Algemene Subsidieverordening Hellevoetsluis 2019

Nummer: 18-04-19/06

 

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

gehoord de commissie Algemene Zaken en Middelen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 februari 2019; nummer: 18-04-19/06;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening 2019.

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    college:

  • College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis;

  • b)

    raad:

  • Gemeenteraad van de gemeente Hellevoetsluis;

  • c)

    eenmalige subsidie:

  • Subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten waarvoor het college slechts eenmalig subsidie wil verstrekken;

  • d)

    jaarlijkse subsidie:

  • De jaarlijkse subsidie heeft betrekking op activiteiten van een organisatie die elk jaar plaatsvinden en waarmee de gemeente een langdurige subsidierelatie mee heeft. Een jaarlijkse subsidie kan voor meerdere jaren achtereen beschikt worden, met een maximum van 4 jaar.

  • e)

    activiteit:

  • De activiteit die door de subsidieaanvrager zal worden uitgevoerd en door het college kan worden gesubsidieerd;

  • f)

    doelgroep:

  • Omschrijving van de kenmerken waaraan een instelling of rechtspersoon moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • g)

    beleidsterrein:

  • Een door de gemeenteraad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten;

  • h)

    financiële balans:

  • Een overzicht van bezittingen, schulden en eigen vermogen;

  • i)

    instelling:

  • Een organisatie die zich ten doel stelt activiteiten te verrichten ten behoeve van de bevolking van Hellevoetsluis;

  • j)

    rechtspersoon:

  • Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Hellevoetsluis (c.q. de regio) ten doel stelt;

  • k)

    algemene groepsvrijstellingsverordening:

  • Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • l)

    de-minimisverordening:

  • Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • m)

    Europees steunkader:

  • Een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • n)

    verdrag:

  • Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen voor een onderverdeling in beleidsterreinen. De raad kan per beleidsterrein een subsidieplafond bepalen zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 van deze verordening. In deze nadere beleidsregels of het jaarlijks vast te stellen subsidieprogramma kan het college per plafond een omschrijving geven van de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie.

  • 3.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 4.

    Indien het college een Europese, rijks- of provinciale regeling of een regeling van een ander bestuursorgaan uitvoert, is deze verordening van toepassing voor zover dit niet in strijd is met de betreffende regeling.

Artikel 3. Subsidieregelingen

  • 1.

    Het college stelt in beleidsregels vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders in de beleidsregels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 3.

    In beleidsregels waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijzen de beleidsregels naar het desbetreffende steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 6.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen instellingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond(s) vast bij de behandeling van de begroting.

  • 2.

    In het jaarlijkse subsidieprogramma wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag binnen een subsidieplafond wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan, bij door de raad vastgestelde beleidsterreinen, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de voorlopige subsidiebeschikking wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt ingediend middels het door het college vastgestelde (digitale) aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de financiële balans per 31 december van het laatste kalenderjaar.

  • 3.

    Een rechtspersoon die subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten toe, het jaarverslag , de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 april in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie kan het hele jaar ingediend worden, maar tenminste 14 weken voorafgaande aan de datum waarop de activiteit plaats gaat vinden.

  • 3.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidieverlening niet voldoet aan de vereisten van de Awb en deze verordening dan zal de gemeente de aanvrager verzoeken de ontbrekende gegevens op te sturen. De aanvrager heeft vier weken de tijd om de ontbrekende gegevens na te zenden, gerekend vanaf de verzenddatum van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 augustus van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • 2.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 3.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 4.

    Wanneer een aanvraag na de termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 wordt ingediend zal het buiten behandeling gesteld worden, tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

  • 5.

    Het college is bevoegd om geheel of gedeeltelijk een subsidieaanvraag niet toe te kennen, indien het verstrekken van de gehele subsidie of bepaalde onderdelen niet bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen.

  • 6.

    Het college is bevoegd om aanvullende weigeringsgronden op te stellen voor verschillende beleidsterreinen zoals vermeld in artikel 2, tweede lid.

  • 7.

    Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet.

Artikel 9. Wet BIBOB

  • Het college kan een aangevraagde subsidie weigeren dan wel een verleende subsidie intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt voor strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald. Bij een bedrag hoger dan € 10.000,-- wordt 80% bevoorschot in nader aan te geven termijnen. De overige 20% wordt achteraf uitbetaald als de ingediende verantwoording van de subsidie voldoet aan alle eisen en de subsidie is vastgesteld.

  • 4.

    In afwijking van artikel 11, lid 3, kan in bijzondere gevallen overgegaan worden tot 100% bevoorschotting, indien;

    • *

      Het voortbestaan van de organisatie in gevaar komt.

    • *

      De door de gemeente Hellevoetsluis gewenste activiteiten van de organisatie tot aan het eind van het subsidiejaar niet meer uitgevoerd kunnen worden.

    • *

      De structurele lasten van de organisatie zo zwaar zijn dat zij als gevolg van toepassing van artikel 11, lid 3, in betalingsproblemen komt.

    Verantwoording van de verleende subsidie zal dan achteraf plaatsvinden.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13. Meldingsplicht

Zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, gedeeltelijk of geheel niet zullen worden verricht of dat gedeeltelijk of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld een mededeling aan het college. De subsidieontvanger is overeenkomstig artikel 4:70 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht om gedurende het boekjaar onverwijld melding te doen aan het college indien er aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de begrote uitgaven en inkomsten en de werkelijke uitgaven en inkomsten.

Artikel 14. Verzekeringsplicht

Een ontvanger van een subsidie is zelf verantwoordelijk voor een adequate verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en roerende of onroerende zaken. Het college legt hier geen nadere regels voor op. Het is de verantwoordelijkheid van organisaties om te onderzoeken of er buiten de dekking van de gemeentelijke vrijwilligersverzekering een aanvullende verzekering gewenst danwel noodzakelijk is. Schadeposten die buiten de dekking van de gemeentelijke vrijwilligersverzekering vallen worden niet door de gemeente vergoed.

Artikel 15. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend. Daarbij moet de subsidieontvanger voldoen aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 3.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 4.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 5.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1.

    Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de volledige aanvraag tot vaststelling is ingediend;

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3.

    Als de subsidie niet direct is vastgesteld als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, moet de subsidieontvanger na afloop van de gesubsidieerde activiteit een aanvraag tot vaststelling indienen:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie: binnen 3 maanden na afloop van het kalenderjaar, dus voor 1 april van het volgende jaar;

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en aan de verplichtingen zijn voldaan;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een financiële balans per 31 december van het laatste kalenderjaar plus toelichting;

    • d.

      een verklaring van de kascommissie of het bestuur over de juistheid van het financiële verslag. Een verslag van de Algemene Ledenvergadering waar decharge wordt verleend aan de penningmeester volstaat ook.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en aan de verplichtingen zijn voldaan;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een financiële balans per 31 december van het laatste kalenderjaar plus toelichting;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het financiële verslag zoals benoemd in lid 2 wordt door een erkend accountant uitgebracht naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de subsidieontvanger. In het financiële verslag is expliciet vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en wordt aandacht besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling waarbij de subsidie lager worden vastgesteld of wordt teruggevorderd

Artikel 20. Verrekening, intrekking of wijziging van de subsidie

  • 1.

    De subsidie kan worden ingetrokken of lager vastgesteld als de subsidieontvanger in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in hoofdstuk 6 van deze verordening.

  • 2.

    Als de subsidie lager wordt vastgesteld, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen. Indien dit niet mogelijk is gezien het tijdstip van het jaar waarin laatstgenoemd besluit wordt genomen, geschiedt verrekening zo mogelijk door inhouding van het verschuldigde bedrag op de voorschotbetalingen in het eerstvolgende subsidiejaar dan wel wordt een besluit genomen tot terugvordering van onverschuldigde betalingen.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 21. Vervallen

 

Artikel 22. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een voor het college te controleren transparante berekenmethodiek

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 23. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 24. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Hellevoetsluis 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Hellevoetsluis 2019 (ASV Hellevoetsluis).

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 april 2019.

De raad voornoemd,

de griffier,

M. M. de Lange

De voorzitter,

M.C. Junius

Naar boven