Wijziging Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

 

Overwegende:

 

in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is vastgelegd dat de maatschappelijke opvang landelijk toegankelijk is. Sinds 2015 hebben gemeenten afspraken gemaakt over de manier waarop zij samen de verantwoordelijkheid daarvan nemen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het convenant landelijke toegankelijkheid. De afgelopen jaren bleek uit het Trimbos onderzoek dat er (centrum)gemeenten zijn die regiobinding toepasten; oftewel cliënten niet in zorg namen omdat zij geen/onvoldoende binding zouden hebben met de regio. Om de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang beter te waarborgen heeft de Vereniging van Nederlandse gemeenten het huidige convenant aangescherpt en het verzoek bij de gemeenten neergelegd om het aangepaste convenant te ondertekenen. Niet alleen de centrumgemeenten worden verzocht het convenant te tekenen, maar alle gemeenten in Nederland.

 

Het aangepaste convenant moet ervoor zorgen dat de uitvoering van de landelijke toegankelijkheid in de toekomst beter wordt uitgevoerd en dat mensen niet meer tussen wal en schip vallen.

Besluit:

  • 1.

    Het convenant landelijke Toegankelijkheid 2019 aan te gaan.

  • 2.

    De wijzigingen voortvloeiend uit het nieuwe convenant overeenkomstig de was-wordt-lijst op te nemen in de Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2018.

Haarlem, 11 juni 2019

De secretaris,

De burgemeester,

Bijlage Was-wordt-lijst Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2018

 

Hoofdstuk

Was

Wordt

6.1

Tweede alinea

De gemeente Haarlem conformeert zich aan het convenant “Landelijke toegang maatschappelijke toegang” van de VNG.

De gemeente Haarlem conformeert zich aan “Convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang” van de VNG.

6.1

Derde alinea

De BCT onderzoekt in welke centrumgemeente de maatschappelijke opvang het beste kan plaatsvinden. Om vast te stellen waar de cliënt het beste maatschappelijke opvang kan krijgen onderzoekt de BCT de volgende feiten en omstandigheden:

- De aanwezigheid van een positief sociaal netwerk

- Voorwaarden voor een succesvol traject zoals bijvoorbeeld (lopende) hulpverlening en/of schulddienstverlening

- Gegronde redenen om tegemoet te komen aan de wens van de cliënt om in een bepaalde regio/gemeente te worden opgevangen. Deze redenen moeten voor alle betrokken partijen aanvaardbaar zijn

De BCT onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen in het beginsel het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

De BCT betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient de BCT ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

a. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.

 

- Als contra-indicatie om een cliënt te plaatsen in een bepaalde regio gelden redenen om de cliënt uit zijn oude (negatieve) sociale netwerk te halen, of agressie tegen medewerkers van betrokken partijen in de betreffende regio.

b. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.  

6.1

Derde alinea

De cliënt heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaal twee jaar aantoonbaar zijn hoofdverblijf in de centrumgemeente of regio gehad. Dit moet blijken uit de inschrijving in de BRP of het bekend en geregistreerd zijn bij zorginstellingen

woonplaats: de gemeente waarvan de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen.

6.1

Vijfde alinea

Het kan nodig zijn de cliënt in afwachting van de overdracht kortdurend opvang te verlenen

Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

 

Naar boven