Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Best 2019

Het college van burgemeester en wethouders,

Gelet op artikel 17, eerste lid en artikel 18a van de Participatiewet en artikel 13, eerste lid en artikel 20a van de IOAW en artikel 13, eerste lid en artikel 20a van de IOAZ, Boetebesluit sociale zekerheidswetten en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Awb.

Besluit 

Vast te stellen de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Best 2019.

De beleidsregels inlichtingenplicht en bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Best 2019 worden als volgt ingevuld:

 

Artikel 1 bepgripsomschrijvingen

In deze beleidsregel worden de volgende afkortingen en begrippen gehanteerd:

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

b. PW: de Participatiewet;

c. IOAW: de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

d. IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

e. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

f. Wet Suwi: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

g. uitkering: de door het college verleende (bijzondere) bijstand in het kader van de PW of uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ;

h. inlichtingenplicht: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de PW, artikel 13, eerste lid van de IOAW/IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Suwi;

i. boete: de bestuurlijke boete genoemd in artikel 18a van de PW en in artikel 20a van de IOAW/IOAZ;

j. benadelingsbedrag: het bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid van de PW dan wel artikel 13, eerste lid van de IOAW/IOAZ of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Suwi ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering dan wel inkomensvoorziening is ontvangen

 

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

1. Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of het benadelingsbedrag niet hoger is dan €150,- of de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn van 60 dagen, gerekend vanaf het ontstaan van de wijziging, de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting en

b. in de afgelopen 24 maanden is aan belanghebbende geen waarschuwing of boete opgelegd in verband met schending inlichtingenplicht.

 

 

 

2. Schending van de inlichtingenplicht binnen het aanvraagproces om uitkering wordt niet bestraft met een schriftelijke waarschuwing of bestuurlijke boete indien de aanvraag wordt ingetrokken, buiten behandeling wordt gesteld of wordt afgewezen.

 

Artikel 3 Berekening bestuurlijke boete

Bij de berekening van de bestuurlijke boete worden de criteria, zoals genoemd in het Boetebesluit sociale zekerheidswetten, gehanteerd.

 

Artikel 4 Vaststellen mate van verwijtbaarheid

Bij het vaststellen van de mate van verwijtbaarheid worden de criteria, zoals genoemd in het Boetebesluit sociale zekerheidswetten, gehanteerd.

 

Artikel 5 Vaststellen draagkracht

1.  De bestuurlijke boete wordt afgestemd op de draagkracht van belanghebbende door de fictieve draagkracht te vermenigvuldigen met 24 maanden in geval van opzet, 18 maanden in geval van grove schuld, 12 maanden in geval van normale verwijtbaarheid en 6 maanden in geval van verminderde verwijtbaarheid.

2.  Onder fictieve draagkracht wordt verstaan de financiële ruimte boven 90% van de toepasselijke uitkeringsnorm op het moment van het opleggen van de bestuurlijke boete.

3.  Indien belanghebbende geen inkomen heeft of het inkomen bedraagt minder dan 90% van  de uitkeringsnormen alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden, dan wordt uitgegaan van een bestuurlijke boete van € 45,00 x het toepasselijk aantal maanden.

4.  In afwijking van het eerste, tweede en derde lid geldt voor de belanghebbende die ten tijde van het opleggen van de bestuurlijke boete andere inkomsten heeft dan een uitkering en géén medewerking verleent om inzicht te geven in de hoogte van de inkomsten, dan bedraagt de bestuurlijke boete de maximale boete zoals vastgesteld in artikel 3 van deze beleidsregels en indien van toepassing artikel 6 van deze beleidsregels.

5.  Invordering vindt plaats conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarbij rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.

6. Indien er ten tijde van het opleggen van de boete blijkt dat er bij belanghebbenden sprake is van aangetoond vermogen, dan kan er ten behoeve van de afstemming van de boete van worden uitgegaan dat het aangetoonde vermogen geheel beschikbaar is om de boete te voldoen. Het deel van de boete, dat het aangetoonde vermogen overschrijdt, kan op grond van dit artikel worden afgestemd.

 

Artikel 6 Maximale wettelijke boete

1. Indien er sprake is van opzet is de boete niet hoger dan het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. In alle andere gevallen is de boete niet hoger dan het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

3. De maximale boete genoemd in het eerste en tweede lid geldt ook indien er sprake is van recidive.

 

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2019.

 

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Best 2019’.  

 

 

College van burgemeester en wethouders

Namens deze,

Hans Ubachs Ceciel Noordman

burgemeester secretaris

Naar boven