Gemeente Landgraaf - 15e wijziging Algemene plaatselijke verordening gemeente Landgraaf 2008

 

De raad van de gemeente Landgraaf,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei 2019;

 

overwegende,

 

dat de Algemene plaatselijke verordening gemeente Landgraaf 2008 op onderdelen moet worden geactualiseerd;

 

gelet op het bepaalde in artikel 149 en artikel 151d van de Gemeentewet;

 

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende 15e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Landgraaf 2008:

 

Artikel I

 

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Landgraaf 2008 wordt gewijzigd als volgt:

 

A

Na artikel 2.1.6.8 wordt een nieuw artikel toegevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2.1.6.9

(Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen

 

1. Het is verboden op de weg, al dan niet in een motorvoertuig, te slapen dan wel op of aan de weg een voertuig, woonwagen, caravan, tent of een soortgelijk of een ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

2. Dit verbod geldt niet indien een vergunning is verleend overeenkomstig hoofdstuk 5 afdeling 7 van deze verordening (kamperen buiten kampeerterrein).

 

B

Artikel 2.2.2 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.2.2 Evenement

1. Het is verboden zonder vergunning van de Burgemeester een B-of C-evenement te organiseren.

2. Indien het een A-evenement betreft, waarvan in elk geval sprake is indien:

a. het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan 150 personen;

b. het evenement tussen 10.00 uur en 24.00 uur plaatsvindt;

c. niet langer dan tot 23.00 uur live/versterkte muziek ten gehore wordt gebracht;

d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, fiets-, bromfiets-of parkeergelegenheid of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2

per object;

f. er een organisator is, dan dient die organisator de Burgemeester tenminste 4 weken voorafgaand aan het evenement

in kennis te stellen van het voorgenomen evenement met een door de Burgemeester

vastgesteld meldingsformulier. Het evenement mag slechts doorgang vinden indien binnen 2 weken na ontvangst van het meldingsformulier door de Burgemeester geen bericht aan de organisator is verzonden dat het evenement zoals gemeld niet kan plaatsvinden.

3. De Burgemeester kan toestemming voor het evenement zoals bedoeld in het tweede lid

weigeren in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

4. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op feesten,

muziekvoorstellingen en wedstrijden op of aan de weg, voor zover artikel 10 jo artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994 in deze situatie voorziet alsook op evenementen in een horeca-inrichting.

5. De Burgemeester kan aan de melding zoals bedoeld in lid 2 en lid 3 voorschriften

verbinden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de Burgemeester de vergunning weigeren indien:

a. de aanvraag om vergunning niet vòòr 1 november voorafgaand aan het jaar waarin het evenement zal plaatsvinden ontvangen is en het maximaal mogelijk aantal evenementen op een bepaalde locatie reeds is aangevraagd of is vergund;

b. de aanvraag om vergunning vòòr 1 november voorafgaand aan het jaar waarin het evenement zal plaatsvinden ontvangen is, maar het maximaal mogelijk aantal evenementen op een bepaalde locatie reeds is bereikt, waarbij als uitgangspunt geldt dat een jaarlijks terugkerend evenement voorrang heeft op een nieuw te houden evenement en voor het overige de volgorde van binnenkomst van de aanvraag om vergunning geldt;

c. de aanvraag om vergunning voor een C-evenement niet binnen de in artikel 1.2 vierde lid genoemde termijn is ingediend;

7. a. Op een aanvraag om vergunning voor een evenement als bedoeld in het eerste lid, welk naar het oordeel van de burgemeester veel invloed op de woonomgeving kan hebben, is de openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

b. Er is in ieder geval sprake van een evenement welk naar het oordeel van de Burgemeester veel invloed op de woonomgeving heeft, indien:

- er meer dan 10.000 bezoekers verwacht worden en

- er sprake is van negatieve evaluatie-en/of ervaringsgegevens met betrekking tot een soortgelijk evenement dat in de gemeente Landgraaf of elders heeft plaatsgehad dan wel;

- uit concrete feiten blijkt dat een negatieve uitstraling van het evenement te verwachten is.

 

Artikel 2.2.2 Evenement

1. Het is verboden zonder vergunning van de Burgemeester een B-of C-evenement te organiseren.

2. Indien het een A-evenement betreft, waarvan in elk geval sprake is indien:

a. het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan 150 personen;

b. het evenement tussen 10.00 uur en 24.00 uur plaatsvindt;

c. niet langer dan tot 23.00 uur live/versterkte muziek ten gehore wordt gebracht;

d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, fiets-, bromfiets-of parkeergelegenheid of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2

per object;

f. er een organisator is, dan dient die organisator de Burgemeester tenminste 4 weken voorafgaand aan het evenement

in kennis te stellen van het voorgenomen evenement met een door de Burgemeester

vastgesteld meldingsformulier. Het evenement mag slechts doorgang vinden indien binnen 2 weken na ontvangst van het meldingsformulier door de Burgemeester geen bericht aan de organisator is verzonden dat het evenement zoals gemeld niet kan plaatsvinden.

3. De Burgemeester kan toestemming voor het evenement zoals bedoeld in het tweede lid

weigeren in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

4. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op feesten,

muziekvoorstellingen en wedstrijden op of aan de weg, voor zover artikel 10 jo artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994 in deze situatie voorziet alsook op evenementen in een horeca-inrichting.

5. De Burgemeester kan aan de melding zoals bedoeld in lid 2 en lid 3 voorschriften

verbinden.

6. Bij de indiening van de vergunningaanvraag als bedoeld in lid 1 respectievelijk melding als bedoeld in lid 2 worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 . van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worde n gedaan op grond van artikel 2. 1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

 

7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de Burgemeester de vergunning weigeren indien:

a. de aanvraag om vergunning niet vóór 1 november voorafgaand aan het jaar waarin het evenement zal plaatsvinden ontvangen is en het maximaal mogelijk aantal evenementen op een bepaalde locatie reeds is aangevraagd of is vergund;

b. de aanvraag om vergunning vóór 1 november voorafgaand aan het jaar waarin het evenement zal plaatsvinden ontvangen is, maar het maximaal mogelijk aantal evenementen op een bepaalde locatie reeds is bereikt, waarbij als uitgangspunt geldt dat een jaarlijks terugkerend evenement voorrang heeft op een nieuw te houden evenement en voor het overige de volgorde van binnenkomst van de aanvraag om vergunning geldt;

c. de aanvraag om vergunning voor een C-evenement niet binnen de in artikel 1.2 vierde lid genoemde termijn is ingediend;

7. a. Op een aanvraag om vergunning voor een evenement als bedoeld in het eerste lid, welk naar het oordeel van de burgemeester veel invloed op de woonomgeving kan hebben, is de openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

b. Er is in ieder geval sprake van een evenement welk naar het oordeel van de Burgemeester veel invloed op de woonomgeving heeft, indien:

- er meer dan 10.000 bezoekers verwacht worden en

- er sprake is van negatieve evaluatie-en/of ervaringsgegevens met betrekking tot een soortgelijk evenement dat in de gemeente Landgraaf of elders heeft plaatsgehad dan wel;

- uit concrete feiten blijkt dat een negatieve uitstraling van het evenement te verwachten is.

 

 

 

C.

Artikel 2.3.1.2 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf

 

1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de Burgemeester.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, kan de Burgemeester de vergunning weigeren, indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

3. De weigeringsgrond als bedoeld in het tweede lid geldt niet voor zover de strijdigheid met het bestemmingsplan uitsluitend betrekking heeft op de exploitatie van een terras.

 

 

 

 

 

 

 

4a Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, weigert de Burgemeester de vergunning indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt, die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

Met bedoelde verklaring omtrent gedrag wordt gelijkgesteld een verklaring afgegeven door een onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Ruimte, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

4b In afwijking van het bepaalde onder a geldt deze weigeringsgrond alleen als het een aanvraag om vergunning voor een horecabedrijf betreft, waarvoor niet tevens een vergunning op grond van de Drank-en Horecawet is vereist.

4c Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de Burgemeester de vergunning weigeren indien er aanwijzingen zijn dat in de horeca-inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

5. Het eerste lid geldt niet voor :

a. een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

b. een horecabedrijf in zorginstellingen;

c. een horecabedrijf in musea;

d. kantines in scholen en bedrijfskantines.

6. Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid onder a gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

7. Ten aanzien van een of meer terrassen behorende bij het horecabedrijf, voor zover deze zich op de weg bevinden, geldt het bepaalde in artikel 2.1.5.1. met dien verstande dat het verboden is zonder vergunning van de Burgemeester de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie ervan.

8. De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem

handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

 

Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf

 

1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de Burgemeester.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, kan de Burgemeester de vergunning weigeren, indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

3. De weigeringsgrond als bedoeld in het tweede lid geldt niet voor zover de strijdigheid met het bestemmingsplan uitsluitend betrekking heeft op de exploitatie van een terras.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, weigert de Burgemeester de vergunning indien een leidinggevende niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid, van de Drank- en Horecawet aan leidinggevenden gestelde eisen.

5a. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, weigert de Burgemeester de vergunning indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt, die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

Met bedoelde verklaring omtrent gedrag wordt gelijkgesteld een verklaring afgegeven door een onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Ruimte, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

5b. In afwijking van het bepaalde onder 5a geldt deze weigeringsgrond alleen als het een aanvraag om vergunning voor een horecabedrijf betreft, waarvoor niet tevens een vergunning op grond van de Drank-en Horecawet is vereist.

6. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de Burgemeester de vergunning weigeren indien er aanwijzingen zijn dat in de horeca-inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

7 . Het eerste lid geldt niet voor :

a. een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

b. een horecabedrijf in zorginstellingen;

c. een horecabedrijf in musea;

d. kantines in scholen en bedrijfskantines.

8. Voor het horecabedrijf als bedoeld in het zevende lid onder a gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

9. Ten aanzien van een of meer terrassen behorende bij het horecabedrijf, voor zover deze zich op de weg bevinden, geldt het bepaalde in artikel 2.1.5.1. met dien verstande dat het verboden is zonder vergunning van de Burgemeester de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie ervan.

10. De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem

handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

 

D

Artikel 2.4.1 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.4.1

Betreden gesloten woning of lokaal

 

1. Het is verboden een krachtens artikel 174a Gemeentewet, gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

2. Het is verboden een krachtens artikel 13b, Opiumwet, gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorende erf te betreden.

Dit verbod geldt niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

 

 

 

 

 

3. De Burgemeester is bevoegd van het in het eerste of tweede lid bedoelde verbod ontheffing te verlenen.

Artikel 2.4.1

Betreden gesloten woning of lokaal

 

1. Het is verboden een krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

 

 

 

3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

4. De Burgemeester is bevoegd van het in het eerste of tweede lid bedoelde verbod ontheffing te verlenen

 

E

Artikel 2.4.5 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d.

 

1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden, zich te bevinden buiten de wegen of paden gelegen in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken dan wel in/tussen aanplantingen, bloemperken, heester-of struikgewas die op of aan de weg liggen.

 

 

2. Het College kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen en dergelijke 

1. Het is verboden zonder ontheffing van het C ollege zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken, grasperken of buiten de daarin gelegen wegen of paden.

2. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

 

F

Artikel 2.4.7 eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.4.7

Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

1. Het is verboden op openbare plaatsen:

a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, heining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

b. zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de artikelen 424, 426 bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht, of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, van toepassing is.

 

Artikel 2.4.7

Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen  

1. Het is verboden op een openbare plaats:

a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

b. zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

 

 

G

Artikel 2.7.1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat 

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

 

 

 

H

Artikel 2.8.2 wordt als gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.8.2

Cameratoezicht op openbare plaatsen

De Burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet, indien dat in het belang van handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1, van de Wet openbare manifestaties.

 

Artikel 2.8.2

Cameratoezicht op openbare plaatsen

1. De Burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

 

 

 

2. De Burgemeester heeft de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, eveneens ten aanzien van voor een ieder toegankelijke parkeerterreinen en parkeergarages.

 

 

 

I

Artikel 2.8.4 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.8.4

Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

3. De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

a. geluid- of geurhinder;

b. hinder van dieren;

c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Artikel 2.8.4

Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

 

 

 

 

 

2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggenbij ernstige en herhaaldelijke:

a. geluid- of geurhinder;

b. hinder van dieren;

c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

 

 

 

 

 

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking.

 

 

 

Aldus besloten in de openbare besluitvormende raad, gehouden op 27 juni 2019.

De griffier, De voorzitter,

Naar boven