als de vergoeding vanwege budgettaire redenen niet vergoed wordt op grond van de Zvw. Dat zou beteken dat er geen eigen bijdragen vergoed worden, terwijl dat wel doen en ook mogelijk is. Criteria zijn dus genuanceerd.
5.2 Eigen bijdrage hulp in de huishouding
Verschillen Handboek bijzondere bijstand 2012 en Handboek bijzondere bijstand na afschaffing huishoudinkomentoets
3.1 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar, zelfstandig wonend
3.2 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar in een inrichting
3.5 Aanvullende bijstand op de gezinsnormen waarvan één persoon 18, 19 en 20 jaar is en de ander(en) 21 jaar of ouder.
Verschillen Handboek bijzondere bijstand 2014 en 2015
2.2 Categoriale bijzondere bijstand
Pluspremie en participatie schoolgaande kinderen verwijderd
2.3 Aantoonbaarheid van kosten
In 2015 zal de snelbalie in gebruik worden genomen. Daardoor worden bewijsstukken geminimaliseerd, terwijl nu nog het uitgangspunt is dat alle kosten moeten worden aangetoond. De snelbalie wordt gefaseerd ingevoerd.
2.11 Inkomen boven de bijstandsnorm
2.12 Vaststelling inkomen vergelijking met norm
3.1 Bijstand voor jongeren die zelfstandig wonen 18 tot en met 20 jaar
3.5 Garantietoeslag alleenstaande ouder
3.10 Kosten kinderopvang sociaal medische indicatie
3.11 Voor en vroegschoolse opvang en peuterspeelzaal
3.12 Kleding schoenen en beddengoed
3.14 Reiskosten in verband met medische behandelingen en bezoek aan gezinsleden
3 14 Reiskosten schoolgaande kinderen
3.15 Reiskosten re-integratie en participatie
3.18 Kosten uit huis geplaatste kinderen
3.22 a Kindgebonden budget in plaats van alo kop
3.22 b Kindgebonden budget voor minderjarigen
3. 24 Bewindvoering, mentor en curatele
3 26 Rechtsbijstand en griffierecht
3.28 Kindpakket “Meedoen Noordkop”
4.1 Categoriale bijzondere bijstand
4.3 Participatie schoolgaande kinderen
4.4 Univé GemeentePakket compleet
5 1 2 Medische kosten algemeen
Punt 3 is verwijderd. Daarin stond dat bijzondere bijstand mogelijks was als op grond van Zorgverzekeringwet kosten gedeeltelijk vergoed werden en een eigen bijdrage verschuldigd was. Dit is te ruim. Daarmee kon alles wat gedeeltelijk vergoed werd, voor een aanvullende vergoeding op grond van de bijzondere bijstand vergoed worden. Dat is nooit de bedoeling geweest.
5 7 Bijstand voor verplicht eigen risico 2014
Verschillen Handboek bijzondere bijstand 2015 en 2016
2.2 Categoriale bijzondere bijstand
Voor Meedoen Noordkop geldt dat het budget beschikbaar is vanaf datum toekenning en in het daaropvolgende jaar kan worden gebruikt. Terugwerkende kracht is niet mogelijk.
2.11 Het inkomen boven de bijstandsnorm
2.12 Vaststelling bijstandsnorm voor vergelijking met inkomen
Het inkomen uit kindgebonden budget inclusief alleenstaande ouder kop is geen inkomen. Voor alleenstaande ouders wordt er dus een vergelijking gemaakt tussen de norm alleenstaande (die van toepassing is) en het inkomen uit andere bron, zonder kindgebonden budget inclusief alleenstaande ouder kop. Uit de proefberekening KGB blijkt dat de alleenstaande ouder kop niet sterk daalt bij een inkomen tot in ieder geval 130% van de bijstandsnorm.
Nieuw: Er wordt bij vaststelling inkomen rekening gehouden met het beschikbare inkomen in geval van de schuldbemiddeling op grond van de Wet schuldhulpverlening (was alleen bij WSNP en beslag). Wel contact opnemen met schuldhulpverlener over eventueel gereserveerd bedrag voor vervangingsuitgaven of mogelijkheid om in berekening rekening te houden met andere bijzondere kosten (bijvoorbeeld bewindvoering).
3.1 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar, zelfstandig wonend
3.7 Bijstand voor woonkosten bij bewoning eigen woning
Onderhoudskosten eigen woning per 1 juli 2012
Vanaf 01-07-2012 indexeren met de consumentenprijsindex
Onderhoudskosten eigen woning per jaar
woning gebouwd voor 1945 € 590,--
woning gebouwd na 1945 € 504,--
toeslag installatie voor centrale verwarming € 79,--
toeslag liftinstallatie € 75,--
toeslag algemeen beheer en administratie € 144,--
3.10 Kosten kinderopvang (sociaal medische indicatie)
3.11 Voor- en vroegschoolse educatie (voorheen peuterspeelzaal)
3.12 Kleding, schoenen en/of beddengoed
3.14a Reiskosten schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs
3.15 Reiskosten in verband met re-integratie, participatie en tegenprestatie
3.17 Kosten in verband met kinderopvang (uitgezonderd opvang op sociaal medische indicatie zie 3.10)
3.18 Kosten uit huis geplaatste kinderen
Dit is aangepast. Leden van de PBI (Professionele bewindvoerders en inkomensbeheerders) zijn in ieder geval betrouwbaar. Voor niet aangesloten budgetbeheerders is de tenaamstelling van de budgetbeheerrekening een belangrijke indicatie. Deze rekening moet op naam de belanghebbende staan en niet op naam van de budgetbeheerder.
4.3 Participatie van kinderen (de bijdrage vervalt met ingang van 01-07-2015)
4.2 Collectieve zorgverzekering gemeenten
5.1 Medische kosten, 5.1.2 Algemeen, onder kopje ‘Vrije keuze voor verzekeraar – vergoeding conform pakket Compact+’
Verschillen Handboek bijzondere bijstand 2017 en 2016
Inkomen in geval van schulddienstverlening (paragraaf 2.13 van het Handboek bijzondere bijstand Schagen)
Inwoners die in een WSNP-traject (Wet schuldsanering natuurlijke personen) zitten en inwoners in een minnelijke schuldenregeling op grond van de Gws (Gemeentelijke wet schuldhulpverlening) hebben de beschikking over het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB). Het meer-inkomen gaat naar de schuldeisers. De wijze van berekening van het VTLB ten opzichte van de manier waarop de draagkrachtberekening van de bijzondere bijstand wordt gedaan, leverde bij de inkomensconsulenten onduidelijkheid op. Nu is duidelijk dat er in geval van WSNP en minnelijke schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) geen draagkracht is, omdat het besteedbaar inkomen niet hoger is dan 110% van de bijstand. In het Handboek zijn voor de duidelijkheid de verschillende vormen van schuldregeling opgenomen.
Vergoeding budgetbeheerder (paragraaf 3.25 van het Handboek bijzondere bijstand Schagen)
De vergoeding voor de budgetbeheerder is niet – zoals bij bewindvoering – landelijk geregeld. Om toch een objectieve norm te hebben, vergoeden we maximaal het bedrag van de beloning van de mentor. De werkzaamheden van de mentor verschillen echter behoorlijk van de budgetbeheerder. Dit is dus achteraf niet handig. Bovendien levert het af en toe discussie op met budgetbeheerders. Wij gaan met ingang van 01-01-2017 de tarieven van Plangroep hanteren voor de vergoeding van de budgetbeheerder. Inwoners zijn vrij in de keuze van de budgetbeheerder, maar de maximale vergoeding is het tarief van Plangroep. Voor lopende zaken passen we de vergoeding aan met ingang van 01-01-2018.
Abonnement Wonen Plus Welzijn (paragraaf 5.6 van het Handboek bijzondere bijstand Schagen)
Huurders van de Wooncompagnie hoeven in de loop van 2017 geen abonnementsgeld meer te betalen. De wijziging wordt gefaseerd per gebied/dorp ingevoerd. Bijzondere bijstand is niet meer nodig als er geen abonnementsgeld meer betaald hoeft te worden. Huurders van de Woningbouwvereniging Anna Paulowna betalen € 3,25 per maand. Het abonnementsgeld zonder korting is € 5,25 per maand.
Verschillen Handboek bijzondere bijstand 2019 en 2017
In hoofdstuk 3 van het Handboek worden de verschillende kostensoorten behandeld. Per kostensoort wordt aangegeven welke bewijsstukken door de klant moeten worden overgelegd om de noodzaak van de kosten te kunnen beoordelen. De kwestie van de bewijstukken wordt aanstonds nader geregeld in het Handhavingsplan. Alle tekst in het handboek die betrekking heeft op dit onderwerp wordt daarom geschrapt.
Paragraaf 3.5 Garantietoeslag is geschrapt. Uit de geldende jurisprudentie kan worden afgeleid dat beleid op grond waarvan de ouder aanspraak maakt op compensatie van inkomensdaling in verband het verlies van de alleenstaande-ouderkop buitenwettelijk begunstigend beleid is (zie CRvB 11-08-2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5297). Het 18-jarige kind kan namelijk zo nodig zelf (algemene) bijstand aanvragen. Als de lagere jongerennorm ontoereikend is om de kosten van levensonderhoud te bestrijden, zal hij een beroep moeten doen op de onderhoudsplicht van zijn ouder, die niet in gezinsverband met hem leeft. Als dat niet mogelijk is kan hij een beroep doen op artikel 12 P-wet.
Paragraaf 3.18 Kosten uit huis geplaatste kinderen is geschrapt.
In de Jeugdwet, die op 1 januari 2015 in werking is getreden, was geregeld dat ouders voor jeugdhulp met verblijf een ouderbijdrage verschuldigd zijn. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) werd belast met de vaststelling en de inning van de ouderbijdrage. Gemeenten werden verplicht informatie te verstrekken aan het CAK over de aanvang, wijziging en beëindiging van jeugdhulp met verblijf. De opbrengsten van de ouderbijdrage waren bestemd voor de gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor het treffen van een voorziening voor de jongere. Er is maatschappelijk en politiek veel kritiek ontstaan op de ouderbijdrage. Zo werd de ouderbijdrage voor jeugdhulp met verblijf als onrechtvaardig beschouwd, omdat geen eigen bijdrage wordt gevraagd wanneer jeugdigen vanwege lichamelijke aandoeningen op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet worden behandeld en daarbij worden opgenomen in bijvoorbeeld een kliniek of een ziekenhuis. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van de ouderbijdrage is besloten de ouderbijdrage af te schaffen per 1 januari 2016.
De Wet hervorming kindregelingen heeft de aparte norm voor de alleenstaande ouder afgeschaft. Sinds 1 januari 2015 is de bijstandsnorm voor een alleenstaande die zelfstandig woont, met of zonder kinderen, 70% van het referentieminimumloon. In plaats van de extra 20%-punt is de alleenstaande-ouderkop gekomen, die wel afhankelijk is van het inkomen, maar verder niet van wel of niet werken. Dit beoogt de armoedeval weg te nemen. Vanaf 01-01-2015 (en voor het overgangsrecht vanaf 01-07-2015) is er derhalve geen grond meer voor toekenning van een afwijkende norm voor de dagen dat het kind thuis verblijft.
Paragraaf 3.15 a Computervoorziening statushouders
Als belanghebbende van buiten de EU langdurig in Nederland komt wonen, moet hij inburgeren. Met andere woorden, hij moet de taal leren spreken en de Nederlandse samenleving leren kennen. Daarom moet hij een inburgeringsexamen doen. De kosten van een inburgeringscursus worden vergoed uit een lening die de inburgeraars bij Duo aangaan. De kosten voor een laptop vallen hier buiten.
Het is noodzakelijk dat inburgeraars de beschikking hebben over een laptop bij het volgen van de inburgeringslessen en voor het maken van het huiswerk c.q. opdrachten. Inburgeraar is zelf verantwoordelijk voor regelen van de inburgeringscursus. Na aanmelding bij een taalinstituut met kenmerk Blik op Werk kan bij de gemeente een aanvraag worden ingediend voor vergoeding van een computervoorziening via bijzondere bijstand. Deze beleidsregel staat alleen open voor alleenstaanden zonder kinderen, echtparen zonder kinderen, echtparen of alleenstaanden met kinderen die nog niet in groep 3 of hoger zitten van de basisschool. Inburgeraars met schoolgaande kinderen vanaf groep 3 van de basisschool vallen immers onder de computervoorziening ten behoeve van kinderen uit minimagezinnen.
De computervoorziening wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming van maximaal € 500,- per huishouden. Deze tegemoetkoming wordt, nadat de klant een pro forma nota heeft overgelegd, betaalbaar gesteld.
Het begrip ‘per huishouden’ betekent dat als de aanvraag wordt ingediend door gehuwden zonder kinderen in principe slechts een computervoorziening wordt verstrekt.
De computervoorziening wordt eenmalig verstrekt.
Deze beleidsregel blijft van toepassing totdat de nieuwe Inburgeringswet in werking is getreden.
Als een aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend ter voorziening in de kosten van een gedeeltelijke woninginrichting na verhuizing of echtscheiding of in de kosten van vervanging van inboedel of stoffering in geval van slijtage, dan wordt in de gemeente Schagen de volgende beleidslijn gevolgd. De kosten van woninginrichting of duurzame gebruiksgoederen zijn kosten die betaald kunnen worden uit de bijstandsnorm en/of de langdurigheidstoeslag. Als er geen spaargeld is om de kosten van te betalen, dan is een lening bij de Kredietbank Nederland (hierna: de kredietbank) de voorliggende voorziening. Is een lening niet mogelijk, dan moet de volgende afweging gemaakt worden:
Het beleid is aldus gewijzigd, dat de gemeente aanvragers niet meer standaard zal doorverwijzen naar de kredietbank. De gemeente zal een aanvraag om leenbijstand innemen. Dezelfde werkwijze dus zoals die bij de volledige woninginrichting wordt gevolgd. Bij de volledige woninginrichting (statushouders) vindt namelijk ook geen doorverwijzing naar de kredietbank plaats. Op deze wijze wordt de afhandeling van aanvragen om bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting geüniformeerd. Als het gaat om een volledige woninginrichting, dan wordt de bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt. De gemeente brengt dus geen rente bij de klant in rekening. De reden hiervoor is dat het binnen de bestaande applicatie niet mogelijk is om rente te berekenen. Als je er als gemeente toch voor kiest om rente bij de klant in rekening te brengen, dan dient de rente handmatig te worden berekend. Dit handmatig berekenen van de rente is een tamelijk arbeidsintensieve aangelegenheid. De kosten om de rente te berekenen zullen vrijwel zeker hoger zijn dan de rente die bij de klant in rekening wordt gebracht. Niet erg efficiënt dus. Het college heeft daarom besloten om ook bij de gedeeltelijke woninginrichting geen rente in rekening te brengen.
De bijzondere bijstand in de kosten van een gedeeltelijke woninginrichting wordt in de vorm van een (renteloze) lening verstrekt, als er verwijtbaar niet (voldoende) gespaard is en de noodzakelijke verhuizing daardoor niet mogelijk is. Echter, ingeval er niet verwijtbaar niet (voldoende) gespaard is, dan wordt de bijzondere bijstand om niet verstrekt.
De regels met betrekking tot de volledige woninginrichting zijn ook gewijzigd. Het oude beleid luidde -kort samengevat- als volgt: “Van statushouders die zich vanuit een Asielzoekerscentrum in een woning vestigen, kan niet verwacht worden dat zij reserveren. Zij krijgen een volledige inrichting. Een deel wordt in natura verstrekt (meubel- en witgoedpakket dat werd geleverd door Rataplan) en een deel in de vorm van geld. Het deel dat in de vorm van geld wordt verstrekt, moet worden terugbetaald. Er moet maximaal over een periode van drie jaren 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld worden terugbetaald. Nadat aan de aflossingsverplichting is voldaan, wordt het restantbedrag kwijtgescholden.”
Het meubel- en het witgoedpakket zijn afgeschaft. Het beleid met betrekking tot de volledige woning inrichting is aldus gewijzigd, dat de bijzondere bijstand in de kosten van een volledige woninginrichting is opgebouwd uit de volgende twee componenten:
Het ene deel van de bijzondere bijstand inzake de kosten van woninginrichting wordt dus om niet verleend Onder witgoed wordt het navolgende verstaan: wasmachine, koelkast, stofzuiger en gasfornuis. Het andere deel van de bijzondere bijstand wordt dus verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening. Er moet maximaal over een periode van drie jaren 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld worden terugbetaald. Nadat aan de aflossingsverplichting is voldaan, wordt het restantbedrag kwijtgescholden.
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aansluiting gezocht bij de NIBUD-prijzengids, met dien verstande dat deze normbedragen van het NIBUD met 45% worden verlaagd. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat vandaag de dag meubels voor een relatief lage prijs kunnen worden gekocht bij de kringloopwinkels of via het internet (Marktplaats of Marktnet). Deze beleidskeuze past bovendien bij het uitgangspunt dat bij bijstandsverlening uitgegaan moet worden van de goedkoopst adequate oplossing. In dat opzicht is het beleid dus ongewijzigd gebleven.
Paragraaf 3.20 Budgetbeheer. Het bijzondere bijstandsbeleid met betrekking tot het budgetbeheer is aangepast. Wat de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand betreft werd voorheen aansluiting gezocht bij de tarieven de door Plangroep gehanteerde tarieven. Aangezien Plangroep vanaf 1 januari 2017 niet meer de schuldregelingen en de complexe betalingsregeling voor de gemeente uitvoert, is het niet meer logisch om aansluiting te zoeken bij de tarieven die door dit bedrijf worden gehanteerd. Besloten is bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand uit te gaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Wel geldt er een aanvullende eis. De budgetbeheerder dient ter zake kundig en betrouwbaar te zijn. Daarom verlangt de gemeente dat de budgetbeheerder lid is van PBI (Professionele bewindvoerders en inkomensbeheerders). Als de budgetbeheerder geen lid is van PBI, dan wordt er ter zake van de kosten van budgetbeheer geen bijzondere bijstand verleend.
Paragraaf 3.22 Reiskosten i.v.m. re-integratie, participatie en tegenprestatie wordt geschrapt en overgeheveld naar het document Beleidsregels inzake de reiskostenvergoeding en vervoersvoorziening Participatiewet Gemeente Schagen 2019. Aan deze overheveling ligt de overweging ten grondslag dat deze kosten moeten worden betaald uit het werkdeel en niet- zoals nu gebeurt- uit het budget bijzondere bijstand.
Paragraaf 3.23 Vervoersvoorziening wordt geschrapt en overgeheveld naar het document Beleidsregels inzake de reiskostenvergoeding en vervoersvoorziening Participatiewet Gemeente Schagen 2019. Aan deze overheveling ligt de overweging ten grondslag dat deze kosten moeten worden betaald uit het werkdeel en niet - zoals nu gebeurt- uit het budget bijzondere bijstand.
Paragraaf 5.4 Pedicurekosten is gewijzigd. Besloten is geen bijzondere bijstand meer te verlenen voor pedicurekosten. In het algemeen is het zo dat de Zvw en de Wlz alle noodzakelijke medische of paramedische kostensoorten vergoeden. Beide regelingen gelden samen als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten (Externe link: artikel 15 lid 1 Participatiewet;).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-178985.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.