Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2015

Bekendmaking wijziging in de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2015

De raad van de gemeente Zwolle;

Besluit:

artikel 2:10 en artikel 4:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2015 te wijzigen, zoals hieronder aangegeven. Deze wijziging treedt per 1 januari 2019 in werking.

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen in de openbare ruimte in strijd met de publieke functie ervan

  • 1.

    Het is verboden de openbare ruimte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

    • a.

      het beoogde gebruik gevaar oplevert voor de bruikbaarheid of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud daarvan of schade toebrengt aan de openbare ruimte.

    • b.

      van het beoogde gebruik niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het gebruik melding is gedaan aan het college op een door het college vastgesteld meldingsformulier.

  • 2.

    Het college kan in het belang van de woon- en leefomgeving en de bruikbaarheid van de openbare ruimten en het doelmatig en veilig gebruik daarvan, nadere regels stellen over handelingen als bedoeld in lid 1. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      Het plaatsen van uitstallingen en reclameobjecten;

    • b.

      Het plaatsen van terrasmeubilair en toebehoren.

  • 3.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar terrasmeubilair en toebehoren mogen worden geplaatst.

  • 4.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24

    • b.

      uitstallingen en reclameobjecten in winkelcentra of winkelstraten buiten de binnenstad, die zijn geplaatst in overeenstemming met afspraken die door de winkeliersvereniging of door tenminste 70% van de winkeliers zelf, schriftelijk zijn gemaakt en die door het college zijn bekrachtigd.

    • c.

      uitstallingen en reclameobjecten in winkelcentra of winkelstraten buiten de binnenstad waarvoor geen afspraken zijn gemaakt als bedoeld in dit lid onder b, die zijn geplaatst in overeenstemming met artikel 3 van de op basis van lid 2a gestelde nadere regels over vrije doorgang verkeer,

    • d.

      uitstallingen en reclameobjecten in alle overige delen van de stad (inclusief de binnenstad), die voldoen aan de op basis van lid 2a gestelde nadere regels;

    • e.

      verwijsborden die voldoen aan de op basis van lid 2a gestelde nadere regels

    • f.

      terrasmeubilair en toebehoren ten behoeve van terras waarvoor vergunning is verleend op grond van artikel 2.28 of 2.28a of die zijn geplaatst in de door het college aangewezen gebieden als bedoeld in lid 3 en die voldoen aan de op basis van lid 2b gestelde nadere regels;

    • g.

      banners, vlaggen, wimpels of vlaggenstokken, voor zover zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • h.

      voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijs kortstondig op de weg gebracht worden in verband met het laden en lossen ervan, mits geen schade wordt toegebracht aan de weg, het geen gevaar of belemmering vormt, en de voorwerpen of stoffen onmiddellijk na beëindiging van het laden en lossen, in elk geval voor zonsondergang, van de weg verwijderd worden en de weg hiervan gereinigd is;

    • i.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard, voor zover deze geen schade toebrengen aan de weg of geen gevaar of belemmering vormen;

    • j.

      voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de Omgevingsverordening Overijssel 2009;

    • k.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

 

Artikel 4:15 Verbod handelsreclame op, aan of bij een onroerende zaak of vaartuig

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning op, aan of bij een onroerende zaak of vaartuig, handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats.

  • 2.

    De vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend als omgevingsvergunning voor handelsreclame door het bevoegde gezag.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak of terrein;

    • b.

      indien de reclame-uiting hetzij op zichzelf, hetzij in relatie met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

  • 4.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      Onverlichte opschriften of afbeeldingen op luifels en zonneschermen die maximaal 10% van de oppervlakte bedekken en zijn aangebracht onder de denkbeeldige lijn tussen de begane grond en de eerste verdieping van het pand.

    • b.

      Onverlichte opschriften of afbeeldingen op ramen en glazen deuren.

    • c.

      Onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen kleiner dan 0,5 m² en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:

      • een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting vaneen onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

      • en betrekking heeft op het beroep of dienst dat in het pand wordt uitgeoefend.

    • d.

      Onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde werkzaamheden of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van de werkzaamheden betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij de werkzaamheden of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • e.

      Onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

    • f.

      Onverlichte handelsreclame op of aan de gevel van onroerende zaken of op of aan vaartuigen met een bedrijfsmatige bestemming of vergund gebruik buiten de binnenstad.

    • g.

      Handelsreclame door een reclamebedrijf dat hiervoor een contract met de gemeente heeft gesloten.

    • h.

      Vlaggen en wimpels aan de gevel van panden in de binnenstad als zij betrekking hebben op en voor de duur van acties van kennelijk tijdelijke aard (maximaal zes weken).

      • Per gevel maximaal één vlag en/of wimpel.

      • geen gevaar of hinder voor personen of goederen optreedt;

      • geen onderdeel van de vlag, wimpel of vlaggenstok zich minder dan 2,3 meter boven de weg bevindt;

      • geen onderdeel zich op minder dan 0,6 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt.

      • vlaggen, wimpels en vlaggenstokken dienen van de gevel te worden verwijderd zodra zij hun feitelijke betekenis hebben verloren doch in ieder geval na het verstrijken van een periode van 6 weken.

    • i.

      Reclameborden op sportparken, mits het naar binnen gekeerde reclameborden of reclamedoeken (winddoeken) langs velden zijn.

    • j.

      Gevelreclame en/of reclamebouwwerken waarvoor voor 2019 vergunning danwel toestemming is verleend, mogen worden gehandhaafd.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 januari 2019

drs. H.J. Meijer, voorzitter

drs. A. ten Have, griffier

Naar boven