Reglement van orde voor de raad Purmerend 2019

De raad van de gemeente Purmerend,

 

gelezen het voorstel d.d. 28 mei 2019, nr. 1444998,

 

B E S L U I T:

 

de volgende verordening vast te stellen:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel om een voorgesteld besluit te wijzigen, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel om een aanhangig amendement te wijzigen, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel over de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel op initiatief van een lid of meerdere raadsleden;

  • g.

    burgerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde t.b.v. de agenda van de raadsvergadering zoals bedoeld in de verordening burgerinitiatief;

  • h.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • i.

    presidium: het presidium als bedoeld in artikel 4;

  • j.

    interpellatie: vraag/vragen van een raadslid buiten de orde te stellen aan een lid van het college, over enig punt van algemeen belang;

  • k.

    griffier: de functionaris, zoals bedoeld in artikel 107 van de wet, die de raad en de voorzitter bij de uitoefening van hun taken ter zijde staat.

  • l.

    wet: Gemeentewet

  • m.

    interruptie: korte vraag of opmerking zonder inleidend betoog;

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter:

  • a.

    leidt de vergadering;

  • b.

    handhaaft de orde;

  • c.

    bewaakt de naleving van onderhavig reglement van orde;

  • d.

    voert uit wat de wet en dit reglement hem verder opdragen.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig en kan aanwezig zijn in de commissievergaderingen van de raad.

  • 2.

    Een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervanger vervangt de griffier bij diens afwezigheid.

  • 3.

    Op verzoek van de voorzitter kan de griffier deelnemen aan de beraadslagingen in raadsvergaderingen.

Artikel 4 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium bestaande uit de voorzitter, diens vervanger en voorts:

    • a.

      een (plaatsvervangend) raadslid namens de coalitiefracties uit de raad, m.u.v. de fractie waarvan de plaatsvervangend voorzitter lid is;

    • b.

      een (plaatsvervangend) raadslid namens de oppositiefracties uit de raad, m.u.v. de fractie waarvan de plaatsvervangend voorzitter lid is.

  • 2.

    Het presidium:

    • a.

      is werkgeverscommissie voor de griffie(r);

    • b.

      beheert het budget van de raad met de griffier als budgethouder;

    • c.

      evalueert het functioneren van de burgemeester.

  • 3.

    Alle leden hebben 1 stem, behalve de voorzitter van de raad t.a.v. het evalueren van het functioneren van de burgemeester zoals vermeld in lid 2 sub c.

  • 4.

    Bij het staken van de stemmen beslist de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 5.

    Het presidium neemt alleen besluiten als meer dan de helft van zijn (plaatsvervangende) leden aanwezig is.

  • 6.

    De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 7.

    Het presidium vergadert in beslotenheid; besluitenlijsten worden z.s.m. naar alle raadsleden gestuurd.

  • 8.

    Raads- en commissieleden kunnen vergaderingen van het presidium als toehoorder bijwonen, behalve als er zaken aan de orde zijn, die voortkomen uit lid 2 onder a. De plaatsvervangende leden mogen altijd als toehoorder aanwezig zijn.

Artikel 5 Het Fractievoorzittersoverleg

  • 1.

    De raad heeft een fractievoorzittersoverleg bestaande uit de voorzitter en de fractievoorzitters van de in de raad vertegenwoordigde fracties.

  • 2.

    Fractievoorzitters kunnen zich bij afwezigheid laten vervangen door een raadslid uit hun eigen fractie.

  • 3.

    Het fractievoorzittersoverleg:

    • a.

      heeft in ieder geval als doel het uitwisselen van informatie, het adviseren van de voorzitter van de raad, het bespreken van aangelegenheden inzake het functioneren van de raad en andere huishoudelijke zaken;

    • b.

      geeft het college zijn mening omtrent het toekennen van een eremedaille.

  • 4.

    De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het fractievoorzittersoverleg aanwezig.

  • 5.

    Het fractievoorzittersoverleg vergadert in beslotenheid.

  • 6.

    Het fractievoorzittersoverleg komt extra bijeen als ten minste een vijfde van de fractievoorzitters schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 6 De agendacommissie

  • 1.

    De raad heeft een agendacommissie bestaande uit de voorzitter, diens vervanger en de voorzitters van de commissies Samenleving, Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, en Algemene Zaken.

  • 2.

    De agendacommissie heeft in ieder geval de volgende taken:

    • a.

      Het procedureel voorbereiden van raads- en commissievergaderingen;

    • b.

      Het procedureel voorbereiden van niet-reguliere bijeenkomsten van de raad;

    • c.

      Voorstellen doen over de werkwijze van de raad(scommissies).

    • d.

      het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en van de raadscommissies, en

  • 3.

    het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet.

  • 4.

    De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig.

  • 5.

    Raads- en commissieleden kunnen vergaderingen van de agendacommissie als toehoorder bijwonen.

  • 6.

    Alle leden hebben 1 stem; bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Voorafgaand aan de toelating van nieuwe raadsleden onderzoekt een commissie van 3 door de griffier in mandaat aangewezen raadsleden de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden.

  • 2.

    De commissie brengt advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Na een raadsverkiezing gebeurt het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de 1e vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    Bij een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt besloten om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 8 Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

Artikel 9 Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, of als 2 of meer fracties als 1 fractie verder gaan, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Indien één of meer raadsleden zich afsplitsen van hun fractie(s) en als zelfstandige fractie verder gaan, zal deze fractie worden aangeduid met “Fractie” en de achternaam van het betreffende raadslid/de betreffende raadsleden, tenzij de fractie voor een andere naam kiest.

  • 6.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding

 

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1.

    Vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats in de raadzaal van het stadhuis op de laatste donderdag van de maand, van 20.00 uur tot uiterlijk 23.00 uur.

  • 2.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen en in overleg met de agendacommissie (behoudens spoed) afwijken van lid 1.

Artikel 11 Oproep, agenda en stukken

  • 1.

    De agendacommissie bespreekt de voorlopige agenda van een vergadering.

  • 2.

    De voorzitter stuurt de raadsleden ten minste 6 dagen voor de dag van de vergadering een oproep o.v.v. dag, tijdstip en plaats, de voorlopige agenda en de bijbehorende stukken.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering een aangepaste agenda met de bijbehorende stukken verzenden.

  • 4.

    Op de stukken, bedoeld in het tweede en derde lid, is artikel 13, tweede lid, van toepassing.

  • 5.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een raadslid of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen, van de agenda afvoeren of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 6.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 12 De wethouders

Alle wethouders worden geacht bij een raadsvergadering aanwezig te zijn; zij kunnen door de raad worden uitgenodigd aan de bespreking van een onderwerp deel te nemen.

 

Artikel 13 Ter inzage leggen en publiceren van stukken

  • 1.

    Alle stukken bij onderwerpen op de agenda kunnen vanaf het moment van de oproep of zo spoedig mogelijk daarna door iedereen worden ingezien, via de daarvoor bestemde website van de gemeente. Van stukken die na het versturen van de oproep worden toegevoegd wordt apart mededeling gedaan aan de raadsleden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Raadsleden kunnen geheime stukken zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 en lid 2 van de wet inzien op het besloten gedeelte van de daarvoor bestemde website van de gemeente.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in ten minste 1 plaatselijke krant en door publicatie op de daarvoor bestemde website van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

Paragraaf 2 De vergadering

 

Artikel 15 Presentielijst

Bij elke raadsvergadering tekent ieder raadslid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering stellen de voorzitter en de griffier de presentielijst door ondertekening vast.

 

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de raadsleden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in de agendacommissie bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter kan de indeling na overleg in de agendacommissie zo nodig wijzigen.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, de secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip indien het wettelijk vereiste aantal raadsleden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer het wettelijk vereiste aantal raadsleden een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en tijdstip van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de wet.

Artikel 18 Digitaal verslag en besluitenlijst

  • 1.

    Vergaderingen worden digitaal vastgelegd en zijn raadpleegbaar via de daarvoor bestemde website van de gemeente.

  • 2.

    Van vergaderingen wordt een besluitenlijst opgesteld met daarin de genomen besluiten en toezeggingen.

  • 3.

    Een besluitenlijst wordt door de raad vastgesteld aan het begin van de daaropvolgende vergadering of zo spoedig mogelijk daarna.

  • 4.

    De voorzitter, de raadsleden, de wethouders, de secretaris en de griffier hebben het recht om voor de vaststelling van een besluitenlijst een voorstel tot correctie van onjuistheden of onduidelijkheden in te dienen.

  • 5.

    Een besluitenlijst bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, griffier, aanwezige raadsleden, afwezige raadsleden en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van hetgeen aan de orde is geweest;

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, inclusief het stemgedrag van individuele raadsleden bij hoofdelijke stemming en de namen van de raadsleden die zich van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • d.

      de tekst van de tijdens de vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en (sub)amendementen.

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van artikel 22 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 6.

    De griffier draagt zorg voor het opstellen van verslagen en besluitenlijsten.

  • 7.

    De voorzitter en de griffier ondertekenen vastgestelde besluitenlijsten.

  • 8.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1.

    Brieven en andere officiële stukken die aan de raad zijn gestuurd, waaronder brieven van het college, worden aan de raadsleden beschikbaar gesteld en kunnen door iedereen worden ingezien, via de daarvoor bestemde website van de gemeente.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Spreekregels

  • 1.

    De raadsleden en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of vanaf het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter afwijken van lid 1.

  • 3.

    Een raadslid dat het woord wenst te voeren, doet dit pas na toestemming van de voorzitter.

  • 4.

    Interrupties zijn toegestaan in de eerste en tweede termijn, met inachtneming van artikel 24 lid 1 onder b.

Artikel 21 Spreektermijnen

  • 1.

    Bij aanvang van de vergadering gaat de voorzitter na welke onderwerpen en voorstellen bespreking behoeven dan wel zonder bespreking of eventueel met een stemverklaring zoals bedoeld in artikel 26 kunnen worden afgedaan.

  • 2.

    De raad bespreekt een onderwerp of voorstel in beginsel in 2 termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt in beginsel aan de hand van de adviezen van de commissies bij welke fracties de bespreking van een onderwerp of voorstel aanvangt; in de regel wordt aangevangen bij fracties die zich nog niet hebben uitgesproken.

  • 4.

    Na de 1e spreektermijn kan de voorzitter een collegelid het woord geven om vragen ter verduidelijking van een onderwerp of voorstel te beantwoorden.

  • 5.

    Voorstellen van orde en korte interrupties tellen niet als spreektermijn.

Artikel 22 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet, kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

 

Artikel 23 Spreektijd

  • 1.

    Elke fractie heeft maximaal 10 minuten spreektijd per vergadering.

  • 2.

    Als er sprake is van een splitsing van een fractie, wordt de spreektijd van 10 minuten evenredig naar het aantal raadsleden verdeeld over de betreffende fracties, met een minimum van 3 minuten per nieuwe fractie; hierbij blijft de totale spreektijd van de gesplitste fracties opgeteld maximaal 10 minuten, tenzij de raad op grond van lid 4 meer spreektijd per fractie toekent.

  • 3.

    Een raadslid krijgt 2 minuten extra spreektijd vanaf het spreekgestoelte, voor het toelichten van ingediende (en toegekende);

    • a.

      wilde moties (artikel 34 lid 4)

    • b.

      initiatiefvoorstellen (artikel 36)

    • c.

      verzoeken tot interpellatie (artikel 40)

    • d.

      vragen voor het vragenuur (artikel 38)

    • e.

      verzoeken tot inlichtingen (artikel 39)

  • 4.

    De raad kan besluiten om af te wijken van lid 1.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    De voorzitter corrigeert een spreker die zich beledigend of onbetamelijk uitdrukt, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort. De voorzitter kan een spreker die hieraan geen gevolg geeft het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 25 Beraadslaging

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een raadslid besluiten over 1 of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een raadslid besluiten de beraadslaging voor een bepaalde tijd te schorsen teneinde het college of de raadsleden de gelegenheid te geven onderling te overleggen; na de schorsingsperiode worden de beraadslagingen hervat.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

 

Artikel 27 Besluit

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders besluit.

  • 2.

    Na sluiting van de beraadslaging wordt zo nodig gestemd, eerst over eventuele amendementen en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

Paragraaf 3 Stemprocedures

 

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    Het stemmen gebeurt hoofdelijk, digitaal, door handopsteking of via stembriefjes; stemmen over personen gebeurt altijd via stembriefjes.

  • 2.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd:

    • a.

      indien geen stemming wordt verlangd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen; aanwezige raadsleden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.

    • b.

      indien wel stemming wordt verlangd, meldt de voorzitter dit en roept de voorzitter de raadsleden op hun stem uit te brengen

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder op alfabetische volgorde.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien bij een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 30 Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau, aangevuld met de griffier.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden, die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter besluiten dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge lid 2 verplicht is een stembriefje in te leveren; wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de wet worden de raadsleden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd geacht geen stem te hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan 1 naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan de personen waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje besluit de raad, op voorstel van het stembureau.

  • 7.

    De griffier zorgt onmiddellijk na vaststelling van de uitslag voor vernietiging van de stembriefjes.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de 1e stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een 2e stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze 2e stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een 3e stemming overgegaan over de 2 personen die bij de 2e stemming de meeste stemmen kregen.

  • 3.

    Zijn bij de 2e stemming de meeste stemmen over meer dan 2 personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt over welke 2 personen de 3e stemming zal gaan.

  • 4.

    Indien bij tussenstemming of bij de 3e stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van de personen tussen wie de beslissing moet plaatshebben door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van raadsleden

Artikel 33 Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat. Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen die zijn ingediend door raadsleden die de presentielijst hebben getekend en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Indiener(s) kunnen hun (sub)amendement intrekken tot het moment waarop besluitvorming door de raad is afgerond.

Artikel 34 Moties

  • 1.

    Ieder raadslid kan tot het sluiten van de vergadering een motie indienen, met inachtneming van het bepaalde onder lid 4.

  • 2.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondeling indiening volstaat.

  • 3.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 4.

    Fracties die van plan zijn een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp of voorstel (“wilde motie”) te gaan indienen, dienen deze in bij de vaststelling van de agenda. Een dergelijke motie wordt na alle op de agenda voorkomende onderwerpen en voorstellen behandeld.

  • 5.

    Indiener(s) kunnen hun motie intrekken tot het moment waarop besluitvorming door de raad is afgerond.

Artikel 35 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder raadslid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde besluit de raad terstond. Bij staking van de stemmen is het voorstel van orde verworpen.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 2.

    Alvorens het initiatiefvoorstel in de raadsvergadering wordt geagendeerd, wordt het voorstel in een commissievergadering behandeld. De agendacommissie besluit voor welke commissievergadering het voorstel wordt geagendeerd.

  • 3.

    Het college kan voorafgaand aan en in de commissievergadering schriftelijk of mondeling wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 4.

    Het initiatiefvoorstel wordt op de agenda geplaatst van de eerstvolgende raadsvergadering na de commissievergadering. Als de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is, wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 5.

    Het initiatiefvoorstel wordt na alle andere op de agenda voorkomende onderwerpen en voorstellen behandeld.

  • 6.

    Bij de bespreking van een initiatiefvoorstel krijgt eerst de indiener en bij meerdere indieners de eerste ondertekenaar, de gelegenheid het voorstel toe te lichten vanaf het spreekgestoelte. De indiener of eerste ondertekenaar krijgt hiervoor 2 minuten extra spreektijd. Na de 1e termijn krijgt de indiener resp. de eerste ondertekenaar de gelegenheid om een reactie te geven, waarna de 2e termijn aanvangt.

  • 7.

    De raad kan nadere voorwaarden verbinden aan de indiening van initiatiefvoorstellen die geen verordening betreffen.

Artikel 37 Raadsvoorstel van het college

  • 1.

    Een raadsvoorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat het nodig is dat een voorstel van het college aan de raad voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 38 Vragenuur

  • 1.

    In elke raadsvergadering is er een vragenuur voor vragen aan het college/collegeleden en raadsleden/fracties onderling, tenzij er bij de griffier geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden of dat er geen vragenuur is. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2.

    Het raadslid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp, vergezeld van de bijbehorende korte en bondige vragen, uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier. De voorzitter kan na overleg met de agendacommissie weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt, indien het onderwerp recentelijk al op een andere wijze aan de orde is geweest of dat binnenkort komt, of indien de vraag geen lokale, politiek actuele en urgente kwestie betreft. De griffier doet hiervan terugmelding aan de vragensteller.

  • 3.

    Een onderwerp is in ieder geval actueel, als dit zich afspeelt in de periode tussen twee raadsvergaderingen in.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde komen.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om 1 of meer vragen aan het college/collegeleden of raadsleden/fracties onderling te stellen en een korte toelichting daarop te geven. Na de beantwoording daarvan krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 6.

    De voorzitter kan aan andere raadsleden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 7.

    De raad kan besluiten om van het betreffende onderwerp een extra bespreekpunt in de raadsvergadering te maken.

  • 8.

    Tijdens het vragenuur worden geen moties ingediend of interrupties toegelaten.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in artikelen 169 lid 3 en 180 lid 3 van de wet, schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daaropvolgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en de beantwoording vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Wanneer de raad verlof verleent tot het houden van een interpellatie, vindt deze als eerste bespreekpunt plaats.

  • 3.

    Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord. Na de beantwoording door het collegelid / de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze plaats.

  • 4.

    De interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. De vragen worden in beginsel schriftelijk beantwoord; in overleg met de indiener kan tot mondelinge beantwoording worden besloten.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier van de raad ingediend. Deze zorgt er voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 3 weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk collegelid de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis o.v.v. de termijn waarbinnen beantwoording wel zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    Schriftelijk antwoorden van het college of de burgemeester worden door de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 5.

    De vragen en antwoorden worden behandeld als ingekomen stuk (artikel 19).

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 42 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de wet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

 

Artikel 43 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de wet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

 

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van besturen van diverse organisaties

Artikel 44 Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een raadslid, een wethouder of de burgemeester, door de raad benoemd tot lid van het bestuur van een openbaar lichaam, van een gemeenschappelijk orgaan gebaseerd op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, of van een andere organisatie of instelling, heeft het recht verslag te doen van zaken die in dat bestuur aan de orde zijn. De voorzitter kan een door de raad gewenste bespreking van dit verslag verwijzen naar een commissie.

  • 2.

    Ieder raadslid kan aan een persoon als bedoeld in lid 1 schriftelijke vragen stellen; artikel 41 is hierop van toepassing.

  • 3.

    De raad besluit over een verzoek van een raadslid om een persoon als bedoeld in lid 1 ter verantwoording te roepen over zijn functioneren; artikel 39 is hierop van toepassing.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 45 Besloten vergadering, algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 46 Besluitenlijst besloten vergadering

  • 1.

    Besluitenlijsten van een besloten vergadering worden, zo mogelijk, gelijktijdig met de oproep voor een vergadering aan de raadsleden toegezonden.

  • 2.

    Deze besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over bekrachtiging dan wel opheffing van de geheimhouding. Vastgestelde besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 47 Geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van een besloten vergadering besluit de raad overeenkomstig artikel 25 lid 1 van de wet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2.

    De geheimhouding dient in acht te worden genomen door iedereen die bij de vergadering aanwezig is en door iedereen die op een andere wijze kennis heeft genomen van de stukken of het verhandelde.

  • 3.

    De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 25 lid 3 en lid 4, artikel 55 lid 2 en lid 3, of artikel 86 lid 2 en lid 3 van de wet van plan is de geheimhouding op te heffen dan wel niet te bekrachtigen, wordt daarover, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overlegd.

 

Hoofdstuk 8 Publiek

Artikel 49 Ordeverstoring

Het is toehoorders verboden de raad of individuele raadsleden te hinderen bij het verrichten van zijn resp. hun werkzaamheden.

 

Artikel 50 Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen openbare vergaderingen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is niet toegestaan.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. De voorzitter kan toehoorders die bij herhaling de orde van de vergadering verstoren voor ten hoogste 3 maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 51 Geluids- en beeldregistratie

Degenen die tijdens een vergadering geluids- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de persvrijheid aantasten.

 

Artikel 52 Gebruik mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik of stand-by houden van mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen toegestaan, mits dit naar het oordeel van de voorzitter geen inbreuk kan maken op de orde van de vergadering.

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 53 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, besluit de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 54 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na vaststelling.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het tot dan geldende reglement van orde voor de raad.

Artikel 55 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als:

Reglement van orde voor de raad Purmerend 2019.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 juni 2019,

de griffier,

R.J.C. van der Laan

de voorzitter,

D. Bijl

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125 lid 3 Grondwet en artikel 9 Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77 lid 1 Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als 2 raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. De burgemeester heeft op grond van artikel 21 Gemeentewet het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

 

Artikel 3 De griffier

In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in lid 3 een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

 

Artikelen 4-6 Presidium, fractievoorzittersoverleg en agendacommissie

Het presidium fungeert als een soort dagelijks bestuur voor de raad. In aansluiting op de bestaande praktijk van dagelijkse besturen in het openbaar bestuur zijn bijeenkomsten niet publiekelijk toegankelijk. Door verspreiding van de besluitenlijst worden raadsleden op de hoogte gehouden van wat in het presidium wordt besproken. De raad benoemd zowel het vaste lid namens de coalitiefracties als diens plaatsvervanger (lid 1 sub a) en zowel het vaste lid namens de oppositiefracties als diens plaatsvervanger (lid 1 sub b). De vaste leden en plaatsvervangers kunnen uit verschillende fracties afkomstig zijn. Zij moeten raadslid zijn.

Het fractievoorzittersoverleg bespreekt bestuurlijke aangelegenheden die behandeling in beslotenheid vergen. Van geheime bespreking is geen sprake. In dat geval zou het opleggen van geheimhouding onder de werking van de Gemeentewet (artikel 25 en artikel 55) vallen. Het fractievoorzittersoverleg geeft ook zijn mening over het toekennen van een eremedaille.

De raad stelt de agenda voor de raadsvergadering vast. De raad bepaalt dus welke punten op de agenda komen te staan. De agendacommissie vervult een procedurele en coördinerende rol bij de voorbereiding van de raads- en commissievergaderingen (de voorlopige agendering van onderwerpen, bepaling van plaats en tijdstip vergaderingen).

De griffier is bij alle vergaderingen van het presidium, het fractievoorzittersoverleg en de agendacommissie aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. De griffier moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

 

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als raadslid toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering worden behandeld. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil tussen de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad en bij de vervulling van een tussentijdse vacature.

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 9 Fracties

De Gemeentewet kent het begrip 'fracties' niet, maar gaat o.a. in artikel 33 lid 2 wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de 1e zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als 1 fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die boven de kandidatenlijst stond. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de 1e vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

 

Artikel 10 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal raadsleden schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

 

Artikel 11 Agenda

De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente kan het nodig zijn om i.v.m. actualiteiten een aangepaste agenda vast te stellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk 2 dagen voor de aanvang van de vergadering. Lid 4 heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden of de voorzitter kunnen bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren of de volgorde van behandeling van de agendapunten te wijzigen. Lid 5 vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.

 

Artikel 12 De wethouders

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 21 lid 2 Gemeentewet waarin staat dat de wethouders toegang hebben tot de raadsvergaderingen. Vanuit duaal oogpunt bezien is het aan de raad voorbehouden of wethouders ook kunnen deelnemen aan de beraadslagingen.

 

Artikel 14 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 19 lid 2 Gemeentewet.

 

Artikel 15 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen, daarvoor geldt artikel 29 Gemeentewet.

 

Artikel 18 Besluitenlijsten

Het recht om aanpassingen voor te stellen (lid 4) geldt ook bij afwezigheid van genoemde personen bij de betreffende vergadering. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

 

Artikel 19 Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

 

Artikelen 20, 21 en 23 Spreekregels, spreektermijnen en spreektijd

Het stellen van vragen wordt ook als een spreektermijn beschouwd. Een verzoek van een raadslid om na afloop van de 2e termijn nog een korte reactie te mogen geven wordt normaliter niet gehonoreerd. De raad kan tot een 3e termijn besluiten.

 

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid van artikel 26 lid 3 Gemeentewet om een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert de toegang tot de vergadering te ontzeggen blijft onverlet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 50 van dit reglement.

 

Artikel 25 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.

 

Artikel 26 Stemverklaring

Stemverklaringen zijn beknopt, niet bedoeld voor bijzaken en mogen niet het karakter krijgen van een 3e termijn, bijv. als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de oproep van de leden tot de stemming.

 

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in lid 2 sub a kan toepassing krijgen indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

Bij staking van stemmen is artikel 32 Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel zelf. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is lid 4 niet van toepassing.

Omdat de uitkomst van de stemming over een motie van invloed kan zijn op het standpunt over het voorstel, kan de raad besluiten om eerst over te motie te stemmen en daarna over het voorstel.

 

Artikel 30 Stemming over personen

Artikel 31 Gemeentewet bepaalt dat over benoemingen (niet het ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keuze tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen. In lid 5 wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

 

Artikel 34 Moties

Een motie is geen concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is bijvoorbeeld het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college met alle gevolgen van dien.

 

Artikel 36 Initiatiefvoorstellen

Het is een taak van het college om besluiten van de raad voor te bereiden. Maar raadsleden kunnen ook zelf met voorstellen komen. Dit is het recht van initiatief. Een initiatiefvoorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen, dat is zo geregeld in de Gemeentewet. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van deze laatste soort initiatiefvoorstellen.

 

Artikel 37 Raadsvoorstel van het college

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. Als het college een voorstel heeft voorbereid en dit is aan de raad gestuurd, betekent dit niet dat het college zijn voorstel zomaar kan intrekken indien het van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

 

Artikel 40 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155 Gemeentewet. Op grond van artikel 155 lid 1 Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Bij een interpellatiedebat antwoordt als eerste de betrokken portefeuillehouder.

 

Artikel 41 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de raadsleden het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is politiek. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Onder “schriftelijk” valt ook digitaal; “briefvorm” kan dus ook als digitale bijlage bij een e-mail.

 

Artikel 45 Besloten vergadering, algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen moeten worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 Gemeentewet staan procedurevoorschriften voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Artikel 46 Besluitenlijst besloten vergadering

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23 lid 4 Gemeentewet.

 

Artikel 47 Geheimhouding

Het in een besloten vergadering besprokene valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure van artikel 25 Gemeentewet nodig.

 

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan de raad behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86 lid 2 Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Naar boven