Beleidsregel Wet Bibob voor omgevingsvergunning milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets gemeente Laarbeek

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek;

 

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit:

 

vast te stellen de ‘Beleidsregel Wet Bibob voor omgevingsvergunning milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets gemeente Laarbeek’.

 

1. Inleiding

De gemeente krijgt steeds meer te maken met ondermijnende criminaliteit. Ondermijnende criminaliteit bestaat uit alle vormen van criminaliteit die een bedreiging zijn voor de integriteit van onze maatschappij. Kenmerkend voor ondermijning is de verwevenheid tussen de boven- en onderwereld. Criminelen maken gebruik van legale structuren – zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten – om criminele activiteiten uit te voeren. Dit heeft tot gevolg dat de integriteit van de overheid wordt aangetast.

 

2. Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft de overheid een instrument in handen om zich tegen het risico van aantasting van de integriteit te beschermen. Als er een ernstig gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een vergunning wordt misbruikt, kan het bevoegde bestuursorgaan de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning intrekken. Om de mate van gevaar te bepalen, voert het bestuursorgaan een eigen onderzoek uit. Ook kan het bestuursorgaan een advies aanvragen bij het Landelijk Bureau Bibob. Zo wordt voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert en wordt de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

 

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob zijn van toepassing op diverse gemeentelijke vergunningen en ontheffingen, regelingen en transacties, waaronder:

  • Drank- en Horecavergunningen;

  • Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen;

  • Omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten;

  • Omgevingsvergunningen milieu en beperkte milieutoets;

  • Subsidies;

  • Aanbestedingen in de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • Vastgoedtransacties.

Bestuursorganen zijn zelf verantwoordelijk voor een goede toepassing van de Wet Bibob. Daarom worden er voor de verschillende toepassingscategorieën van de wet beleidsregels vastgesteld. In de beleidsregels staat aangegeven binnen welke branches de wet wordt toegepast en in welke gevallen het bestuursorgaan een Bibob-advies aanvraagt bij het Bureau Bibob. Een helder Bibob-beleid voorkomt willekeur, biedt duidelijkheid voor de burger en is inzichtelijk voor de betrokkenen. Bovendien kan een Bibob-beleidslijn preventief werken.

 

Deze beleidsregel ziet op toepassing van de Wet Bibob op omgevingsvergunningen voor milieuactiviteiten, als bedoeld in de volgende bepalingen:

  • artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (hierna: omgevingsvergunning milieu);

  • artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

De beleidsregel is van toepassing op zowel de oprichtingsvergunning als een revisie- of wijzigingsvergunning.

 

3. Juridisch kader

Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is om een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking, of het in werking hebben van een inrichting (omgevingsvergunning milieu).

 

In artikel 2.20, eerste lid, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid en onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo bepaalt dat het verboden is om een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving (omgevingsvergunning beperkte milieutoets). Deze activiteiten zijn nader bepaald in artikel 2.2a van het Besluit Omgevingsrecht.

 

Artikel 2:17 van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op omgevingsvergunning beperkte milieutoets, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken algemene maatregel van bestuur. In artikel 5:13b van het Besluit Omgevingsrecht is voorts bepaald dat een omgevingsvergunning voor de categorieën activiteiten, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder c tot en met f, van het Besluit Omgevingsrecht, kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 3 van die wet, voor zover het de wet betreft, onder betrokkene mede wordt verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van de omgevingsvergunning gelijk kan worden gesteld.

 

In artikel 5.19, vierde lid en onder b, van de Wabo is geregeld dat een verleende omgevingsvergunning beperkte milieutoets (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op aangevraagde en reeds verleende omgevingsvergunningen milieu en beperkte milieutoets betekent dat de gemeente zowel bij de verlening van de vergunning als bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van gevaar dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen); of

  • b.

    strafbare feiten te plegen.

Indien ernstig gevaar wordt vastgesteld, heeft het college op grond van artikel 3 van de Wet Bibob de bevoegdheid om een vergunning te weigeren of in te trekken. Bij een mindere mate van gevaar kan het college aan de vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

 

4. Beleidsuitgangspunten

Het doel van de Wet Bibob is het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van onbewust faciliteren van criminele activiteiten. Uitgaande van dat doel zijn hieronder beleidsuitgangspunten geformuleerd van gevallen waarin de aanvraag voor een vergunning of een reeds verleende vergunning aan een Bibob-toets wordt onderworpen.

A. Bibob-toets bij een aanvraag voor een vergunning

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets.

B. Bibob-toets bij een reeds verleende vergunning

De Wet Bibob kan worden toegepast op een reeds verleende omgevingsvergunning milieu of beperkte milieutoets indien:

  • de officier van justitie gebruikmaakt van zijn in de wet verankerde tipfunctie en het college adviseert een Bibob-advies aan te vragen;

  • concrete informatie van de gemeente of informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC hiertoe aanleiding geeft; of

  • bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.

C. Uitzondering

Bij een aangevraagde of een reeds verleende omgevingsvergunning milieu of beperkte milieutoets zal de Wet Bibob in beginsel niet worden toegepast, in het geval dat de aanvraag afkomstig is van:

  • overheidsinstanties;

  • semioverheidsinstanties.

5. Aanvraag van een Bibob-advies bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB)

Er wordt een Bibob-advies aangevraagd bij het Landelijk Bureau Bibob in de volgende gevallen:

  • De officier van justitie maakt gebruik van zijn in de wet verankerde tipfunctie en adviseert het college een Bibob-advies aan te vragen;

  • Na afronding van het eigen onderzoek van de gemeente bestaan nog onduidelijkheden over de aanvraag, bijvoorbeeld over:

    • -

      de bedrijfsstructuur;

    • -

      de financiering van het bedrijf;

    • -

      omstandigheden rond de aanvraag, bijvoorbeeld in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd.

6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 september 2019.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek van 28 mei 2019.

het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek,

de gemeentesecretaris van Laarbeek,

M.J.M. Meertens

de burgemeester van Laarbeek,

F.L.J. van der Meijden

Naar boven