Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg,

gelezen het bestuurlijk behandelvoorstel met kenmerk 1098;

gelet op Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016;

besluit:

vast te stellen de volgende wijzigingen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016:

 

 

 

 

 

 

Artikel I

De artikelen 2.1, 2.2, 2.4, 2.5, 2.7, 3.1, 4.1, 5.1 en 6.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 worden gewijzigd zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

 

Artikel II

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking de dag na de dag van bekendmaking.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 9 april 2019.

 

mr. drs. M.R. Gorsse K. Tigelaar

wnd. secretaris burgemeester

 

 

 

Bijlage  

BIJLAGE

Bijbehorende was-wordt lijst bij het collegebesluit tot wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Leidschendam-Voorburg 2016

A

Artikel 2.1 onder 3 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.1 onder 3

Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor maatwerkvoorzieningen die naar hun aard niet door het College in natura verstrekt worden, zoals woningaanpassingen.

Artikel 2.1 onder 3

Een persoonsgebonden budget wordt in ieder geval verstrekt voor maatwerkvoorzieningen die naar hun aard niet door het College in natura verstrekt worden.

B

Artikel 2.2 onder 1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.2 onder 1

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening en wordt gesteld op vijf jaar. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.

Artikel 2.2. onder 1

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening en wordt gesteld op de duur van de economische levensduur. De budgethouder wordt geacht gedurende de economische levensduur te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.

 

C

Artikel 2.4 onder 1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.4 onder 1

Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

Artikel 2.4 onder 1

Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

 

D

Artikel 2.5 onder 2 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.5 onder 2

In afwijking van artikel 5.2 derde lid onder d van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.5 onder 2

In afwijking van artikel 6.1 tweede lid onder d van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

 

E

Artikel 2.7 onder 3 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.7 onder 3

Het tarief is een all-in tarief waarin componenten als bedoeld in de artikelen 11.3, 15.4 en 15.5 van de Verordening, voor zover van toepassing, zijn verdisconteerd.

Artikel 2.7 onder 3

Het tarief is een all-in tarief waarin componenten als bedoeld in de artikelen 11.2, 15.4 en 15.5 van de Verordening, voor zover van toepassing, zijn verdisconteerd.

 

F

Artikel 3.1 onder 1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.1 onder 1

De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrage plichtig inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit WMO 2015, waarbij voor «12,5%» telkens wordt gelezen «10%».

Artikel 3.1 onder 1

De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit WMO 2015.

 

G

Artikel 4.1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.1 eerste zin

Onverminderd de toepassing van artikel 9.4 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

Artikel 4.1 eerste zin

Onverminderd de toepassing van artikel 9.3 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

 

H

Artikel 5.1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.1

1. Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

a. de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening;

b. de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

c. individueel (rolstoeltaxi)vervoer.

2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de meerkosten, genoemd in het eerste lid, aanhef en onderdeel b en c, wordt ingediend alvorens de meerkosten gemaakt worden.

Artikel 5.1

1. Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten verlenen voor:

a. de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening;

b. de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

c. individueel (rolstoeltaxi)vervoer.

2. Voor een tegemoetkoming in de meerkosten, genoemd in het eerste lid, aanhef en onderdeel b en c, wordt een aanvraag ingediend alvorens de meerkosten gemaakt worden.

 

I

Hoofdstuk 6 en artikel 6.1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Citeertitel en inwerkingtreding

1. Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

2. Dit Besluit treedt in werking op 12 oktober 2016, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Leidschendam-Voorburg 2015.

   

Hoofdstuk 6 Indexering

Artikel 6.1 Indexering

1. Het College kan de in dit besluit genoemde bedragen jaarlijks met ingang van 1 januari van een betreffend kalenderjaar indexeren.

2. Indien het College de in dit Besluit genoemde bedragen met ingang van 1 januari van een betreffend kalenderjaar indexeert, zal de indexatie gebaseerd zijn op de percentages volgens de Macro-Economische Verkenningen (MEV) of Consumentenprijsindex (CPI) of enig ander ter vervanging daarvan erkend instrumentarium.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Citeertitel en inwerkingtreding

1. Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

2. Dit Besluit treedt in werking op 12 oktober 2016, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Leidschendam-Voorburg 2015.  

 

 

Naar boven