Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2019

 

 

De raad van de gemeente Borger-Odoorn besluit vast te stellen de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2019’

met inachtneming van hetgeen is bepaald in:

  • het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014, nummer 14.22932

  • de algemene bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) en de Jeugdwet.

  • de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede lid] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015;

  • de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 [en 8.1.1, derde, vierde lid,] van de Jeugdwet;

 

Als uitgangspunt voor deze verordening stelt de raad (hetgeen ook in de algemene bepalingen van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is opgenomen) dat:

  • inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten, deelnemen aan het maatschappelijk leven, gezond en veilig opgroeien, en elkaar in al deze zaken naar vermogen bijstaan (vooral ouders in de opvoeding van hun kinderen);

  • dat inwoners die onvoldoende zelfredzaam zijn, onvoldoende in staat zijn tot participatie of problemen ondervinden bij het opgroeien een beroep moeten kunnen doen op hulp en ondersteuning;

  • dat het een verantwoordelijkheid is van de gemeente om deze hulp en ondersteuning te organiseren, de toegankelijkheid ervan in het algemeen te bevorderen of dit waar nodig individueel te verstrekken als maatwerkvoorziening;

  • dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de voorzieningen die door het college worden verstrekt;

  • deze regels hebben betrekking op de voorwaarden van de Wmo 2015 en de jeugdwet, zoals de wijze van beoordeling, de verstrekking van een persoonsgebonden budget, de verhouding tussen prijs en kwaliteit, de bestrijding van oneigenlijk gebruik en de inzet van het persoonlijk netwerk.

 

Hoofdstuk 1 BEGRIPPEN EN VORMEN VAN ONDERSTEUNING

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan:

  • Adviesraad Sociaal Domein: de wijze waarop de gemeente Borger-Odoorn inwoners betrekt bij beleidsvoornemens in het kader van de Participatiewet, de Wmo-2015, de Jeugdwet en de Wet sociale werkvoorziening (WSW).

  • Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wmo 2015. Binnen de Jeugdwet is geen bijdrage verschuldigd;

  • Bouwstenen: niveaus van ondersteuning zoals geformuleerd in de raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 van de gemeenten Borger-Odoorn en Coevorden en het inkoopmodel jeugdhulp van de zeven gemeenten in Zuid-Drenthe. Uitleg over de specifieke bouwstenen staat op de website van de gemeente Borger-Odoorn. De bouwstenen voor jeugdhulp zijn onderverdeeld in drie resultaatgebieden: meedoen en zelfredzaamheid, gezond zijn en gezond opgroeien.

  • Cliënt: inwoners vanaf 18 jaar en ouder;

  • Gebruikelijke hulp: zorg die verwacht mag worden vanuit het sociale netwerk van de cliënt of jeugdige;

  • Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 en artikel 6 van de Jeugdwet;

  • Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de Wmo dan wel de behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

  • Jeugdige: kinderen en jongeren tot 18 jaar;

  • Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • Ondersteuningsplan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de hulpvrager is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren.

  • Ouders: hiermee worden ouders of verzorgers bedoeld van de jeugdige;

  • Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 en artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan de cliënt, jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de (jeugd)hulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • Respijtzorg: de tijdelijke en volledige overname van hulp en ondersteuning om de mantelzorger even te ontlasten. Respijtzorg kan alleen als maatwerk worden ingezet indien dit niet vrijwillig kan worden opgepakt vanwege de aard van de benodigde hulp of ondersteuning.

  • Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) of Jeugdwet;

 

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder voorzieningen verstaan:

  • Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening van derden die algemeen verkrijgbaar is en dus niet onder de verantwoordelijkheid valt die het college heeft vanuit de Wmo 2015 en Jeugdwet;

  • Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten zoals bedoeld in de Wmo 2015 of jeugdwet dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

  • Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo of Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • Maatwerkvoorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Jeugdwet; ook wel individuele voorziening genoemd, of zoals opgenomen in de Wmo 2015 een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • 1.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • 2.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • 3.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

  • Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

 

Artikel 2 Vormen van ondersteuning

 

  • 1.

    De volgende vormen van algemene voorzieningen (niet zijnde maatwerk) zijn beschikbaar:

    • preventie (inclusief advies en voorlichting)

    • cliëntondersteuning (lichte -opvoed- ondersteuning)

    • jeugdgezondheidszorg

    • ontwikkeling en stimulering (inclusief peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie)

    • welzijnswerk en jeugdigen/jongerenwerk

    • vertrouwenspersoon

    • Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis Drenthe)

    • schoonmaakondersteuning

  • 2.

    De volgende vormen van maatwerkvoorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Voor maatschappelijke ondersteuning:

      • begeleiding bij zelfredzaamheid en participatie

      • vervoersvoorzieningen

      • hulp bij het huishouden

      • hulpmiddelen (bijvoorbeeld rolstoel en scootmobiel)

      • woningaanpassingen

      • Respijtzorg

    • b.

      Voor jeugdhulp:

      • Gespecialiseerde ambulante zorg

      • Open residentiële zorg

      • Pleegzorg

      • Dagbehandeling

      • Spoedeisende zorg

      • Gesloten jeugdzorg

      • Jeugdbescherming

      • Jeugdreclassering

      • Jeugd-lvg

      • Jeugd-ggz

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling algemene en maatwerkvoorzieningen, op productniveau, uitwerken die op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

 

Artikel 3 Cliëntondersteuning

 

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt, jeugdige of ouders uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger, jeugdigen en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

 

 

Hoofdstuk 2 Toegang

 

 

Artikel 4 Toegang maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

 

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van de Wmo (artikel 2.3.1. tot en met 2.3.5) en de Jeugdwet (artikel 2.3) bij nadere regeling, op welke wijze in samenspraak met de cliënt, jeugdige of zijn ouders wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt.

  • 2.

    Een gesprek maakt altijd deel uit van de procedure in de aanvraag voor een maatwerkvoorziening, tenzij de hulpvraag genoegzaam bekend is. Dan kan het college in overleg met de cliënt, jeugdige en / of zijn ouders afzien van een gesprek.

  • 3.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen in de gelegenheid het plan te overhandigen. Dit plan wordt vervolgens besproken in het gesprek als bedoeld in het tweede lid.

 

Artikel 5 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

 

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen maatwerkvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

 

Hoofdstuk 3 MAATWERK

 

 

Artikel 6 Criteria voor een maatwerkvoorziening

 

  • 1.

    Het college neemt het verslag van het in artikel 4 genoemde gesprek, het zogenaamde ondersteuningsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, derde lid heeft opgesteld dan betrekt het college dat plan bij zijn beoordeling, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Een cliënt, een jeugdige of zijn ouders, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt, jeugdige of zijn ouders ondervindt, voor zover de cliënt, jeugdige of zijn ouders deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt, jeugdige of zijn ouders in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt, jeugdige of zijn ouders met psychische of psychosociale problemen en de cliënt, jeugdige of zijn ouders die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt, jeugdige of zijn ouders deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt, jeugdige of zijn ouders aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt, jeugdige of zijn ouders in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving

  • 4.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning:

    • a.

      voor de cliënt, jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      voorzienbaar was, maar van de cliënt, jeugdige of zijn ouders redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt, jeugdige of zijn ouders zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt, jeugdige of zijn ouders geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt, jeugdige of zijn ouders aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 6.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

 

Artikel 7 Advisering

 

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om onafhankelijk advies vragen als het college dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

 

Artikel 8 Inhoud beschikking

 

Algemeen

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Maatwerkvoorziening jeugdhulp

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening jeugdhulp worden in de beschikking tevens de met de jeugdige en / of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd.

 

Maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      als er sprake is van een te betalen bijdrage voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      als er sprake is van een te betalen bijdrage voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

 

 

Artikel 9 Regels voor pgb van de maatwerkvoorzieningen

 

  • Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo en artikel 8.1.1. van de Jeugdwet.

 

Voorwaarden

  • 1.

    In plaats van hulp in natura kan de inwoner een pgb krijgen als het om maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp gaat en voldaan is aan de voorwaarden die de Wmo 2015 en de Jeugdwet stellen.

  • 2.

    Het pgb is bedoeld voor maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp, maar kan niet aan alle kosten die daarmee te maken hebben worden besteed. Het pgb kan niet besteed worden aan:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers

    • b.

      Het voeren van een pgb-administratie

    • c.

      Ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb-administratie; en

    • d.

      Kosten voor een feestdagenuitkering aan de hulpverleners.

    • e.

      Administratieve kosten;

    • f.

      Reiskosten;

    • g.

      Eindejaarsuitkering.

  • 3.

    De gemeente verstrekt geen pgb in de volgende situaties:

    • a.

      De kosten zijn gemaakt vóórdat de aanvraag is ingediend en het is niet meer na te gaan of die hulp nodig was

    • b.

      Het gaat om kosten voor vervoer, maar de inwoner kan gebruikmaken van het collectief vervoer

    • c.

      Uit het door de inwoner ingediende pgb-plan blijkt niet dat de kwaliteit van de hulp voldoende gewaarborgd is.

    • d.

      De inwoner kan het pgb niet zelf beheren en de beoogde pgb-beheerder is dezelfde persoon als de beoogde hulpverlener.

 

Pgb bij hulp door personen uit het sociale netwerk

  • 4.

    De persoon die maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp biedt, hoeft niet dezelfde professionele ervaring en opleiding te hebben als door de gemeente gecontracteerde aanbieders mits hij voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een persoon uit het sociaal netwerk van de betreffende inwoner;

    • b.

      Deze persoon hanteert een tarief dat niet hoger is dan het percentage, genoemd in lid 7;

    • c.

      Deze persoon heeft gemotiveerd aangegeven dat de hulp niet tot overbelasting leidt.

 

Hoogte en tarief pgb

  • 5.

    Het pgb wordt door de gemeente vastgesteld aan de hand van een plan over de besteding van het pgb dat de inwoner heeft gemaakt (pgb-plan). Het plan moet goedgekeurd zijn door de gemeente.

  • 6.

    Het pgb wordt gebaseerd op een offerte voor de aangegeven kosten én op basis van de kosten die de gemeente gemaakt zou hebben als er hulp in natura zou zijn verstrekt. Gaat het om een product, dan houdt de gemeente bij de hoogte van het pgb rekening met de reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • 7.

    Voor ondersteuning of hulp zoals bedoeld in lid 4 (personen uit het sociale netwerk) zal het college uitgaan van tarieven die (maximaal) 50% (jeugdhulp) of 70% (maatschappelijke ondersteuning) zijn van de tarieven zoals die gelden voor door de gemeente gecontracteerde aanbieders.

  • 8.

    Voor alle pgb’s geldt dat er geen vrij besteedbaar bedrag is.

  • 9.

    Het jaarbudget wordt berekend door het toegekend aantal eenheden per week te vermenigvuldigen met het tarief per eenheid en 52 weken.

 

 

Artikel 10. Pgb-tarieven maatschappelijke ondersteuning

 

  • 1.

    Op grond van de bepalingen in lid 6 en 7 van artikel 9 gelden voor maatschappelijke ondersteuning in 2019 de tarieven in onderstaande tabel. Bij bouwstenen met ‘geen’ is het niet toegestaan om het pgb-budget in te zetten voor personen uit het sociale netwerk.

  • 2.

    Voor de bouwsteen ‘respijtzorg’ geldt een maximum van 2,5 etmalen per week.

  • 3.

    De hoogte van het budget in 2019 voor een autoaanpassing en sportrolstoel wordt bepaald op de tegenwaarde van de door het college opgevraagde of goedgekeurde offerte. Dit geldt ook voor het bezoekbaar maken van een woning, met een maximum van € 2.565,-.

 

 

Bouwsteen

Eenheid

Artikel 9 lid 6

Artikel 9 lid 7

Zelfredzaamheid regulier

Uur

€ 36,75

€ 26,25

Zelfredzaamheid zwaar

Uur

€ 58,25

€ 41,00

Participatie regulier

Dagdeel

€ 39,50

€ 27,25

Participatie zwaar

Dagdeel

€ 64,50

€ 45,50

Respijtzorg

Etmaal

€ 26,75

€ 19,00

Vervoer

Maand

€ 47,47

Geen

Verhuiskosten

Eenmalig

€ 1.750,00

Geen

 

Artikel 11. Pgb-tarieven jeugdhulp

 

  • 1.

    Op grond van de bepalingen in lid 6 en 7 van artikel 9 gelden voor jeugdhulp in 2019 de tarieven in onderstaande tabel. Bij bouwstenen met ‘geen’ is het niet toegestaan om het pgb-budget in te zetten voor personen uit het sociale netwerk.

  • 2.

    De bouwstenen onder ‘Meedoen en zelfredzaamheid’ zijn inclusief persoonlijke verzorging en vervoer. Daarbij kunnen de bouwstenen ‘logeren basis’ en ‘logeren specialistisch’ alleen worden geïndiceerd als er gemiddeld over een jaar sprake is van maximaal vier etmalen logeren en/of kortdurend verblijf binnen één maand; logeren en/of kortdurend verblijf tijdens schoolvakanties op schooldagen niet meegerekend. Wordt niet aan deze voorwaarde voldaan, dan mogen deze bouwstenen niet gebruikt worden. Dan zijn de bouwstenen verblijf basis en specialistisch van toepassing.

 

Bouwstenen ‘Meedoen en zelfredzaamheid’

Eenheid

Artikel 9 lid 6

Artikel 9 lid 7

Licht en midden

Uur

€ 44,40

€ 20,70

Zwaar

Uur

€ 57,00

€ 28,40

Dagbesteding basis/intensief

Dagdeel

€ 46,59

Geen

Dagbesteding intensief specialistisch

Dagdeel

€ 88,00

Geen

Verblijf basis

Etmaal

€ 119,02

€ 59,00

Verblijf specialistisch

Etmaal

€ 144,90

Geen

Zelfstandigheidstraining

Etmaal

€ 72,45

Geen

Logeren basis

Etmaal

€ 176,08

Geen

Logeren specialistisch

Etmaal

€ 201,86

Geen

 

Bouwstenen ‘Gezond zijn’

Eenheid

Artikel 9 lid 6

Artikel 9 lid 7

Verblijf basis

Etmaal

€ 207,06

Geen

Verblijf specialistisch

Etmaal

€ 253,63

Geen

 

Bouwstenen

‘Gezond opgroeien’

Eenheid

Artikel 9 lid 6

Artikel 9 lid 7

Gastgezin

Etmaal

€ 41,42

Geen

Gezinshuis

Etmaal

€ 144,90

Geen

Time-out

Etmaal

€ 93,14

Geen

 

 

Artikel 12 Hoogte van financiële tegemoetkomingen vorige verordeningen

 

  • Financiële tegemoetkomingen die op grond van voorafgaande regelgeving zijn verstrekt en waarvan de geldigheidstermijn nog niet is verstreken, worden op de volgende wijze omgezet in een pgb-vervoer.

 

Tegemoetkoming

Met ingang van

Hoogte

Kosten (rolstoel)taxi

1 januari 2019

Conform artikel 10

Gebruik eigen auto en auto derden

1 januari 2019

€ 840 per jaar

 

1 januari 2020

€ 740 per jaar

 

1 januari 2021

Conform artikel 10

 

Artikel 13 Bijdrage voor de Algemene Voorziening Schoonmaakondersteuning

  •  

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning en een algemene voorziening schoonmaakondersteuning.

  • 2.

    De bijdrage voor de schoonmaakondersteuning is gelijk aan maximaal de kostprijs en bedraagt € 26,-- per uur.

  • 3.

    Inwoners die tot de doelgroep behoren, kunnen in aanmerking komen voor een korting van € 21,-- per uur op de bijdrage voor de schoonmaakondersteuning. Een inwoner behoort tot de doelgroep als hij vanwege zijn ziekte of beperking (deels) niet in staat is om huishoudelijk werk te verrichten en waarvoor geen of onvoldoende oplossing kan worden gevonden binnen het eigen huishouden en sociaal netwerk.

  • 4.

    Inwoners uit de doelgroep die drie maanden voorafgaand aan de aanvraagdatum maximaal een netto inkomen hadden van maximaal 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm kunnen in aanmerking komen voor een korting van € 26,-- op de bijdrage voor de schoonmaakondersteuning. Het vermogen van een belanghebbende op de aanvraagdatum wordt bij de berekening van de financiële ruimte meegenomen. Daarbij gelden de volgende vermogensgrenzen (peildatum 1 januari 2019): alleenstaanden € 6.120,--, en echtpaar, samenwonenden of alleenstaande ouders € 12.240,-- Tot het vermogen wordt gerekend het totaal van de bezittingen, verminderd met eventuele schulden. De waarde van de eigen woning wordt vrijgelaten tot een bedrag van € 51.600,-- alsmede de waarde van één motorvoertuig tot een bedrag van € 5.000,--.

  • 5.

    Inwoners waarvan de partner langdurig is opgenomen in een instelling voor verblijf op grond van de Wet langdurige zorg kunnen in aanmerking komen voor een korting op de bijdrage voor schoonmaakondersteuning van € 26,--.

  • 6.

    De in lid 2, 3, 4 en 5 genoemde korting kan men aanvragen door binnen drie maanden na het afgeven van de beschikking van de schoonmaakondersteuning een door het college vastgesteld formulier in te dienen. Indien het na drie maanden na het afgeven van de beschikking wordt aangevraagd dan is de ingangsdatum de eerste dag van de maand waarop de aanvraag is ingediend (overeenkomstig de CAK periode).

 

Artikel 14 Bijdrage maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning

 

  • 1.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt bepaald in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en conform artikel 2.1.4, zevende lid van de Wmo 2015 geïnd door het CAK.

  • 2.

    Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na een consultatie in de markt of in overleg met de aanbieder. De kostprijs van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

 

 

Artikel 15 Bijdrage collectief vervoer

 

  • 1.

    De bijdrage voor het collectief vervoer (Wmo-taxi) bestaat uit een instaptarief van € 0,89 en een kilometertarief van € 0,16. Deze gereduceerde tarieven gelden voor 25 kilometer per enkele reis. Boven 25 kilometer geldt het commerciële tarief.

  • 2.

    De eenmalige bijdrage (leges) voor de afgifte van een Wmo-taxipas bedraagt € 28,--.

 

 

Artikel 16 Regeling zak- en kleedgeld voor jongeren met een jeugdbeschermingsmaatregel

 

  • 1.

    Het college stelt ten behoeve van de jeugdige op wie een kinderbeschermingsmaatregel van toepassing is, waarbij het voor de voogd waar de jeugdige onder toezicht staat, blijkt dat het duurzaam onmogelijk is om zelf van de onderhoudsplichtige ouders een bijdrage voor zak- en kleedgeld te ontvangen, een vervangende bijdrage ter beschikking gelijk aan maximaal de geldende wettelijke kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet. De bijdrage wordt uitbetaald aan de voogd van de jeugdige of de instelling waar de jeugdige verblijft mits de jeugdhulpinstelling aantoont dat zij zelf voldoende heeft getracht de ouders aan te spreken op hun onderhoudsplicht.

  • 2.

    Ter onderbouwing van de aanspraak uit het eerste lid overlegt de jeugdhulpinstelling een dossier waaruit blijkt dat ten minste één schriftelijke aanschrijving is gedaan, waarop door de ouders geen bijdragen zijn voldaan en de ouders van de jeugdige zijn vertrokken onbekend waarheen, of dat het voor de opvang en hulpverlening aan de jeugdige van wezenlijk belang is om het contact over de zak- en kleedgeldbijdrage met de ouders te vermijden, of dat de ouders op korte termijn niet kunnen voldoen aan de onderhoudsplicht en dit blijkt uit verkregen gegevens omtrent hun inkomens en vermogenssituatie.

 

 

Artikel 17 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

 

  • Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

 

 

Artikel 18 Tegemoetkoming voor chronisch zieken en mensen met een beperking

 

  • 1.

    Een inwoner van 18 jaar of ouder kan een financiële tegemoetkoming van € 300,- ontvangen voor het jaar voorafgaand aan de aanvraag als hij of zij een inkomen van het voorafgaand jaar niet hoger is dan 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm en aannemelijk kan maken dat er in dat jaar kosten zijn gemaakt voor een chronisch ziekte en/of een beperking. Het college bepaalt bij nadere regeling hoe deze aannemelijkheid moet worden aangetoond.

  • 2.

    De kostendelersnorm is niet van toepassing. Indien er een kostendeler aanwezig is wordt dit niet meegenomen in de berekening.

  • 3.

    Een geldig rijbewijs volstaat als geldig identificatiedocument.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan gemotiveerd worden afgeweken van lid 3.

 

 

Artikel 19 Indexering

 

  • 1.

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de Centraal Bureau voor de Statistiek prijsindex voor gezinsconsumptie.

  • 2.

    Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

 

Hoofdstuk 4 KWALITEIT

 

 

Artikel 20 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

 

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

 

Artikel 21 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden (Code verantwoordelijk Marktgedrag)

 

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor door derden te leveren diensten, zoals maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo en artikel 2.11 van de Jeugdwet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1° een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2° de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren algemeen gebruikelijke voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      De marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • 1° Aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening.

      • 2° Instructie over het gebruik van de voorziening.

      • 3° Onderhoud van de voorziening.

 

 

Artikel 22 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering

 

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Een cliënt, jeugdige of zijn ouders doen aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing.

  • 3.

    Het college kan een beslissing als bedoeld in de Wmo of Jeugdwet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt, jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt, jeugdige of zijn ouders niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen.

    • c.

      De maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten.

    • d.

      De cliënt, jeugdige of zijn ouders niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt, jeugdige of zijn ouders de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 3 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

 

 

Artikel 23 Toezicht en handhavingskader

 

  • 1.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de eisen in artikel 20 door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan het toezicht en handhavingskader bij nadere regeling uitwerken.

 

Artikel 24 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

 

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

 

 

Artikel 25 Opschorting van betalingen uit pgb

 

  • Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015 of artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e van de Jeugdwet.

 

 

Hoofdstuk 5 KLACHTEN, MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK

 

 

Artikel 26 Klachtregeling

 

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

 

 

Artikel 27 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

 

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten, jeugdigen of zijn ouders over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek.

 

 

Artikel 28 Privacy en informatie uitwisseling

 

  • 1.

    Het college en aanbieders houden zich voor de verwerking en uitwisseling van persoonsgegevens aan de geldende privacy wet- en regelgeving (Wmo 2015, Jeugdwet en (Uitvoeringswet) Algemene Verordening Gegevensbescherming). Dit geldt ook voor de samenwerking met de Stichting Sociale Teams. Het college vindt het van belang dat de privacyrechten van de cliënten worden gerespecteerd.

  • 2.

    Het college informeert actief de cliënten over hun privacyrechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

  • 3.

    Het college vindt het belangrijk dat voor de verwerking en uitwisseling van persoonsgegevens passende organisatorische en technische maatregelen zijn genomen om inbreuken in verband met persoonsgegevens te voorkomen.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste lid.

  • 5.

    Het college heeft in zijn privacybeleid en reglement nadere regels vastgelegd ter uitvoering van de leden twee en drie en hoe de gemeente met privacy om gaat.

 

 

Artikel 29 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

 

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval (vertegenwoordigers van) cliënten, jeugdigen of ouders in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval (vertegenwoordigers van) cliënten, jeugdigen of ouders kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Ter uitvoering van het eerste en tweede lid betrekt het college ingezetenen middels een Adviesraad sociaal domein bij haar beleidsvoornemens. Hiervoor heeft het college nadere regels vastgesteld in de verordening ‘Cliëntparticipatie sociaal domein Borger-Odoon 2016’.

 

 

Hoofdstuk 6 SLOTBEPALINGEN

 

 

Artikel 30 Nadere regels en hardheidsclausule

 

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

 

Artikel 31 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

 

  • 1.

    De verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2015 worden ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2015, totdat het college een nieuw besluit op een voorziening heeft genomen, waarbij het eerdere besluit waarmee deze voorziening is verstrekt wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn 2015, worden beslist met inachtneming van die verordening.

  • 5.

    Van het in het derde en vierde lid gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

 

 

Artikel 32 Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Borger-Odoorn.

 

 

Naar boven