Gemeenteblad van Leiden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2019, 170364 | Verordeningen |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2019, 170364 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent participeren in inspraak (Participatie- en inspraakverordening 2019)
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Onderwerp verordening
Deze verordening bevat regels over de rol van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bij burgerinitiatieven tot wijziging van het gemeentelijk beleid en de rol van inwoners, belanghebbenden en deskundigen bij gemeentelijke initiatieven tot wijziging van het beleid.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Publieksparticipatie: Het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, bedrijven en belanghebbenden bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid, projecten en programma’s met impact in de stad ten behoeve van gemeentelijke besluitvorming. Publieksparticipatie kan de vorm aannemen van informatie geven, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen;
Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken en daarover van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad dan wel door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;
Het eventueel bijgestelde beleidsvoornemen wordt samen met de schriftelijke ingekomen reacties, het vastgestelde verslag van de inspraakbijeenkomst(en) en een document waarin een verantwoording wordt gegeven van de wijze waarop met de ingekomen reacties, respectievelijk de gemaakte opmerkingen is gehandeld, door burgemeester en wethouders vastgelegd in een eindrapportage, met dien verstande dat dat zo spoedig mogelijk plaatsvindt doch uiterlijk binnen6maanden na afloop van de inspraaktermijn. Burgemeester en wethouders kunnen eenmaal schriftelijk en gemotiveerd besluiten deze termijn met6 maanden te verlengen. Dit besluit wordt ter kennis van de raad gebracht.
Degenen die een schriftelijke reactie hebben ingezonden dan wel aanwezig waren bij een inspraakbijeenkomst wordt een afschrift van deze stukken toegezonden of worden geïnformeerd over de tijd en plaats waar deze stukken ter inzage liggen. Bij die gelegenheid worden betrokkenen tevens geïnformeerd over de nader te volgen procedure, inclusief het tijdpad.
Artikel 11 Ontvangen burgerinitiatieven
De gemeenteraad neemt uitsluitend burgerinitiatieven in behandeling die van burgemeester en wethouders zijn ontvangen op basis van artikel 10, zesde lid en zijn ingediend door degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.
Artikel 13 Beraadslaging en besluitvorming
De voorzitter van de raad zal de initiatiefnemers schriftelijk uitnodigen voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De initiatiefnemers hebben tijdens deze vergadering de gelegenheid om het initiatief mondeling toe te lichten en eventuele vragen uit de raad te beantwoorden.
Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking daarvan. Op die datum vervallen de Participatie en inspraakverordening 2012 (RV 12.0105) en de Verordening Burgerinitiatief 2005 (RV 05.0013).
Toelichting Participatie- en inspraakverordening 2019
De verordening Participatie en Inspraak 2012 is aangepast waardoor deze verordening 2019 beter past bij deze tijd en bij de ambities van dit college. Het Beleidsakkoord 2018 – 2022 heeft als titel ‘Samen maken we de Stad’. Samen met de stad betekent samenwerken met de stad en gebruik maken van alle kennis en kunde die in onze stad aanwezig is. Daarnaast spreekt het college in het akkoord de ambitie uit om alle belangen breed in beeld te brengen. Belangrijk onderdeel hierbij is dat mensen die minder in beeld zijn of minder vaak meepraten actief worden opgezocht. Bijvoorbeeld door het voeren van huiskamergesprekken of de inzet van online participatiemiddelen.
Deze verordening brengt de spelregels voor participatie in beeld, de kaders voor participatie. Bij aanvang van een participatietraject wil het college op basis van de verordening vaststellen welke manier van participatie wordt ingezet en tegen welke kosten. Het college zal daar gedurende de looptijd van een project op sturen.
In deze toelichting worden alleen de begrippen en artikelen toegelicht die niet vanzelfsprekend zijn.
Het onderwerp van deze verordening gaat niet alleen over de vraag hoe de gemeentelijke overheid het publiek kan betrekken bij eigen beleidsvoornemens of plannen, maar ook hoe de gemeente omgaat met beleidsvoorstellen of andere plannen die worden ingediend of geïnitieerd vanuit het publiek. Dit zijn eigenlijk twee kanten van dezelfde medaille: participatie. Hiermee combineert deze verordening de voormalige verordeningen Burgerinitiatief uit 2005 en de Participatie- en inspraakverordening uit 2012.
De verschillende vormen van publieksparticipatie kunnen als volgt worden omschreven:.
Er is gekozen voor een ruime definitie van het begrip burgerinitiatief.
De verschillende vormen van overheidsparticipatie kunnen als worden omschreven:
Voor (bouw)initiatieven van derden is een specifieke vorm van overheidsparticipatie. Hiervoor is een werkwijzer opgesteld. Artikel 4 lid 6 van deze verordening biedt daarvoor de uitdrukkelijke grondslag. Deze Werkwijzer geeft initiatiefnemers handvatten voor het verder uitwerken van hun (bouw)initiatief en hoe daarbij belanghebbenden te betrekken.
Inspraak is een speciale vorm van publieksparticipatie. Inspraak vindt gewoonlijk plaats in de laatste fase van besluitvorming. Inspraak heeft niet alleen tot doel het draagvlak van een besluit na te gaan, maar is ook een gelegenheid waarbij het individueel belang van een inspreker kan worden afgewogen tegen het belang dat door het besluit wordt gediend.
Er zijn twee uitsluitingsgronden:
Bij de aanvang van een proces waarin van publieksparticipatie sprake is, wordt van tevoren besloten over het doel en de inrichting van het participatieproces en de kosten daarvan. Het college zal daar gedurende de looptijd van een project op sturen. Dit besluit wordt bekendgemaakt. Is de raad uiteindelijk betrokken bij het proces, omdat het uitmondt in een raadsvoorstel, dan wordt de raad hier meteen van op de hoogte gesteld.
Dit artikel geeft het college ook de mogelijkheid om voor bepaalde beleidsterreinen nadere regels te stellen.
Als bij de start van het proces direct duidelijk is welke belanghebbenden betrokken moeten worden, kunnen vertegenwoordigers van deze belanghebbenden mogelijk betrokken worden bij de inrichting van het participatieproces.
Bij een publieksparticipatietraject worden belangen breed in beeld gebracht. Vanzelfsprekend wordt er ingezet om belanghebbenden die dat willen deel te laten nemen aan een participatietraject. Hierbij schenkt de gemeente extra aandacht aan het bereiken van doelgroepen die minder makkelijk te bereiken lijken.
Burgemeester en wethouders kunnen een initiatief weigeren als er onvoldoende draagvlak voor is bij de belanghebbenden. Het College kan indien er weinig belanghebbenden zijn, al deze belanghebbenden rechtstreeks raadplegen. In de meeste gevallen zal het College te rade gaan bij organisaties of groepen die optreden als belangenbehartiger en als zodanig zijn erkend.
Soms is publieksparticipatie zinloos als het bevoegdheden betreft van andere bestuursorganen, of is participatie zinloos omdat de gemeente in haar handelen vast zit aan hogere wetgeving of omdat hogere wetgeving participatie uitsluit. Soms is publieksparticipatie overbodig, als dit proces al is doorlopen. Het is ook niet de bedoeling dat participatie een herhaling van zetten wordt.
Artikel 7 tot en met 9 komen overeen met de artikelen die in de huidige Verordening Inspraak en Participatie zijn opgenomen.
Het college doet alleen mee aan een burgerinitiatief als dit initiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen daarvan. Ook kijkt het college of de weigeringsgronden van toepassing zijn. Het college kan daarbij nadere voorwaarden stellen. Right to Challenge: Het recht wordt niet geregeld in deze verordening, wel de procedure waarmee zo’n recht gestalte kan krijgen.
Hier zijn potentiële weigeringsgronden opgenomen, deze weigeringsgronden hebben geen automatische werking. Het college moet eerst afwegen of de hier genoemde weigeringsgronden voldoende relevant zijn om tot weigering over te gaan.
Hier staan de absolute weigeringsgronden, als één van deze gronden aanwezig is, doet de gemeente niet mee. Deze weigeringsgronden zijn ook genoemd in de Algemene Subsidieverordening 2012 van Leiden.
De beperkingen die dit lid stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de Raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het initiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.
Hoofdstuk XIII van de Gemeentewet richt zich op het stimuleren van een goed financieel beheer. Dit door in strikte bepalingen het vaststellen van de begroting, de jaarrekening en de goedkeuring van de begroting vast te leggen. Hier worden onder andere eisen aan de te nemen besluiten gesteld en termijnen waarbinnen een en ander moet plaatsvinden neergelegd. Het is niet de bedoeling dat een burgerinitiatief deze wettelijke procedures doorkruist.
Op grond van artikel 132 lid 6 van de Grondwet is het de formele wetgever die bepaalt welke belastingen door het gemeentebestuur kunnen worden geheven. Derhalve kunnen gemeentelijke belastingen geen onderwerp zijn van een burgerinitiatief.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.
Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.
Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.
Initiatieven waarop de weigeringsgronden niet van toepassing zijn, maar die niet passen binnen de bestaande gemeentelijke beleids- en financiële kaders, worden in eerste instantie geweigerd. Mocht het college deelname aan een initiatief uitsluitend op deze gronden weigeren (dus niet op basis van de andere genoemde weigeringsgronden, die staan in lid 4 en lid 5) dan wordt dit besluit met een advies ter behandeling aan de raad gezonden.
Het advies van het college omvat een toets of het burgerinitiatief aan de formele eisen voldoet, zoals tijdigheid, juiste indiening. Daarnaast omvat het advies, als het burgerinitiatief voldoet aan deze eisen een inhoudelijk advies. De raad kan dan besluiten om buiten haar eigen kaders te treden en het college opdracht te geven om wél te participeren.
Hier vindt dus een scheiding plaats tussen:
Het doorzenden van het initiatief naar de gemeenteraad als burgerinitiatief is optioneel. Na beoordeling zal het college aan de initiatiefnemer vragen 1) of hij/zij het wil 2) of hij/zij de set compleet wil maken voor burgerinitiatief. Na reactie zorgt het college voor het sturen van het initiatief naar de gemeenteraad, inclusief het advies.
Als burgemeester en wethouders op grond van artikel 10, lid 1 van oordeel zijn dat het initiatief niet past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en geen van de weigeringsgronden uit artikel 10, lid 4 en 5 van toepassing zijn, kunnen zij het voorstel, inclusief advies voor behandeling aan de raad sturen. De gemeenteraad neemt alleen burgerinitiatieven in behandeling die zijn ingediend door kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Om ook jongeren meer te betrekken is de leeftijd waarop initiatiefvoorstellen kunnen worden ingediend verlaagd naar 16 jaar. Jongeren kunnen op deze wijze (vroegtijdig) betrokken worden bij de gemeentelijke politiek ook al omdat deze leeftijdsgroep een eigen problematiek heeft.
Een besluit over een burgerinitiatief volgt de normale besluitvormingsprocedure zoals vastgelegd in de Verordening op de raadscommissies Leiden en het Reglement van Orde gemeenteraad Leiden. Na agendering door het presidium wordt een initiatiefvoorstel inhoudelijk voorbereid in de betreffende vakinhoudelijke raadscommissie, waarna het voor bespreking in de raad wordt geagendeerd.
De inspraak- en referendumverordening zijn ook van toepassing bij burgerinitiatieven. Het kan dus zo zijn dat voordat de raad een besluit kan nemen over een op de agenda geplaatst onderwerp eerst een inspraakprocedure moet worden doorlopen conform deze verordening (maar dan over het gedeelte dat de inspraak regelt). Ook is het mogelijk dat een referendumverzoek wordt ingediend t.a.v. het concept-raadsbesluit conform de referendumverordening.
Het eerste tot en met derde lid van dit artikel regelen dat de initiatiefnemers in zowel de commissievergadering als de raadsvergadering waarin het voorstel wordt behandeld, de gelegenheid krijgen hun voorstel mondeling toe te lichten, eventuele vragen van de raad te beantwoorden en deel te nemen aan de beraadslaging over het initiatief. Het is uiteraard de bedoeling dat deze mogelijkheid standaard wordt geboden. De ‘kan’-bepaling is opgenomen voor die gevallen waarbij een initiatief wordt afgewezen op puur formele gronden (bijvoorbeeld in het geval de aanvraag niet voldoet aan de eisen of de aanvrager niet gerechtigd is een aanvraag in te dienen). Dan zal het in de meeste gevallen niet nodig zijn daarover in de raad of commissie te discussiëren.
Met het vierde, vijfde en zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raad. Op grond van het eerste en vierde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgervoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2019-170364.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.