Nadere regels subsidies gemeente Groningen 2019

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen;

 

Gelet op:

  • -

    artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2019

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende Nadere regel tot wijziging van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen

Artikel I Nadere regels

De Nadere regels subsidies gemeente Groningen 2019 luiden als volgt:

A. Deel 1 – Algemeen

Indieningsvereisten en procedureregels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op de begripsbepalingen die zijn opgenomen in de ASV wordt voor de toepassing van deze nadere regels verstaan onder:

  • 1.

    Verplicht subsidiedocument: een document dat alle gegevens bevat die vereist zijn voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag voor subsidieverlening of subsidievaststelling en waarvan de indiening verplicht is gesteld op grond van de wet, de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen of bij beschikking tot subsidieverlening of beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Indieningsdatum: de uiterste datum waarop een verplicht subsidie-document moet zijn ingediend. De Algemene termijnenwet is van toepassing.

  • 3.

    Tijdige indiening: een verplicht subsidiedocument is tijdig ingediend als het voor de uiterste indieningsdatum door het college is ontvangen. Bij verzending per post is een verplicht subsidiedocument tijdig ingediend als het voor de uiterste indieningsdatum ter post is bezorgd, mits het niet langer dan een week na de uiterste indieningsdatum is ontvangen.

  • 4.

    Uitstelverzoek: een verzoek om uitstel voor het indienen van een verplicht subsidiedocument.

Artikel 2 Indieningsvereisten

  • 1.

    Als een aanvraag om een jaarlijkse subsidie niet voor de uiterste indieningsdatum is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid de aanvraag alsnog in te dienen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum voor welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 2.

    Het college neemt te laat ingediende aanvragen om subsidieverlening niet in behandeling tenzij de aanvrager aannemelijk maakt dat sprake is van overmacht, ter beoordeling door het college.

  • 3.

    Als een verplicht subsidiedocument tijdig maar onvolledig is ingediend, stelt het college de aanvrager eenmaal in de gelegenheid om dit aan te vullen. Het college stelt daarvoor een uiterste datum, voor welke de aanvulling moet zijn ingediend. De beslistermijn schort op voor de duur van de gestelde termijn.

  • 4.

    Als een subsidieaanvrager niet in staat is een verplicht subsidiedocument tijdig in te dienen wegens omstandigheden die het college zijn aan te rekenen dan zal het college de indieningsdatum opschorten. De opschorting eindigt zodra de hiervoor bedoelde omstandigheden zich niet meer voordoen. Het college maakt de opschorting van de indieningsdatum schriftelijk aan de subsidieaanvrager of -ontvanger bekend.

  • 5.

    Als de in lid 3 bedoelde uiterste termijn ongebruikt is verstreken, doet het college schriftelijk mededeling van die constatering en stelt zij de aanvrager op de hoogte van de consequenties van dit verzuim. Dit kan zijn:

    • -

      de aanvraag buiten behandeling stellen;

    • -

      subsidie ambtshalve vaststellen;

    • -

      het opleggen van een sanctie.

  • 6.

    In dien het college besluit een sanctie op te leggen bestaat deze uit een verlaging van de subsidieverlening met 1% van de verleende subsidie tot een maximum van € 100,00 voor elke dag na die waarop het college het verzuim heeft vastgesteld tot aan de dag waarop het verzuim is opgeheven. Betreft het in lid 3 bedoelde verzuim een aanvraag om subsidievaststelling dan bestaat de sanctie uit een verlaging van de subsidievaststelling met 1% van het bedrag waarop de subsidie zou zijn vastgesteld tot een maximum van € 100,00 voor elke dag na die waarop het college het verzuim heeft vastgesteld tot aan de dag waarop het verzuim is opgeheven.

  • 7.

    Zodra drie maanden zijn verstreken sinds de dag waarop het college het verzuim als bedoeld in de leden 3 en 6 van dit artikel heeft vastgesteld, kan het college de subsidieverlening intrekken of ambtelijk vaststellen.

Artikel 3 Uitstelverzoeken

  • 1.

    Een aanvrager kan eenmalig een uitstelverzoek indienen voor maximaal acht weken. Dit kan schriftelijk of langs elektronische weg.

  • 2.

    Het college weigert een uitstelverzoek als:

    • a.

      dit onbevoegd is ingediend;

    • b.

      dit later is ingediend dan 2 weken voor de uiterste indieningsdatum

    • c.

      dit naar het oordeel van het college niet is voorzien van een deugdelijke motivering.

  • 3.

    Het college beslist schriftelijk zo spoedig mogelijk op een uitstelverzoek doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan.

B. Deel 2 - Sectoren en beleidsvelden

Hoofdstuk 1 Werk en inkomen

Paragraaf 1.1 Arbeidsmarktbeleid en maatschappelijke participatie

Artikel 1:1 Subsidiabele activiteiten

Het college kan subsidie verstrekken ten behoeve van:

  • a.

    activiteiten die gericht zijn op de deelname aan het arbeidsproces dan wel op het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt van werklozen;

  • b.

    activiteiten die gericht zijn op het voorkomen van werkloosheid;

  • c.

    overige activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van de maatschappelijke participatie van mensen die langdurig zijn aangewezen op een inkomen op minimumniveau.

Artikel 1:2 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

  • 1.

    Een aanvraag om subsidieverlening voor activiteiten waarop ook een beroep is of zal worden gedaan op fondsen van de Europese Unie, is tijdig ingediend indien deze aanvraag vóór 15 november in het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, is ingediend.

  • 2.

    Het college kan op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid een besluit nemen onder de voorwaarde van subsidieverlening door of vanwege de Europese autoriteit overeenkomstig de betreffende aanvraag.

  • 3.

    Het college kan in verband met een doelmatige verdeling van het beschikbare budget aan subsidieontvangers met gelijksoortige activiteiten de verplichting opleggen dat zij functioneel samenwerken en hun activiteiten op elkaar afstemmen.

Artikel 1:3 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan in aanvulling op artikel 9 van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2019 een subsidieaanvraag ook weigeren indien:

  • a.

    de subsidieontvanger zich blijkens zijn statuten niet dan wel in onvoldoende mate inzet voor de bestrijding van de werkloosheid en/of de bevordering van de maatschappelijke participatie van mensen die langdurig zijn aangewezen op een inkomen op minimumniveau;

  • b.

    de activiteiten leiden tot doorkruising van andere werkgelegenheidsbevorderende activiteiten;

  • c.

    de activiteiten leiden tot onredelijke concurrentie jegens derden;

  • d.

    de activiteiten niet arbeidsmarktrelevant zijn.

Artikel 1:4 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1:2 het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende kalenderjaar is vastgesteld.

  • 2.

    Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in het eerste lid overschrijdt, worden de aanvragen toegekend op basis van de volgorde van binnenkomst bij het college.

Toelichting bij hoofdstuk 1 Nadere regels subsidies gemeente Groningen

Paragraaf 1.1 Arbeidsmarktbeleid en maatschappelijke participatie

Artikel 1:1 Subsidiabele activiteiten

Het gaat in dit artikel hoofdzakelijk om activiteiten die duidelijk ten doel hebben de kansen van langdurig werklozen op de reguliere arbeidsmarkt te vergroten. Het kan hierbij gaan om werk-/leerprojecten maar ook om scholingstrajecten op allerlei niveaus. Uitgangspunt moet zijn dat er uiteindelijk voor de betrokken deelnemers aan de projecten betere kansen ontstaan op de reguliere arbeidsmarkt. Hiernaast kan het gaan om projecten die in het kader van arbeidsinschakeling een bijdrage leveren aan het vergroten van de maatschappelijke participatie van mensen die langdurig zijn aangewezen op een inkomen op minimumniveau.

Artikel 1:2 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

In het eerste en tweede lid gaat het in de praktijk om een beroep op het Europees Sociaal Fonds. De gemeente fungeert hierbij als doorgeefluik. De Europese regeling stelt hier als voorwaarde voor de verstrekking van een subsidie dat de gemeente ofwel het te subsidiëren project zelf uitvoert ofwel zich garant stelt voor de goede uitvoering van het te subsidiëren project.

Artikel 1:3 Aanvullende weigeringsgronden

Het onder a gestelde heeft ten doel te voorkomen dat puur commerciële activiteiten worden gesubsidieerd.

Onder b tot en met d worden in dit artikel situaties genoemd waarin subsidieverstrekking overbodig dan wel strijdig is met de doelstelling van werkloosheidsbestrijding. Om aanvragen hierop te kunnen beoordelen zal, indien nodig, extern nader advies worden ingewonnen. Gedacht kan worden aan het UWV voor wat betreft de arbeidsmarktrelevantie en bedrijfsorganisaties (voor de verschillende bedrijfstakken) als het gaat om het aspect van oneerlijke concurrentie.

 

C. Paragraaf 4:4 ‘Diversiteit’ luidt als volgt:

Paragraaf 4.4 Diversiteit

Artikel 4:13 Begripsbepalingen

In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de verordening en in paragraaf 4.1 wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:

  • 1.

    Diversiteitsbeleid: beleid gericht op gelijke kansen voor iedere inwoner om op een gelijkwaardige wijze deel te nemen aan de samenleving en zich te kunnen ontwikkelen en ontplooien ongeacht sekse, huidskleur, leeftijd, mate van gezondheid, seksuele voorkeur, religieuze en politieke overtuiging, burgerlijke staat of opleiding.

  • 2.

    integratie: het proces dat leidt tot zelfredzaamheid van etnisch culturele groepen in de samenleving in economisch, educatief, sociaal en cultureel opzicht;

  • 3.

    emancipatie: het streven naar gelijke kansen en eerlijke maatschappelijke verhoudingen door het bevorderen van zelfontplooiing, zelfredzaamheid, eigen kracht, veiligheid en weerbaarheid;

  • 4.

    dialoog: een gesprek tussen meerdere personen of groepen gericht op het vergroten van het wederzijds begrip over thema’s op het gebied van diversiteit, integratie of emancipatie;

  • 5.

    Doelstellingen: de doelstellingen in het burgerschap en diversiteitsbeleid met onder meer de resultaatgebieden mensenrechten, antidiscriminatie, vrouwenemancipatie en emancipatie en acceptatie van LHBTI’ers

  • 6.

    Vrijwilligersorganisatie: organisatie die voor de uitvoering van haar activiteiten geen permanente arbeidsrelatie is aangegaan met degenen die de activiteit(en) ondersteunen en uitvoeren. Wel kan zij voor de uitvoering van activiteiten arbeidsrelaties van beperkte duur aangaan.

  • 7.

    Platform voor religie en levensbeschouwing: een samenwerkingsverband van in Groningen aanwezige religies en levensbeschouwingen dat tot doel heeft de onderlinge samenwerking, respect en solidariteit tussen verschillende religieuze en levensbeschouwelijke groeperingen, maar ook tussen burgers algemeen te bevorderen;

  • 8.

    Discriminatiemeldpunt: Het Discriminatie Meldpunt Groningen (DMG) is een onafhankelijke en bij of krachtens wet ingestelde organisatie die zich ten doel stelt het voorkomen, signaleren en bestrijden van discriminerende uitingen, gedragingen of regelgeving;

  • 9.

    COC Groningen en Drenthe: Een organisatie die de belangen van de Groninger LHBTI-gemeenschap behartigt en activiteiten uitvoert die deze belangen ten goede komen en de sociale acceptatie en zichtbaarheid van LHBTI inwoners vergroten.

  • 10.

    Platform LGBT Groningen: Een samenwerkingsverband van in Groningen aanwezige LHBTI-organisaties met tot doel de onderlinge samenwerking tussen deze verschillende groeperingen, maar ook tussen burgers en deze groeperingen te bevorderen en de zichtbaarheid en sociale acceptatie van LHBTI inwoners te vergroten;

  • 11.

    Vrouwencentrum: een interculturele ontmoetingsplek in de gemeente Groningen waar vrouwen, met- en zonder kinderen, met verschillende achtergronden en culturen elkaar ontmoeten en dat is gericht op de bewustwording van de maatschappelijke positie van vrouwen door hen te wijzen op het belang van het kunnen en durven kiezen waar het gaat om de inrichting van het leven binnen bestaande mogelijkheden

  • 12.

    Zelforganisatie: een rechtspersoon die opgericht en bestuurd wordt door de in Groningen aanwezige niet-westerse etnisch culturele gemeenschappen en die functioneert op basis van inzet vrijwilligers.

Artikel 4:13a Doel van de Subsidieregeling

Deze Subsidieregeling heeft tot doel het bevorderen van activiteiten van Groningse stedelijke vrijwilligersorganisaties/zelforganisaties en maatschappelijke organisaties door ondersteuning van activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van het Diversiteitsbeleid, waaronder in ieder geval de instellingen genoemd in artikel 4:13 onder 8. tot en met 11.

Artikel 4:13b Ontvanger subsidie

  • 1.

    Subsidie kan worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over ervaring met de doelgroep waarop de activiteit zich richt en die woonachtig (voor natuurlijke personen) dan wel statutair en feitelijk gevestigd (voor rechtspersonen) is in Groningen.

  • 2.

    Indien de aanvrager een natuurlijke persoon is, heeft hij ten minste twee andere Groningers bereid gevonden de aanvraag te ondersteunen.

  • 3.

    Natuurlijke personen kunnen alleen als vrijwilliger subsidie aanvragen.

  • 4.

    Aan natuurlijke personen worden subsidies tot maximaal € 750,- verstrekt.

Artikel 4:14 Relevant procedure

(vervallen)

Artikel 4:15 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen aan een vrijwilligersorganisatie/zelforganisaties, bewonersinitiatieven of een maatschappelijke organisatie als de activiteit gericht is op één of meer van de activiteiten die:

    • a.

      dialoog en verbinding tussen groepen bewerkstelligen, opbouw van netwerken en het bespreekbaar maken van de kernwaarden van de democratische staat.

    • b.

      ertoe bijdragen dat meer Groningers mensen accepteren die anders zijn dan zijzelf (in afkomst, opleiding, burgerlijke staat, politieke overtuiging, levensbeschouwing of religie, ras, seksuele gerichtheid of sekse) en dat in hun gedrag laten zien;

    • c.

      gericht zijn op het opzetten en inrichten van een vrijwilligersorganisatie voor een groep die relevant is voor het diversiteitsbeleid en voor wie nog geen vrijwilligersorganisatie bestaat in de stad, dan wel voor het aantrekken van jongeren binnen een bestaande vrijwilligersorganisatie.

    • d.

      gericht zijn op het uitvoeren van inloop en ondersteuningsactiviteiten voor kwetsbare groepen, zoals organisaties voor oudere migranten en organisaties van voormalige vluchtelingen, met een achterban die door taalproblemen de weg naar de reguliere voorzieningen niet kan vinden.

    • e.

      ertoe bijdragen dat emancipatie wordt vergroot.

    • f.

      het bevorderen van het inburgeringproces, met inachtneming van de eigen identiteit en daarbij behorende behoeften door de zelforganisaties;

    • g.

      de samenwerking bevorderen met andere sociaal-maatschappelijke organisaties en instellingen;

    • h.

      een bijdrage leveren aan de bewustwording, participatie en integratie van de migrantengroepen in de samenleving en de spreekbuisfunctie c.q. belangenbehartiging voor deze zelforganisaties.

  • 2.

    Het college kan subsidie verlenen aan de instellingen genoemd in artikel 4:13 onder 8. tot en met 11 voor activiteiten zoals die zijn beschreven in de voor die instellingen van toepassing zijnde Programma’s van Eisen.

  • 3.

    Het college kan aan een platform voor religie en levensbeschouwing subsidie verlenen voor:

    • a.

      activiteiten die zijn gericht op de rol van gespreks- en netwerkpartner van de gemeente en van maatschappelijke organisaties in de gemeente Groningen;

    • b.

      het gezamenlijk naar buiten treden met activiteiten ter bevordering van de dialoog tussen de deelnemende religies en levensbeschouwingen en de inwoners van de gemeente Groningen.

Artikel 4:16 Subsidie per activiteit

  • 1.

    In afwijking van artikel 4:3 bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 4:15 eerste lid per zelforganisatie maximaal € 1.250,- onder de voorwaarde dat maximaal twee zodanige organisaties per etnische groepering uit een niet-westers land voor de basissubsidie in aanmerking kunnen komen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 4:3 van dit hoofdstuk bedraagt de subsidie voor de in artikel 4:15 lid 3 genoemde activiteiten maximaal € 2.500,-- per jaar

Artikel 4:17 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

  • 1.

    Een zelforganisatie aan wie een basissubsidie is verleend, is verplicht als gesprekspartner voor het college te fungeren over:

    • a.

      algemene zaken die betrekking hebben op onderwerpen op het gebied van diversiteit of integratie;

    • b.

      specifieke zaken die betrekking hebben op de achterban van de subsidie-ontvangende zelforganisatie.

  • 2.

    De activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd dient aanvullend te zijn op het activiteitenaanbod op het bestaande activiteitenaanbod van lokale maatschappelijke voorzieningen;

  • 3.

    Het platform als bedoeld in artikel 4:13 onder 7. is verplicht om deelname toe te staan van vertegenwoordigingen van elke religie of levensbeschouwing die actief in de gemeente Groningen beleden wordt.

  • 4.

    Bij subsidieaanvragen voor activiteiten waarvan de begroting hoger is dan € 7.500 geldt een verplichte cofinanciering van minimaal:

    10% voor vrijwilligersorganisaties;

    30% voor maatschappelijke organisaties.

    De aanvrager geeft aan wat de overige financieringsbronnen zijn, en wat de omvang ervan is.

Artikel 4:18 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college weigert aanvragen voor subsidie op het gebied van ontspanning, ontmoeting in eigen kring, politiek, cultuur, sport, religie of levensbeschouwing.

  • 2.

    De subsidieaanvraag kan geweigerd worden indien de aanvraag betrekking heeft op dezelfde activiteit als het voorgaande jaar.

  • 3.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:35 Awb en artikel 6 van de Verordening kan de subsidieaanvraag ongeacht de hoogte van de aanvraag geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:

    • a.

      er onvoldoende andere financieringsbronnen zijn gevonden;

    • b.

      de activiteiten niet of in onvoldoende mate een aanvulling zijn op reeds bestaande activiteiten van andere (vrijwilligers- of professionele) organisaties, of zich daar niet of in onvoldoende mate van onderscheiden;

    • c.

      de activiteiten in tegenspraak zijn of een dubbeling zijn met gemeentelijk beleid op andere beleidsterreinen.

Artikel 4:19 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    het subsidieplafond voor de op deze paragraaf gebaseerde subsidies is gelijk aan de daarvoor in de begroting opgenomen bedragen.

  • 2.

    Het college kan een deel van het beschikbare budget reserveren voor de in artikel 4:15 tweede lid en derde lid genoemde activiteiten.

  • 3.

    Als het totaal van de subsidieaanvragen voor een subsidie, zoals bedoeld in artikel 4:15, eerste lid, hoger is dan het hiervoor beschikbare subsidiebudget, worden de aanvragen gehonoreerd die het beste scoren op de onderstaande criteria. Daarbij weegt het eerst genoemde criterium zwaarder dan het tweede, het tweede zwaarder dan het derde enzovoort:

    • a.

      inhoudelijke relevantie en impact in relatie tot het diversiteitsbeleid;

    • b.

      mate van innovatie;

    • c.

      duurzaamheid: in welke mate beklijven de resultaten?

    • d.

      samenwerking met anderen;

    • e.

      schaalbaarheid: in hoeverre kan het resultaat elders in de gemeente worden toegepast?

    • f.

      projectmatige opzet.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2019

 

Aldus besloten in de collegevergadering van 2 juli 2019

de burgemeester,

Peter den Oudsten

de secretaris,

Diana Starmans

Naar boven